| |
| |
| |
| |
Inleiding
(a) Al is de drukletter in oorsprong uit de aard der zaak niets anders dan een lettervorm zoals deze eerst door de schrijvende hand werd gemaakt, toch heeft zij van het begin af aan een zeer eigen belangrijk kenmerk, namelijk dat van de constantheid. Die constantheid, verenigd met de regelmaat van de compositie der lettertekens tot het woordbeeld, is een eigenschap waardoor zelfs het slechtste drukwerk zich van een handschrift onderscheidt. Indien er weliswaar in zeer enkele gevallen een bedrieglijke overeenkomst is tussen een gedrukte en een geschreven pagina, dan is dat welhaast een curiositeit, veroorzaakt door een uitzonderlijk karakter van het schrijfresultaat in kwestie.
(b) Verschillende technische momenten hebben de mogelijkheden voor de lettervormen beperkingen opgelegd, ook al kan elke beperking door een kostbare, maar daardoor ook on-economische techniek wel eens worden overwonnen. Die beperking komt niet alleen van de zijde van de lettersnijder, maar ook van de lettergieter voor wie al te grillige en te subtiele vormen een te groot risico betekenen, gezien ook al de vele kleine bewerkingen die elke letter nog moet ondergaan nadat zij in ruwe vorm uit het gietinstrument is gekomen. In de zetterij komen daar dan nieuwe beperkingen bij. Het insluiten, maar evenzeer het distribueren, vraagt om eenvoudige en weinig breekbare, in het tweede geval ook goed onderscheidbare vormen; de vele staartbreuken van de langgestaarte Q getuigen van het gevaar van te subtiele vormen: 58 en 159, kol. 3: Descendiaen Romeyn, r. 8-9. Zelfs de swash-letter kent beperkingen. Alleen de in hout gesneden initialen, zg. bloemletters: 21, 31, 33, 49, 52, 53, 78, 127, 150, 156, 157, 175, die op een blokje werden geproduceerd, waren vrij van deze beperkingen, die om vereenvoudiging van de vormen vroegen. Daarin heeft de fantasie zich in de verschillende perioden met vaak grillige vormgevingen kunnen uitleven. Hetzelfde geldt trouwens voor de fleurons: 45, 46, 84, 95, 129, 159, 177, 191, 192.
(c) De beperkingen die aan de lettervorm reeds direct door de techniek werden opgedrongen, golden aanvankelijk niet voor de ligaturen voorzover deze niet al te kwetsbare vormen vereisten. De vele verbindingen in de letterkast van de incunabel-drukkers demonstreren nogmaals het feit, dat drukken in oorsprong niets anders is dan mechanisch schrijven. Het is vooral de techniek en dan wel in het bijzonder de economie van het zetten en dus ook de economie van de letterkast in de zetterspraktijk, waardoor het aantal ligaturen toch vrij spoedig beperkt werd. Enkele ligaturen bij recente typen getuigen er intussen van, hoezeer de harmonie van de letterverbindingen toch de gewenstheid van de ligatuur in sommige gevallen kan bepalen (bv. Van Krimpen: ae, ffi); tevens getuigen zij van de haast onweerstaanbare charme van de oude drukletter en haar vaste combinaties.
| |
| |
(d) Het toenemend onderscheid tussen de drukletter en de schrijfletter werd mede geconstitueerd door de beperking der verbindingen, door het overwegend geïsoleerd karakter van de drukletter dus, en door de constantheid van de onderlinge verhoudingen. Toch getuigt de ontwikkeling van de letter in deze opzichten niet het duidelijkst van het ontstaan van het eigen karakter van de drukletter. Daarvoor is namelijk het opmerkelijkste feit in de geschiedenis van de letter het invoeren van de civilité: 54, dus van de zestiende-eeuwse letter die doelbewust de geschreven hand, de zg. renaissance-hand,Ga naar voetnoot1. in druk tot uitdrukking wilde brengen. Die doelstelling als uitzonderlijke prestatie bij het lettermaken betekent dat de andere typen als autonome typografische vormen naast de lettervormen van de schrijvende hand werden ervaren.
(e) Bij het beoordelen van de bijdrage van een bepaald land of een bepaald cultuurgebied tot de typografie dient men op verschillende aspecten te letten. Van welk een uitzonderlijke hoogte in cultureel en dikwijls ook esthetisch opzicht het ontwerpen van een nieuwe lettertype ook kan zijn, van algemeen cultureel standpunt is de rijkdom aan letters in een zo groot mogelijk aantal drukkerijen van nog meer betekenis: 159, terwijl ook de bijdrage tot de verspreiding van de beste letters over andere cultuurgebieden een waardevolle factor is. Wat dit laatste betreft, dient men bijvoorbeeld te denken aan de betekenis van de Nederlanden voor de typografie in Engeland.Ga naar voetnoot2.
(f) In de geschiedenis van de letter in de Nederlanden is het werk van Gerard Leeu al vroeg een goed voorbeeld van gevarieerd letterbezit: 19-32.Ga naar voetnoot3. Waarom een incunabel-drukker zo dikwijls een nieuw lettertype liet vervaardigen, is een vraag die hier niet beantwoord behoeft te worden; wij kunnen ons beperken tot het constateren van het feit. Is voor de letterkast van Leeu, als van vele anderen trouwens, de zg. gothische of duitse letter kenmerkend, dan moet daarnaast vooral gewezen worden op het type dat Ketelaer & De Leempt reeds zo vroeg ter beschikking hadden en dat, versleten, op een Subiaco-type ging lijken: 12, 14, 16.
(g) De eerste die na de periode waarin een drukker overwegend met eigen middelen vervaardigde letter ter beschikking had, een nieuwe fase in de geschiedenis van de typografie der Nederlanden opent, is Hendrik Lettersnider: 43. Met hem begint definitief de scheiding tussen het bedrijf van de lettergieter en dat van de
| |
| |
drukker.Ga naar voetnoot4. Berust zijn betekenis evenzeer op de kwaliteit als op de invloedrijkheid van de door hem ontworpen letter, zijn plaats in de geschiedenis van de productie en verbreiding, in de economische geschiedenis van de boekdrukkunst derhalve, is feitelijk nog belangrijker. Na hem begrijpen wij en waarderen wij de lettervoorraad van het grootbedrijf van Plantijn namelijk beter. Van even grote betekenis, en dan bovendien nog in internationaal opzicht, blijkt de in Antwerpen gevestigde Franse lettersteker François Guyot te zijn, wiens romein en de daarbij behorende cursief al spoedig in geheel Europa, met uitzondering van Frankrijk, gebruikt werden. Zijn letterproef van c. 1550 is misschien de eerste in de geschiedenis van de lettergieterij.Ga naar voetnoot5.
(h) Pas in de zeventiende eeuw komt er weer een grote naam voor in de geschiedenis van de Nederlandse letter van het standpunt der creativiteit, namelijk die van de nog steeds niet geheel onbestreden Christoffel van Dyck: 159. Zijn betekenis reikt tot in de achttiende eeuw: 192, om daarna in de twintigste eeuw nog eens een uitzonderlijke hoogte te bereiken toen Jan van Krimpen een romein, de Romanée, bij zijn overgeleverde cursief tekende; 216, 217. In de achttiende eeuw wordt hij opgevolgd door Fleischman, wiens werk onverbrekelijk verbonden is aan de kostelijke rijkdom op het gebied van de letter en van de typografie in het algemeen van het huis Enschedé: 189, 190, 191.
(j) Het zijn figuren als Guyot, Plantijn, Marchand en Fleischman, die immers van oorsprong geen Nederlanders zijn, welke laten zien hoe weinig het nationaliteitsbeginsel in de cultuurgeschiedenis betekent. Wat voor personen geldt, geldt, zoals reeds werd opgemerkt, evenzeer voor de letter. De waarde van een Garamond als product van creativiteit zal niemand bestrijden; de unieke waarde voor de westerse typografie van de letter die met al haar varianten zo wordt aangeduid, is echter weer een fenomeen op zichzelf.Ga naar voetnoot6.
De plaats van een Garamond in de drukgeschiedenis moet telkens opnieuw worden vastgesteld waar wij te maken hebben met een drukker die van dit type gebruik maakt. De grote rijkdom van de drukkunst in de Nederlanden is daarom juist in huizen als die van Plantin-Moretus: 50,Ga naar voetnoot7. 51, 53, 54, 56, 58, 60, 78, 156, 157, 163, 195, Blaeu: 72, 73, 75, 94, 101, 116, 118, 119, 132, en Elzevier: 108, 142, 143, in de loop van anderhalve eeuw gelegen in de uitermate grote gevarieerdheid van de
| |
| |
letter waarover zij beschikten. In dit verband is dan ook kenmerkend voor de Nederlanden dat daar vrijwel met ieder alfabet gezet kon worden: Angelsaksisch 160; Arabisch 62, 160; Koptisch 160; Hebreeuws 62, 95, 96, 160, 170; Grieks 56, 136, 140, 158, 159, 160, 170, 183, 184; Runen 160; Russisch 160; Samaritaans 160. Muziek moest aanvankelijk met de hand ingeschreven worden: 47; nog in de zestiende eeuw werd ook dit probleem voor de typografie opgelost; zie de letterproeven uit een latere periode: 159, 191 (Fleischman); zie ook 189, 190.
(k) De grote traditie werd, zoals reeds werd gezegd, in de achttiende eeuw overgenomen door een huis als dat van Enschedé. Daarnaast moet in de negentiende eeuw onmiddellijk Tetterode genoemd worden, de tegenwoordige Lettergieterij ‘Amsterdam’. Ondernemingen als deze vormen de kostbare grondslag voor de hedendaagse typografie in Nederland. Het is deze grote traditie die in de twintigste eeuw nieuwe toppen bereikt heeft door de kunstenaars S.H. de Roos en Jan van Krimpen.
| |
Bibliografische notitie
Over de lettergieterijen in Nederland bestaat een standaardwerk van Charles Enschedé: Fonderies de caractères.Ga naar voetnoot1. Uit de aard der zaak behandelt ook Updike de Nederlandse letter in zijn klassieke boek Printing types.Ga naar voetnoot2. Merkwaardig genoeg heeft deze Engelsman over het algemeen weinig waardering voor wat er op dat gebied in de Nederlanden is gepresteerd. Naast Updike dient ook het boek Type designs van JohnsonGa naar voetnoot3. geraadpleegd te worden.
Over de Nederlandse drukletters in de vijftiende eeuw schreef Pater Kruitwagen belangrijke artikels, o.a. handelende over de invloed van het fraterschrift en de Italiaanse letter.Ga naar voetnoot4. Eveneens schreef hij over Hendrik Lettersnider, die op de overgang van de vijftiende naar de zestiende eeuw de eerste gespecialiseerde lettergieter in Nederland mag worden genoemd.Ga naar voetnoot5. Leonard Willems schreef over A. Tavernier
| |
| |
en de invoering van de civilité in Zuid-Nederland.Ga naar voetnoot6. De letter van het huis Plantijn behandelde H. Carter.Ga naar voetnoot7. Daarop sluiten een aantal detailstudies en een duidelijk, oriënterend artikel van G.W. Ovink over de zeventiende en achttiende eeuw aan.Ga naar voetnoot8. Reeds op het einde van de zestiende en vooral in de zeventiende eeuw werd de exotische letter in de Nederlanden van belang, in het bijzonder de Hebreeuwse en Arabische. Er bestaat meer literatuur over de Hebreeuwse drukken dan over de Hebreeuwse letter; Wijnman behandelde de geschiedenis van de Arabische letter vanaf het einde van de zestiende eeuw.Ga naar voetnoot9. Voor de achttiende en negentiende eeuw brengt een jubileum-uitgave
van het huis Enschedé een grote monografie.Ga naar voetnoot10. Daarin wordt ook de figuur van de lettersnijder Fleischman belicht. Een andere belangrijke monografie is het gedenkboek der Lettergieterij ‘Amsterdam’.Ga naar voetnoot11.
Voor de moderne Nederlandse letter moet in de allereerste plaats gewezen worden op het boek van Stols over S.H. de Roos,Ga naar voetnoot12. en op de monografie van John
| |
| |
Dreyfus over Jan van Krimpen.Ga naar voetnoot13. Zeer belangrijk is voor beide typografen een opstel van Ovink.Ga naar voetnoot14. Van Krimpen zelf liet zijn kostelijk typografisch zelfportret na in J. van Krimpen on designing and devising type.Ga naar voetnoot15.
Over de muziekdruk handelde A. Goovaerts in een belangrijke monografie.Ga naar voetnoot16. Juist echter ook op het specialistisch gebied van de letter moet de Catalogus der bibliotheek van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels te Amsterdam worden geraadpleegd. De vakman vindt voor de moderne technieken een apparaat in de Centrale Catalogus door TNO uitgegeven.Ga naar voetnoot17. Een opgave van Nederlandse letterproeven verscheen in The Library;Ga naar voetnoot18. de hier volgende documentatie berust in de eerste plaats hierop, maar werd in samen werking met Mejuffrouw N. Hoeflake geheel uitgewerkt en aangevuld en berust mede op belangrijke toevoegingen van Harry Carter.
| |
| |
| |
Letterproeven tot 1800
Onderstaande opgave werd gereedgemaakt in samenwerking met Mejuffrouw N. Hoeflake, Beheerster van de Stichting ‘Museum Enschedé’. Waardevolle aanvullingen verschafte Harry Carter. De opgave van letterproeven pretendeert niet uitputtend te zijn, maar wil nadere oriëntatie ook op dit gebied mogelijk maken.
De * voor het jaar van uitgave geeft aan dat het stuk geheel of gedeeltelijk is afgebeeld. Lettergietersproeven zijn aangegeven door cursivering van het jaartal. Inspringende jaartallen geven lettergieterij- of drukkerijgeschiedenis aan, uitspringende de afzonderlijke proeven. Bij aanvragen van letterproeven in Leiden UB signatuur 744D zij te vermelden: Bundel Letterproeven.
15??. Anoniem, s.l.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia I, p.9. Hebreeuwse en Griekse letter; twee typen op vier korte regels. |
15??. Anoniem, s.l.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.111. Kapitalen, onderkast en één fleuron; geen titel. Incipit: A (tot en met) H. Datering naar aanleiding van een handschriftelijke nota van Jan Moretus in dorso. |
15?? of 17de eeuw. Anoniem, s.l.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.113. Geen titel. In kader van fleurons vier romein-alfabetten, twee gotische alfabetten, één cursief alfabet. Incipit: A (tot en met) M. |
1550 (c.).(F. Guyot, Antwerpen).
Plano. Washington Folger Shakespeare Library, STC 7758a, f.122. Incipit: (fleuron) AE.A.B. |
1567. C. Plantijn, Antwerpen.
Kwarto. Antwerpen MPM, A.1356, A.2007, R.8.5. Lit. en facs.: Plantin's Index characterum of 1567, facs. reprint with an introduction by D.C. McMurtrie, New York 1924. Bespreking van deze uitgave in: Het Boek 14, 1925, p.374-375 door M. Sabbe. Zie verder: M. Rooses, ‘De letters der Plantijnsche drukkerij 1555-1589’, in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 2, 1904, p.7-21; L. Willems Az., ‘Ameet Tavernier en de invoering der Civilité-letter in Zuid-Nederland’, Ibid. 5, 1907, p.241-263, speciaal p.243; B. Kruitwagen OFM, Plantins lettercorps ‘Glose de Messel’, Ibid. 6, 1908, p.22-28.
1575. C. Plantijn, Antwerpen.
Inventaris in folio waarin stroken uit diverse boeken en uit de proef van 1567 op de recto's, en op de daaraan voorafgaande verso's aantekeningen de letter betreffende. Antwerpen MPM, Arch.43; Parijs BN, Rés.g.Q.142 (fotokopie). Lit.: M. Parker & H.D.L. Vervliet, ‘Typographica Plantiniana; II, Early inventories of punches, matrices, and moulds in the Plantin-Moretus Archives’, in: De Gulden Passer 38, 1960.
1580 (c.). C. Plantijn, Antwerpen.
Folio. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.126-134. H. Carter stelde een letterproef samen van door Plantijn gebruikte letters. Losse bijlage bij: Gedenkboek der Plantin-dagen 1555-1955, Antwerpen 1956, p. 247-269. Zie verder: The Library. 5th series, vol.11, 1956, p.170-179. De door H. Carter samengestelde proef bevat één type uit de proef van 1575 en is verder samengesteld uit de proef van c.1580.
1585. C. Plantijn, Antwerpen.
Inventaris in octavo oblong, waarin stroken met letter, o.a. uit de proef van c.1580, zijn geplakt Antwerpen MPM, R.24.27; Parijs BN, Rés.g.Q.143 (fotokopie). Zie voor lit.: 1575 C. Plantijn. |
1575 (c.). H. van den Keere, Gent.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia I, p.5a, nu zaal nr. 7. Henric vanden Keere de Jonghe, Lettersteker. Lit.: L. Willems Az., ‘Ameet Tavernier en de invoering der Civilité-letter in Zuid-Nederland’, in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 5, 1907, p.241-263, reproductie op p.255. Zie voor reproductie verder de boekbespreking: ‘Een nieuw boek over Civilité-druk’, in: Het Boek 18, 1929, p.361-365, reproductie op p.363. |
1575.
Zie onder 1567 C. Plantijn. |
1580 (c.).
Zie onder 1567 C. Plantijn. |
1585.
Zie onder 1567 C. Plantijn. |
1593 (c.). J. van Hout, Leiden.
Plano. Leiden Gemeentearchief, thans vermist. Zie: Redactie Het Boek, ‘Letterproef van Jan van Hout, c.1593, gezocht’, in: Het Boek 21, 1932-33, p. 249-250. |
1595. F. Raphelengius, Leiden.
Kwarto. Antwerpen MPM, A.378II en A.1584; Leiden UB, 846D11; Parijs BN, Rés.p.Q.253. Specimen characterum Arabicorum. Lit.: H.F. Wijnman in: Books on the Orient published by E.J. Brill, Leiden, Leiden 1957. |
16??
Zie 15?? of 17de eeuw. |
16??. B. van Wolsschaten, Antwerpen.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.122-123. Incipit: Dobbel Aszendonica.
16??. J.B. van Wolsschaten, Antwerpen.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.125-126. Incipit: Domine, suscipere.
16??. J.B. van Wolsschaten, Antwerpen.
Octavo. Antwerpen MPM, Folia Varia IX, p.168.
Geen titel. Incipit: Super omnia, & in omnibus, requiesces.
16??. J.B. van Wolsschaten, Antwerpen.
Folio oblong. Antwerpen MPM, Folia Varia I, p.99.
Geen titel. Incipit: In omnibus rebus respice finem.
16??. (Van Wolsschaten, Antwerpen).
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia I, p.112 bis.
Incipit: (fleurons) Solon een Heydens Philosooph den.
Toeschrijving blijkens handschriftelijke nota.
16??. (Van Wolsschaten, Antwerpen).
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.93-94.
Incipit. (fleurons) Erat in Lovaniensi Colegio. Toegeschreven blijkens gelijkenis met de vorige proef. |
1637 (c.). (A.C. van Hoogenacker, Leiden).
Plano. Oxford University Archives, SEP.P17b(4).
Hebreeuwse typen in een rand van fleurons. Matrijzen
hiervan werden verkocht aan de Universiteit
van Oxford. Zie: H. C(arter) & J.S.G. S(immons),
A specimen of types cast at the University Press, Oxford, in
matrices believed to have been bought at Leyden in 1637, Oxford
1957. |
| |
| |
1653. Weduwe Broer Jansz, Amsterdam.
Kwarto. Leiden UB, 1207A1. |
1658. J. Elzevier, Leiden.
Octavo. Leiden UB, 743F44.
1713. A. Elzevier, Leiden.
Kwarto. Leiden UB, 743F45; Londen British Museum, 11899.bb.15. Veilingcatalogus. |
1666. J. Janssonius II, Amsterdam.
Kwarto. Oxford Bodleian Library, Marshall 148. Veilingcatalogus. |
1673. Weduwe A. Verhoeff, (Leiden).
Plano. Leiden Gemeentearchief, bibliotheek van
Leiden, 71590.pl. Incipit: 't Geheele A,B.C. bestaende in
92. Letteren, op Hout geslagen. Veilingcatalogus. |
1680. G. Colckman, s.l.
Plano. Leeuwarden Bibliotheek Friesch Genootschap,
60h63. Incipit: Dubbele Canon Romeyn, Ontrent
(spatie) pond. Veilingcatalogus. |
1681. Weduwe D. Elsevier, (Amsterdam).
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia IX. Incipit: Dubbelde Text Kapitalen. Veilingcatalogus. A. Willems,
Les Elzevier, nr 19, reproductie tegenover p.lxxxi;
verder gereproduceerd in: Joseph Moxon, Mechanick
exercises on the whole art of printing (1683-4); edited by Herbert
Davis & Harry Carter, London 1958.
Het materiaal is afkomstig van de lettergieterij van
Van Dyck en werd gekocht door Joseph Athias.
* 1684 (c.). J. Athias, Amsterdam.
Plano. Cambridge Magdalene College (Pepysian Library) in vol.2 van Moxon, Mechanick exercises, London 1683; Leiden UB, 744D; Londen British Museum, C.18d.9(386*), en Bagford Coll., Harley 5930, nr 533-4 en Harley 5960, nr 32. Incipit: Dubbelde Text Kapitalen. Deze proef is vrijwel gelijk aan die van de weduwe Elsevier 1681, doch bevat enkele typen meer.
Het materiaal ging voor de ene helft over op de weduwe van Jan Jacobsz. Schipper, terwijl de andere helft door haar dochter Cornelia (Weduwe Dommer, Weduwe Cleyburg) van ‘de jonge Athias’ gekocht werd. Het is bewezen dat de zg. ‘Weduwe Schipper-proef’ (c.1700) is uitgegeven door Jan Roman, c.1762; een gedeelte van de laatstgenoemde proef is weer van hetzelfde zetsel als de proef van Athias gedrukt. Waarschijnlijk reeds in 1752, maar in ieder geval in 1755 was het gehele materiaal in handen van de echtgenoot van de achterkleindochter van (de weduwe van) J.J. Schipper, Jacob Cambier. Zie 159.
1753. J. Cambier, (Amsterdam). Woonde te Vianen. Plano. Haarlem Museum Enschedé; Stockholm Sohm Coll., Sohm Fol.36a. De proef is gesigneerd: J.C. (am) B.(ier). Incipit: L'on commence. Dit materiaal, o.m. door J.F. Rosart en J.M. Fleischman gesneden, behoorde tot de lettergieterij die eertijds in het bezit van de weduwe van J.J. Schipper en haar dochter Cornelia was. Zie de aantekening onder 1681 Weduwe D. Elsevier (J. Athias).
1755. (J. Cambier, Amsterdam).
Kwarto. Haarlem Museum Enschedé. Veilingcatalogus. Register van de Matrysen, Stempels en Gereedschappen van de lettergieterij die eertijds in het bezit van de weduwe van J.J. Schipper en haar dochter Cornelia was. Zie de aantekening onder 1681 Weduwe D. Elsevier (J. Athias).
Het materiaal werd gekocht door Jan Roman, drukker en boekverkoper in Amsterdam.
1756 (c.). J. Roman en Comp., Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Regiam Magistratum. Zie de aantekening onder 1681 Weduwe D. Elsevier (J. Athias).
1762 (c.). (J. Roman en (Comp.?))), Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé; Stockholm Sohm Coll., Sohm Fol.36b. Incipit: Regiam Magistratum. Dit is de proef die aan de weduwe van J.J. Schipper was toegeschreven en c.1700 gedateerd werd. Behalve de kop is deze proef gelijk aan die van J. Roman en Comp., c.1756, en is van hetzelfde zetsel gedrukt. Het is echter een latere uitgave daar het zetsel meer afgereden is. Zie de aantekening onder 1681 Weduwe D. Elsevier (J. Athias).
1767. J. Roman en Comp., Amsterdam.
Octavo. Haarlem Museum Enschedé. Veilingcatalogus. De opgave van stempels en matrijzen is gelijk aan die van J. Cambier, 1755.
Het materiaal werd gekocht door Enschedé en Ploos van Amstel en in onderling overleg tussen hen beiden verdeeld. |
1684 (c.).
Zie onder 1681 Weduwe D. Elsevier. |
1685 (c.). N. Kis, Amsterdam.
Plano. Boedapest Szécheny Nat. Bibl., vernietigd; Amsterdam UB, Br.1605.12 (foto). Incipit: Intramus mundum. Gedeeltelijk gereproduceerd in: H. Carter & G. Buday, ‘Nicholas Kis and the Janson types’, in: Gutenberg Jahrbuch 1957, p.207-212; verkleinde reproductie in: (J.W. Stauffacher), Janson: a definitive collection, San Francisco 1954, fig. 5. |
1692. P. Boeyesz, Hoorn.
Octavo. Leiden UB, 744D. Veilingcatalogus. |
1694. J. van Esch, Dordrecht.
Plano. Leiden UB, 744D (twee exemplaren). Incipit: Parijsse Kanon Captalen 19 pondt. Veilingcatalogus. |
1695 (c.). J.A. Schmid, Amsterdam.
Londen British Museum, Bagford Coll., Harley 5915, f.143r. Drie fragmenten, namelijk Mediaen Romeyn, Mediaen Cursijf (beide met naam en adres) en Text Ricisch. Voor de toeschrijving van dit laatste fragment zie: J.S.G. Simmons, Oxford Slavonic Papers, vol.1, 1950, p.112.
In 1697 verkocht Schmid's weduwe zijn materiaal aan Johannes Rolu.
1700 (c.). J. Rolu, Amsterdam.
Plano. Londen British Museum, Bagford Coll., Harley 5930. Incipit: Parysse Capitalen.
1711. Weduwe J. Rolu, Amsterdam.
Plano. Frankfort a.M. Stadt- und Universitätsbibliothek, Coll. Mori. Hebreeuws. |
1695. Erfgenamen J. Blaeu, Amsterdam.
Kwarto. Antwerpen MPM, R.30.14; Leiden UB, 744D. Veilingcatalogus. |
(1699). J. van de Velde, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Je courrai par la voye. Van de Velde was boekverkoper te Amsterdam, maar biedt van de op deze proef voorkomende letters de gejusteerde matrijzen, de vormen en de afslag te koop aan. |
17de eeuw (eind). H. Sweeres, Amsterdam.
Plano. Stockholm Sohm Coll., Sohm Fol.36d. Incipit: Dubbelde Paragon Capitalen. |
| |
| |
17de eeuw (eind). J. Kellenaer, Leiden.
Plano. Leiden UB, 744D. Incipit: Weest uwe Ouderen gehoorsaem. |
17??. Anoniem, s.l.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Proben von die fürnembste Schrifften. Incipit: Die Name dez Hern ist. |
1700 (c.). Weduwe J. Adamsz en A. Ente, Amsterdam. Plano. Londen British Museum, Bagford, Coll., Harley 5930, f.234v-235r. Incipit: (versierde initialen) AB. Met fleurons, dubbele kapitalen en grote corpsen.
1700 (c.). Weduwe J. Adamsz en A. Ente, Amsterdam. Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.124; Londen British Museum, Bagford Coll., Harley 5930, f.231v-234r. Incipit: Amstelodami quidem. Met kleine corpsen.
In 1717 is het materiaal door A. Ente verkocht aan Izaak van der Putte.
1748 (voor). I. van der Putte, Amsterdam.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.98. Incipit: IVP.
1748 (voor). I. van der Putte, Amsterdam.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.100; Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Calentibus animis interveniunt regum.
1748 (voor). I. van der Putte, Amsterdam.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.99; Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Het gedult is.
In 1748 overleed I. van der Putte en kwam het materiaal in handen van zijn zoon Hendrik.
1749 (c.). H. van der Putte, Amsterdam.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.96; Haarlem Museum Enschedé. No.I. Incipit: Vercierde capitalen.
1749 (c.). H. van der Putte, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. No.II. Incipit: AEtolosque.
1749 (c.). H. van der Putte, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. No.III. Incipit: Maxime quis non Perferre.
Nadat de lettergieterij in 1766 en 1767 was voortgezet door de weduwe van H. van der Putte, werd het materiaal in 1767 gekocht door Ploos van Amstel. Zie aldaar 1765, bij 1767. |
1700 (c.). W. Cupy, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Hebreeuws.
In 1769 werd het materiaal van Cupy (ook romein, cursijf etc.) door Enschedé en Ploos van Amstel gekocht. |
1700 (c). A. van der Meer, s.l.
Plano. Leiden UB, 744D. Incipit: Mentz roemt van 't eerste Boek. |
1700 (c.). (Weduwe J.J. Schipper, Amsterdam).
Zie de aantekening onder 1681 Weduwe D. Elsevier (1762 (c.) J. Roman en Comp.). |
1700 (c.). Weduwe D. Voskens, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé; Londen British Museum, Bagford Coll., Harley 5930, f.238r. Incipit: Genomen uyt een Oratie.
1700 (c.). Weduwe D. Voskens, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé, Londen British Museum, Bagford Coll., Harley 5930, f.239r. Incipit: Da Pacem Domine.
* 1700 (c.). Weduwe D. Voskens en Zonen, Amsterdam. Plano. Haarlem Museum Enschedé; Leiden UB, 744D. Incipit: Griexe Capitalen. Zie 160.
1700 (c.). Veufve de Dirk Voskens & Fies, Amsterdam. Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Pax una triumphis.
1700 (c.). Wittwe von Diderich Voskens und Ihre Söhnen, Amsterdam.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.109; Haarlem Museum Enschedé; Stockholm Sohm Coll., Sohm Fol.36a. Proben und Abtrvch Teutscher Schriften.
1700 (c.). Weduwe D. Voskens en Zonen, Amsterdam.
Plano-diploma. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.105-106; Leiden UB, 744D; Stockholm Sohm Coll., Sohm Fol.36a. Incipit links: De beste vriendschap; rechts: Gecierde Capitalen op Hout geslagen.
17??. Voskes en Clerk, Amsterdam.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.87; Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Pax una triumphis. Deze proef is vrijwel gelijk aan de proef van Veufve de Dirk Voskens & Fies. Zie onder 1700 (c.) Weduwe D. Voskens.
17??. Voskes et Clerk, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Pax una triumphis. Deze proef is gelijk aan de voorgaande, maar kop en colofon zijn in het Frans gesteld.
17??. Voskens en Clerk, Amsterdam.
Plano-diploma. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.108; Haarlem Museum Enschedé. Incipit links: De beste vriendschap; rechts: Gecierde Capitalen op Hout geslagen. Deze proef is, behalve de kop, gelijk aan de proef van Weduwe D. Voskens en Zonen (planodiploma). Zie onder 1700 (c.) Weduwe D. Voskens.
17??. Clerk, Voskens, Amsterdam.
Plano-diploma. Haarlem Museum Enschedé. Incipit links: Gecierde Capitalen op Hout geslagen; rechts: De beste vriendschap. Deze proef is overigens, behalve wat de kop betreft, gelijk aan de voorgaande proef.
1780. (Voskens en Clerk), Amsterdam.
Octavo. Haarlem Museum Enschedé. Veilingcatalogus.
Het materiaal van de lettergieterij van Dirk Voskens en zijn nazaten werd na het overlijden van Clerk, die laatstelijk alleen eigenaar was, verkocht en door A.G. Mappa gekocht.
(1781). A.G. Mappa, Rotterdam.
Octavo. Antwerpen MPM, Folia Varia F.24.24; Haarlem Museum Enschedé. Met Nederlandse en Franse titelpagina.
1785. A.G. Mappa, Delft.
Plano. Jersey City Typographic Library. Epreuves de caracteres orientales. Incipit: Grec, Capitales. N:1. Verkleinde reproductie in: D.C. McMurtrie, ‘The brothers Voskens and their successors’, in: The Inland Printer, Oct. 1924, p.59-66. |
1700 (c.).
Zie onder 1695 (c.) J.A. Schmid. |
1708. Erfgenamen B. van Lier, Amsterdam.
Kwarto. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, dv1, 1-2. Veilingcatalogus. |
1711. Anoniem, Amsterdam.
Kwarto. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, dv1a. Executie van een drukkreye. Veilingcatalogus. |
1711.
Zie onder 1695 (c.) J.A. Schmid. |
1713. P. Boeteman, Amsterdam.
Kwarto. Leiden UB, 744D. Veilingcatalogus. |
| |
| |
1713.
Zie onder 1658 J. Elzevier. |
1714. L. Gunter, Rotterdam.
Kwarto. Parijs BN, V.16833. Veilingcatalogus. |
1715 (c.). J. Kannewet, Amsterdam.
Plano. Londen British Museum, Bagford Coll., Harley 5930, f.240r. Incipit: Animus aequus est optimum.
1771. J. Kannewet, Amsterdam.
Kwarto. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, dv2. Veilingcatalogus.
1781. J. Kannewet, Amsterdam.
Kwarto. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, dv3; Brussel KB, Fonds Van Hulthem II, 8952. Veilingcatalogus. |
1719. H. Nauta, Leeuwarden.
Kwarto. Leiden UB, 744D. Veilingcatalogus. |
1724. C. Vermey, Leiden.
Kwarto. Leiden UB, 744D. Veilingcatalogus. |
1728. H. de Does, Leiden.
Kwarto. Parijs BN, V.16836. Veilingcatalogus. |
1728. Erven Halma, Leeuwarden.
Kwarto. Parijs BN, V.16835. Veilingcatalogus. |
1728. R.C. Alberts, 's-Gravenhage.
Kwarto. Leiden UB, 744D (18 mei); Parijs BN, V.16834 (18 mei) en V.16837 (4 okt.). Veilingcatalogus drukkerij. |
1730 (voor). R.C. Alberts en H. Uytwerf, 's-Gravenhage.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Communionem inter universalem.
1730 (voor). R.C. Alberts et H. Uytwerf, La Haye.
Plano. Haarlem Museum Enschedé; Parijs BN, Rés. Atlas Q.21. Incipit: Erat inter nobiles.
1730 (voor). R.C. Alberts en H. Uytwerf, 's-Gravenhage.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Godt heeft so seer.
De vennootschap werd vóór 1730 ontbonden en de lettergieterij werd in Amsterdam voortgezet door Hermanus Uytwerf.
1730 of later. H. Uytwerf, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Paryse Capitalen.
1732 (c.). H. Uytwerf, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Non nocet illi. De zes lettertypen zijn van J.M. Fleischman.
Na de dood van H. Uytwerf ging de lettergieterij in 1742 over aan Brouwer en Weyer.
1754 (voor). Brouwer en Weyer, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Erat inter nobilis.
1754 (voor). (Brouwer en) Weyer, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Paryssche capitalen.
De lettergieterij is nog enige jaren door Martin Weyer alleen gedreven en is na zijn dood, vóór 1767, door Ploos van Amstel gekocht. |
1730 (c.). W. Goeree, Amsterdam.
Kwarto. Leiden UB, 744D.
1732. W. en D. Goeree, Amsterdam.
Kwarto. Parijs BN, V.16839. Veilingcatalogus. |
1730 (c.). (R. en G. Wetstein, Amsterdam).
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: 6 Tatkâa 'îtu. Brevier Maleis.
1743. (Erve) R. Wetstein, Amsterdam.
Kwarto. Londen St. Bride. Veilingcatalogus. |
1730 of later.
Zie onder 1730 (voor) R.C. Alberts en H. Uytwerf. |
1731. P. van der Aa, Leiden.
Kwarto. Parijs BN, V.16838. Veilingcatalogus. |
1732 (c.).
Zie onder 1730 (voor) R.C. Alberts en H. Uytwerf. |
1732.
Zie onder 1730 (c.) W. Goeree. |
1737. A. Casteleyn, Haarlem.
Kwarto. Parijs BN, Vp.30082. Veilingcatalogus. |
1737. J. Wiarda, Haarlem.
Kwarto. Parijs BN, Vp.30081. Veilingcatalogus. |
1739. Weduwe J. Bent, Rotterdam.
Kwarto. Parijs BN, Vp.30079. Veilingcatalogus. |
(1739). (R. Wetstein, Amsterdam).
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Choczim den eersten October.
Rudolph Wetstein heeft zijn lettergieterij in 1735 opgericht en daarin zijn zoon Hendrik Floris opgenomen.
1740. R. en H.F. Wetstein, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Epreuve des Caractéres. Incipit: Ulefeld, ou Ulfeld.
Na de dood van Rudolph in 1742 werd de lettergieterij door zijn zoon Hendrik Floris voortgezet.
(1743). H.F. Wetstein, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé; Stockholm Sohm Coll., Sohm Fol.36c en 36d. Incipit: Dubbelde Dessendiaan Capitalen. Deze proef is, behalve wat de kop betreft, gelijk aan de volgende proef.
Hendrik Floris Wetstein verkocht in 1743 zijn lettergieterij aan Izaak en Johannes Enschedé.
1743. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Dubbelde Dessendiaan Capitalen. Deze proef is, behalve wat de kop betreft, gelijk aan de voorgaande proef.
(1743). I. en J. Enschedé, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Colonna (Victoria). Waarschijnlijk een voordruk van de volgende proef, waarvan de tekst meer gecorrigeerd is.
1743. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Epreuve des Caractéres. Incipit: Colonna (Victoria). Zie de aantekening bij de voorgaande proef.
1743. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Proef van de Nieuwe Descendiaan Duits. Deze proef bevat ook Mediaan Griexs en is een aanvulling op hun Nederlandse proef van 1743.
1744. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Kwarto. Haarlem Museum Enschedé; Leiden UB, 744D.
1744. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Kwarto. Londen British Museum, C.31.h.33; Parijs BN, Rés.p.Q.301. Epreuve des caracteres. Franse uitgave van de voorgaande proef.
1744 (na). I. en J. Enschedé, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé (foto). Proeve Van meest nieuw geinventeerde Bloemen en cieraaden der boekdrukkery.
1748. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Kwarto. Haarlem Museum Enschedé. Tweede vermeerderde Uytgave.
1748. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Kwarto. Amsterdam Vereeniging van de Boek- |
| |
| |
handel, geen signatuur; Haarlem Museum Enschedé; Parijs BN, Rés.p.Q.302. Deuxieme Edition augmentée. Franse uitgave van de voorgaande proef.
1751. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Hierogliphisch Alphabeth door C. van Noorde.
1754. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Bericht. Schrijfletter.
1755 (c.). I. en J. Enschedé, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé (foto). Proef van nieuw geinventeerde bloemen.
1755. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Dubbelde Mediaan Geschreeven-Schrift.
1757. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Octavo. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur; Haarlem Museum Enschedé. Derde Uytgave.
1757. I. en J. Enschedé, Haarlem.
Octavo. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur; Brussel KB, Fonds Van Hulthem II, 8938; Haarlem Museum Enschedé; Parijs BN, Rés.p.Q.304(1). Troisieme Edition. Franse uitgave van de voorgaande proef.
(1759). (I. en) J. Enschedé, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Fleischmanmuziek.
(1760). I. en J. Enschedé, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Fleischmanmuziek.
Na de dood van Izaak Enschedé in 1761 werd de lettergieterij voortgezet door zijn zoon Johannes.
1768. J. Enschedé, Haarlem.
Kwarto. Amsterdam UB, 1202E2; Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur; Amsterdam Federatie der Werkgeversorganisatiën in het Boekdrukkersbedrijf, C462; Brussel KB, Fonds Van Hulthem II, 8945 en 8946; Haarlem Museum Enschedé; Parijs BN, Rés.p.Q.305(1). Zie 191 en 192.
1768. J. Enschedé, Haarlem.
Kwarto. Parijs BN, Rés.p.Q.303 en Rés.V.2461. Franse uitgave van de voorgaande proef.
1773. J. Enschedé, Haarlem.
Kwarto. Haarlem Museum Enschedé; Parijs BN, Rés.p.Q.305(2). Vermeerdering van meest nieuw gesnedene letteren, ... Zedert 1768 tot 1773.
Door de Enschedé's is in de achttiende eeuw (het) materiaal overgenomen van de lettergieterijen van J. Roman, W. Cupy en Ploos van Amstel. |
1740.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
(1740). J.F. Rosart, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Cato senior videns. Lit.: F. Baudin, ‘Jacques-François Rosart, graveur et fondeur typographique belge’, in: Cahiers bruxellois, tome 2, fasc.3, p.192-212.
(1742). J.F. Rosart, Haarlem.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.102; Haarlem Museum Enschedé: Leiden UB, 744D. Incipit: Capitalen op hout geslagen.
1750. J.F. Rosart, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Muziek.
(1752). J.F. Rosart, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Epreuve des poincons. Incipit: Doubble Tex Cappitale. Hierbij geplakt: Le bijoux de Rosart romain.
(1752). J.F. Rosart, Haarlem.
Kwarto. Haarlem Museum Enschedé. Deze proef is vrijwel gelijk aan die van J.L. Pfeiffer (1752). Zie aldaar.
(1753). J.F. Rosart, Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Konst lievende Vriend. Schrijfletter.
In 1755 associeerde de predikant Cornelis Nozeman zich met Rosart en werd de lettergieterij voortgezet onder de naam C. Nozeman en Comp.
1756 (c.). C. Nozeman en Comp., Haarlem.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Parysse capitalen.
1756. C. Nozeman en Comp., Haarlem.
Kwarto. Haarlem Museum Enschedé. Epreuve des caracteres. Het volgende blad is waarschijnlijk een aanvulling op deze proef, daar de pagina-indeling en het kader gelijk zijn.
1756 of later. (C. Nozeman en Comp., Haarlem).
Plano-diploma. Haarlem Museum Enschedé. Incipit links: Oordeeld niet; rechts: Dubbele Mediaan Geschaduwde Capitalen. Zie de aantekening bij de voorgaande proef.
1760. C. Nozeman en Comp., Haarlem.
Kwarto. Haarlem Museum Enschedé. Veilingcatalogus.
Door het beroep van Nozeman naar Rotterdam werd het compagnieschap ontbonden in 1759. Rosart vertrok nog in dat jaar naar Brussel en zijn matrijzen werden in 1760 te Haarlem geveild. De stempels had hij behouden en zij vormden de grondslag voor zijn Brusselse lettergieterij.
1761. J.F. Rosart, Brussel.
Kwarto. Brussel KB, Fonds Van Hulthem II, 8941; Haarlem Museum Enschedé; Parijs BN, Smith Lesouël, Rés.1691. Epreuve de caracteres.
(1764). J.F. Rosart, Brussel.
Plano. Haarlem Museum Enschedé; Parijs BN, Rés.p.Q.306. Epreuve des nouveaux fleurons.
1768. J.F. Rosart, Brussel.
Kwarto. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur; Brussel KB, Fonds Van Hulthem II, 8947 en 8948; Parijs BN, Rés.p.Q.304(2) en 306. Deuxième Edition augmentée. Zie voor lit.: proef (1740) J.F. Rosart.
1777 (c.). J.F. Rosart, Brussel.
Plano. Antwerpen MPM, B.3037; Haarlem Museum Enschedé. Epreuve des ornements d'une nouvelle invention.
(1777). (J.F. Rosart, Brussel).
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Nouveaux fleurons. Deze proef bevat 102 fleurons en behoort bij de circulaire van Rosart van 20 Mars 1777. Deze circulaire is afgebeeld in: F. Baudin, ‘Jacques-François Rosart, graveur et fondeur typographique belge’, in: Cahiers bruxellois, tome 2, fasc.3, p.192-212.
Rosart overleed in 1777 te Brussel en op 2 April 1779 werd zijn lettergieterij geveild. Het materiaal kwam in handen van de Weduwe Decellier.
1779. Veuve Decellier, Brussel.
Kwarto. Antwerpen MPM, B.204; Brussel KB, II 26088A; Haarlem Museum Enschedé (titel ontbreekt); Parijs BN, Rés.p.Q.307. Epreuve des caractères de la fonderie de la veuve Decellius, successeur de J.F. Rosart. |
| |
| |
1741. P. de Vries, Rotterdam.
Kwarto. Leiden UB, 744D. Veilingcatalogus. |
1742. Weduwe D. Koelmann, Rotterdam.
Kwarto. Leiden UB, 744D (twee exemplaren). Veilingcatalogus. |
(1742).
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1743.
Zie onder 1730 (c.) (R. en G. Wetstein). |
(1743).
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1743.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
(1743).
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1743.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1743.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1744. P. van Assendelft, Haarlem.
Kwarto. Leiden UB, 744D. Veilingcatalogus. |
1744. M. de Winter, Amsterdam.
Kwarto. Londen St. Bride. Veilingcatalogus. |
1744.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1744.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1744 (na).
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1745. M. van der Mijn, Leiden.
Kwarto. Parijs BN, Vp.30080. Veilingcatalogus. |
1746. J. van Bosvelt, Utrecht.
Kwarto. Londen St. Bride. Veilingcatalogus. |
1748 (voor).
Zie onder 1700 (c.) Weduwe J. Adamsz en A. Ente. |
1748 (voor).
Zie onder 1700 (c.) Weduwe J. Adamsz en A. Ente. |
1748 (voor).
Zie onder 1700 (c.) Weduwe J. Adamsz en A. Ente. |
1748. M. Smets, Amsterdam.
Kwarto. Leiden UB, 744D. Veilingcatalogus. |
1748.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1748.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1749 (c.).
Zie onder 1700 (c.) Weduwe J. Adamsz en A. Ente. |
1749 (c.).
Zie onder 1700 (c.) Weduwe J. Adamsz en A. Ente. |
1749 (c.).
Zie onder 1700 (c.) Weduwe J. Adamsz en A. Ente. |
1749. J.W. de Groot, Leiden.
Octavo. Den Haag KB, 289C7. |
1750 (voor). Anoniem, s.l.
Kwarto. Leiden UB, 744D. Incipit: Bourgoysche Grote en Kleine Capitaale met musikaale. Bevat almanaktekens, algebraïsche symbolen en getekende letters. |
1750 (voor). Anoniem, s.l.
Kwarto. Leiden UB, 744D. Incipit: Daer zyn de dien het BCD. Veilingcatalogus. |
1750 (voor). P. Vos, 's-Gravenhage.
Plano. Leiden UB, 744D. Incipit: Daldergrootste myner vrinde.
1750. P. Vos, 's-Gravenhage.
Kwarto. Leiden UB, 744D. Veilingcatalogus. |
1750 (c.). A. en H. Bruyn, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: Parysse Capitalen.
1750 (c). A. en H. Bruyn, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Incipit: *Amsterdam.nck.
In 1766 verkocht Anthonie Bruyn zijn aandeel in de lettergieterij aan Hendrik Bruyn, die de zaak voortzette en later een compagnieschap aanging met een tot nu toe onbekende. Dit valt op te maken uit de proef van H. Bruyn en Comp. Zie hieronder 1766(na).
1766 of later. H. Bruyn, Amsterdam.
Plano. Parijs BN, Rés.Atlas Q.21. Prove van Opgeslagen Dubbelde capitalen.
1766 (na). H. Bruyn en Comp., Amsterdam.
Duodetricesimo. Haarlem Museum Enschedé. Verbeterde letterproef. Deze proef kan ook in het begin van de negentiende eeuw uitgegeven zijn. |
1750. A. Wor en Erven G. onder de Linden, Amsterdam.
Kwarto. Parijs BN, V.17859. Veilingcatalogus. |
1750.
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1750.
Zie onder 1750 (voor) P. Vos. |
1750 (na?). Anoniem, s.l.
Kwarto. Antwerpen MPM, A.3817. Geen titel. Incipit: No. I. ABCDEFG pes. 117 Liv. Veilingcatalogus. |
1751.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
(1752). J.L. Pfeiffer, Amsterdam.
Kwarto. Haarlem Museum Enschedé. Deze proef is vrijwel gelijk aan de kwarto proef (1752) van J.F. Rosart. Zie onder (1740) J.F. Rosart.
Het materiaal van J.L. Pfeiffer is overgegaan naar Ploos van Amstel. |
(1752).
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
(1752).
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1753. A. van Loo, 's-Gravenhage.
Kwarto. Londen St. Bride. Veilingcatalogus. |
1753. J. van Poolsum, Utrecht.
Kwarto. Parijs BN, V.17857. Veilingcatalogus. |
1753.
Zie onder 1681 Weduwe D. Elsevier. |
(1753).
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1754 (voor).
Zie onder 1730 (voor) R.C. Alberts en H. Uytwert. |
1754 (voor).
Zie onder 1730 (voor) R.C. Alberts en H. Uytwerf. |
1754. Anoniem, Alphen.
Octavo: Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, dv1b; Haarlem Museum Enschedé. Veilingcatalogus. |
1754.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1755 (c.).
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1755. J. Cambier, Amsterdam.
Octavo. Haarlem Museum Enschedé. Veilingcatalogus. Deze bevat het materiaal van de boekdrukkerij die eertijds eigendom was van Jan Jacobsz. Schipper en zijn nazaten. Jacob Cambier was gehuwd
|
| |
| |
met de achterkleindochter van J.J. Schipper. Zie ook onder 1681 Weduwe D. Elsevier (J. Athias etc.). |
1755.
Zie onder 1681 Weduwe D. Elsevier. |
1755.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1756 (c.).
Zie onder 1681 Weduwe D. Elsevier. |
1756 (c.).
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1756.
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1756 of later.
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1757.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1757.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
(1759).
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
(1760).
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1760. M. Scheurleer, 's-Gravenhage.
Octavo. Londen St. Bride. Veilingcatalogus. |
1760.
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1761.
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1762 (c.).
Zie onder 1681) Weduwe D. Elsevier. |
1762. W. te Nuyl, Deventer.
Kwarto. Londen A. Ehrman, Broxbourne Library, cat.1081. |
(1764).
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1765. B. Dorp en A. Voorstad, Schiedam.
Kwarto. Parijs BN, V.17858. Veilingcatalogus. |
1765. Gebroeders Ploos van Amstel, Amsterdam.
Plano's. Haarlem Museum Enschedé. (a) Nieuwe Parysche cursyfsche cyffers. (b) Nieuwe brevier romyn. De Nieuwe brevier romyn werd gesneden door J.M. Fleischman.
(1767). Gebroeders Ploos van Amstel, Amsterdam.
Plano. Antwerpen MPM, Folia Varia II, p.103-104; Haarlem Museum Enschedé; Stockholm Sohm Coll., Sohm Fol.36e. Incipit: Missaal Kapitaalen.
1767. Gebroeders Ploos van Amstel, Amsterdam.
Octavo. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur; Amsterdam Federatie der Werkgeversorganisatiën in het Boekdrukkersbedrijf, C212; Antwerpen MPM, F.24.23; Haarlem Museum Enschedé. Hun eerste proef in boekvorm. Deze proef bevat na het materiaal van Ploos van Amstel het materiaal van wijlen Hendrik van der Putte, dat in dit jaar door Ploos van Amstel gekocht was. Zie ook onder 1700 (c.) Weduwe J. Adamsz en A. Ente (H. van der Putte).
(1767). Freres Ploos van Amstel, Amsterdam.
Octavo. Brussel KB, Fonds Van Hulthem II, 8944; Haarlem Museum Enschedé. Titelpagina in het Frans; voorwoord in het Frans, Engels en Nederlands. Deze proef is overigens gelijk aan de voorgaande.
1767. Gebroeders Ploos van Amstel, Amsterdam.
Octavo. Haarlem Museum Enschedé. Gelijk aan hun proef van 1767, maar met een afwijkend voorwoord, waaruit blijkt dat deze proef bestemd is voor kooplieden etc.
(1768). Gebroeders Ploos van Amstel, Amsterdam.
Octavo. Haarlem Museum Enschedé. Vervolg op hun proef van 1767.
(1775). Gebroeders Ploos van Amstel, Amsterdam.
Sedecimo. Haarlem Museum Enschedé. Tweede vervolg op hun proef van 1767.
(1784). Gebroeders Ploos van Amstel, Amsterdam.
Octavo. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur; Haarlem Museum Enschedé; Leipzig Börsenverein? Met Franse en Nederlandse titelpagina en voorwoord.
1792 of later. Gebroeders Ploos van Amstel, Amsterdam.
Sedecimo. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur; Haarlem Museum Enschedé.
1795 (c.). Gebroeders Ploos van Amstel, Amsterdam.
Decimo. Haarlem Museum Enschedé. Byvoegsel op de letterproeven.
Door Ploos van Amstel werd (het) materiaal overgenomen van de lettergieterijen van J.L. Pfeiffer, J. Roman, W. Cupy, Weyer, en Van der Putte. In 1799 werd het materiaal van de lettergieterij van Ploos van Amstel door de Enschedé's overgenomen. |
1766. W. de Groot, Amsterdam.
Kwarto. Leiden Gemeentearchief, bibliotheek van Leiden, 71210.p. Veilingcatalogus. |
1766 of later.
Zie onder 1750 (c.) A. en H. Bruyn. |
1766 (na).
Zie onder 1750 (c.) A. en H. Bruyn. |
1767.
Zie onder 1681 Weduwe D. Elsevier. |
(1767).
Zie onder 1765 Gebroeders Ploos van Amstel. |
1767.
Zie onder 1765 Gebroeders Ploos van Amstel. |
(1767).
Zie onder 1765 Gebroeders Ploos van Amstel. |
1767.
Zie onder 1765 Gebroeders Ploos van Amstel. |
1768.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1768.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
1768.
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
(1768).
Zie onder 1765 Gebroeders Ploos van Amstel. |
1771. A. en S. de Groot, 's-Gravenhage.
Kwarto. Brussel KB, Fonds Van Hulthem II, 8949. |
1771.
Zie onder 1715 (c.). J. Kannewet. |
1772. Erve M. van Leeuwen, Haarlem.
Kwarto. Haarlem Museum Enschedé. Veilingcatalogus. |
1773.
Zie onder (1739) R. Wetstein. |
(1775).
Zie onder 1765 Gebroeders Ploos van Amstel. |
1776. J.L. de Boubers, Brussel.
Kwarto. Haarlem Museum Enschedé; Parijs BN, Rés.p.Q.316. Met adres: Au bas de la rue de la Magdelaine.
|
| |
| |
1777. J.L. de Boubers, Brussel.
Kwarto. Brussel KB, II 13981A; Haarlem Museum Enschedé; Londen St. Bride. Met adres: Rue d'Assaut, près de Ste Gudule.
1779. J.L. de Boubers, Brussel.
Kwarto. Brussel KB, II 11165, 8o en Fonds Van Hulthem II, 8962 (jaartal in de catalogus: 1729); Cambridge, Mass., Harvard University, Ph. Hofer; Parijs BN, Rés.p.Q.315 en V.37865 en Est.Kb.115.
1779 (na). J.L. de Boubers, Brussel.
Kwarto. Parijs BN, Rés.p.Q.315(2). Premier supplément.
(1781?). (J.L. de Boubers, Brussel?).
Kwarto. Parijs BN, V.53112. Defect exemplaar. Titelpagina ontbreekt; incipit: I. Article. Lettres de deux points ordinaires & ornées. Dit is waarschijnlijk zijn tweede supplement dat in 1781 werd uitgegeven. Zie: F. Baudin, ‘Jacques-François Rosart, graveur et fondeur typographique belge’, in: Cahiers bruxellois, tome 2, fasc.3, p.208(68). |
1777 (c.).
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1777. C. van Hoogeveen Jr, Leiden.
Kwarto. Den haag KB, 200C5; Haarlem Museum Enschedé; Leiden Gemeentearchief, bibliotheek van Leiden, 71290.p. Proeve van vignetten. |
1777.
Zie onder 1776 J.L. de Boubers. |
(1777).
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1778. (C.H. Bohn, Haarlem).
Kwarto. haarlem Museum Enschedé. Inventaris. |
1779. J.F. Rosart, Utrecht.
Kwarto. Den Haag KB, 3109B22. Volgens het voorwoord is dit zijn derde proef en werd de tweede in 1776 uitgegeven. Hij is de zoon van J.F. Rosart, want uit het voorwoord blijkt dat Matthias zijn broeder is. |
1779.
Zie onder (1740) J.F. Rosart. |
1779.
Zie onder 1776 J.L. de Boubers. |
1779 (na).
Zie onder 1776 J.L. de Boubers. |
1780. J. Smid, Firma J. Dauu en Comp., Rotterdam.
Octavo. Haarlem Museum Enschedé. |
1780.
Zie onder 1700 (c.) Weduwe D. Voskens. |
1781. J. de Groot, 's-Gravenhage.
Octavo. Amsterdam Federatie der Werkgeversorganisatiën in het Boekdrukkersbedrijf, B142; Antwerpen MPM, B.3491; Haarlem Museum Enschedé; Londen St. Bride. Volgens het voorwoord is dit zijn tweede proef.
1788. J. de Groot, Malines.
Octavo. Antwerpen MPM, B.3488. Epreuve des caractères, qui se fondoient ci-devant à La Haye dans la fonderie de J. De Groot, présentement etablie à Malines. |
1781. P. Versteegh, Utrecht.
Decimo. Haarlem Museum Enschedé. Proef van vignetten, vercierde & andere letteren Welke ..., gegooten worden by P. Versteegh. |
1781.
Zie onder 1715 (c.) J. Kannewet. |
(1781).
Zie onder 1700 (c.) Weduwe D. Voskens. |
(1781?).
Zie onder 1776 J.L. de Boubers. |
(1784).
Zie onder 1765 Gebroeders Ploos van Amstel. |
1785.
Zie onder 1700 (c.) Weduwe D. Voskens. |
1788. J. Altheer, Utrecht.
Octavo. Amsterdam UB, 1941H28; Cambridge, Mass., Harvard University, Ph. Hofer. |
1788. N. Cornel en H. Wyt, Rotterdam.
Octavo. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur. |
1788.
Zie onder 1781 J. de Groot. |
1789. Anoniem, Haarlem.
Kwarto. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, dv3a. Catalogus eener compleete en welgeschikte boek-drukkery, bestaande in een party fraaije letteren. Veilingcatalogus. |
1789. M. Rosart, Bruxelles.
Octavo. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur; Londen A. Ehrman, Broxbourne Library, cat.1057. |
1792. C. Heyligert, Leiden.
Kwarto. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur. |
(1792). H. van Staden, Amsterdam.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Nieuwe St. Augustyn romyn naar de Sneê van Mr. Dido, à Paris. |
1792 of later.
Zie onder 1765 Gebroeders Ploos van Amstel. |
1793. Herdingh en Du Mortier, Leiden.
Kwarto. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur; Den Haag KB, 289L29; Haarlem Museum Enschedé; Leiden Gemeentearchief, bibliotheek van Leiden, 71460, deel 8o; Londen St. Bride. |
17??. A. Coffrier, s.l.
Plano. Haarlem Museum Enschedé. Proef van diversche bloemen. Gebonden achter het Haarlemse exemplaar van de voorgaande proef. |
1793. C. Stichter en F.J. van Tetroode, Amsterdam.
Kwarto. J.W. Enschedé, Veilingcatalogus, 1927, nr 277. Veilingcatalogus. |
1794. Erve H. van der Putte, Amsterdam.
Kwarto. Haarlem Museum Enschedé. Veilingcatalogus drukkerij. |
1795 (c.).
Zie onder 1765 Gebroeders Ploos van Amstel. |
1796. H. van Teeckelenburgh, 's-Gravenhage.
Octavo. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur (twee exemplaren); Den Haag KB, M115G15; Londen A. Ehrman, Broxbourne Library, cat.1113. |
(1797). J.D. Demelinne, Rotterdam.
Octavo. Amsterdam Vereeniging van de Boekhandel, geen signatuur. |
1800 (c.). C. Plaat, Haarlem.
Formaat? J.W. Enschedé, Veilingcatalogus, 1927, nr 272. |
|
-
voetnoot1.
- S.A. Tannenbaum, The handwriting of the Renaissance, New York 1930.
-
voetnoot2.
- Zie T.B. Reed, A history of the old English letter foundries; with notes historical and bibliographical on the rise and progress of English typography; new edition by A.F. Johnson, London 1952, en: Notes on a century of typography at the University Press, Oxford 1693-1794; with annotations and appendices by Horace Hart, Oxford 1900. S.C. Roberts, A history of the Cambridge University Press, 1521-1921, Cambridge 1921. H.G.C(arter) and J.S.G.S(immons), A specimen of types cast at the University Press, Oxford, in matrices believed to have been bought at Leyden in 1637, Oxford 1957.
-
voetnoot3.
- Inventarisatie in: K. Haebler, Typenrepertorium der Wiegendrucke; Abt. 2, Italien, die Niederlande, Frankreich, Spanien und Portugal, England, Leipzig und New York 1908 (Sammlung Bibliothekswissenschaftlicher Arbeiten begründet von Karl Dziatzko, fortgeführt und herausgegeben von Konrad Haebler, 22-23. Heft, 2. Serie, 5-6. Heft). De twaalf lettertypen van Gerard Leeu zijn geïnventariseerd op p. 219-220 en p. 210-211.
-
voetnoot4.
- Over het bestaan van lettergieterijen als onafhankelijk bedrijf in de vijftiende eeuw zie: B. Kruitwagen OFM, ‘Een warme koudwaterstraal over de incunabelvorsching’, in: Het Boek 19, 1930, p. 113-132; speciaal p. 115.
-
voetnoot5.
- Mededeling van Harry Carter. De proef bevindt zich thans in The Folger Shakespeare Library, Washington USA.
-
voetnoot6.
- Paul Beaujon (Beatrice Warde), ‘The ‘Garamond’ types; sixteenth-& seventeenth-century sources considered’, in: The Fleuron 5, 1926, p. 131-179. Voor het gebruik van de term ‘Garmont’, ‘gaarmond’, in de zeventiende eeuw zie ‘opgave kopij’ p. 107, onder: (a) 1683, Wetstein, H., Amsterdam, (P. Poiret), Kempis commun; en (b) 1684, Rieuwerts, J., & P. Arents, Amsterdam, (P. Poiret), Das Leben der Jungfrau Antoinette Bourignon; theils durch Sie selbst ... geschrieben.
-
voetnoot7.
- Exemplarisch is het contact met de Franse lettersnijder Le Bé; zie H.G. Carter, ‘A message from Plantin to Guillaume le Bé’, in: De Gulden Passer 36, 1958, p. 59-62.
-
voetnoot1.
- Ch. Enschedé, Fonderies de caractères et leur matériel dans les Pays-Bas du quinzième au dix-neuvième siècle; notice historique principalement après les données de la collection typographique de Joh. Enschedé en Zonen à Haarlem, Haarlem 1908.
-
voetnoot2.
- D.B. Updike, Printing types, their history, forms and use; a study in survivals, with illustrations; second edition, Cambridge USA, 1937, 2 vol.
-
voetnoot3.
- A.F. Johnson, Type designs; their history and development, second edition, London 1959.
-
voetnoot4.
- B. Kruitwagen OFM, ‘De invloed van het fraterschrift op de Nederlandsche en Duitsche drukletter van de vijftiende eeuw’, in: B. Kruitwagen OFM, Laat-middeleeuwsche paleografica, paleotypica, liturgica, kalendalia, grammaticalia, 's-Gravenhage 1942, p. 79-116. Ook in: Het Boek 23, 1935-36, p. 129-164. Hier onder de titel: De Münstersche schrijfmeester Herman Strepel (1477) en de schriftsoorten van de Broeders van het Gemeene Leven en de Windesheimers'. Over Italiaanse vormen bij Gerard Leeu en andere incunabeldrukkers in de Nederlanden, zie: B. Kruitwagen OFM, ‘De Freeska Landriuchtdrukkerij’, in: Het Boek 29, 1947-48, speciaal p. 212-237; ook in: Koninklijke Bibliotheek; gedenkboek 1798-1948, 's-Gravenhage 1948, p. 45-69.
-
voetnoot5.
- B. Kruitwagen OFM, ‘De incunabeldrukker en lettersteker Henric Pieterssoen die Lettersnider van Rotterdamme (c. 1470-1511)’, in: De Gulden Passer, nieuwe reeks 7, 1923, p. 5-43.
-
voetnoot6.
- L. Willems Az., ‘Ameet Tavernier en de invoering der civilité-letter in Zuid-Nederland’, in: Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen 5, 1907, p. 241-263. Zie ook: M. Sabbe et M. Audin, Die Civilité-Schrijften des Robert Granjon in Lyon und die flämischen Drucker des sechzehnten Jahrhunderts, Wien, Bibliotheca Typografica 1929.
-
voetnoot7.
- H. Carter, ‘Plantin's types and their makers’, in: Gedenkboek der Plantin-dagen 1555-1955, Antwerpen 1956, p. 247-269. H. Carter, ‘The types of Christopher Plantin’, in: The Library, fifth series, vol. 2, nr 3, sept. 1956, p. 170-179. Zie ook: M. Parker en H.D.L. Vervliet, ‘Typographica Plantiniana II; early inventories of punches, matrices, and moulds in the Plantin-Moretus Archives’, in: De Gulden Passer 38, 1960.
-
voetnoot8.
- G.W. Ovink, ‘Iets over de geschiedenis van het lettergietersbedrijf in Amsterdam’, in: Handschrift, boek en drukletter; drie studies door H. de la Fontaine Verwey, H.A. Warmelink, G.W. Ovink; overgedrukt uit: Amsterdam en de drukkunst en aangeboden aan de leden der Vereniging van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, 1951. Er zijn verschillende belangrijke detailstudies waarvan wij noemen: J.W. Enschedé, ‘Nicolaas Briot en Jacques Carpentier, lettergieters, en hun relatie tot eenige Amsterdamsche boekdrukkers (1615-40)’, in: Jaarboek Amstelodamum 6, 1908, p. 151-171; en: H.F. Wijnman, ‘Thomas de Vechter, lettergieter te Leiden, 1584-1602’, in: Het Boek 29, 1947-48, p. 149-153. Verder over Christoffel
van Dyck: Ch. Enschedé, ‘De drukkerij van Johannes Elsevier in 1658’, in: Nieuwsblad voor den boekhandel 16-19 Juni 1896. Ch. Enschedé, ‘Elzevier-Van Dyck’, Hengelo 1895, overgedrukt uit Klaasesz Aankondiger, uitgegeven door Jhs Klaasesz & Cie, Hengelo. Verder: A. Willems, Les Elzevier; histoire et annales typographiques, Bruxelles, Paris, La Haye 1880, p. lxxix-lxxxv. Joseph Moxon, Mechanick exercises on the whole art of printing (1683-4); edited by Herbert Davis & Harry Carter, London 1958, p. 372. A.A.M. Stols, ‘Berberenus van (den) Dijck’, in: De Nederlandse Leeuw; maandblad van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor geslacht- en wapenkunde 51, 1933, kol. 409-412, waarin genealogische gegevens over de familie Van Dyck ter aanvulling van de gegevens in Ch. Enschedé, Fonderies. Zie ook: S.L. Hartz, The Elseviers and their contemporaries; an illustrated commentary, containing part of an article by Mr. Charles Enschedé, Amsterdam and Brussels (1955).
-
voetnoot9.
- Over Hebreeuwse letter: H.F. Wijnman, ‘Jodocus Hondius en de drukker van de Amsterdamsche Ptolemaeus-uitgave van 1605’, in: Het Boek 28, 1944-46, p. 1-49. Over Arabische letter: H.F. Wijnman, ‘The origin of Arabic typography in Leiden’, in: Books on the Orient, Leiden 1957. En zie: Het Boek 27, 1943, (W. Nijhoff), Register, p. 100-101, ‘Bijzondere lettersoorten’.
-
voetnoot10.
-
De lettergieterij van Joh. Enschedé en Zonen; gedenkschrift (1743-1893) ter gelegenheid van haar honderdvijftig-jarig bestaan op 9 Maart 1893, Haarlem (1893). Zie over deze lettergieterij ook: Het Huis Enschedé 1703-1953; I, Zeven geslachten van drukkers en lettergieters; II, Een korte geschiedenis van het bedrijf, door J. van Krimpen; III, Een keuze uit de letters van zes eeuwen, Haarlem 1953.
-
voetnoot11.
- G.W. Ovink, Honderd jaren lettergieterij in Amsterdam, Amsterdam (1951).
-
voetnoot12.
- A.A.M. Stols, Het werk van S.H. de Roos; een bijdrage tot de geschiedenis van de herleving der Nederlandsche boekdrukkunst, Amsterdam 1942. Zie ook: Halcyon 9-10, 1942. Bijdragen ter eere van den vijf en zestigsten verjaardag van S.H. de Roos, 14 September 1942. Hierin o.a.: D. Dooijes, ‘Lijst van geschriften van S.H. de Roos’; G.W. Ovink, ‘De letters van S.H. de Roos’; A.A.M. Stols, ‘S.H. de Roos en zijn Heuvelpers’. Zie verder: G.W. van Gorkum, ‘Een vraaggesprek met S.H. de Roos; de ontwikkeling van de grafische vormgeving; De Roos wijst op de dienende functie van de grafische kunstnijverheid; herstel van traditie’, in: Drukkersweekblad, Kerstnummer 1949. Met reproducties van letter van De Roos.
-
voetnoot13.
- J. Dreyfus, The work of Jan van Krimpen; a record in honour of his sixtieth birthday, with a foreword by Stanley Morison, illustrated by reproductions of drawings, specimens of types, lettering and bookwork, Haarlem and Utrecht 1952. H. de la Fontaine Verwey, ‘Jan van Krimpen, typograaf’, in: De Gids; algemeen cultureel maandblad, 1952, p. 3-9.
-
voetnoot14.
- G.W. Ovink, ‘S.H. de Roos en J. van Krimpen’, in: Het Boek 33, 1958, p. 32-41 (I) en p. 65-83 (II).
-
voetnoot15.
-
J. van Krimpen on designing and devising type, New York and Heemstede 1957.
-
voetnoot16.
- A. Goovaerts, Histoire et bibliographie de la typographie musicale dans les Pays-Bas, Anvers 1880.
-
voetnoot17.
-
Centrale catalogus voor de papier-, papierverwerkende en grafische industrie, waarin opgenomen de in de Nederlandse bibliotheken aanwezige boeken en tijdschriften op technisch en organisatorisch gebied, Amsterdam 1947.
-
voetnoot18.
- ‘A list of type specimens’, samengesteld door Harry Carter, Ellic Howe, A.F. Johnson, Stanley Morison en Graham Pollard, in: The Library, fourth series, vol. 22, 1942, p. 196-199.
|