‘Nee,’ zei ze en nam een nieuwe hap. Ze had troebele, kleurloze ogen en te korte wimpers, die te vaak knipperden.
‘Wanneer verwacht u hem dan?’
‘Geen idee,’ Ze droeg een lichtblauwe nylon overgooier met een blouse van hetzelfde materiaal eronder en op haar rechterborst prijkten de letters M.V. Waarschijnlijk was het een fabrieksuniform.
‘Hij moet toch een keer thuiskomen.’
‘Waarschijnlijk midden in de nacht. U bent een buitenlander.’
Dit laatste was geen vraag maar een zakelijke vaststelling.
‘Ik kom uit Zweden,’ probeerde ik voorzichtig.
Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘Oh.’
‘Ik heb uw broer daar in 1963 ontmoet.’
Ze keek mij even aan en zei toen: ‘Komt u maar binnen, anders wordt de keuken te koud.’ Ze deed een stap opzij en opende de deur voor mij.
Op het fornuis stond een pan en ze had het vuur aangestoken.
Op tafel lag een boodschappentas en een krant. Op de radio jodelde een castraat.
Ze wees op een stoel naast de tafel. ‘Gaat u maar even zitten.’
Ze liep naar het fornuis en terwijl ze het vuur oprakelde, zei ze: ‘Waar heeft u hem voor nodig?’
‘Ik ben maar een paar dagen hier en ik ken weinig mensen. Ik had zijn adres nog. Het is natuurlijk al lang geleden dat we elkaar ontmoet hebben, ik weet niet eens of hij zich mij nog kan herinneren. Is hij nog altijd actief?’
‘Actief?’ vroeg ze, nog steeds met haar rug naar mij toe gewend. ‘In de Beweging.’ Ik bevond mij op onbekend terrein en waagde heel aarzelend een stapje vooruit.
‘Bent u ook al zo'n warhoofd? U ziet er veel verstandiger uit.’
Ze draaide zich om en bleef met haar handen in haar zij naar mij staan kijken. Ze was tenger gebouwd, maar ze had flink ontwikkelde, puntige borsten. Waarschijnlijk waren die onder Rock Hudson's dwingende blikken zo groot geworden.
‘Laten we maar niet over politiek praten,’ zei ik. ‘Gaat hij nog steeds met zijn vroegere vrienden om?’
‘Hij vertelt mij nooit iets. Het is allemaal geheim, dat weet u toch wel.’ ‘Natuurlijk, maar het kon toch zijn dat u ook...’
‘Ik weet niets. Ik interesseer me niet voor de politiek en ook niet voor mijn broertje. We leven ieder ons eigen leven.’ Ze wachtte even. ‘Leven...’ zei ze toen schamper.