| |
17
Toen ik de volgende ochtend wakker werd, had ik twee volle minuten nodig voor ik begreep hoe ik in een bed in een kamer in het Hiltonhotel terecht was gekomen. In mijn hoofd vloog een bromvlieg rond die krampachtig trachtte te ontsnappen en onophoudelijk tegen de achterkant van mijn oogballen aanbotste. Op mijn achterhoofd zat een buil ter grootte van een ei.
Volgens mijn horloge was het halftien. Mijn lichaam smachtte naar
| |
| |
meer slaap, de lakens waren ook zo koel en het kussen zo zacht, maar ik had nog een paar dingen te regelen en mijn verstandelijke vermogens, of wat daar nog van over was, dwongen mij om op te staan. Ik tuimelde het bed uit, door de kamer heen naar het raam toe, trok de gordijnen open en bedekte met een kreet van pijn mijn ogen die de volle lading van een felle ochtendzon te verwerken kregen. Toen ik een halve minuut later aan het licht gewend was, bleek het dat de storm van de vorige dag de lucht had schoongeveegd. Het was stralend weer, maar het blauw zag er koud uit en de Apollolaan beneden glinsterde nat in het zonlicht. In die ene week dat ik in Amsterdam was, hadden de bomen hun bladeren verloren. Het leek bijna alsof de herfst over werd geslagen, zo winters zag het er daar buiten al uit. Ik bestelde bij de Roomservice een geheel vloeibaar ontbijt en nam een bad. Er zijn mensen met een of ander complex die de godganse dag hun handen moeten wassen. Een schuldcomplex vermoedelijk, het fijne weet ik er ook niet van. In ieder geval schrobde en boende ik en verbruikte ik een heel stuk zeep in de hoop dat ik op die manier de vuiligheid van de afgelopen week zou kunnen wegspoelen. Maar het hielp nauwelijks, toen ik mij een halfuur later afdroogde, voelde mijn kchaam nog aan alsof het in een riool was gevonden. Toen ik mij aankleedde, werd het ontbijt gebracht, koffie, thee, sinaasappelsap, appelsap, sodawater. Ik werkte het hele programma af tot ik bol van het vocht stond, daarna voelde ik mij iets beter. De bromvlieg verminderde zijn uitbraakpogingen en maakte ook wat minder lawaai. Intussen kleedde ik mij aan, een oude blue-jeans, een wollen trui en een oud leren jasje dat ik vroeger altijd bij het zeilen had gedragen. Daarna pakte ik mijn koffers, alleen het hoognodige, toiletartikelen, wat ondergoed, sokken en een overhemd hield ik apart. Die dingen stopte ik in de oude leren zak die ik uit Zweden had meegebracht. Toen ik klaar was, ging de
telefoon. Ik nam niet aan. Aan de receptie in de hal betaalde ik mijn rekening en gaf opdracht dat mijn koffers naar beneden gehaald konden worden, regelde nog het een en ander en zei dat ik over een uur weer terug zou zijn.
Het was inderdaad koud buiten, maar de zon maakte het draaglijk en de frisse lucht deed mij goed. Op weg naar de parkeerplaats liep ik bijna in een gigantische regenplas, die ik slechts door een geschrokken sprong opzij kon vermijden. ‘Zeker laat naar bed gegaan,’ zei een jongetje dat langs fietste.
| |
| |
‘Dat haalt je de koekoek,’ antwoordde ik en begreep zelf niet precies wat ik daarmee bedoelde.
De Volkswagen bracht mij naar het Waterlooplein, waar Kale Kees in zijn habituele koffiehuis stond te ontbijten. Net als in de gevangenis slurpte hij de koffie uit het schoteltje en daarbij hield hij een suikerklontje tussen zijn lippen waardoor hij de koffie naar binnen zoog. ‘Ik kom,’ zei hij toen hij mij binnen zag komen. Zwijgend liepen we naar zijn opslagplaats in een zijsteeg. Het was een grote loods, tot aan de nok volgestouwd met oudroest.
‘Wacht maar even,’ zei hij en begon een berg oude fornuizen te beklimmen. Boven op de top beland, zei hij: ‘Ik kom zo,’ en verdween uit het gezicht. Het duurde een paar minuten voor hij terug was. Ik hoorde hem scharrelen in de verte. Zijn tocht werd begeleid door het geluid van tegen elkaar botsende metalen voorwerpen. Toen hij weer van achter de fornuizen opdook, hield hij triomfantelijk de twee pakjes omhoog. ‘Hebbes,’ zei hij. Ik opende het pakje waar de dollars inzaten en gaf hem vijf biljetten van honderd dollar. ‘Alsjeblieft, Kees, voor de moeite. En neem het aan, het is echt gemeend.’
Maar hij weerde af. ‘Het spijt me, Sid. Vroeger zou ik het gedaan hebben, dat weet je, maar ik hoor sinds kort, een paar dagen, bij een nieuwe gemeente. Ons doel is om het geld af te schaffen, dus ik heb er niets meer aan.’
‘Ben je communist geworden?’
‘Een soort communist misschien,’ antwoordde hij ernstig, ‘ik ben een Gelovige van het Eerste Uur, wij streven naar gemeenschappelijk bezit. Oerchristenen, weet je wel.’
‘Neem het dan aan voor je clubkas. Jullie hebben toch zeker ook drukkosten en zo.’
Hij begon te stralen. ‘Dat is waar. Het gaat in onze strijdkas. Dank je, Sid, houen zo, dan zal het je goed gaan. En denk erom, wat er ook gebeurt, op mij kun je rekenen.’
Ik wist dat dat tenminste waar was. We gaven elkaar een hand, hij ging terug naar zijn koffiehuis, ik naar mijn auto. De bank in de Leidsestraat waar ik mijn kronen had gedeponeerd, was gesloten. Pech, maar met de zevenduizend dollar die ik nog overhad, kon ik voorlopig wel door. Ik bracht de auto terug naar de garage waar ik hem gehuurd had. Ik was een paar dagen over tijd, maar er mankeerde niets aan de wagen, dus ze konden me weinig maken. Van de garage naar het Hiltonhotel was het vijf minuten te voet.
| |
| |
Henderson zat in de lobby met een ongerust gezicht op mij te wachten. ‘Ik dacht dat je ons alweer ontsnapt was,’ zei hij gekscherend. ‘Hoe voel je je nu?’
‘Belabberd. U heeft me zeker opgebeld?’
‘Inderdaad. Waar was je?’
‘Weg.’
‘Heb je ontbeten?’ Hij probeerde een soort van kameraadschappelijke toon aan te slaan, maar ik voelde wel dat hij zich eigenlijk een beetje geneerde. En terecht.
‘Ja, dank u. Hoe gaat het met Daisy?’
‘Behoorlijk. Ze is nog een beetje stijf.’ Ik lachte. Hij probeerde mee te lachen, maar het ging niet van harte.
‘Luister, mister Henderson, ik moet even iets aan de receptie regelen, ik ben zo terug.’ Ik draaide me om zonder op zijn antwoord te wachten, en liep weg. Aan de receptie hadden ze alles al voor mij in orde gemaakt. Ik stak de papieren in mijn portefeuille en vroeg waar mijn koffers waren. Ze bleken bij de portier te staan.
‘Ze worden vandaag of morgen gehaald. Wilt u ze zolang daar laten staan?’ Het was goed.
Toen ik bij Henderson terugkwam, bleek signor Polesino zich bij hem gevoegd te hebben. Hij begroette mij met die zelfde verlegen lach die Henderson ook had. Polesino was de man die ik een paar dagen geleden op het Italiaanse consulaat gesproken had en die er zo smoezelig uit had gezien. Dat deed hij nog steeds, maar intussen wist ik waarom. Hij had sinds een dag of vijf niet meer geslapen, in ieder geval had hij zich sindsdien niet meer geschoren.
Hij werkte bij de Italiaanse geheime dienst. Dat had Henderson mij de vorige avond toen ik weer bij was gekomen, al verteld. ‘Zullen we iets gaan drinken?’ stelde Henderson voor.
Ik keek op mijn horloge, het was twaalf uur.
‘Ik heb weinig tijd, ik moet ergens naar toe. Kunt u mij met de auto brengen?’ vroeg ik aan Henderson.
‘Natuurlijk, natuurlijk,’ zei hij enthousiast.
Ik gaf Polesino een hand. ‘Arriverderla.’
Hij was duidelijk blij dat ik weg moest. Ik vermoedde dat hij zijn nest weer indook, zo gauw wij onze hielen gelicht hadden. Henderson had een zilverkleurige Cadillac met een Italiaans nummerbord. Ik ging naast hem zitten en gooide mijn leren tas op de achterbank. ‘Waar naar toe?’ vroeg hij.
‘Hier naar rechts en dan recht door.’ We reden de Apollolaan in.
| |
| |
‘Rook je?’ vroeg hij en bood mij een sigaret aan.
‘Nee merci.’
Hij stak een sigaret op, inhaleerde en zei na een paar seconden, nadenkend en om de stilte te vullen: ‘Tja...’
‘Ik heb natuurlijk wel een paar vragen en ook recht op een paar antwoorden,’ zei ik.
‘Ik zal je niet veel kunnen vertellen. Een boel van wat je wilt weten, is classified information. Begin maar.’
‘Wie is Schlüffer?’
‘Hoe moeten we?’ Hij reed zoals alle Amerikanen rijden, met van die trage gemakkelijke bewegingen en met zijn linkerelleboog steunend in het geopende raampje.
‘Voorlopig steeds maar recht door.’
‘Schlüffer is oorspronkelijk een Tsjech. Een Sudeten-Duitser dus, maar hij had een Engelse moeder. Als klein kind heeft hij een paar jaar in Engeland gewoond. Later ging de familie terug naar Praag, waar de vader hen ten slotte in de steek liet. Zijn moeder heeft hem een fervente haat tegen zijn vader en de Duitsers en een grote voorliefde voor alles wat Engels is, meegegeven. Hij moest al heel jong op eigen benen staan, ze stierf een paar jaar later. Hij kwam terecht bij een luchtvaartmaatschappijtje, waar hij zich van jongste hulpje tot piloot opwerkte. Maar hij was een avonturier in hart en nieren, nam ontslag en vloog een aantal obscure oorlogjes in Azië en Zuid-Amerika mee. Dit alles speelt zich af in de jaren dertig. Ik vermoed dat hij in die tijd al voor de Engelse geheime dienst werkte, maar zeker weet ik het niet, want die kerels doen verschrikkelijk geheimzinnig. In ieder geval, toen de Anschluss van Tsjechoslowakije kwam en hij Duitser werd, was hij een officiële Engelse agent, dat geven ze toe. Hij nam dienst in de Luftwaffe, en heeft zelfs nog meegevlogen in de slag om Engeland. Met een bloedend hart waarschijnlijk. Maar hij deed de raarste dingen in de lucht, was ongelofelijk dapper en zo werd hij lid van een geheime Jagd Staffel die allerlei Sonderauftrage moest uitvoeren. Op een lentedag in 1941 zette hij zijn vliegtuig op een wei in Devonshire neer. Hij was vanuit Frankrijk naar Engeland gevlogen met een aantal compleet uitgewerkte aanvalschema's van geplande bombardementen op Londen bij zich. Dank zij zijn gegevens hing een paar weken later de halve Engelse luchtmacht de Duitse eskaders in de lucht op te wachten. Boven Het Kanaal had hij zich nog even van zijn copiloot ontdaan, die raar zal hebben opgekeken toen zijn collega plotseling de verkeerde kant uit begon te vliegen. Nadat hij gescreend
| |
| |
was door de verschillende geheime diensten, werd hij weer in de rangen van een geheime organisatie opgenomen. Hij kwam bij een jagereskader terecht dat van gelijke aard was als het Duitse waar hij eerder in had gevlogen en dat onder het directe bevel van de OSS stond. Hij nam deel aan alle belangrijke operaties en verder nog aan een heleboel opdrachten waar nog nooit iemand van gehoord heeft en waar ook maar liever over gezwegen wordt. Hij is een aantal keren neergeschoten, nooit in Duitsland echter, daar lieten ze hem niet boven vliegen. Hoe nu?’
‘Rechtsaf en bij het stoplicht naar links. En wie ben jij?’
‘Ik heet echt Henderson, Bob Henderson, Amerikaan van Zweedse afkomst.’
‘Aangenaam.’
Hij stak een duim omhoog. ‘Hi buddy. Ik werk in Rome voor een Amerikaans bureau dat zich bezighoudt met de bestrijding van de handel in verdovende middelen. Wij werken geheim, wij hebben ook de status van een geheime dienst, maar we zijn strikt legaal en we doen alles samen met de Italiaanse regering. Tenminste...’ Hij gaf me een knipoog en remde af voor een stoplicht dat op rood sprong.
‘Dus toch verdovende middelen,’ zei ik. ‘Al die Italiaanse handlangers van Schlüffer begrepen maar niet waarom jullie achter hen aanzaten. Volgens hen hadden ze niets met opium en heroïne en al die rotzooi van doen.’
‘Dat klopt. Toch is er een verbinding, ik zal het je uitleggen. Tussen haakjes, ze waren zijn handlangers niet, want behalve Carlo en Romeo kende bijna niemand hem.’ Het stoplicht sprong weer op groen. ‘Nog steeds rechtdoor?’
‘Inderdaad.’
‘Na de oorlog nam Schlüffer ontslag en ging op het land wonen. Hij was intussen tot Engelsman genaturaliseerd en had een onderscheiding gekregen. Hij deed zijn uiterste best om een typisch Engelse gepensioneerde officier te worden. Enfin, je hebt hem zelf gezien. Tweed jasje te pas en te onpas, plus-fours, jagen, whisky, veel bier in de dorpspub, deelnemen aan bridgedrives, je kent dat wel.’
‘Ik ken het niet, maar ik kan het me voorstellen.’
‘Alleen zijn gezicht paste niet bij de rol die hij zich zelf toebedeeld had. Hij ziet er nu eenmaal niet erg Engels uit. Wat hij ook ondernam, zijn uiterlijk veranderde niet. Hij leefde heel rustig van zijn pensioen en van een of andere extratoelage. Maar ongeveer drie of vier jaar geleden begon hij te reizen, vaak naar Italië, speciaal Sicilië, en tege- | |
| |
lijkertijd begon hij meer geld uit te geven. Nu moet je weten, eigenlijk mag je dit niet weten, maar in Engeland worden mensen die eenmaal bij de Dienst hebben gewerkt, nadien nog goed in de gaten gehouden om de eenvoudige reden dat ze nog steeds een hele boel rare dingen weten. Iedere keer als zij Engeland verlaten, wordt dat bij voorbeeld door de douane aan een of ander bureau in Londen gemeld, waar die informatie in een map verdwijnt en de map in een kast en niemand let er verder meer op. Maar bij Schlüffer werd er wel op gelet. Waarschijnlijk omdat hij Schlüffer heet, zo'n naam vinden ze in Engeland verdacht. Nu heeft hij in 1943, toen hij gewond was geraakt en een tijd niet kon vliegen, een paar maanden op Sicilië gezeten als een verbindingsman tussen de geallieerden en de maffia, die toen door ons van uit de lucht met wapens gesteund werd. Hij kende de maffia dus en het leek er op alsof hij deze oude contacten weer op had genomen. Tegelijkertijd begon hij weer om te gaan met een paar vroegere collega's uit zijn eskader, King onder anderen en Van den Broek.’
‘Wie is King?’ Het verhaal begon mij te interesseren. Ik zocht naar sigaretten, maar bleek er geen bij mij te hebben. ‘Mag ik toch maar een sigaret van je?’ vroeg ik. Hij gaf mij een sigaret en vuur. ‘Dank je en recht door,’ zei ik.
‘King is een Amerikaanse oorlogsvlieger uit Schlüffers eskader. Ze vlogen daar met tenminste tien verschillende nationaliteiten. Meer kan ik ook niet over hem vertellen.’
‘En Van den Broek?’
‘Idem dito. Zijn levensgeschiedenis ken ik wel, maar die doet er verder niet toe.
Het viel nu op dat deze vroegere vrienden van hem, die allemaal bij een of andere luchtvaartmaatschappij werkten, er zijn nog vele anderen in het spel, maar die ken je niet en doen nu niet ter zake, een verhoging in hun inkomsten schenen te hebben die echter niet van de diverse maatschappijen waar ze bij in dienst waren, uit was gegaan. Men begon ze te schaduwen en stelde vast dat ze af en toe in de verschillende plaatsen in Europa waar hun beroep hen naar toe bracht, ontmoetingen met Italianen hadden. Maffiacontacten en de conclusie van de Engelse Geheime Dienst was uiteraard Handel In Verdovende Middelen. Als een Engelsman een Italiaan ziet, denkt hij aan spaghetti en als hij het woord maffia hoort aan dope. Daar kwam ik in het spel, want ik houd mij onder andere bezig met de gedragingen van de maffia in de verschillende Europese landen. Sinds
| |
| |
je overal Italiaanse arbeiders hebt, is de maffia ook overal, hoewel deze plaatselijke groeperingen, voor zover wij weten, zich tot nu toe nog niet met dopehandel bezighouden. Maar goed, de Engelsen schoven de job dus op mij af, en waren verdomd blij dat ze van het gezeur af waren, denk ik. De enige link die ik had, waren die KLM-piloten, daarom leende ik van de Engelsen een agente...’
‘Pauline.’
‘Pauline inderdaad.’
‘Wie is Pauline?’
‘Ik weet zelf niet eens hoe ze werkelijk heet. Ze is half Engelse en half Nederlandse, dat wel, en ze is de beste agente met wie ik ooit heb samengewerkt, dat verzeker ik je.’
‘Ik geloof je onmiddellijk.’
Ik zag dat hij vanuit zijn ooghoeken naar mij keek. We hadden nu de rand van de stad bereikt en in de verte zag ik het motel liggen waar ik ook nog eens in had gewoond. Het leek jaren geleden. Ik wees het hem aan. ‘Kijk, daar woonde ik, in dat motel.’
Hij lachte even. ‘Het was heel handig van je om daar te overnachten.’ ‘Dat vond ik ook.’
‘Pauline dus,’ ging hij verder. ‘En we maakten haar stewardess. Samen met Polesino van de Italiaanse Geheime Dienst huurde ik toen twee etages van de International Trade n.v. in de Van Eeghenstraat, waar we ons hoofdkwartier opzetten. Beneden was het archief met een telex en wat je nog meer nodig hebt en op de zolderverdieping kreeg Pauline een appartementje. Ik bracht nog een paar andere medewerkers in Amsterdam onder, zelf verbleef ik de meeste tijd op mijn kantoor in Rome, want mijn overige werk ging gewoon door. We schoten eigenlijk niet erg op tot King ons op een dag plotseling ontviel.’
‘Hoe bedoel je, ontviel?’
‘Een klassiek geval. Op een dag, toen hij terugkwam uit Londen en juist zijn machine had verlaten, verloor hij een klein pakje. Er zat een gat in de zak van zijn regenjas blijkbaar. Een douaneambtenaar die langs kwam, raapte het op om het hem terug te geven en zag tot zijn verbazing dat het een bundeltje banknoten ter waarde van tienduizend dollar bleek te zijn. King moest bij de directie komen, enzovoort. Enfin, het geld was echt, maar hij kon en wilde niet verklaren hoe hij eraan kwam. Hij zei dat het familiekapitaal was. Formeel had hij zich schuldig gemaakt aan deviezensmokkel en hij werd in alle stilte ontslagen om een schandaal te vermijden. Toen ging er bij mij een
| |
| |
lichtje op. Hoe nu?’
‘Links af en weer recht door.’
‘Bovendien werd nu voor ons alles wat gemakkelijker, want zonder King werd Jeanette slordiger. Ze ging ook wel eens vreemd en ten slotte begon ze zelfs een verhouding met die enge vent.’
‘Romeo.’
‘Die ja. Wij hadden intussen met heel veel moeite mevrouw Effimandi zover gekregen dat ze een beetje op Jeanette's komen en gaan begon te letten. Maar hoeveel tact en fantastische verhalen ons dat gekost heeft, kun je je niet voorstellen. We moesten een soort van wereldwijde mystieke samenzwering voor haar opbouwen voordat ze eindelijk wilde meewerken.’
‘Je zou anders zeggen dat de waarheid fantastisch genoeg is.’
‘Maar die mocht ze niet weten. Jeanette werd dus slordiger en Van den Broek werd nerveus. Hij deed volgens mij alleen maar mee, omdat zijn vrouw spilziek is en het geld niet aan kan en toen King's sterke hand verdwenen was, werd hij onzeker. Toen begonnen wij bloed te ruiken.
We gingen hem anonieme brieven sturen, waarin we hem duidelijk maakten dat we meer van hem wisten dan hij dacht. We deden alsof we afpersers waren die in zijn poen wilden delen, heel simpel op zich zelf, maar hij werd er doodziek van. Op het laatst ging hij alleen nog maar op reis als hij een bodyguard meekreeg, want hij was als de dood dat wij, de afpersers dus, in het buitenland zouden toeslaan. Daarom ging soms Romeo en soms Carlo met hem mee.’
‘Vandaar dus dat Carlo in dat vliegtuig zat.’
‘Vandaar. En toen kwam jij.’
‘De olifant in de porseleinkast.’
‘Wat zeg je?’
‘Niks.’
‘Verrek,’ zei hij plotseling, ‘we naderen Schiphol.’
‘Rij maar door.’
‘Wat ga je doen?’
‘Zul je wel zien.’
‘Ga je het land uit?’
‘Vertel nou verder.’
‘Wij hebben gisteravond begrepen dat jij Jeanette's lijk had gevonden en Carlo bij haar had zien weggaan. Zie je, wij hadden er geen notie van wat jij met die mensen te maken had. Plotseling kwam je op het Italiaanse consulaat naar Carlo informeren. Polesino, die er net was
| |
| |
aangekomen, stond je te woord. Je deed heel verdacht, vond hij, en toen je wegging liet hij je volgen. Je verdween in die koffiebar en even later werd je door een van Carlo's jongens, die wij uiteraard allemaal kenden, gevolgd.’
‘Dus toen zaten jullie al achter mij aan.’
‘Toen wel ja.’
‘En tot overmaat van ramp liep ik Pauline tegen het lijf.’
Letterlijk en figuurlijk, dacht ik er achteraan.
Hij grinnikte. ‘Dat had je gedacht. Polesino had mij intussen gewaarschuwd. Ik was in de Van Eeghenstraat en ik werd ervan op de hoogte gehouden waar je je bevond en stuurde Pauline op je af om eens een kijkje te nemen. Ze schrok zich half dood toen ze je zag, want niemand wist nog wie jij was, maar zij herkende je onmiddellijk uit het vliegtuig.’
Dus Pauline had mij opgepikt. Ik vloekte inwendig.
‘Wil je hier het parkeerterrein oprijden en parkeren?’ vroeg ik.
Hij deed wat ik zei.
‘Pauline hield je mooi vast. Overigens, dit tussen ons beiden, ik geloof niet bepaald dat ze het met tegenzin deed.’
Hij zette de motor af. We stapten uit. Ik had het warm. Ik had het gloeiend heet. Alsof ik bloosde. We liepen naar de vertrekhal toe. ‘Terwijl jij je die avond en daarna met Pauline occupeerde, trachtte ik een verdieping lager koortsachtig te weten te komen wie je was, en waar je woonde.’
‘Hoe?’
‘Jeanette had Pauline in het vliegtuig verteld dat ze vroeger met je gevrejen had, dat je copywriter was en dat je in de gevangenis had gezeten. Het kostte mij een aantal telefoontjes, maar ten slotte wist ik tenminste een paar dingen over je. Ik kreeg onder anderen je vrouw te pakken, die mij aanvankelijk niets kon vertellen, maar toen ik haar de volgende ochtend weer opbelde, zei ze dat je in Bergen logeerde en ze gaf me het adres. Toen we de telefoontjes afluisterden die je vanuit Pauline's appartement maakte, hoorden we dat het huis in Bergen die dag leeg was. Ik had 's nachts al je banden door laten snijden en terwijl jij een nieuwe auto huurde, stuurde ik razendsnel iemand naar Bergen om je bagage te doorzoeken.
Intussen wisten wij nog steeds niet dat Jeanette dood was. Wel hadden we ontdekt dat ze zoek was en bovendien was Schlüffer plotseling verschenen. Die kwam hoogst zelden naar Nederland, dus we begrepen dat er iets aan de hand moest zijn.
| |
| |
Verder had ik mij zelf tot vice-president van een grote firma gebombardeerd en die meneer Larings laten weten dat ik jou graag van hem wilde overnemen. Hij vroeg een flinke prijs, waar hij nog lang op zal moeten wachten. Een aardige man overigens, ik heb nog een keer voortreffelijk met hem gedineerd. Om mijn image op te bouwen, begrijp je wel.’
We hadden de vertrekhal bereikt. Hij liet mij door de glazen deuren voorgaan. Links was een lopende band met enige keurige heren erachter die de tickets invulden en de bagageromslomp regelden. Mijn ticket was in orde. Er werd gevraagd of ik bagage had. Ik hief mijn leren zak op. Ze keken verbaasd.
‘Travelling light, eh?’ vroeg Henderson.
‘Sorry Bob, ik moet even bellen, zo terug.’ Ik was een man van weinig woorden die ochtend. Ik liep een telefooncel binnen en draaide Annette's nummer. Peter nam aan.
‘Met Sid. Mag ik Annette even.’
‘O... ja...’
Annette kwam. ‘Ja Sid? Lang niets meer van je gehoord.’
‘Luister schatje. Ik sta op het ogenblik op Schiphol en ga een tijdje naar het buitenland. Zolang kunnen jullie het huis nog houden.’
‘...Wah?’ slikte ze. ‘...Waarnaar toe?... Hoe lang?’
Ik rekende even. Iets meer dan zevenduizend dollar. ‘Waarschijnlijk een jaar of twee.’
‘...Wah?... Waar naar toe?’
‘Dat weet ik nog niet precies. Ik schrijf je wel eens en waarschuw wel als ik terugkom.’
‘Sid, gaat het goed met je?’ vroeg ze haastig.
‘Heel behoorlijk. Moet je horen, mijn koffers staan bij de portier van het Hiltonhotel, laat Peter ze daar even afhalen en bewaar ze zolang weer voor mij, wil je?’
‘Ja... goed...’ Ze wist kennelijk niet wat ze moest zeggen.
‘O.K. Ik hang nu op.’
‘Dag Sid.’
‘Dag. Dag Annette.’
Het was druk in de vertrekhal. Overal werd hartstochtelijk afscheid genomen. Een hese luidsprekerstem fluisterde onophoudelijk, buiten dreunde een startende machine. Henderson stond wat verder op bij een krantenkiosk de voorpaginameisjes van de herentijdschriften te bestuderen.
‘Dus jij was intussen vice-president geworden,’ zei ik toen ik weer
| |
| |
naast hem stond.
‘En jij tuinde erin. Weet je dat ik echt medelijden met je had, die middag?’
‘En terecht. Het was ook een rotstreek.’
‘Maar wat kon ik anders doen? Zoals ik al zei, we begrepen jouw aanwezigheid niet en op de een of andere manier moesten we je aan ons binden. Overigens was Daisy op het idee gekomen. Daisy is mijn secretaresse. In het echt ook, bedoel ik.’
‘Maar als jullie me dan al zo te pakken hadden, waarom vertelde Pauline mij dan die avond dat King was aangekomen?’
‘Mijn theorie was dat je voor King persoonlijk werkte, vooral ook omdat je haar zo over Jeanette en King had uitgevraagd. Nu had ik hier op Schiphol een mannetje staan die de aankomende reizigers in de gaten moest houden en die ontdekte op een goed moment King tussen de overige passagiers. Min of meer omdat ik wilde weten hoe jij zou reageren, liet ik Pauline zeggen dat zij hem gezien had. Intussen liet ik King schaduwen. Maar hij is een oude rot in het vak, merkte onmiddellijk dat hij gevolgd werd en schudde mijn mannetje van zich af. Het is in ons vak al net zoals in andere beroepen, je kunt nauwelijks nog goed geschoold personeel krijgen. Bovendien had ik King onderschat. Ik had in het huis op de Geuzenkade een van mijn beste mensen geplaatst, Pisicini, je hebt hem zelf gezien, die mij onmiddellijk moest waarschuwen als King daar op zou duiken. Maar alles ging mis die avond. Wij zaten in de Van Eeghenstraat te wachten terwijl mijn mannetje onderweg King kwijtraakte. King ging naar mevrouw Effimandi toe, die mij niet opbelde, wat wel de afspraak was.’
‘Dat heeft ze uit piëteit tegenover Jeanette gedaan.’
‘Dat heb ik de volgende ochtend ook ontdekt, maar toen was het al te laat. Vervolgens ging King dus naar de Geuzenkade, waar hij Pisicini te pakken kreeg voordat deze ons kon waarschuwen. Ik werkte al negen jaar samen met hem. Hij was prima. En hij had een vrouw en twee kinderen.’ Hij zweeg en tuurde in de verte.
‘Niemand heeft hem gedwongen om dat beroep uit te oefenen.’ zei ik.
‘God mag weten waarom iemand een vak als het onze vrijwillig uitkiest. King zal ervoor boeten, dat verzeker ik je.’
‘Mensen als jullie zijn ook nodig,’ zei ik.
Hij keek mij even aan met dat vreemde geneerde lachje dat ik al eerder bij hem gezien had. ‘Dat zeggen ze tenminste,’ zei hij. En met een opgewektere klank in zijn stem ging hij verder: ‘Nou, en toen
| |
| |
kwam jij weer op de proppen, de onvermijdelijke Sid Stefan. Hoe kwam jij nou eigenlijk ik Laren terecht?’
Ik vertelde hem wat er op de Geuzenkade gebeurd was. Toen ik bij het moment aankwam dat ik Huize Festina Lente betrad, zei hij: ‘De rest van het verhaal ken ik.’
‘Hoe?’
‘Van Van den Broek. O, dat weet je natuurlijk nog niet. Na die vechten schietpartij bij hem thuis was zijn weerstand geheel gebroken. In de algemene consternatie, ze zaten met drie lijken die ze kwijt moesten raken, kan je nagaan, is hij er met zijn vrouw vandoor gegaan. Hij moest de volgende ochtend naar Engeland vliegen. Ze hebben in het bos vlak bij Schiphol gewacht tot het licht was en toen heeft hij een plaats voor zijn vrouw in zijn vliegtuig gereserveerd. Het was hun bedoeling om vanuit Londen door te vliegen naar Brazilië, waar ze een bankrekening en een huis hadden. Voor de vlucht merkte Pauline, die als stewardess fungeerde, dat hij heel vreemd deed en waarschuwde mij. En toen ze zijn vrouw ook nog onder de passagiers ontdekte, begrepen we hoe de vork in de steel zat. Ik belde Londen op, reisde mee en toen we aankwamen stond er al een auto voor ons klaar. Ik moest een halfuur met hem praten voordat hij door de knieën ging. Bij zijn vrouw duurde het wat langer. Ik beloofde hem dat wij ons best voor hem zouden doen als hij een schone lei maakte. De zaak zit zo in elkaar...’
‘Willen de passagiers voor KLM-vlucht 110 naar Athene zich verzamelen voor uitgang nummer acht?’ vroeg de luidspreker. Ik keek op mijn horloge, het was kwart voor twee.
‘Dat is mijn vliegtuig, Bob. Ik heb nog een kwartier. Vlug.’
‘Houd je vast dan. Schlüffer was niet alleen met een map vol bombardementen naar Engeland gevlogen, maar ook nog met drie metalen kisten met honderd miljoen dollar erin. Allemaal váls geld, maar zo goed nagemaakt dat het absoluut niet te onderscheiden is van echt geld. De Duitsers hadden een speciaal laboratorium waar men zich met zulke zaken bezighield. Ze wilden dat geld in Engeland verspreiden, economische oorlogvoering, inflatie, je weet wel. Hoe Schlüffer eraan kwam, weten we niet. Ik vermoed dat hij het ergens boven Engeland moest uitwerpen. Wat hij niet deed. Hij mikte de kisten vlak voor de kust in zee en hield er verder zijn mond over. Na de oorlog heeft hij ze weer opgevist.
Zo zat hij plotseling met al dat contante geld. Maar daar kun je op zich zelf niets mee doen. Uitgeven hoogstens, maar dat wilde hij niet.
| |
| |
Hij wilde het rendabel maken en een business-imperium stichten. Dat kon niet in Engeland gebeuren, want op de een of andere manier had hij de herkomst van zoveel geld moeten verklaren. Daarom liet hij het in kleine hoeveelheden, variërend van vijf- tot vijftienduizend dollar, het land uit smokkelen door piloten van verschillende luchtvaartmaatschappijen. Een slim idee, vind je niet?’
‘Waarvoor had hij de maffia dan nodig?’
‘Dat komt nu. Die piloten, King en Van den Broek bij voorbeeld, Jeanette dus ook, maar ook nog een aantal anderen die bij andere maatschappijen werken, konden dat geld in het buitenland ook niet inwisselen, want dan liepen zij op hun beurt weer in de gaten, daarom droegen zij het af aan de maffialeiders in allerlei Europese steden, die op hun beurt het geld weer onder hun personeel verdeelden en die ruilden het ten slotte in kruimelbedragen bij talloze banken in allerlei landen in. Onderweg bleven natuurlijk heel wat procenten hangen, bij de piloten en bij de maffia, maar Schlüffer kreeg blijkbaar het meeste toch wel weer terug. Dat gewisselde geld investeerde hij in verschillende landen in aandelen en zaken.
Bij de Engelse Geheime Dienst schrokken ze zich gisteren wezenloos toen ze Van den Broek's verhaal hoorden. Ze wilden onmiddellijk een hele brigade naar Amsterdam sturen om Schlüffer te pakken te krijgen. Plotseling was ik weer de kleine jongen uit Rome die zich alleen maar met dope bezig mocht houden en dat was mijn eer te na. Eerst het vuile werk doen en dan aan de kant gezet worden zeker. Ik vloog terug met Pauline, die nog altijd in mijn dienst was en die even verontwaardigd was over de houding van die heren daar in Londen. Overigens, draai je eens om, zie je daar die man de krant staan lezen? Dat is een van hun agenten. Ze zijn razend op me en ze denken dat ik nog meer rare toeren ga maken, daarom houden ze mij in de gaten. In het vliegtuig terug naar Amsterdan ontwierpen Pauline en ik een val. Van den Broek had verteld dat King helemaal gek was geworden en alleen jou nog maar te pakken wilde krijgen, om je dan langzaam aan stukken te rijten. Daarom lieten we op alle plaatsen waar King zou kunnen komen, aanwijzingen achter dat je bij Pauline te vinden was. Onder andere bij mevrouw Effimandi, die deze keer wel deed wat we haar opdroegen. Ze schijnt jouw bloed wel te kunnen drinken en leverde je zonder aarzelen aan de wolven uit.’
‘Aardige beeldspraak.’
‘En op jouw kamer legden we Daisy op je bed, nadat we haar met een beetje jodium hadden ingesmeerd. Jullie tuinden er prachtig in.
| |
| |
Alles liep volgens plan. Pauline's kamer hadden we vol gebouwd met microfoons en bandapparaten en twee geruisloze camera's. Ik wilde Schlüffer en King aan de Engelsen overleveren met de hele documentatie erbij, zodat de zaak rond zat, begrijp je.’
‘Je nam anders wel een flink risico.’
‘Dat valt mee. Alleen die twee broers Molinari bereidden ons enige moeilijkheden. We moesten ze zo stil mogelijk op de gang uitschakelen. Dat hebben we met chloroform gedaan en daarna hebben we ze een spuitje gegeven. Voor zover ik weet slapen ze nog steeds. King en Schlüffer hielden we voortdurend onder schot. De enige keer dat het bijna misging, was toen jij op mij wilde schieten. Maar toen greep Pauline weer op tijd in. Pauline is geweldig.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Willen de passagiers voor KLM-vlucht 110 zich gereed maken...’ ‘Een ogenblik.’ Ik draaide mij om en holde terug naar de telefooncel die godzijdank leeg was. Pauline nam onmiddellijk aan. ‘Met Sid.’ Ze was even stil. ‘Dag Sid,’ zei ze toen zacht.
‘Pauline... ‘Ik wist eigenlijk niet wat ik moest zeggen.
‘Ja?’
‘Ik sta nu met Henderson op Schiphol en mijn vliegtuig gaat zo weg. Ik wou je alleen maar even dag zeggen.’
‘Waar ga je naar toe?’
‘Griekenland. De winter uitzitten in een warmer klimaat. En daarna zal ik wel verder zien.’
‘Heel verstandig. Jij haat de winter, hè?’
‘Nogal ja... Hoor ik nog eens wat van je?’ Mijn hart bonsde en mijn knieën knikten. Te gek gewoon.
‘Misschien schrijf ik wel eens. Heb je een adres?’
‘Nog niet. Maar Poste Restante Athene is altijd goed.’
‘O.K.’ We zwegen weer.
‘Ik ga nu maar.’
‘Sid.’
‘Ja?’
‘Het spijt me.’
‘Mij niet. Ik vond het fijn.’
‘Ik ook.’
‘Dag...’
‘...Dag.’
Samen met Henderson liep ik naar de marechaussee toe die mijn pas nog moest controleren. Terwijl ik de man mijn pas gaf, zei ik tegen Henderson: ‘Voor ik het vergeet, hier heb je Jeanette's adresboekje
| |
| |
en de papieren die ik bij Carlo heb gevonden. Ik denk dat je ze wel kunt gebruiken.’ Ik gaf hem het pakje.
Zijn gezicht werd rood van plezier. ‘Dank je wel, Sid.’
‘Wat gebeurt er nou met King en Schlüffer?’
‘Die smokkelen ze op de een of andere manier naar Engeland toe. De Nederlandse politie weet nog van niets.’
De marechaussee gaf mij mijn pas terug. Deze keer was het een jongen met een slecht geheugen. ‘Alstublieft meneer,’ zei hij beleefd. Henderson stak zijn hand uit. ‘Tot ziens Sid.’
‘Tot ziens.’
‘Hier heb je mijn kaartje. Kom eens langs als je in Rome bent.’
‘Misschien.’ Ik draaide mij om en liep naar de uitgang toe.
‘Sid!’ hoorde ik hem roepen toen ik halverwege was. Hij gebaarde dat ik terug moest komen.
‘Ik was je nog vergeten te vertellen dat Schlüffer Jeanette niet heeft vermoord. Jouw theorie van gisteravond klopt helaas niet, zo mooi als ze ook klonk. Hij is namelijk pas dinsdagmiddag aangekomen. Volgens Van den Broek heeft Romeo haar vermoord. Uit jaloezie inderdaad. En de man die haar die nacht naar huis heeft gebracht, was Carlo zelf.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Pech.’
‘Be good now Sid. Schiet nu maar op, anders mis je je vliegtuig nog.’
In het vliegtuig zaten weer dezelfde mensen. Ik zag de gebruikelijke Amerikaanse toeristen en de Duitse zakenlui. Voor mij zat een man met een tulband op en een paar banken verder zaten een paar mannequins die mij wel interesseerden. Verder voelde ik mij overwegend eenzaam. Ik kende niet eens een van de stewardessen.
|
|