| |
16
Ik legde mijn oor tegen de deur, hield mijn adem in en luisterde. Na een paar seconden hoorde ik Pauline binnen lachen. Heel voorzichtig stak ik de sleutel in het slot, draaide hem geluidloos om en opende de deur op een minieme kier. In het midden van de kamer zat Schlüffer met zijn rug naar de deur toe, diep weggedoken in de bank waar ik die middag Bruno en Enzo geplaceerd had. Op een stoel en profile met de deur zat King, terwijl Pauline pal tegenover de deur zat. Een golf van behaaglijke warmte sloeg mij tegemoet, ze had blijkbaar de kachel aangemaakt. Op de achtergrond speelde de grammofoon een behaagziek jazznummer, van die muziek die ook voor outsiders wel acceptabel is.
Pauline zag de deur opengaan, stond onmiddellijk op en kwam met een halfvol cocktailglas in haar hand naar mij toe. Ze droeg een diep gedecolleteerd zwart jurkje met een wit kanten befje voor het decolleté. Haar haar was opgestoken en werd boven op haar hoofd door een met flonkerende, misschien wel echte, steentjes bezette haarclip
| |
| |
bijeengehouden. Ze had een nieuwe kleur lippenstift op. Lichtrood met iets bruins erin, tawny heet dat in advertenties, en haar witte gezicht stak bijna schril af tegen het zwarte cocktailjurkje en haar rode haar. Ze deed de deur open, pakte mijn hand vast en trok mij zachtjes naar binnen. Ik volgde haar onwillig.
‘Dag Sid,’ zei ze met een rare buiging in haar stem die misschien sexy bedoeld was. Toen ik in de kamer stond, ging ze op haar tenen staan, vlijde zich tegen mij aan en legde haar lippen op mijn mond. Ze waren warm en zacht en proefden naar drank, misschien martini. Haar rechterarm had ze om mijn hals gelegd en haar hand kroop langs mijn kraag over mijn schouders heen. Ik kreeg kippevel. Met haar voet gaf ze tegelijkertijd de deur een zet, zodat deze met een slag terug in het slot viel. De sleutel stak nog aan de buitenkant in het slot.
Toen ze op was gestaan, hadden de twee mannen zich naar mij toegewend en terwijl ze mij nu kuste, keken ze mij aan. Schlüffer glimlachend, King schijnbaar onbewogen. Voorzichtig maakte ik mij uit haar omarming los. Ze deed een stap terug, zonder mij los te laten, en zei, met weer die zelfde buiging in haar stem: ‘Fijn Sid, fijn dat je er bent.’
Daarna draaide ze zich om, trok mij aan mijn hand verder de kamer in en zei in het Engels: ‘Heren, mag ik u voorstellen? Sid Stefan. Mr. King, Herr Schlüffer.’
‘Mr. Schlüffer immers, miss McCormick,’ zei Schlüffer, terwijl hij en King opstonden.
‘Natuurlijk, ik weet ook niet waarom ik mij toch steeds weer vergis,’ zei Pauline met een stralend lachje en tegen mij ging ze door: ‘Je ziet, ik heb bezoek.’
Een uur eerder was ik, terugrijdend uit de haven, voor een cafeetje op de hoek van de Lastageweg en de Oude Waal gestopt. Aan de bar achter een glas pils zittend vertelde ik Bruno en Enzo wat ik van Ettore te weten was gekomen. Ze hadden er ook geen idee van tot wat voor een organisatie ‘die jongens van Rome’ konden behoren. Uit Ettore's verhaal maakte ik op dat het iets met verdovende middelen te maken had, maar evenmin als hijzelf begreep ik de connectie. Het lagere personeel van de Amsterdamse maffia - Enzo en Bruno moesten voor het eerst hard lachen toen ik dat woord gebruikte - was in ieder geval spoedig het land uit. Dat betekende voor ons, en voor een heleboel keurige, rustige Italiaanse jongens, een grote opluchting. Er bleven desondanks nog moeilijkheden genoeg over.
| |
| |
Het was halfacht. Ik vroeg de broers of ze al hongerig waren. Ze zeiden van niet, maar ze keken zo neutraal lang hun neuzen naar de grond, dat ik de indruk kreeg dat ze best een versterking konden gebruiken, en ik nodigde ze uit om mee in het Hiltonhotel te gaan dineren. Na een licht aarzelen stemden ze grinnikend toe. Ik hoopte dat we daar Henderson zouden tegenkomen. De kans was klein, dat wist ik wel, maar we waren op een dood spoor gekomen en we moesten iedere mogelijkheid benutten.
In de hal van het Hiltonhotel op weg naar de bar, vroeg Bruno of ik op mijn kamer een elektrisch scheerapparaat had. Hij wilde zich graag scheren voor we gingen eten. Zij waren gewend om zich twee keer per dag te scheren, zei hij en inderdaad waren hun kinnen alweer bedekt met een blauwe schaduw. Natuurlijk konden zij van mijn scheerapparaat gebruikmaken en we liepen terug naar de balie om mijn kamersleutel te halen. De portier overhandigde mij tegelijk met de sleutel een envelop.
Er zat een briefje in. ‘Gelieve dringend contact met mij of mijn secretaresse op te nemen. Henderson,’ stond er in grote ronde, rode ballpointletters op geschreven.
Dus Henderson was al te weten gekomen dat ik in het Hilton logeerde. Wat niet te verwonderen was sinds ik die ochtend op zijn kamer verschillende telefoontjes had aangenomen.
‘Is Mr. Henderson, kamer 444, aanwezig?’ vroeg ik aan de portier. Hij wierp een vluchtige blik op het sleutelbord. ‘Nee meneer.’
‘En juffrouw Callock?’
Een nieuwe blik naar achteren. ‘Jawel meneer.’
In de lift vertelde ik Bruno en Enzo over de mededeling die ik had ontvangen en ik besloot om Daisy eerst even te bellen en haar daarna, terwijl de broers zich opdoften, met een bezoekje te vereren.
Maar het was niet nodig geweest om haar te bellen. Ze lag aan handen en voeten geboeid op mijn bed. Er zat een scheur in haar rok en haar blouse was half opengetrokken. Er was een doek voor haar mond gebonden en toen ik die verwijderde, bleek er ook nog een prop watten in haar mond te zitten. Haar gezicht en haar armen zaten vol bloedvlekken. Ze hijgde piepend en schril toen ik ook de prop watten verwijderd had. Haar ogen waren gesloten. Terwijl Bruno en Enzo zenuwachtig en onhandig de touwen waarmee haar enkels en polsen waren vastgebonden, ontknoopten, schonk ik wat cognac uit de fles
| |
| |
die ik van Jeanette had gekregen in een waterglas, tilde daarna haar hoofd op en goot wat cognac naar binnen. Nadat ik het glas drie maal aan haar lippen had gezet, begon ze zelf te drinken en na nog een paar slokjes opende ze haar ogen. ‘Dank u,’ fluisterde ze.
Ik liet haar weer terug op het kussen zakken. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik en tegen de broers ging ik door: ‘Dit is de secretaresse van Henderson die ik net wilde bellen. Ze spaart mij in ieder geval de moeite van een bezoekje.’ Bruno en Enzo keken mij verwijtend aan. Ze schenen het ongepast te vinden om in zo'n situatie grapjes te maken. ‘Wat is er gebeurd?’ herhaalde ik en schudde haar schouders heen en weer. Ze spoog een paar wattenvezels uit. ‘Wacht even,’ fluisterde ze en bleef weer met gesloten ogen op het bed liggen. We zwegen alle vier zo'n dertig seconden.
Het duurde me te lang. ‘Godverdomme, Daisy, vertel op,’ snauwde ik plotseling.
Ze schrok, opende haar ogen en ging overeind zitten. ‘Waar is mijn tasje?’ vroeg ze ongerust.
Het lag op de grond naast het bed, ik raapte het op en gaf het haar aan. Ze maakte het open, haalde een poederdoos en een kam te voorschijn en begon haar gezicht te bewerken. Dat werd mij te veel, ik rukte het tasje uit haar handen en slingerde het naar het andere einde van de kamer. ‘Vertel, vlug, of ik rammel je nog eens door elkaar. Wat is er gebeurd?’
Ze keek me dodelijk geschrokken aan. Het viel me op dat ze haar bril niet op had. ‘Ik wilde uw kamer doorzoeken. Mister Henderson heeft ontdekt dat u in ons hotel bent komen wonen en toen hij vanochtend wegging, heeft hij een briefje voor u bij de portier afgegeven.’ Ze zweeg en keek hulpzoekend naar Enzo en Bruno, die van haar hele verhaal echter geen woord begrepen. ‘Ga door.’
‘Ik moest opletten wanneer u terugkwam en een afspraak tussen u beiden arrangeren.’
‘Wat wil hij van mij?’
‘Ik geloof dat hij u geld wil geven,’ zei ze verlegen.
‘Waarom?’
‘Opdat u zich niet meer met zijn zaken zult bemoeien.’
‘Waar is hij nu?’
‘Ik weet het niet. Hij houdt voortdurend telefonisch contact met mij, maar ik lig hier nu al meer dan een uur, dus...’
‘Hoe kom je hier?’
‘Het duurde zo lang voor u kwam en toen dacht ik dat ik op uw kamer
| |
| |
misschien iets over u te weten kon komen. Ik ging hier naar toe en begon u bagage te onderzoeken...’
‘Hoe kwam je hier binnen?’
‘Oh, ik had eerst voor een sleutel gezorgd...,’ glimlachte ze vaag.
‘En toen?’
‘Plotseling stonden er twee mannen in de kamer met grote pistolen in hun handen.’
‘Wie waren het?’
‘Ik weet het niet. Ik heb ze nog nooit eerder gezien. Een van hen sprak Engels met een Duits accent.’
‘Had de andere zwarte leren handschoenen aan?’
‘Hoe weet u dat?’ riep ze verrast. ‘Ze zochten u. Kent u ze?’
‘Vast en zeker. En toen?’
‘Ik zei dat ik niet wist waar u was, toen sloegen ze mij. Ze zeiden dat ik het wel wist en dat ze me zouden dwingen om het te zeggen. Ze deden me erge pijn. Ik huilde, maar ze hielden niet op. Ten slotte heb ik maar wat gezegd, toen bonden ze me vast en stopten die prop in mijn mond.’
‘Wat heb je dan gezegd?’
Ze keek naar de grond. ‘Mag ik nog een slokje cognac?’ vroeg ze. Ik schonk het glas nog eens vol.
‘Wat heb je dan gezegd?’ herhaalde ik terwijl ze met grote slokken dronk.
‘Ik heb gezegd dat Pauline u vanavond verwacht.’ Ze hikte plotseling en hield geschrokken een hand voor haar mond.
‘Wat?’ Ik sprong op en sloeg het glas uit haar hand. ‘Heb je hun Pauline's adres gegeven?’
Ze begon te huilen. Jezus, wat was ze een kalf. ‘Ik moest wel. Anders hadden ze mij misschien doodgeslagen,’ snikte ze.
‘Dus ze zijn nu bij Pauline?’
‘Ik denk het wel.’
Ik legde Bruno en Enzo zo snel mogelijk uit wat ze verteld had. ‘Wat doen we nu?’ vroeg ik toen ik klaar was.
‘Er naar toe,’ zeiden ze tegelijk.
‘O.K. Laten we deze truus hier dan eerst weer vastbinden en opbergen. Anders hoort Henderson straks haar verhaal als hij thuiskomt en dan hebben we die vent ook nog op onze nek.’
‘Bene.’
Daisy, die onze Italiaanse conversatie niet had kunnen volgen, huilde niet meer. Ze had haar tranen weggeveegd en keek mij lief glimlachend aan.
| |
| |
Ik raapte de touwen weer van de grond en boog mij over haar heen. ‘Houd je even rustig, schat. Het is zo over,’ zei ik. Maar toen ik haar achterover in het kussen duwde, begon ze te spartelen. ‘Stil of ik sla,’ probeerde ik nog eens, maar ze verweerde zich uit alle macht. Bruno en Enzo pakten haar armen en benen vast en Enzo hield zijn hand op haar mond. Ik boeide haar weer, de prop in haar mond kostte nog de meeste moeite. Ze zag bijna kans om mijn duim eraf te bijten, maar het lukte ten slotte. Haar ogen spoten vuur en venijn toen we klaar waren.
‘Wees maar niet boos. Als Pauline dood blijkt te zijn, staat je nog wel wat anders te wachten. Slaap lekker.’ Ik tilde haar op, en legde haar in de klerenkast. ‘Denk om mijn mooie pakken, hoor,’ zei ik terwijl ik de kastdeur op slot deed.
Uit de kast klonken woedende knorrende geluidjes, waar Bruno en Enzo nog om stonden te lachen toen we met de lift omlaag gingen. Maar ik lachte niet. Mijn gedachten waren bij Pauline.
De sleutel van de deur van haar appartement paste ook op de voordeur van het huis, had Pauline gezegd, en het bleek waar te zijn. We slopen de trappen op. Het was doodstil in huis, de kantoren van de International Trade N.V. waren al uren gesloten. Onderweg in hun Alfa, mijn Volkswagen hadden we bij het Hiltonhotel laten staan, hadden we afgesproken dat ik bij Pauline naar binnen zou gaan en de sleutel aan de buitenkant van de deur zou laten zitten. Zij zouden een verdieping lager wachten en pas als ze lawaai, schieten, schreeuwen of vechten hoorden, zouden ze ingrijpen. Ik had hun de Beretta gegeven. Ze hadden er in dienst mee geschoten en ik hoefde hun niet uit te leggen hoe het onding werkte.
Op de vierde etage, een verdieping onder Pauline's zolderwoninkje, bleven we staan. Door de gebrandschilderde ramen drong wat lantaarnlicht van de Van Eeghenstraat naar binnen. Het regende buiten niet meer, maar de gure wind was aangezwollen tot een storm.
‘Succes,’ fluisterde Enzo en Bruno hief bemoedigend de Beretta omhoog. Ik sloop naar boven. Onder Pauline's deur glom een kier licht. Ik liep naar de deur toe.
‘Wij kennen elkaar al,’ zei Schlüffer. ‘Het is mij een groot genoegen u terug te mogen zien, mister Stefan.’
‘Het genoegen is wederzijds, mijn beste Herr Schlüffer, en ook captain King begroet ik met veel vreugde.’
| |
| |
King reageerde niet en zat onbeweeglijk in zijn stoel. Ik had mij voorgenomen om mij zo brutaal mogelijk te gedragen en om Schlüffer zo snel mogelijk tot een discussie te provoceren. Pauline's glimlachende functie in het gezelschap begreep ik voorlopig nog niet.
‘Ik dacht eigenlijk dat jij nog in Londen zat,’ zei ik tegen haar.
‘Malle,’ glimlachte ze en streelde langs mijn wang. ‘Dat was toch maar een grapje. Ben je daar echt ingevlogen? Wat wil je drinken?’
‘Een grappa.’ Ze gaf mij een knipoog. ‘Schenk het zelf maar even in.’ Terwijl ik naar het drankkastje toeliep, ging zij weer zitten. ‘Dus jullie kennen elkaar allemaal al? Captain King is de verloofde van Jeanette, ik ken hem nog van vroeger, dat heb ik je immers al verteld, Sid? Hij is op zoek naar haar. Hij kwam met Mister Schlüffer bij mij langs om te vragen of ik misschien weet waar ze is, maar ik kan de heren natuurlijk niet helpen.’ Ze nipte aan haar glas en liet een lachje parelen. Terwijl ik een glas grappa inschonk, kreeg ik kippevel, maar deze keer niet omdat haar aanwezigheid mij opwond, maar omdat ik haar eng begon te vinden.
‘Het hindert niets dat u het niet weet, juffrouw, uw vriend Stefan is voor ons voldoende,’ zei Schlüffer.
Ik liep terug naar het midden van de kamer en ging zitten op de stoel waar ik die middag ook al op gezeten had. ‘Vertel eens, waarmee ik jullie van dienst kan zijn,’ zei ik opgewekt.
Schlüffer legde een hand op mijn schouder. ‘Eerst ga jij oompje alles vertellen en daarna gaat oompje jou doodmaken.’
Ik sloeg zijn hand weg. ‘Ga weg, viezerd. Raak me niet aan of je krijgt een stoot voor je porem,’ zei ik in het Nederlands.
Pauline begon te lachen. ‘Sid, Sid, let toch op je vocabulaire,’ zei ze verwijtend. Intussen was King opgestaan. Schlüffer ging op een stoel schuin tegenover mij zitten toen hij King zag naderen. King liep langzaam naar mij toe, bleef op ongeveer een meter afstand van mij stilstaan en begon met een zachte stem te spreken. ‘Het zal uren duren voor je dood bent, Stefan. In een paar essentiële plekken van je gore lijf zal ik met een klein kalibertje wat kogels stoppen en daarna zal ik op een stoel naar je gaan zitten kijken en terwijl jij mij zult smeken om er een einde aan te maken, zal ik aan Jeanette denken.’ Om zijn mond speelde een zachte, bijna tedere glimlach, maar zijn ogen waren onbewogen.
‘Als je eerder aan Jeanette had gedacht, zou al die moeite niet nodig geweest zijn, King,’ zei ik.
Hij kwam een stap naderbij en trok zijn rechterarm in voor een snelle
| |
| |
punch. In een razendsnelle beweging was ik overeind uit de stoel en in dezelfde beweging deed ik een stap vooruit, zodat ik vlak voor hem stond. ‘Dit is niet het moment om te vechten, King. Laten we proberen om de zaak even rustig te bespreken. Misschien ben jij daar ook wel bij gebaat.’ Ik kon ruiken dat hij gedronken had en meende campari in zijn adem te herkennen. Hij zag er anders uit dan die eerste keer op de Geuzenkade. Zijn gezicht was nu asgrauw en zijn linkerooglid trilde van vermoeidheid. Hij gaf geen antwoord, maar bleef mij aankijken. Zijn ogen hadden nog steeds die onwaarschijnlijke kille uitdrukking die ik ook de eerste keer had waargenomen.
‘Wil er soms iemand iets eten?’ vroeg Pauline plotseling monter en stond op.
‘Ga zitten, Stefan, en u ook, juffrouw, we hebben verder geen tijd te verliezen,’ zei Schlüffer.
Ik wendde mij naar hem toe. Hij had het grote pistool dat ik hem al eerder had zien hanteren, in zijn rechterhand en gebaarde er ongeduldig mee heen en weer. Ik haalde mijn schouders op en liet mij in mijn stoel terugvallen en ook Pauline ging weer zitten. Haar gezicht kreeg voor het eerst een bezorgde uitdrukking. Ook King liep terug naar zijn stoel. Ik nam een slok grappa en kreeg het ogenblikkelijk gloeiend warm. ‘Schlüffer zegt dat ik haar vermoord heb, niet waar?’ zei ik tegen King. Hij gaf geen antwoord.
‘Even resumeren,’ ging ik verder. ‘Ik heb met haar samengeleefd voor ze jou leerde kennen en daarna heb ik twee jaar in de gevangenis gezeten. Toen ik haar een paar dagen geleden toevallig in het vliegtuig tegenkwam, wilde ik een afspraak met haar maken, maar ze weigerde. Ik ben toen toch naar haar toegegaan midden in de nacht, en toen ze me afwees heb ik haar vermoord. Ik heb namelijk een vreselijk temperament, in een driftbui weet ik niet meer wat ik doe. Ten slotte heb ik al eens in de gevangenis gezeten, omdat ik in een woedeaanval iemand heb doodgeslagen. De volgende dag ontdekten Schlüffer's mensen haar lijk en naast haar lijk een bos rozen. Haar hospita vertelde u dat ik de laatste was geweest die haar had bezocht. Zo ongeveer zit uw verhaal in elkaar, nietwaar Herr Schlüffer?’
‘Dat is geen verhaal, Stefan, dat is de waarheid.’
Ik stak een sigaret op uit een doosje dat op tafel lag en nam nog een slok grappa. Opnieuw begon ik te gloeien. Vermoedelijk had ik ook rode wangen, alsof ik bloosde.
‘Mr. King, ik heb alle schijn tegen mij en ik begrijp uw wraakgevoelens volledig, maar ik hoop dat u uw plannen nog een ogenblik
| |
| |
uit kunt stellen zodat ik uw vriend Schlüffer nog een paar vragen kan stellen.’
‘Schlüffer is mijn vriend niet,’ zei King zacht.
‘Ik vroeg u of u mij nog wat tijd wilt geven.’
‘Hoelang?’
‘Tien minuten, een kwartier.’
‘Ga je gang.’
‘Wie zegt dat ik hem antwoord wil geven?’ zei Schlüffer.
‘Ik,’ zei King weer met diezelfde zachte, ingehouden stem. ‘Punt één, Herr Schlüffer, kunt u mij zeggen wat ik met Jeanette's lichaam heb gedaan? Hoe heb ik dat het huis uit gekregen?’
‘Dat is een vraag die je zelf zult moeten beantwoorden, jongeman. Dat is een van de redenen waarom wij hier zijn. Captain King wil namelijk zijn verloofde een behoorlijke begrafenis geven.’ Schlüffer grinnikte, maar zijn grijns had iets angstigs, leek mij.
‘Maandag, nu vijf dagen geleden, ben ik vanuit Stockholm in Amsterdam aangekomen. Wanneer bent u gearriveerd, Herr Schlüffer?’
‘Woensdag, in de loop van de dag.’
‘Ook met het vliegtuig?’
‘Met mijn auto, en met de boot naar Hoek van Holland dus.’
‘Met uw Jaguar?’
‘Ik heb geen andere auto.’
‘Een uitstekende wagen overigens. Staat hij nog steeds op de Geuzenkade?’ Schlüffer gaf geen antwoord, maar zat mij broeierig aan te kijken. Het pistool lag op zijn schoot. ‘Woensdag dus,’ ging ik verder. ‘Hoe kan, het dan dat uw auto dinsdag al voor het huis van Karel van den Broek stond? Vergist u zich niet? Bent u niet toch op dinsdag, of misschien zelfs wel op maandag aangekomen?’
Schlüffer telde even zwijgend op zijn vingers. ‘Dinsdag, ja inderdaad, ik ben op dinsdag aangekomen.’ Hij lachte schuldbewust. ‘Waarom hebt u dan tegen captain King gezegd dat u op woensdag bent aangekomen?’
‘Ik heb mij vergist.’
‘Waarom bent u eigenlijk naar Nederland gekomen, Herr Schlüffer?’ ‘Omdat Carlo mij dinsdagochtend opbelde, nadat hij Jeanette had gevonden.’
‘Waarom heeft Carlo captain King dan niet gewaarschuwd? Dat was toch logischer geweest.’
‘Omdat hij aan mij persoonlijk verantwoording schuldig was.’
Ik drukte mijn sigaret uit, stond op en liep weer naar het drankkastje
| |
| |
toe om nog een grappa in te schenken. Pauline zat stil op haar stoel voor zich uit te staren en reageerde niet toen ik langs haar liep.
‘King, ik heb geen zin om dit gezeur nog langer aan te horen,’ zei Schlüffer.
‘Stil,’ gromde King alleen maar.
Ik draaide mij weer om. ‘Nu zou ik u een paar vragen willen stellen, captain King. U hoeft mij geen antwoord te geven, maar het zou de situatie wel verduidelijken.’ Ik begon mij thuis te voelen in de rol van alwetende politie-inspecteur. De grappa maakte mij warm en de zekerheid dat Bruno en Enzo mij in de rug met de Beretta dekten, stemde mij tevreden en maakte mij misschien ook enigszins overmoedig. Ik ging weer zitten. ‘Ga je gang,’ zei King.
‘Hield u veel van Jeanette?’ Hij zat onbeweeglijk op zijn stoel. De staalblauwe ogen in het grauwe leren gezicht keken mij onophoudelijk aan. ‘Ja,’ zei hij ten slotte.
‘Zag u haar vaak de laatste tijd?’
‘Vrij vaak.’
‘Hoe vaak?’
‘Twee, drie keer per maand.’
‘Waarom heeft u haar niet mee naar Japan genomen toen u ontslagen werd?’
Voor het eerst verloor hij even zijn zelfbeheersing en reageerde hij verbaasd. Ook Schlüffer schoof op zijn stoel heen en weer.
‘Waarom niet?’ drong ik nog eens aan.
‘Omdat ik dat niet wilde, Stefan,’ antwoordde Schlüffer in zijn plaats. ‘Ze zijn allebei, pardon Jeanette niet meer, in mijn dienst. Jeanette was zeer belangrijk voor mij op haar post in Amsterdam, vooral toen King werd ontslagen. Daarom heb ik hun duidelijk gemaakt dat het beter was dat zij in Amsterdam bleef wonen. Samen verdienden ze zoveel dat ze spoedig voor de rest van hun leven binnen waren. En Jeanette hoefde trouwens niet lang meer te werken. Haar termijn was al gauw om.’
‘Nog een jaar inderdaad,’ zei ik.
‘Hoe weet je dat?’ vroeg King.
‘Dat heeft ze me zelf verteld. Nu een zeer persoonlijke vraag, captain. Heeft ze u wel eens bedrogen in de tijd dat u met haar samenleefde?’ Hij knarste zijn tanden. Het viel hem duidelijk zeer moeilijk om antwoord te geven. ‘Ik geloof het niet.’
‘Maar u bent er niet zeker van?’
Hij haalde zijn schouders op.
| |
| |
‘Laat mij u vertellen dat Jeanette, in de tijd dat ik met haar samenwoonde, zeer vaak vreemd ging.’
Hij glimlachte ironisch.
‘Ik vertel u dit, captain, om u duidelijk te maken dat ik niet geloof dat Jeanette genoeg had aan die sporadische ontmoetingen, zo twee, drie keer per maand.’
Zijn glimlach verdween als bij donderslag en zijn gezicht versomberde zo mogelijk nog meer. Zijn handen spanden zich krampachtig om de stoelleuningen.
‘Helaas moet u maar van mij aannemen dat Jeanette behalve aan u ook aan anderen haar gunsten schonk. Mij had ze bij voorbeeld in het vliegtuig al zo half en half een nacht beloofd. Op zich zelf had dit niets te betekenen. Ik ben ervan overtuigd dat ze werkelijk van u hield.’
King stond op en stak zijn hand in de binnenzak van zijn blauwe uniformjasje. Een ogenblik lang vreesde ik dat hij zich niet meer zou kunnen beheersen en dat ik te hoog had gespeeld.
‘Stop, King. Er is niets tussen ons gebeurd. Ik had met haar een afspraak om bij haar te komen eten en ik heb mij niet aan die afspraak gehouden. En doordat ik mij niet aan die afspraak hield, heb ik toevallig ontdekt dat ze op de nacht dat ze vermoord is, nog bezoek heeft gehad.’
King ging weer zitten, maar zijn hand bleef in zijn binnenzak.
‘Ik kan je niet volgen, verklaar je nader,’ zei hij toonloos. Ik wendde mij weer tot Schlüffer. Zijn rechterwijsvinger bevond zich onaangenaam dicht in de buurt van zijn pistool dat nu op zijn knie rustte. Hij zat mij voorovergebogen aan te kijken, zodat ik zijn gezicht in een vreemd vertrokken perspectief zag. Zijn vettige schedel glom in het gezellige, gele lamplicht. Pauline zat nog steeds onbeweeglijk, vlak naast King, aan mijn rechterzijde. Ik had de indruk dat zij zich zo stil mogelijk hield en zo haar best deed om door ons vergeten te worden. ‘Herr Schlüffer, op die seance bij de familie Van den Broek zei u dat volgens Romeo Jeanette door Carlo, ik citeer uw eigen woorden, verwijderd is, niet waar?’
Schlüffers ogen maakten een kleine beweging naar King toe. ‘Inderdaad,’ zei hij langzaam, ‘maar toen kende ik de ware toedracht nog niet.’
‘En die is?’
‘Jij bent die nacht bij haar geweest. Jij hebt haar gewurgd.’
Ik grinnikte. ‘Het rare is dat Carlo zelf dacht dat Romeo het had ge- | |
| |
daan. Dat heeft hij tegen mij gezegd toen hij mij op de Geuzenkade vroeg waar ik haar adresboekje had gelaten. Hij was er namelijk van op de hoogte dat zij die nacht een rendez-vous met Romeo had.’ Het viel mij op dat Schlüffer zweette. Er kroop een druppel langs zijn neus omlaag. Ik wendde mij weer tot King. ‘Heeft Schlüffer u eigenlijk ooit verteld dat Carlo in hetzelfde vliegtuig zat waarin ik Jeanette zo toevallig ontmoet heb?’
‘Nooit,’ zei hij tussen zijn tanden door. Hij hield zijn ogen onafgebroken op Schlüffer gericht, iedere spier in zijn lichaam was gespannen. ‘Herr Schlüffer, u hebt captain King wel erg veel details onthouden, vindt u niet?’
‘Het leek mij niet van belang dat Carlo ook in dat vliegtuig zat,’ zei Schlüffer. Hij sprak steeds zachter.
‘En het feit dat ik hem maandagavond toevallig bij Jeanette naar buiten zag komen ook niet?’
‘Nee.’
‘Hoe weet u overigens dat ik hem uit haar huis heb zien komen, Herr Schlüffer?’ Vanuit mijn ooghoeken zag ik dat King zijn Colt uit zijn binnenzak te voorschijn had gehaald. Schlüffer zat doodstil. Zijn ogen flitsten tussen mij en King heen en weer. ‘Van Carlo.’
‘Maar u heeft Carlo toch nooit gesproken, Herr Schlüffer. Ik heb Carlo dinsdagnacht gedood, terwijl u pas woensdag in de loop van de dag bent gearriveerd.’
‘Ik zei toch dat ik mij in de dag vergist heb.’ Zijn stem klonk schor. Het was even stil. Toen fluisterde King: ‘Maar je hebt mij nooit verteld dat je Carlo nog gesproken hebt, Schlüffer.’
‘Dat ging jou ook niets aan. Ik leid mijn organisatie zoals mij dat goeddunkt.’ De twee mannen zaten roerloos tegenover elkaar. Beiden hielden nu hun wapens op schoot en ze verloren elkaar geen moment uit het oog.
Ik voelde dat mijn benen waren gaan trillen zonder dat ik het zelf gemerkt had en dat zelfs mijn tanden de neiging vertoonden om te gaan klapperen. Ik nam snel een slok grappa en stak een nieuwe sigaret op. De langspeelplaat was eindelijk afgelopen en draaide zacht zoemend rond, dat was op dat moment het enige geluid in de kamer. Buiten ruiste de wind in de bomen van het park, Bruno en Enzo achter de deur hielden zich doodstil.
Ik begon weer te spreken. ‘Ik zat dus maandag in dat vliegtuig waarin Jeanette toevallig als stewardess fungeerde. We hadden elkaar in drie jaar niet gezien en we waren allebei even verrast, en ik geloof ook
| |
| |
wel verheugd, toen we elkaar zagen. Ik zat naast een kleine Italiaan, die mij des te meer opviel omdat hij constant zat te smakken. Later bleek dat Carlo te zijn.
Jeanette nodigde mij uit om dinsdagavond bij haar te komen eten. Ze sprak niet met Carlo en ze lieten ook verder op geen enkele manier blijken dat ze elkaar kenden. Die zelfde maandagavond slenterde ik wat in de stad rond en omdat ik niets beters te doen had, besloot ik naar haar huis te gaan, een dag eerder dan was afgesproken dus.
Op het moment dat ik wilde aanbellen, kwam er iemand de trap af. Die iemand was Carlo. Ik verstopte mij tot hij weg was, daarna ging ik naar boven en vroeg haar om opheldering. Ze werd, begrijpelijk genoeg, razend en waarschuwde dat ik mijn neus niet in zaken moest steken waar ik toch niets van begreep en ze zei zulke dingen als: ‘Ga weg voor het te laat is.’
Ik begreep er inderdaad niets van en ging weg, maar de volgende ochtend, dinsdagochtend, had ik spijt van onze ruzie en nadat ik haar enkele malen tevergeefs had opgebeld, ging ik naar haar toe. Ze deed niet open en ik belde bij haar hospita aan, die mij vertelde dat zij die avond, nadat ik bij haar was geweest, met een taxi weg was gegaan. Ik vermoedde onmiddellijk dat zij Carlo was gaan waarschuwen en dit vermoeden bleek later juist te zijn. Haar hospita vertelde ook dat er een sleutel onder de mat voor haar deur lag. Ik besloot om gebruik te maken van die sleutel, omdat ik een bos rozen op haar kamer wilde achterlaten. Zo heb ik haar gevonden.
Laat ik erbij vertellen dat het mij de vorige avond al was opgevallen dat er op haar tafel twee champagneglazen stonden en dinsdagochtend ontdekte ik in haar ijskast een onaangebroken fles champagne en een schotel met zalm en witte kaviaar, waaruit ik concludeerde dat zij maandagnacht nog bezoek had verwacht.
Nadat ik dus was weggegaan, is zij met een taxi naar Carlo gereden om hem te waarschuwen. Haar hospita heeft gehoord dat zij later in de nacht door iemand werd thuisgebracht, die met haar mee naar boven ging en pas een half uur later weer wegging en dat zij ten slotte zelf 's ochtends heel vroeg het huis opnieuw heeft verlaten. Maar wij weten dat ze het huis niet meer op eigen gelegenheid heeft kunnen verlaten, dus...’ Ik laste een dramatische pauze in. ‘Dus zijn er twee personen in het spel: de een heeft haar 's nachts naar huis gebracht, is boven geweest en is weer weggegaan, de tweede is later gekomen, boven geweest en weer weggegaan. Haar hospita heeft deze laatste persoon voor Jeanette gehouden. Een van beiden heeft haar vermoord.
| |
| |
Carlo dacht dat Romeo de dader was, omdat hij de nacht bij haar door zou brengen. Het spijt me, King, maar ze had een verhouding met Romeo. Hij heeft haar zelfs aan zijn ouders in Milaan voorgesteld. De volgende nacht is Carlo zelf vermoord. Hij had mij gevangengenomen, omdat hij dacht dat ik Jeanette's adressenboekje in mijn bezit had. Toen hij mij wilde folteren, wist ik hem te overmeesteren. Hij verloor het bewustzijn. Ik liet hem geboeid aan handen en voeten op de grond achter en ging weg.
Later trof Romeo hem dood aan, met een kogel door zijn kop, en hij dacht uiteraard dat dat mijn werk was geweest, zoals ik op mijn beurt aannam dat hij het had gedaan, omdat Carlo wist dat hij die nacht bij Jeanette was geweest.
Maar opnieuw kan hier nog een derde in het spel zijn, namelijk degene die die nacht óók bij Jeanette is geweest. Deze persoon was er misschien zeer bij gebaat dat Carlo werd uitgeschakeld.’
Ik wilde opstaan om een nieuw glas in te schenken, maar King zei: ‘Blijf zitten.’
Ik bleef zitten.
‘Ga door,’ zei King.
Ik ging door. ‘Maar van dit alles wist ik nog niets toen ik hoorde dat King terug was in het land.’
‘Van wie hoorde je dat?’ vroeg King.
‘Van haar.’ Ik knikte met mijn hoofd naar Pauline, die nog steeds muisstil op haar stoel zat.
‘Ik begreep natuurlijk dat u gekomen was om Jeanette te zoeken en ik vermoedde wel dat u naar de Geuzenkade zou gaan om met Carlo te spreken. Daarom ging ik er zelf naar toe om u voor Carlo te waarschuwen.
De rest is u beiden bekend. King stuurde mij in zijn plaats naar Laren toe. Schlüffer wist dat King genoegdoening moest hebben en ik kwam hem prachtig van pas. Ik paste precies in zijn schema en daarom schakelde hij bij de eerste gelegenheid de enige getuige die hem nog tot last kon zijn, ook meteen maar uit. Romeo.
Want Schlüffer, jij bent maandag al gekomen en jij hebt Jeanette die maandagnacht naar huis gebracht. Jij was bij Carlo op de Geuzenkade toen ze midden in de nacht plotseling aan kwam zetten. Je hebt haar met je Jaguar naar huis gebracht en je bent met haar mee naar boven gegaan.
Wat daar gebeurd is, moet je zelf maar vertellen. Misschien wilde je haar pakken, maar wees ze je af. Sloeg ze van zich af vermoedelijk.
| |
| |
En midden in de ruzie zei ze dat ze al bezoek verwachtte. Dat Romeo ieder moment kon komen. Dat de champagne voor hem bestemd was. In ieder geval heb je haar gewurgd en daarna heb je haar uitgekleed en haar in bed gelegd en King's portret kapotgeslagen, zodat het erop zou lijken dat Romeo haar in een vlaag van jaloezie had vermoord. Daarna ben je weggegaan. Toen kwam Romeo. Want hij was de tweede bezoeker die nacht en zijn lichte voetstappen op de trap brachten mevrouw Effimandi in verwarring, zodat ze dacht dat hij Jeanette was.
Intussen reed jij naar Laren, Schlüffer, waar je rustig op Carlo's geschrokken telefoontje ging zitten wachten. Maar dat kwam voorlopig niet, want toen Carlo van Romeo hoorde dat Jeanette dood was, dacht hij allereerst aan haar boekje met contactadressen, maar intussen was ik weer langs gekomen en ik had dat boekje meegenomen. Hij durfde jou niet te vertellen wat er gebeurd was, want dat boekje kon het einde van jullie organisatie betekenen. Samen met Romeo haalde hij haar in een koffer uit haar huis en later op die dag hebben ze haar in een kist gestopt en met behulp van de boot van Van den Broek in het IJsselmeer gegooid. Inmiddels had hij zijn mannetjes al op mijn hielen gezet, maar net zoals in de sport een totale beginneling het vaak van een doorgewinterde oude rot wint, draaide ik mij er door mijn onschuld en onhandigheid telkens weer uit. Niet dat het mij ten slotte veel heeft geholpen, want uiteindelijk zit ik hier dan toch.
Toen jij dat telefoontje van Carlo maar niet kreeg, Schlüffer, werd je ongerust en ten slotte ben je 's nachts teruggegaan naar de Geuzenkade, waar je Carlo geboeid op de vloer aantrof. Dat kwam van pas. Je schoot een kogel door zijn kop en smeerde hem weer. De volgende dag sloeg Romeo bij jou alarm, maar over dat boekje zei hij niets.
Dat is mijn verhaal. Hier zit ik dan, ik kan niet anders.’
Altijd proberen grappig te blijven, ook in de moeilijkste situaties. Humor is het plaveisel naar een gegarandeerd maatschappelijk succes.
Het was lange tijd zeer stil, toen begon Schlüffer te spreken. Hij leek heel kalm en ontspannen. ‘King,’ begon hij, ‘Ik weet dat je me niet mag, maar dat neemt niet weg dat je aan mij toch een boel te danken hebt, zoals ik ook aan jou. Deze jongeman hier, die over een versatiele fantasie schijnt te beschikken, heeft ons een schets van de gebeurtenissen in de afgelopen dagen gegeven, waar zo op het eerste gezicht geen speld tussen te krijgen is. Hij beschuldigt mij maarliefst
| |
| |
van moord op jouw verloofde, die in mijn organisatie van onschatbaar belang is geweest. Het enige wat ik op het ogenblik tegenover zijn verhaal kan stellen, is mijn woord van eer. De eer van een gentleman.’ Hij sprak het woord met zijn Duitse accent uit als dzjentulmen. ‘We zitten nu schietklaar tegen over elkaar. Als we schieten, schieten we tegelijk en zijn we vermoedelijk tegelijk dood. Ik ontken dat ik Jeanette vermoord heb en zal je bewijzen dat ik het niet heb gedaan. Intussen ruimen wij de sporen op die we hier in Amsterdam hebben gemaakt. Het is duidelijk dat Rome vlak achter ons aan zit en daar ben jij noch ik mee gebaat. Daarom stel ik voor dat we beginnen met deze jongen weg te moffelen, trouwens, dit meisje moet ook weg, en dat we daarna de zaak rustig onder de loep nemen.’
Weer werd het doodstil, behalve die verdomde plaat die maar bleef krassen. Ik durfde mij nu ook niet meer te bewegen. Na verloop van tijd opende King eindelijk zijn mond, maar nog gaf hij niet meteen antwoord.
Toen hij eindelijk ging spreken, scheen ook hij meer ontspannen dan tevoren te zijn. ‘Ik geloof jullie geen van beiden, Schlüffer. Ik geloof jou niet en ik geloof deze jongen niet, omdat ik jullie niet wil geloven. Jeanette is dood en daarmee is voor mij alles afgelopen. Ik heb een aantal jaren van mijn leven aan jouw organisatie weggegooid, omdat ik hoopte dat ik met jouw geld een toekomst voor ons beiden kon kopen. En dat was me ook bijna gelukt. Over een jaar zouden we ons op Jamaïca terugtrekken, waar we niets anders meer zouden doen dan zonnen en vissen en trachten te vergeten dat we al een leven in deze gore bloedpoel achter de rug hadden.
Nu is Jeanette dood en de boel interesseert mij niet meer. Je slijmerige praatjes interesseren mij niet meer, je organisatie evenmin, noch deze jongen, noch mijn eigen situatie. Ik zet er een punt achter. Ik ga schie...’ Maar voor hij zijn zin af kon maken en zijn revolver op kon heffen en voordat Schlüffer kon reageren, sloeg Pauline hem met een volle whiskyfles op zijn hoofd. Ze deed het in een razendsnelle flitsende beweging, zo snel dat niemand zelfs gezien had dat ze de fles van tafel had opgepakt.
Er kraakte iets. King zat een moment doodstil rechtop in zijn stoel, terwijl het bloed over zijn gezicht omlaag begon te stromen. Toen zakte hij met een zucht in elkaar, zijn romp viel over zijn knieën heen en hij gleed als een lappenpop uit zijn stoel. Zijn revolver was uit zijn hand gevallen en lag vlak voor zijn voeten. Het was allemaal zo snel gegaan dat ik nauwelijks kon reageren op wat er gebeurd was. Terwijl
| |
| |
King op de grond gleed, stond Pauline nog achter hem. Ze was half uit haar stoel omhoog geveerd terwijl ze hem de slag toediende en bleef zo staan, als in een momentopname, de whiskyfles hoog in de lucht houdend.
‘Stop! Stil, geen beweging meer!’ schreeuwde Schlüffer, die op was gestaan en nu zijn pistool op haar gericht hield.
‘Ze heeft je leven gered, Schlüffer, ik zou maar aardig tegen haar doen,’ zei ik. Mijn stem beefde en klonk mij te hoog in de oren.
‘Zet die fles neer, vlug,’ schreeuwde hij haar toe.
Ze liet de fles tussen de andere flessen in het drankkastje vallen, waardoor er een paar flessen uit het kastje op de grond vielen. Het maakte zo'n lawaai, dat ik aannam dat de deur ieder moment opengegooid kon worden door Enzo en Bruno die mij zo te hulp kwamen snellen. Ik maakte mij zo klein mogelijk en hoopte dat de kogels hoog boven mijn hoofd over zouden fluiten. Maar er gebeurde niets. Pauline ging weer zitten. Ze was lijkbleek en haar gezicht was verstard van schrik.
Schlüffer liep naar het midden van de kamer toe, zijn pistool zorgvuldig voor zijn buikje houdend. De loop hield hij op haar gericht, maar intussen sprak hij tegen mij. Hij sprak hakkelend en hortend en voor het eerst gebruikte hij een paar Duitse woorden. ‘Verdammtes Arschloch! Waarom heeft Carlo je ook niet meteen door je raap geschoten. Wat kan mij dat verdomde boekje schelen. Ik heb King nodig en niemand anders!’ Ik wachtte op Bruno en Enzo, maar ze kwamen niet. ‘Ik had een organisatie opgebouwd die niet kapot te krijgen was en daar kom jij binnenlopen met je stomme kop, en waaf boem, als een olifant in een porseleinkast, waar je komt maak je alles kapot en je weet niet eens wat je kapotmaakt.’ Hij kreeg echte tranen in zijn ogen en veegde ze met zijn hand weg. ‘O.K. Stefan, ik schiet je wel dood - [Ich knall dich schon nieder, hij mengde nu steeds meer Duits door zijn Engels] maar wat heb ik daar aan. Wat heb ik daar aan!’ Dit laatste gilde hij op een hoge hysterische toon en stampte er zelfs bij op de grond.
Plotseling zag hij Pauline weer zitten en onverwachts gaf hij haar met zijn linkerhand een klap in haar gezicht. Ze kromp kreunend ineen. ‘Wie is die griet eigenlijk?’ zei hij. Zijn stem was weer veranderd, weer laag van klank, vol ingehouden razernij.
‘Mijn verloofde!’ schreeuwde ik. Bruno, Enzo, waar blijven jullie nou. ‘Sla haar niet, ze heeft niets gedaan, ze heeft je alleen maar geholpen. Je hebt al genoeg gehad aan die meid in het Hiltonhotel.’
| |
| |
Hij keek mij verbaasd aan, heel rustig, hij was iemand die razendsnel van het ene uiterste in het andere kon vallen, wat ik al eerder aan zijn manier van lachen had gemerkt.
‘Welke meid in het Hiltonhotel?’ vroeg hij.
‘Die... die...’ Ik wilde antwoord geven, maar mijn mond was kurkdroog. ‘Dat meisje dat jullie gezegd heeft dat ik hier zou zijn,’ bracht ik er ten slotte uit. Mijn stem klonk als oud schuurpapier dat voor de laatste keer gebruikt wordt.
‘Wij zijn helemaal niet in het Hiltonhotel geweest. Mevrouw Effimandi heeft gezegd dat je hier was en King kende dit meisje, zo zijn we hier terechtgekomen.’
Was het dan allemaal niet waar, was dan niets meer waar, was het allemaal een droom? Had ik Daisy dan niet op mijn kamer gevonden en stonden Enzo en Bruno dan niet klaar in de gang?
‘Schlüffer, een uur geleden heb ik in mijn kamer in het Hiltonhotel de secretaresse van Henderson geboeid op mijn bed gevonden, bloedig geslagen, en toen ik haar ondervroeg, vertelde ze dat jullie mij waren komen zoeken, haar hadden gevraagd waar ik was, waarop zij gezegd had dat ik hierheen zou komen, waarop jullie haar geboeid hadden, enzovoorts, vertel me één ding, Schlüffer, wat moet ik geloven?’ Maar hij luisterde al niet meer. Met een snelle beweging was hij bij Pauline en hij trok haar aan haren uit haar stoel overeind. Met zijn vrije hand greep hij haar nek vast en zo sleurde hij haar naar het midden van de kamer. Intussen hield hij zijn pistool op mij gericht. Hij had een nieuwe aanval van razernij gekregen en met een schorre schreeuw scheurde hij haar cocktailjurkje van haar lichaam en gaf haar daarna een klap in haar gezicht. Ze wankelde even, ze was heel slank en tenger in haar korte zwarte onderjurkje, toen viel ze ineens slap tegen hem aan en begon omlaag te glijden. Hij moest een stap terug doen om haar gewicht op te vangen. ‘Een val... een val...’ zei hij intussen hees.
De rest speelde zich in een paar seconden af en toch staan ze in mijn herinnering gegrift alsof het een film was die in een oneindig vertraagde slow motion voor mij werd afgedraaid.
Terwijl Pauline, met haar gezicht naar hem toegewend, langs zijn lichaam naar de grond zakte, zag ik hoe ze gelijktijdig haar linkerknie en haar rechterarm omhoogtrok. Hoe haar lichaam zich als een boog spande en hoe het de twee pijlen losliet.
Haar knie trof hem in zijn liezen en haar vuist in zijn strot.
‘Een val...’ zei hij juist, maar het laatste woord klonk als lllll. Hij
| |
| |
viel tegen de muur, zijn rechterhand met het pistool naar achteren gestrekt om zijn val te breken. Pauline liet zich zijdelings in elkaar gedoken op de grond vallen. Terwijl dit gebeurde, vond mijn rechterhand de ijzeren staaf die ik die middag onder de stoel verborgen had en terwijl Pauline nog viel veerde ik uit de stoel omhoog.
Ik had het gevoel dat ik een soepele, goed-geoliede machine was, het ging alles geheel buiten mij om.
Ik [Hij, die Sid Stefan daar] zwaaide de staaf boven mijn hoofd. Nog juist zag ik het ijzer in het lamplicht langs flitsen en op het moment dat Schlüffer zijn arm oprichtte om te schieten trof de staaf zijn pols. Hij schreeuwde als een dier, er ging een schot af, het pistool kletterde tegen de grond en opnieuw viel hij achterover tegen de muur, maar deze keer waren zijn ogen gesloten en bleef hij vallen. Maar op het moment dat de staaf contact met hem maakte werd ook die soepele spanning in mijzelf verbroken. Ik liet de staaf los, struikelde en viel als een blok tegen de grond. Ik lag op de vloer. Het schot dat al enkele seconden lang verklonken was, dreunde duizelingwekkend hoog en hard na in mijn oren. Aan alle kanten om mij heen gingen deuren open en lichten aan, overal klonken stemmen.
Eindelijk Bruno en Enzo, dacht ik. Maar ze waren het niet. Henderson stond in de deur en ik zag twee mannen achter hem. Ze hadden grote pistolen in hun handen en de lopen waren op mij gericht. Vlak voor mij lag King's Colt. Ik pakte het zware ding op, het woog verderlicht in mijn hand. Ik voelde hoe mijn hoofd even koud werd als het metaal in mijn hand.
‘Nee,’ zei mijn stem, ‘nu niet meer.’ Ik hief de revolver op en legde aan op Henderson, maar voor ik kon vuren trof de whiskyfles, die Pauline inmiddels weer had opgeraapt, mijn achterhoofd en alles werd zwart en zacht om mij heen.
|
|