Bijlage 52
28 October 1939
Rede van Heldring bij het graf van Van Aalst
(vgl. p. 1416)
Hij, wiens stoffelijke resten wij straks aan de aarde toevertrouwen, heeft in het bedrijfsleven van deze stad en van het land een groote rol gespeeld. Hij was geen alledaagsche figuur. Breed van blik, van een bliksemsnel werkend intellect, een geweldige geestkracht, een onverwoestelijk optimisme, groote uitbundigheid, een dikwijls ontwapenende luimigheid, warme vaderlandsliefde, hartelijk gul en vorstelijk mild, oefende hij vaak een haast electriseerende invloed uit. Nooit zal mogen vergeten worden het initiatief, dat hij met enkele anderen te midden van groote verwarring en besluiteloosheid na het uitbreken van den wereldoorlog, een kwarteeuw geleden, nam en waarmede hij aan het zakenleven het orgaan schonk, dat zijn voortbestaan in den chaos mogelijk maakte. En toen na drie, dier jaren toch alles stil stond, was het niet de schuld van de Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij. De meesten van hen, die toen met hem samenwerkten, zijn niet meer. Laat dan allen, die na hem komen, weten dat die daad alleen aan Van Aalst het recht geeft, als een groot man in de herinnering en in de economische geschiedenis voort te leven. In die jaren was hij, naast Treub, de centrale figuur des lands. Daaraan verandert geen critiek iets.
Mijn eigen herinnering aan hem strekt zich over meer dan vijftig jaren uit. Veel gesprekken, die wij in Indië en later, toen wij hier teruggekeerd waren, samen voerden, plannen, die wij koesterden met betrekking tot de Handel-Maatschappij, waaraan ik mij van kindsbeen af verbonden gevoelde, plannen ten aanzien van de scheepvaart, in zijn gevoelen waarvoor in hem iets van zijn roemruchten voorzaat speelde, doemen voor mij op. Veel werd verwezenlijkt, iets ging te niet.
En indien ook onze wegen, onze inzichten onderling verschilden, naderhand meer uit elkaar liepen, dan bleef onze vriendschap bestaan en breng ik, nu een samenloop van omstandigheden mijn weg onverwacht geleid heeft naar den zetel, van waaruit hij vele jaren lang de Handel-Maatschappij en tal van andere belangen bestuurde, namens deze oudste van onze handelsen bankinstellingen, waarin hij in een menschenleeftijd van den laagsten tot den hoogsten trap opklom, en tevens namens het bedrijfsleven, oprechte hulde aan de nagedachtenis van Van Aalst voor het groote en goede dat hij, met name in de bewogen jaren die wij eens beleefden en die thans helaas