houding en o.a. ook in de bodembedrijven gebracht heeft, alsmede de nooden, die daardoor ontstaan zijn. De Regeering vleit zich door coördinatie, omzetting van het bodemgebruik, van boven af het bedrijfsleven in betere banen te kunnen leiden. Zij vergeet daarbij, dat de gevolgen van een omschakeling onoverzichtbaar zijn; zij zouden het zijn in een samengesteld bedrijf als het nationale bodembedrijf voor den knapsten deskundige, zij zijn het in hooge mate voor een ondeskundige Regeering, die door de voorstellingen van groepsbelangen, in landbouwkringen bijzonder ego-centrisch, geleid wordt. Hoe meer misgetast wordt, hoe sterker de uitwerking op andere bodem- en industriëele bedrijven. Terwijl men in het algemeen kan zeggen, dat de nooden bijna nimmer zoo erg zijn, als zij geschilderd worden, is het buitengewoon ernstig, dat de Regeering in enkele gevallen heeft toegegeven aan den eisch der agrariërs, dat het boerenbedrijf weer tot een loonend bedrijf gemaakt moest worden in de huidige omstandigheden! Op die leest is bijvoorbeeld de tarwe- en de suikersteun geregeld, die mooie winsten op de voor die gewassen geschikte gronden verzekerd en aanleiding hebben gegeven tot een ongehoorde uitbreiding der tarwecultuur op minder geschikte gronden. Ingrijpen der Regeering leidt tot excessen en moet tot de allerdringendste gevallen beperkt blijven (ik zelf rangschik daaronder de tarwe, al veroordeel ik den vorm en de mate van den steun). Natuurlijk aanpassing is het snelst werkende geneesmiddel. Dreigt een patient te bezwijken - gedoogt het nationaal belang zijn sterven niet - dan diene men hem een
inspuiting toe om hem in het leven te houden, tot tijd en wijle de natuur hem geneest.
3e. Ik verlies niet uit het oog, dat de Regeering niet alleen met zuiver economische overwegingen mag rekening houden; zij moet een voor de stabiliteit des lands zoo gewichtig volksdoel als het landbouwende voor opstandigheid bewaren. Zij mag daarom wel eens wat doen in een algemeen politiek belang, dat zuiver economisch niet direct te verdedigen valt, doch zij doe het met mate en make steeds weer aan de landbouwers duidelijk, dat steun, aan hen verleend, de andere klassen der bevolking, ook andere bodembedrijvers, schaadt en naarmate hij hoog is, voorbijgaand en zich zelf doodend moet zijn. Van een dergelijken gematigden invloed van regeeringswege is weinig te bespeuren geweest. Integendeel het regeeringsbeleid is eenzijdig agrarisch geweest en men heeft aan onredelijke eischen toegegeven.
4e. Centralisatie van den uitvoer zal bij beschermde tuinbouw- en veeteelttakken wellicht niet te vermijden en zelfs aanbevelenswaard zijn. Indien dit zoo is, dan is het een gevolg, dat het bedenkelijke in den steun demonstreert. Waar blijft de individueele inspanning tot het veroveren van vreemde markten, die toch al in sommige takken van het beschermde stel niet groot is, o.a. bij den zuivel? (Mij is onder meer onlangs ter oore gekomen, dat het minst moeilijk in het buitenland te plaatsen melkproduct, melkpoeder, alleen naar de omringende landen gaat en de export naar overzee geheel verwaarloosd wordt.)
Het betoog van den Minister, dat naast exportmonopolie importmonopolie noodzakelijk is, klink geenszins overtuigend, in geen geval ten aanzien van producten, die hier niet geteeld worden zooals maïs, bananen en zuidvruchten. De beperking van den invoer van dergelijke producten zou onze export-