Bijlage 34
14 Juli 1933
Brief van Mr. L.J.A. Trip aan Heldring
(vgl. p. 1045)
Zeer geachte Heer Heldring,
Ik dank U ten zeerste voor de inlichtingen welke U mij bij Uw schrijven van 11 dezer hebt willen geven over de jongste vergadering en de positie van den Economischen Raad. Het begint er inderdaad naar uit te zien, dat deze jonge telg bereids in de wieg zal gesmoord worden en ik vrees dat de leiding van het college niet voldoet aan de eischen, welke in den tegenwoordigen tijd en met het oog op de moeilijkheden welke nu eenmaal verbonden zijn aan het verschaffen aan den Raad van de hem toekomende plaats, gesteld moeten worden. Naar het mij voorkomt zal in de eerste plaats zekerheid moeten verkregen worden omtrent de houding, welke de Regeering zelve ten opzichte van den Raad wenscht aan te nemen. Aan den anderen kant zal de Raad zich moeten hoeden voor het volgen van onpractische en onder de huidige omstandigheden bedenkelijke professorale adviezen. Onder deze reken ik ongetwijfeld het bespreken van, wat men gelieft te noemen, het valuta-vraagstuk. Voor de Regeering en De Nederlandsche Bank bestaat dit vraagstuk niet en de Raad kan zich slechts blameeren door over deze zaak, die definitief beslist is, zich in besprekingen en bespiegelingen te begeven. De Regeering heeft zich definitief vastgelegd op de handhaving van den gouden standaard, en ik zal mij dan ook tot het uiterste moeten verzetten tegen eene bespreking in den Economischen Raad van deze beslissing.
Het komt mij niet twijfelachtig voor, dat de Raad zich vóór alles dient bezig te houden met de behandeling van de economische politiek der Regeering in verband met de ontwikkeling van de wereldomstandigheden nà het échec van de Wereldconferentie. Dat is nuttiger werk dan na te praten over een zoogenaamd vraagstuk, dat door de Regeering reeds definitief tot oplossing is gebracht.
Ik vraag mij af of het niet goed zou zijn, dat de Voorzitter en U een onderhoud verzochten met de Ministers van Buitenlandsche Zaken en van Economische Zaken, hetzij tezamen hetzij afzonderlijk, ten einde grootere klaarheid te verkrijgen over de positie en de mogelijkheden van den Economischen Raad.
Na beleefde groeten teeken ik mij
Hoogachtend,