| |
7
Een nacht van liefde laat een zoete geur in het bed en op het lichaam achter. Ik herinner mij dat een van mijn allereerste vriendinnetjes, met wie ik een nacht op een zolder had doorgebracht waar geen wasgelegenheid was, bedenkelijk zei: ‘Als ze nog niet wisten dat we met elkaar gingen, kunnen ze het nu in ieder geval ruiken.’
Ik hoorde Jadranca zacht neuriënd in de badkamer rondscharrelen. Een vage herinnering aan een korte maar heftige droom lag tussen mij en het daglicht. Ik probeerde de droom weer voor de geest te halen, maar toen ik mijn ogen opende, was ieder contact met mijn slaap verbroken. Ik richtte mij op, pakte mijn broek die naast het bed op de grond lag, stak mijn benen uit bed en stapte traag in de broekspijpen.
Nadat ik mijn riem had vastgemaakt, zocht ik mijn kleren, die verspreid door de kamer lagen, bij elkaar.
Jadranca lag met gesloten ogen onder een deken van wit schuim in bad te weken. Ze opende haar ogen toen ik in de badkamerdeur verscheen en zei glimlachend: ‘Bonjour, mon petit Sid.’
‘Waarom zo vroeg?’ Mijn stem kraste als een oude raaf.
‘Ik moet om negen uur bij mijn kennissen zijn, mon chou. De oude heer is de hele dag op zijn kantoor en ik wil vandaag die cheque innen. Ze hebben me uitgenodigd om te komen ontbijten.’
‘Dus je ontbijt niet beneden?’
‘Alleen even een kop koffie. Over een kwartier in het restaurant, haal je dat?’
‘Jij?’
‘Natuurlijk.’
‘Goed dan.’ Ik liep snel terug naar mijn eigen kamer. Op de gang
| |
| |
hoorde ik ochtendgeluiden in de andere kamers, maar ik kwam niemand tegen.
Onder de douche ontdekte ik de krabben en blauwe plekken op mijn lichaam. Wat een nacht. Toen ze haar kamerdeur had geopend, waren we in een wonderlijk onhandige omarming haar kamer binnen gerold en stommelend over de vloer hadden we haar bed gevonden. We hadden nauwelijks geslapen. Mijn lichaam voelde dof en verbruikt aan. Terwijl ik de douche afwisselend koud en gloeiend heet draaide, schoot mij plotseling de droom weer te binnen. Twee auto's, een kleine rode en een veel grotere grijze, raceten achter elkaar een steile bergweg af. Vanuit een hoger gelegen punt op de weg volgde ik angstig de wedstrijd. De grote auto haalde de kleine wagen snel in en scheen hem te willen passeren. Maar de kleine auto liet dat niet toe. In een poging om de andere auto de pas af te snijden, vloog hij tegen de rotswand op en explodeerde. Met een denderende klap reed de grote auto op het wrak in. Door de explosie die daarop volgde, was ik wakker geschrokken. Ik herinnerde mij hoe ik enkele ogenblikken koud en onbeweeglijk in bed had gelegen en met wijdopen ogen naar de duisternis boven mij had liggen staren. Hoe ik toen, in een soort van reflexbeweging, mijn arm had uitgestrekt, waarbij ik Jadranca's rug beroerde en hoe Jadranca zich daarop snel naar mij toe draaide en de poppetjes weer aan het dansen waren.
Na de douche stak ik mij snel in de kleren. Ik deed een jeans, een dunne trui en mijn oude leren jasje aan en stopte de Beretta in de rechterzak van het jasje. De greep van het pistool stak bijna naar buiten. Het wapen was werkelijk te groot, ik moest toch eens een kleiner kaliber op de kop tikken. Op weg naar de lift klopte ik op Jadranca's deur, maar ze was al naar beneden.
In een hoek van de lege ontbijtzaal zat ze in een kop zwarte koffie te blazen. ‘Ik dacht dat je het niet zou halen, chérie.’ Ze had alleen een beetje lippenstift op, verder was ze nauwelijks opgemaakt, het stond haar heel goed. Ze droeg de witte rok en de blauwe blouse die ze ook op de eerste dag had aangehad en die ze inmiddels had laten reinigen.
‘Heb je heus zo'n haast?’ vroeg ik.
‘Ja schat, die mensen zijn vreselijk stipt. Ze zijn al zo oud, weet je. Ik ben liever wat eerder bij ze dan dat ik te laat kom.’
‘Wanneer ben je terug?’
‘Over een uur of wat. Wat ga jij vandaag doen?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Eerst ontbijten op het terras aan het
| |
| |
meer, dan bel ik mister Kimberlin maar weer eens op. Daarna zie ik wel. Als je op tijd terug bent, kunnen we misschien vanmiddag gaan zwemmen.’
‘Misschien.’ Ze stond op en rommelde even in haar handtasje.
‘Heb je geld genoeg?’ vroeg ik.
‘Ja hoor.’
Terwijl we naar de uitgang van het restaurant liepen, bedacht ik dat ik haar tasje eens moest onderzoeken. Haar papieren konden mij misschien enige zekerheid omtrent haar identiteit geven, en misschien bevatte het ook nog wel andere aanknopingspunten.
In de hal van het hotel vroeg ik: ‘Zal ik een taxi voor je laten komen?’ ‘Nee, Sid. Dank je schat. Ga jij maar ontbijten. Ik red me wel.’
Op straat keek ze even om zich heen, ging toen op haar tenen staan en gaf me een kus. ‘Tot straks, schat.’
‘Tot straks.’
Ik wandelde in de richting van het meer terwijl zij naar de rand van het trottoir liep om een taxi aan te houden. Het was druk. De Mercedessen, BMW's en Chevrolets waren op weg naar hun kantoren. Ter hoogte van het krantenstalletje draaide ik mij even om en zag dat ze tevergeefs naar een taxi zwaaide. Om tijd te rekken kocht ik een krant en terwijl ik betaalde, zag ik aan de overkant van de straat een grijze Peugeot staan. Hij stond met zijn neus in de richting van het meer. Moebli rookte achteloos een sigaret.
Natuurlijk had hij mij gezien, maar hij gaf geen sjoege. Onder de dekking van het krantenstalletje spurtte ik de zijstraat in waar ik Kimberlin's Alfa had geparkeerd.
Ik dook naar binnen, maakte contact en startte. De auto begon te spinnen als een poes. Ik manoeuvreerde hem snel naar het krantenstalletje op de hoek van de hoofdstraat. Er was daar een wacht- en parkeerverbod, maar ik gokte erop dat ik er wel een paar minuten kon blijven staan.
Maar op het moment dat ik de handrem aantrok, schoot Moebli's Peugeot plotseling naar voren, draaide dwars door het drukke verkeer de weg over en reed snel in de richting van het hotel. Ik liet een paar auto's voorgaan voordat ik achter hem aanreed. Zoals ik al zei, het was druk op de weg en ik was hem al bijna kwijt voor ik goed en wel op dreef was. Een paar honderd meter voorbij het hotel sprongen op een kruispunt de stoplichten op rood en Moebli was al aan de overkant. Ik drukte het gaspedaal in tot op de plank en ploegde dwars door een groep overstekende voetgangers heen terwijl achter mij een
| |
| |
schril concert van gierende remmen en huilende claxons weerklonk, maar ik haalde het.
Toen ik een minuut of tien achter hem aan had gereden, begon ik de weg te herkennen. We reden dezelfde route als de vorige middag, wat mij geruststelde.
Maar ik was wel erg moe. Mijn lichaam smeekte om koffie. Als je jarenlang gewend bent om de dag met een paar koppen koffie te beginnen, raken je lijf en je hoofd daarop ingesteld. Uiteindelijk kwamen we weer in de villabuurt met de ommuurde tuinen en de sportwagens terecht. De verkeersstroom ging hier nog maar in één richting, omlaag, stadinwaarts. Moebli en een taxi die voor hem uit reed, en dié ongetwijfeld Jadranca aan boord had, ik zelf en een melkslijter waren de enigen die naar boven gingen.
Terwijl we door de stad kruisten, vond ik in het dashboardvakje een Ray-Ban zonnebril die mister Kimberlin had vergeten. Ik zette de bril op, hoewel ik niet al te bevreesd was dat Moebli mij zou herkennen. Ten eerste vermoedde hij mij op een terras aan het meer, en ten tweede kon hij niet weten dat ik in het bezit van een zilverkleurige Alfa-Romeo was gekomen. Maar toch was ik blij toen er een stadsbus tussen ons in kroop.
We passeerden het zijweggetje waar ik hem had gedwongen om het bos in te rijden. De weg werd nu steiler en slingerde in grote lussen naar boven. Op het meer dobberden al een paar zeilboten en ik zag ook een waterskiër over het water scheren.
Misschien weer het zestienjarige meisje. De taxi, die ongeveer driehonderd meter voor mij uitreed, sloeg de eerste lus naar links in en stopte toen op het punt waar de lus naar rechts begon. Moebli bracht zijn wagen achter de taxi tot stilstand. Ik kon dit alles goed volgen, omdat ik nog op het stuk weg zat dat rechttoe rechtaan naar boven liep. De bus voor mij stopte bij een halte en ik remde af en schoot de oprijlaan van een enorme villa in. ‘Streng verboden toegang voor onbevoegden’ stond er op een bordje, maar het hek was open, dus... Mijn auto stond nu veilig verborgen achter de hoge tuinmuren. Ik stapte snel uit, liep terug naar het hek en tuurde naar boven. Er waren een paar jongedames uit de bus gestapt, kinderjuffrouwen zo te zien, die met kittige pasjes naar hun respectieve villa's marcheerden.
In de verte, boven mij, stapte Jadranca vanuit de taxi over in de Peugeot, terwijl Moebli kennelijk voor haar afrekende. Een ogenblik later stapte hij weer in en reed snel weg. De taxi rolde langzaam omlaag.
| |
| |
Ik wachtte tot Moebli de top van de heuvel had bereikt en over de rand verdween, toen sprong ik in mijn auto en suisde hem vol gas achterna. Eenmaal boven gekomen, bleek de weg aan de andere kant van de heuvel weer omlaag te slingeren. Het landschap was daar niet in trek, er stonden geen villa's, alleen hier en daar wat boerderijen. Ik passeerde twee kommervolle uitspanninkjes, maar Moebli's Peugeot was nergens te bespeuren. Vervolgens reed ik door een gehucht heen. Vijf huizen en een kerkje, wat kinderen en kippen op straat, maar geen auto te zien.
Een paar honderd meter verder dreef een boer twee koeien over de weg. Ik remde af en vroeg of hij een grijze auto had gezien. Hij bleef staan en nam zijn pijp uit zijn mond. Ik herhaalde mijn vraag. Hij stak de pijp weer in zijn mond, nam een trek en keek mij aan. Ik wachtte. Hij wachtte. Er gebeurde niets.
‘Boerenmafkees,’ schold ik.
Hij nam de pijp weer uit zijn mond, blies een rookwolk in mijn gezicht en zei iets van: ‘Auwaschibilibi.’ Een krachtterm die ongetwijfeld de mijne overtrof.
Ik trok weer op en reed ontmoedigd verder. Het koffietekort werd fnuikend. Toen, een kilometer verder, nadat ik de hoop al had opgegeven, zag ik voor een chalet iets grijzigs tussen de bomen schemeren. Ik stopte. Raak.
Er stond een andere auto naast. Een sportwagen, Mercedes 220 S.E. Ik reed een eindje verder, keerde en zette de wagen aan de kant van de weg. Tussen het huis en de weg lag een dennenbosje, zodat men mij binnen niet kon zien uitstappen.
Ik liep met een boog om het bos heen en naderde het huis aan de achterkant. Het was een klein chalet met een tuin erachter, zo te zien werd het gebruikt als weekendhuis. In de tuin stonden een paar ligstoelen, een stenen barbecue met wat houtskoolresten en op het gras lagen een paar lege glazen. Ik raapte er een op en rook er aan. Whisky.
De gordijnen voor de ramen waren nog dichtgetrokken. Voorzichtig liep ik naar een raam en legde een oor tegen het glas. Op hetzelfde moment klonk er binnen een schot. Iemand schreeuwde en onmiddellijk daarop klonk er op de bovenverdieping, onder het schuine dak, een snijdende gil.
‘Ilse, be quiet!’ schreeuwde iemand in de kamer en toen brulde hij in slecht Frans: ‘Est-ce que tu es fou, vous stjoepied fille!’
‘Blijf met je poten van mij af!’ snauwde Jadranca. Ze spoog de woor- | |
| |
den naar buiten alsof het kogels waren. Binnen scheen zich een dramatische situatie af te spelen. Misschien moest ik iets doen. Iemand zat met zijn poten aan Jadranca. Mijn Jadranca.
Mijn hart roffelde een drumsolo tegen mijn trui. Ik haalde de Beretta uit mijn zak en schoof de veiligheidspal terug. Naast het raam was een deur. Ik legde mijn hand op de klink en duwde de deur langzaam open.
Een jongeman met buitengewoon rood haar, gekleed in een groene zijden kamerjas, waaronder hij een paarse pyjama droeg, stond in het midden van de kamer. Hij stak een hand uit naar Jadranca, die vlak voor hem op een rotanstoel zat. In haar rechterhand hield ze een klein pistooltje op zijn navel gericht. Haar blauwe blouse was opengescheurd en haar haren hingen verward voor haar ogen.
‘Give... fast!’ zei de jongeman tussen zijn tanden door. In een hoek van de kamer zat Herr Moebli met een lijkwit gezicht op een bank. Met zijn linkerhand omklemde hij de vingers van zijn rechterhand, terwijl hij zachtjes zat te jammeren. Er sijpelde bloed tussen zijn vingers door.
Jadranca hief het pistooltje wat op, zodat het op het hart van de man was gericht. ‘Achteruit!’ siste ze.
Maar hij kwam nog een stap dichterbij en zijn hand bewoog zich langzaam naar haar toe. Ik hief de Beretta op een vuurde een schot in het plafond. Boven klonk opnieuw een snerpende gil.
De roodharige reageerde uiterst koelbloedig. Hij liet zich zijdelings op de grond vallen en draaide zich in zijn val om, zodat hij mij in de deuropening kon zien staan. Jadranca zwenkte haar pistooltje naar mij toe en aan de manier waarop ze haar lippen samenkneep, zag ik dat ze op het punt stond om te schieten. Ik weet niet wat ik in dat geval had gedaan. Waarschijnlijk zou ik hebben teruggeschoten, de Beretta was in ieder geval op haar voorhoofd gericht. Gelukkig herkende ze mij net op tijd. ‘Sid!...’ zei ze verbaasd.
Ik gebaarde tegen de roodharige. ‘Get up!’
Hij stond langzaam op en trok zijn kamerjas recht. Om zijn mond speelde een flauwe glimlach.
‘Well, well,’ zei hij zacht.
‘Gezicht tegen de muur en handen omhoog,’ zei ik.
Hij liep langzaam naar de muur en vouwde zijn handen op zijn hoofd. Daarna wenkte ik Moebli. ‘Er naast.’
‘Ik kan niet,’ zei hij, ‘ze heeft me in mijn hand geschoten.’ Hij sprak slap en traag alsof hij een beetje dronken was. Hij had ook al vrij veel
| |
| |
bloed verloren.
‘Schiet op.’
Hij stond moeizaam op en liep naar de muur, maar toen hij zijn armen omhoogstak, vielen ze weer slap omlaag. ‘Het gaat niet,’ steunde hij. ‘Laat dan maar. Wat is hier aan de hand?’ vroeg ik aan Jadranca. ‘Wat kom jij doen?’ vroeg ze terwijl ze de haren uit haar gezicht streek.
‘Dat komt later wel. What's going on here?’ Dit laatste tegen de roodharige.
Hij draaide zich om zonder zijn armen te laten zakken. Hij grinnikte nu openlijk. Ik schatte hem op een jaar of achtentwintig. Hij had een sproetig Amerikaans jongensgezicht, blauwe ogen en een wipneus. Mijn vermoeden dat het chalet een weekendhuisje was, was waarschijnlijk wel juist. De kamer was ingericht met bijeengeraapte rotanmeubelen en op een tafel in een hoek stonden de resten van een ontbijt. De borden en de kopjes waren van ten minste vier verschillende serviezen afkomstig.
‘De prijs die jullie vragen, is te hoog, Stefan,’ zei hij.
‘Jullie?’ vroeg ik.
‘Ik weet alles van je af, mister Stefan. Mister Shit Stefan.’
‘Funny boy. Briljante vondst, ventje.’
Hij knikte mij minzaam toe en liet zijn armen zakken. Mijn pistool wipte waakzaam omhoog.
‘Geen angst. Ik steek alleen maar een sigaretje op.’ Hij frommelde even in de zakken van zijn ochtendjas en haalde een aansteker en een pakje sigaretten te voorschijn.
‘Wie ben jij?’ vroeg ik.
Moebli stond nog steeds met zijn rug naar mij toe. Hij leunde voorover tegen de muur, met zijn hoofd tegen de foto van een berglandschap. De rooie inhaleerde diep voor hij zei: ‘Ik ben verbonden aan de Amerikaanse ambassade in Bern. In de toekomst zul je nog veel met ons te maken krijgen. De grillen van een goedkope lichtekooi als dit grietje hier interesseren ons niet. We willen haar best wat betalen als ze ons informatie kan leveren. Maar one-man operators als jij nemen we serieuzer. Ze verstoren de markt en dat kunnen we niet hebben. Ik moet zeggen dat we je al twee keer onderschat hebben. Gisteren met Moebli, goed gedaan, toegegeven, en vanochtend heb je weer een knappe val opgezet. Dank zij het acteertalent van deze jongedame zijn we er volledig ingetuind. Ik bied jullie tienduizend dollar, geen cent meer. Ik kan niet hoger gaan. Ik mag niet van mijn superieuren.’
| |
| |
Ik keek Jadranca vragend aan.
‘Doen?’
Ze haalde haar schouders op en lachte. ‘Ze zijn gek,’ zei ze. Ze liet het pistooltje in haar tasje vallen en knipte het dicht.
‘Je hoort het,’ zei ik tegen de rooie, ‘de handel gaat niet door.’
‘Tja...’
‘Waarom wilde je haar uitkleden?’
‘Ik niet. Moebli. Hij denkt dat ze de films op haar lichaam of in haar ondergoed heeft verborgen.’
‘Dus je wou ze gappen?’
‘Gappen? Eigenlijk niet,’ grinnikte hij. ‘Ik wou ze haar afnemen en haar in ruil daarvoor tienduizend dollar geven.’
‘Is dat niet hetzelfde?’
‘Zou jij het anders hebben gedaan?’
Op dat moment zakte Moebli in elkaar en viel met een klap tegen de grond. De jongeman boog zich over hem heen. ‘Flauwgevallen. Bloedverlies. We moeten wel even iets doen voor het ernstig wordt.’ ‘Ben je gek, dat beetje bloed,’ zei ik. ‘Heb je hier telefoon?’
Hij knikte. ‘Achter je.’
Ik liep achteruit naar de telefoon, hem voortdurend onder schot houdend en rukte de telefoondraad uit de muur. Hij kneep zijn ogen samen, maar zei niets. Plotseling werd er ergens in huis een deur dichtgeslagen. Hij rende naar het raam aan de voorkant van het huis en trok het gordijn open. ‘Ilse!’ schreeuwde hij. ‘Ilse, blijf hier!’ Maar Ilse bleef niet. Ilse was een blond meisje met een grote toet op haar kop en een knalgeel mantelpakje aan. Ze sprong in de Mercedes, startte en reed met gillende banden weg.
‘Damn it, damn it!’ vloekte de rooie en sloeg met zijn vuisten tegen de muur.
‘Is dit jouw liefdesnestje?’ zei ik pesterig.
‘Shit man. Shit Stefan.’
Terwijl ik naar hem toeliep, was ik mij ervan bewust dat ik een groot risico nam. Misschien kon hij ook wel van die flitsende bewegingen met zijn handen maken waardoor ik plotseling op de grond kwam te liggen.
Ik bewaarde een veilige afstand, maakte een schijnbeweging met mijn linkervuist naar zijn kin en toen hij zich met de punch mee wilde laten vallen, kwam ik snel in, sloeg met de platte kant van mijn Beretta in zijn gezicht en danste weer terug.
Even stond hij onbeweeglijk met gesloten ogen en beet op zijn
| |
| |
onderlip. ‘Dat had je niet moeten doen,’ zei hij toen schor.
‘Je kunt nog meer krijgen en verder heb je je bek te houden.’
‘Ik zal ervoor zorgen dat ze jou te pakken krijgen,’ hij aarzelde even, ‘mister Stefan.’
‘Je doet maar. Er zijn meer dingen waarin je je hebt vergist. Jadranca, ben je klaar?’
‘Ja.’
‘Laten we dan gaan. Ach, loop even mee naar buiten,’ zei ik tegen de rooie. Hij haalde zijn schouders op en liep naar de deur.
‘Heb je gisteren een feestje gehad?’ vroeg ik en wees op de barbecue en de whiskyglazen in de tuin.
‘Party for two,’ zei hij somber.
We liepen om het huis heen en kwamen langs Moebli's Peugeot. Ik bleef staan en schoot een kogel door een voorband en daarna een door een achterband.
De man knikte. ‘Leuk hoor.’
‘Niets aan te doen.’
‘Nee.’ Hij accepteerde het gewoon. Het hoorde ook bij zijn vak. ‘Maar zo haal je wel de hele buurt bij elkaar.’
‘Dat zal mij een rotzorg zijn.’
We liepen door het bos naar de weg. Jadranca, naast mij, keek star voor zich uit. Haar lippen waren samengeknepen tot een smalle streep. Ik vermoedde donkere wolken aan de eens zo blauwe hemel. De roodharige liep voor ons uit. Hij liep op blote voeten en probeerde met kleine sprongetjes de scherpe stenen die op het pad lagen te vermijden, wat een gek gezicht was. Jadranca keek stomverbaasd toen ze plotseling de Alfa zag staan.
‘Hoe kom je daaraan?’ vroeg ze.
‘Mister Kimberlin.’
‘Oh...’ Met een blik van verbazing en ook met iets van bewondering in haar ogen stapte ze in. Sportwagens doen het toch maar goed bij meisjes. Niet bij allemaal, dat weet ik ook wel.
Ik trok mijn jasje uit en sloeg het om haar schouders. Tot nu toe had ze met veel moeite de resten van de blouse met haar handen bij elkaar gehouden.
Terwijl ik startte, vroeg ik aan de rooie: ‘Hoe heet u eigenlijk?’
‘Wat doet het ertoe?’ zei hij. Dan niet.
Ik trok de wagen op en drukte het gaspedaal in tot op de plank. De auto schoot naar voren. Toen de man een klein groen streepje met een rood puntje erop in het spiegeltje was geworden, vroeg ik aan
| |
| |
Jadranca: ‘Hoe heet hij eigenlijk?’
‘Weet ik veel,’ zei ze.
|
|