je niet. Waarom ben je teruggekomen?’
‘Als ik je beloof dat je het geld terugkrijgt, geloof je me dan?’
‘Ik begrijp niet... waar is het... wat... ja, ik geloof je.’
‘Maar ik beloof het niet. Ik zal mijn best doen, maar ik kan niets garanderen. Maar één ding moet je geloven, ik heb het niet gestolen.’ Ze stond op en veegde de tranen uit haar gezicht. ‘Ik geloof je wel.’ Ik dronk het glas leeg en zette het op tafel. ‘Waar is het kantoor van je verloofde eigenlijk?’ vroeg ik achteloos.
Ze noemde een straatnaam en het adres.
‘Wanneer komt hij terug?’
‘Morgen of overmorgen. Ik weet het niet precies. Hij belt me iedere dag uit München. Sid...’
‘Heeft hij vandaag al gebeld?’ onderbrak ik haar.
‘Nog niet, maar...’
‘Wil je iets voor me doen? Eén ding maar? Alsjeblieft?’ Ik legde mijn handen op haar schouders.
Ze verstrakte even. ‘Ja,’ zei ze toen. ‘Goed.’
‘Vertel hem dan niet dat ik hier geweest ben.’
Pauze. Toen knikte ze. ‘Goed... als dat belangrijk voor je is.’
Ik liet haar los. ‘Sid... mag ik je zo noemen?’
‘Dat lijkt me wel.’
Ze legde een hand op mijn arm. ‘Ik heb het gevoel dat er dingen gaan gebeuren. Is dat zo?’
Ik lachte even. ‘Dingen? Dat is een mooi woord. De dingen zijn al gebeurd, weet je. Wat er nu gaat gebeuren, is alleen maar het logische gevolg van een oorzaak.’
We zwegen even.
‘Wie ben je eigenlijk Sid?’ vroeg ze toen.
‘Zonder sentimenteel te zijn, ik weet het zelf ook niet precies meer.’ Ik keek op mijn horloge. Het was zeven uur. ‘Ik moet nu gaan.’
Terwijl we naar de deur liepen, vroeg ik me af of ik nou eigenlijk in een operette meespeelde of niet.
‘Nog één vraag,’ zei ik terwijl ik de deur opende. ‘Hoe kan Wölfchen jouw broer zijn als jouw vader vlak na de Anschluss is vermoord?’ Ze knikte. ‘Je bent wel slim. Hij is mijn halfbroer. Mijn moeder is na zijn geboorte gestorven. Hij is wat wij hier in Wenen een “Russenkind” noemen. Misschien hebben ze je wel eens verteld wat er hier gebeurd is toen de Russen binnentrokken.’
‘Jawel.’
Ze legde een hand op mijn arm. ‘Je vraagt veel, Sid. Word je er ook