Een veelstromenland
Als geen ander aaneengesloten gebied op aarde, wordt Groot-Guyana geheel omgrensd door een drietal zeer grote rivieren: de Amazone, die de grootste van alle op aarde is, een van haar voornaamste zijtakken, de Rio Negro, en de Orinoco, die ook al niet behoeft onder te doen voor de belangrijkste rivieren in Europa of Azië. Tussen de deltamondingen van de Orinoco - een geheel en al Venezolaanse rivier - en die van de Amazone, welke evenals de Rio Negro geheel en al door hedendaags Brazilië stroomt, wordt heel de Wilde Kust doorsneden met kleinere rivieren, die intussen toch altijd nog vergelijkbaar zijn met de Rijn of de Rhône. Aangezien bijna al deze rivieren de mogelijkheid schiepen die de avonturiers aan de Wilde Kust benutten om in het land door te dringen en er hun kolonies te vestigen, is het goed hun eigenaardigheden, al is het maar vluchtig, in beschouwing te nemen.
Tijdens het regenseizoen gemakkelijk bevaarbare rivieren bieden in de ‘droge tijd’ dikwijls slechts een moeizame doortocht voor zelfs de primitiefste korjalen.
Om te beginnen, de Orinoco die in het hart van Groot-Guyana zijn oorsprong heeft, merkwaardigerwijs eerst westwaarts, dan met een enorme bocht noordwaarts, en vervolgens met een even grote zwaai oostwaarts stroomt, onderwijl sterk aangroeiend door het opnemen van de Rio Meta die in de Andes ontspringt, en van talloze zijriviertjes uit het zuiden en het westen. Alvorens zich naar het noorden te keren, komt de Orinoco bij het plaatsje Piedra Lais ‘op loopafstand’ nabij de Casiquiare, die in de Rio Negro uitmondt. Zodoende is het Orinocobekken praktisch verbonden met het grote Amazonestroomgebied. En dit is niet de enige plaats met zulk een mogelijkheid; deze doet zich ook voor tussen de Rio Guaina (zoals de Rio Negro verder stroomopwaarts heet) en de Atabapo, een linker zijtak van de Orinoco, die een gedeelte van de grens tussen Venezuela en Columbia vormt. Het zijn communicatiemogelijkheden die wijde perspectieven openen voor de toekomstige openlegging van het meest westelijke en minst toegankelijke deel van het Guyaanse achterland.
Met de bevaarbaarheid van de Orinoco is het intussen niet zo best gesteld, de proporties in aanmerking genomen. Voor zeeschepen is dit slechts tot het huidige Ciudad Bolívar mogelijk; de zeilschepen der vroegere ‘veroveraars’ en avonturiers konden nog wel enige tientallen kilometers verder stroomopwaarts varen, maar zagen zich dan onherroepelijk gedwarsboomd door de stenen drempels - stroomversnellingen of cataracten - die kenmerkend zijn voor alle Guyaanse rivieren zonder uitzondering. Slechts op vrij korte afstand van het kustgebied, juist daar waar het hogere land begon, riepen zij de indringers een onverbiddelijk halt toe, - tenzij deze lieden bereid waren zich te voet verder in de wildernis te wagen. Hetgeen steeds een levensgevaarlijke onderneming was.
De grote uitzondering bleef ‘de moeder aller rivieren’, de Amazone, zelfs voor grotere schepen bevaarbaar tot de stad Manaus, waar zij de watermassa van de Rio Negro krijgt toegevoegd. Deze, door betrekkelijk laag land stromende brede rivier is met honderden eilandjes bezaaid, zowel voorals nadat hij de Rio Branco in zich heeft opgenomen, die ook vele honderden kilometers voor kleinere vaartuigen toegankelijk is, zijn oorsprong in de Serra Pacaraima vindt, nabij de huidige landsgrenzen van Venezuela, Brazilië en de Republiek Guiana. Het eigenaardige van de Rio Branco is, dat hij als enige van al de grote rivieren uit het hele gebied, van noord naar zuid stroomt. Zijn naam ontleent hij, evenals de Rio Negro, aan de kleur van het water, dat in de Rio Branco door kalkachtige bestanddelen een ietwat troebel-wit voorkomen heeft, in de Rio Negro door veel plantaardige bijmengsels een licht- en soms zelfs diepbruine kleur, dezelfde die