Het was drie uur, een fletse winterzon hing boven de stad.
De wind rook naar sneeuw, maar het was niet koud. In het pompstation was een oudere man met een rode Porsche bezig. Achter het stuur zat een bleek ventje dat nauwelijks ouder dan achttien jaar kon zijn, met een zonnebril op en autohandschoenen aan, een sigaret te roken, net als in de advertenties. Toen de benzinetank vol was, stak hij nonchalant een hand op en zonder een woord te zeggen reed hij weg.
‘Moet hij niet betalen?’ vroeg ik.
‘Papa rekent één keer per maand af,’ zei de man terwijl hij zijn handen aan zijn witte overall afveegde. ‘Wat kan ik voor u doen?’
‘Bent u Herr Skcecency?’
Hij knikte instemmend. Hij had strakke grijze ogen en de harde rode huid van iemand die veel buiten is.
‘Ik ben bij de politie uw naam te weten gekomen,’ zei ik.
‘Ik heb nog nooit iets met de politie te maken gehad.’
‘Ik heb gisteren panne gehad op een landweg buiten de stad en ik ben toen geholpen door twee jongens die met een Opel langskwamen. Ik ben nogal ontechnisch en zij hebben mijn auto weer voor mij op gang gebracht. Nu wilde ik ze graag bedanken, maar ik ben vergeten naar hun naam te vragen. Maar omdat ze mij een stuk hebben gesleept, wist ik hun autonummer.’ Ik noemde het nummer van de Opel. ‘En de politie heeft me verteld dat die wagen op uw naam staat.’
‘En nu?’
‘Ik dacht dat het misschien uw zoons waren.’
‘Zoons...,’ zei hij misprijzend. ‘Ik verhuur auto's, geen kinderen. Komt u maar mee naar binnen.’
In het propere glazen kantoortje was het aangenaam warm. Hij nam een boek uit een stalen kist, ging aan een stalen bureau zitten en zette een bril met een stalen montuur op.
‘Hm,’ zei hij later. ‘Dat verbaast me, eerlijk gezegd.’
‘Wat?’
‘Dat die jongen u zo vriendelijk geholpen heeft. Ik vond hem een onbeleefde vlerk. Hij heet Sepp Vogler. Hij heeft de Opel twee dagen geleden voor een week gehuurd.’
‘Hoe zag hij eruit?’
‘Vies. Vol puisten.’
‘Die bedoel ik.’
‘Eigenlijk wilde ik hem de auto niet verhuren. Mijn meeste klanten ken ik persoonlijk, omdat ze hier in de buurt wonen, maar hij kwam helemaal van de andere kant van de stad. Dat vond ik vreemd. Hij