wordt, beteekent het verschaffen, respectievelijk aannemen van voorschotten, vergezeld van zakelijk onderpand, het stapelen van schuld op schuld voor de onderneming (geval Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij) dan wel het zich onnoodig in de schuld steken (geval Java-China-Japan Lijn) met het gevolg, dat het bedrijf na verloop van tijd toch vastloopt en in handen van den Staat komt.
Uw inzicht, dat subsidieverleening slechts uitstel van executie beteekent, acht ik voor normale tijden juist, voor het tegenwoordige niet. De verslappende invloed van staatssteun behoeft slechts gevreesd te worden, wanneer de leiding geen belang meer heeft bij het succes van het bedrijf. Deze mentaliteit zou ontstaan, wanneer de Staat door zijn alles primeerende vorderingen op de reederij het vooruitzicht, uiteindelijk weer tot winst te komen, weggenomen heeft. In het geval van subsidiëering, afloopende wanneer het bedrijf niet meer verlieslatend zal zijn, wordt de prikkel tot winstbejag gehandhaafd, welke aan den Staat ten goede kan komen door het scheppen van het beding, dat de subsidie uit eventueele overwinsten terugbetaald moet worden. De kans daarop kan vergroot worden door een reductie van het aandeelenkapitaal en overeenkomstige afschrijving van de bezittingen, welke gewettigd is, indien zij te hoog te boek staan.
U merkt voorts op, dat vereenvoudiging, versobering, wellicht samensmelting noodige maatregelen zijn, die niet met een subsidieering samengaan. Geheel duidelijk is mij het verband tusschen die maatregelen en subsidieering (in tegenstelling tot anderen steunvorm) niet. Met een gerust gemoed zou ik echter een onderzoek naar de mogelijkheid van vereenvoudiging en versobering bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij tegemoetzien, mits dit onderzoek geschiede door verstandige lieden, die rekening houden met de in het vak opgedane wetenschap en ervaring.
Uw gewag maken van het opruimen van scheepsruimte en samensmelting doen in dit verband bij mij de vraag rijzen, of men zich in Regeeringskringen, hoewel onbekend met de eischen der verschillende lijnvaarten, bij voorbaat daaromtrent meeningen gevormd heeft. Met het opruimen van overbodige scheepsruimte zijn alle scheepvaartondernemingen druk bezig, maar een eigenaardigheid van het lijnbedrijf is, dat men, ook wanneer er weinig lading is, de geregelde lijnen moet handhaven, wil men de toekomst niet bederven, en men niet boven een maximum van inkrimping, waarvan de mate slechts door de directies beoordeeld kan worden, kan gaan. Ook verlieze men niet uit het oog, dat het teveel aan scheepsruimte niet nationaal, maar internationaal is. Door op dit gebied eenzijdig te ontwapenen, zouden wij terrein voor de buitenlandsche concurrentie vrij laten. Met deze plegen de Nederlandsche lijndirecties trouwens geregeld overleg te plegen om tot vermindering van tonnage te geraken. Daardoor is al veel bereikt, maar hier en daar stuit men op moeilijkheden, die niet zoo licht te overwinnen zijn.
Ook met samensmelting dient men voorzichtig te zijn. Niet alleen wordt gemakkelijk de grootte van een bedrijf bereikt, waarboven het overzicht van de leiding over de onderdeelen verloren gaat, maar zelfs het vereenigen van twee bedrijven in één vaartgebied in één hand zal bij nader onderzoek vaak blijken meer nadeelen dan voordeelen met zich te brengen.
Ik heb de eer te zijn
Van Uwe Excellentie de dienstw. dienaar