terwijl zij de productievoorwaarden in andere bedrijfstakken verzwaren. Bij de maatregelen, waar zij geen politieken invloed van beteekenis vreesde, trad zij gematigd en voorzichtig op, zoo bij de industrie en de visscherij. Voor de zeescheepvaart zal de beschikbare steun ondoeltreffend blijken. De voorgestelde steun voor de binnenscheepvaart zal averechts werken. Handel en transitobedrijf, zwaar gebukt gaande onder de crisis, kunnen uit den aard niet anders geholpen worden dan door verlichting van lasten. In dit opzicht geschiedde niets, ook niet voor de andere bedrijfstakken - integendeel de belastingen werden verhoogd. Zoo wordt alles ten bate van den landbouw benadeeld. Dat bij dit alles weinig lijn te bespeuren was, mag men de Regeering misschien niet al te scherp verwijten. Weliswaar begreep zij eerst sedert September 1931, met een heel wat ernstiger calamiteit dan een crisis te doen te hebben, maar dit had zij met velen gemeen. Dat zij daarna voortging, onder den drang van in het nauw gebrachte belangen opportunistisch te legisleeren en economische belangen aan politieke en electorale belangen opofferde, is erger. Men mag haar ook verwijten, dat zij geen uitvoering gaf aan de wet, die in de benoeming van een Economischen Raad voorziet, en aldus naliet, zich door bekwame, deskundige en onpartijdige mannen te laten voorlichten.
Hoe ernstig deze tekortkomingen en hoe verpolitiekt en verkeerd sommige der genomen maatregelen ook zijn, tot dusver troostte zich menigeen met de gedachte, dat zij voor korten duur genomen waren en men ze spoedig overboord zou kunnen zetten, wanneer de omstandigheden ons zullen veroorloven, tot het vrije bedrijfsleven terug te keeren, zij het met een korte of langere periode van gereglementeerde afbraak der kunstmatigheid. In elk geval, zoo meende men, waren de toestanden te dien opzichte niet voor langen tijd door de wetgevende macht geprejudiciëerd.
Daarin is nu plotseling wijziging gekomen. De slechtste van alle steunwetten, de tarwewet (zie hoofdartikel Alg. Handelsblad van 24 December 1932) is incidenteel voor drie jaar verlengd, terwijl het gedwongen maalpercentage van 25% op 40% verhoogd werd. Daarmede is niet alleen een hoogst ernstige stap in de richting van duur brood gedurende ettelijke jaren gezet, maar ook een niet minder ernstige stap op den weg naar zelfvoorziening door staatsdwang, een streven, dat op mislukking na heillooze ervaring moet uitloopen en waartoe nooit had mogen besloten worden dan nadat een andere weg niet mogelijk gebleken was en een grondig onderzoek naar de te volgen algemeene politiek had plaats gehad. Dit geschiedde met medewerking der liberale fractie in de Tweede Kamer, nadat de heer Boon eerst een amendement, strekkende tot verlenging van de wet voor slechts één jaar, had ingediend en verworpen.
De houding van deze fractie is in deze tijden raadselachtig. Nadat zij bij de algemeene beschouwing het economisch beleid der Regeering afgekeurd en zich onder de oppositie geschaard heeft, bepaalde haar verzet zich feitelijk slechts tot de opcenten op de invoerrechten en gaven haar leden in meer dan één geval blijk van een zeer onliberale denkwijze - al dan niet door groepsbelangen geinspireerd.
Dr. Vos bepleitte in November anti-dumpingmaatregelen, blijkbaar onbekend met de eischen van onze nationale economie, met de moeilijkheid van