naar hun meening beter in de onderhandelingen ter sprake zou kunnen brengen en daaraan hardnekkig vasthouden;
4e. dit in het bijzonder gold van het eerste punt, nl. de verklaring, dat er een overeenkomst gesloten zou moeten worden, wat vrijwel zinloos was, aangezien men vóór het begin van onderhandelingen bezwaarlijk kan overeenkomen, dat een overeenkomst gesloten zal worden;
5e. toen de Japanners weigerden, op deze vijf punten in te gaan, de Regeering nogmaals capituleerde en de Java-China-Japan Lijn vrij liet, ze in haar onderhandelingen zoo goed mogelijk er door te halen onder de mededeeling, dat zij geen aanvullend handelsverdrag met Japan zou sluiten, tenzij een haar bevredigende scheepvaartovereenkomst tot stand kwam.
Prof. Van Gelderen voerde hiertegen aan, dat de vijf punten in werkelijkheid niets anders bedoelden dan de Japansche scheepvaartmaatschappijen bekend te maken met deze laatste voorwaarde, zooals zij den Japanschen gedelegeerden reeds bekend was en door dezen aanvaardbaar geacht werd. Men had het der Java-China-Japan Lijn overgelaten, de punten in een gepasten vorm aan de Japansche maatschappijen voor te leggen. Door ze eenvoudig als ultimatum in te dienen, heeft de heer Quarles de Japanners gebrusqueerd en de zaak bedorven.
Hierop werd onzerzijds geantwoord, dat ons uit Batavia de voorstelling gegeven was, dat de punten voetstoots door de Japansche maatschappijen zouden aangenomen worden en dat overigens uit de notulen van een te Batavia op 8 Januari onder voorzitterschap van den heer Meyer Ranneft gehouden vergadering bleek, dat door de delegatie een verzuim was gepleegd, hetwelk de afzending van deze instructie aan den heer Quarles tengevolge had gehad. Het was naar onze meening duidelijk, dat de Java-China-Japan Lijn geenerlei schuld treft, en dat bezwaarlijk volgehouden kan worden, dat de heer Heldring zich tegenover den heer Snouck Hurgronje onjuist had uitgelaten.
Overigens blijkt uit de uitlatingen van Prof. Van Gelderen, dat de Regeering geheel het standpunt der Koninklijke Paketvaart Maatschappij ten aanzien van het aandoen van havens in de buitengewesten inneemt en dat zij het zelfs aangenaam zou vinden, indien de directe vaart op Padang en Palembang door de Nanyo zou stopgezet worden, in welk geval de Java-China-Japan Lijn het voorbeeld zou moeten volgen. Zooals bekend, wil de Koninklijke Paketvaart Maatschappij dit punt te Kobe ter sprake brengen, doch de Regeering wil niet, dat daardoor de onderhandelingen in gevaar gebracht worden. Het wordt dus aan de prudentie der Nederlandsche onderhandelaars overgelaten, of men dit punt zal aanroeren. Het is uit berichten van onze vertegenwoordigers gebleken, dat zij dit ter sprake brengen gevaarlijk en in elk geval vruchteloos achten.
In de tweede plaats bracht Prof. Van Gelderen nogmaals den wensch der Regeering over, dat op de een of andere, niet in het oog loopende wijze een gemeenschap van belangen tusschen Koninklijke Paketvaart Maatschappij en Java-China-Japan Lijn spoedig tot stand gebracht worde. Een openbare daad zooals koop van aandeelen acht zij echter zoowel met het oog op het steeds voorhouden aan de Japanners, dat de Koninklijke Paketvaart Maatschappij en de Java-China-Japan Lijn afzonderlijke, niet bij elkaar geïnte-