Zijn betoog was natuurlijk veel langer, doch ik geef hier slechts de voornaamste punten eruit weer.
Onze houding daartegenover is, dat wij de bovenbedoelde inzichten omtrent verplichtingen van werkgevers en werknemers in deze tijden volledig toejuichen, maar nog geenszins kunnen merken, dat de arbeiderspers daarvan de draagster is. Integendeel, telkens wanneer men over loonkwesties onderhandelt, merkt men dat, hoewel sommige van de leiders hun oogen voor den feitelijken toestand niet sluiten, zij niet bij machte zijn de leden tot dezelfde inzichten te brengen. Hun werkelijk leiderschap heeft dan ook weinig te beteekenen. Eerst wanneer het duidelijk is, dat deze strooming machtig begint te worden en ook naar voren komt in de publicaties van de zijde van den arbeid, kan men met vrucht tezamen werken, daargelaten of de aangeraden middelen de beste zijn.
De Heer Sluyzer, die eerst het aangrijpen van deze middelen bleef bepleiten, besloot tenslotte de aangelegenheid weer in eigen boezem te bespreken en te zien, wat hij daar zou kunnen bereiken. Wellicht komen daaruit verdere besprekingen voort met een ietwat grooter getal van gelijkdenkenden uit zijn kamp. Ook is het mogelijk, dat hij eigener beweging in zijn blad ruimte vraagt voor artikelen, die van zijn meening op dit gebied getuigen.
Wij moeten dus afwachten. Ik hoop zeer, dat deze eerste aanraking niet de laatste zal zijn geweest en ken verscheidene socialisten, die op Sluyzer's standpunt staan, doch vrees dat de voornaamste mannen nog niet zóo denken, of althans den moed hebben met dit inzicht tegen de gemakzuchtige neigingen van de meesten van onze landgenooten in te gaan. De verkondiging van de noodzakelijkheid offers te brengen is minder populair dan de voorstelling, dat men steeds meer kan eischen.
Ik moet hieraan toevoegen, dat de Heer Sluyzer niet den indruk gaf van een goed begrip te hebben van de nauwe vervlechting van dit probleem en dat van de staatsfinanciën. Ik trachtte hem dit zoo goed mogelijk uit te leggen, waarvoor Uw nota dienstig was, al heb ik van het bestaan ervan geen melding gemaakt. Hier stuit men weer op dezelfde onkunde, die ook geheel andere groepen in de maatschappij dan de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij kenmerkt. Ik wil niet zeggen, dat Sluyzer mijn betoog verwierp, maar hij zweeg erop. Alles is gezegd, wanneer men bedenkt dat de Heer De Geer voor het summum van oprechtheid en voorzichtigheid in het beheer van 's lands financiën wordt aangezien.
Wat de publicatie van een adres in den geest van Uw concept aangaat, ik hel tot dezelfde meening over als Gij. Men zal er niet voldoenden steun voor vinden om met een indrukwekkend aantal onderteekenaars te komen.
Met vriendelijke groeten,
g.d.U.