| |
| |
| |
Bijlage 21
Nota betreffende de financiële toestand der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij van 30 Maart 1932
(vgl. p. 968)
De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij N.V., opgericht in 1856, onderhoudt een stelsel van tezamen 18 lijnen;
a) van Amsterdam en Rotterdam naar alle landen van het Europeesche vasteland (met uitzondering van Noorwegen en voor het tegenwoordige van de Baltische Landen en Rusland), Klein-Azië en Noord-Afrika.
Deze lijnen, met vrachtschepen gedreven, bestaan meerendeels reeds 50 à 60 jaren, sommige zelfs sedert de oprichting der maatschappij. Hoewel het intereuropeesch vervoer minder sterk achteruitgegaan is dan het transatlantische, werken deze liinen reeds sedert de crisis van 1921/2 niet zoo gunstig als vóór den oorlog. daar de hooge vaste lasten op de kleine schepen in de Europeesche vaart zwaarder drukken dan op de grootere in de transatlantische vaart gebruikte schepen.
b) van bovengenoemde havens naar de Nederlandsche West-Indische Koloniën, Noordelijk en Westelijk Zuid-Amerika, Centraal-Amerika en de Antillen.
Deze lijnen spruiten voort uit den dienst, welken de door de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij overgenomen Koninklijke West-Indische Maildienst op Suriname en Curaçao sedert 1880 onderhield. Onder het beheer der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij werd deze dienst in een Suriname Lijn en Colon Lijn gesplitst, beide met passagiersschepen gedreven. Voorts werden, zoowel met het oog op den Nederlandschen uitvoer als op de belangen der Nederlandsche markten, voornamelijk die der koffiemarkt, nieuwe lijnen met vrachtschepen begonnen, die dank zij den grooten bloei, die verschillende bedrijven (o.a. petroleum) in Zuid-Amerika doormaakten, na den oorlog zeer bevredigende resultaten opleverden. Hetzelfde gold voor de passagiersdiensten tot en met 1930.
c) van New York naar Haiti, Curaçao en Venezuela.
Deze met vrachtschepen onderhouden lijn is een noodzakelijke aanvulling van het verlengstuk Curaçao/New York der Suriname Lijn voor het vervoer van goederen in beide richtingen - o.a. naar en van Maracaibo, het centrum van het oliebedrijf in Venezuela. Zij heeft tot aan het uitbreken van de crisis in Noord-Amerika in het einde van 1929 zeer goed gerendeerd.
d) kustlijnen tusschen Curaçao en Maracaibo (met een speciaal daarvoor
| |
| |
gebouwd passagiersschip), Curaçao en Santo Domingo, Curaçao en de Bovenwindsche eilanden (waarvoor de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij een onvoldoende subsidie van ƒ 2750, - per reis van het koloniale gouvernement ontvangt).
Deze lijnen dienen voornamelijk tot voeding van onze hoofdlijn (de verbinding met de Bovenwindsche eilanden dient uitsluitend een rijksbelang).
e) bovendien bezit de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij alle aandeelen in de Nieuwe Rijnvaart Maatschappij, die met stoomschepen en sleepschepen een geregelden dienst tusschen Amsterdam en de Rijnhavens onderhoudt en onmisbaar zoowel voor de hoofdstad als voor de zeelijnen der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij is.
De vloot der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij bestaat thans uit 12 passagiersschepen metende 60.600 bruto register tonnen tezamen, en 72 vrachtschepen, metende 271.145 ton draagvermogen; 7 vrachtschepen en 2 passagiersschepen zijn opgelegd, de laatste met het doel verkocht te worden. De vloot onderging geen vermeerdering sedert het einde van 1930, in 1931 werden 6 vrachtschepen van tezamen 16.925 ton draagvermogen en één passagiersschip aan het buitenland verkocht.
Haar geplaatst maatschappelijk kapitaal ƒ 25.000.000, -, de eenige beschikbare reserve ƒ 2.500.000, - na noodzakelijke afschrijvingen per 31 December 1931 ten bedrage van ongeveer ƒ 10.000.000, - (welke uit de reserves geput moesten worden) op de waarde der schepen en andere bezittingen. Haar vloot staat voor ƒ 33.283.000, - (aanschaffingswaarde ƒ 96.876.000, -) te boek, d.w.z. ƒ 80, - per ton d.w. voor de vrachtschepen en ƒ 190, - per ton bruto register voor de passagiersschepen. Haar obligatieschuld bestaat uit 3 leeningen, t.w.
a) | een 4% leening 1909 restant ƒ 400.000, - |
b) | een 4½% leening 1914 restant ƒ 880.000, -
Van ieder dezer leeningen wordt jaarlijks ƒ 80.000, - afgelost. |
c) | een 5% leening 1927 groot ƒ 9.333.000, - |
Te beginnen met Augustus 1932 moet op deze leening jaarlijks ƒ 623.000, - afgelost worden (uitloting in Mei 1932).
De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij heeft groote beteekenis voor de handelsrelaties van Nederland (en zijn West-Indische Koloniën) met de havens, welke haar schepen aanloopen. Buitenlandsche lijnen, die in haar plaats zouden treden, indien zij mocht verdwijnen, zouden onmogelijk in dezelfde mate de Nederlandsche belangen kunnen dienen, omdat hun nationale belangen voorgaan en zij, elders gevestigd zijnde, niet het contact met het Nederlandsche bedrijfsleven zouden kunnen onderhouden als de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, welke daarvan deel uitmaakt, het doet.
Dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, wier vloot voor 70% in Nederland gebouwd werd en wier uitrusting, proviandeering en onderhouds- en reparatiewerkzaamheden voornamelijk in Nederland geschieden, als werkverschafster een niet onaanzienlijke factor in het economische samenstel des lands is, behoeft wel niet nader betoogd te worden.
| |
| |
Zij zorgt voor een meer dan aan redelijke eischen voldoende scheepvaartverbinding tusschen moederland en West-Indische Koloniën en tusschen deze en New York.
Zooals ook bij navraag bij de officiëele vertegenwoordigers der Nederlandsche Regeering in het buitenland zou blijken, geniet zij wegens haar regelmatigheid, de zorgen aan de goederen en passagiers besteed, een zeer goeden naam. Haar verdwijnen van de zee zou aan het prestige van Nederland een zwaren slag toebrengen.
Het bedrijf, ook dat van den Koninklijke West-Indische Maildienst, behoorde, met uitzondering van de oorlogsjaren, sedert vele jaren niet tot de zeer winstgevende. De concurrentie was steeds hevig. Zij deelde omstreeks 1900 dividenden van 10% uit, later van 3 à 8%, in en onmiddellijk na den oorlog van 10 à 20%, doch de geweldige daling der vrachten van het hoogtepunt, waarop zij in 1919/20 stonden, bracht de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij ernstige verliezen toe, die echter langzamerhand door krachtige bezuinigingen en door de zich stabiliseerende toestanden omstreeks 1925/6 overwonnen werden. Ook de belangrijke reserves, die zij in de oorlogsjaren opgebouwd had, droegen er toe bij, haar over de grootste moeilijkheden heen te helpen. Na zes jaar onderbreking kon zij over 1927 weder 3% en over 1928 en 1929 5% dividend uitbetalen. Steeds werd op de bezittingen afgeschreven in een mate, welke voor normale tijden als ruim mocht gelden.
De last, waaronder de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij sedert den oorlog gebukt gaat, was de onveranderlijkheid der vaste lasten (voornamelijk loonen en rente) tegenover de daling der inkomsten als gevolg van een overmaat van scheepsruimte, in sommige gevallen door buitenlandsche regeeringen gesubsidiëerd (Amerikaansche, Fransche, Spaansche en Italiaansche regeeringen in het geval der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij). Onder den last der loonen lijdt de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij meer dan andere reederijen, daar zij haar Europeesche diensten met betrekkelijk kleine schepen moet onderhouden, wier bemanning niet evenredig geringer, maar wier exploitatiekosten wel onevenredig hooger dan die van groote schepen zijn. Zij heeft met inbegrip der Nieuwe Rijnvaart Maatschappij ca. 4800 werknemers in dienst en betaalde in 1931 ongeveer ƒ 8.900.000, - aan loon alleen aan Nederlandsche werknemers.
De crisisjaren van 1930 en 1931 onderbraken opnieuw de opgaande lijn, zooals uit de volgende cijfers valt af te leiden:
|
1929 |
1930 |
1931 |
aantal vervoerde tonnen lading |
2.208.473 |
1.953.925 |
1.720.219 |
besomde bruto vrachten |
ƒ 36.653.000 |
ƒ 31.106.000 |
ƒ 24.682.000 |
besomde passagegelden |
- 4.681.000 |
- 4.917.000 |
- 4.409.000 |
totaal bedrag der inkomsten |
- 44.070.000 |
- 38.448.000 |
- 30.819.000 |
totaal bedrag der uitgaven |
- 37.723.000 |
- 34.873.000 |
- 30.524.000 |
Het bedrag der inkomsten verminderde dus van 1929 op 1930 met ƒ 5,6
| |
| |
millioen, van 1930 op 1931 met ƒ 7,6 millioen, waartegenover dat der uitgaven onderscheidenlijk met ƒ 3,85 millioen en ƒ 4,35 millioen verminderde. Deze vermindering van uitgaven is het gevolg van de geringere kosten, verbonden aan een afnemend vervoer, zoo ook van dalende prijzen voor brandstoffen en verbruiksartikelen. Zij werd voorts verkregen door: 1o rationalisatie, waarmede de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij trouwens sedert jaren bezig is en vele tonnen gouds per jaar heeft uitgewonnen, 2o loonsverlaging (kantoorpersoneel en directie in 1931 volgens een schaal, loopende van 3% tot 25%, scheepsofficieren en machinisten 10%; verdere verlagingen kwamen eerst in 1932 tot stand), 3o ontslag van personeel, 4o achteruitzetting in rang en salariëering van gezagvoerders en stuurlieden en machinisten (in verband met den verkoop van schepen), 5o vermindering der pensioenen (deze bezuiniging werkt eerst later door, beteekent voorloopig slechts vermindering der jaarlijksche toevoegingen aan de pensioenreserve).
De vrachtlijn van Nederland op Venezuela en Curaçao, die na den oorlog nevens de passagierslijnen onderhouden werd, moest wegens gebrek aan lading opgeheven worden, zoo ook onlangs een kustlijn tusschen Cristobal (Panama Kanaal) en de Westkust van Columbië en Ecuador. Daar geen der andere lijnen kasverliezen (algemeene beheerskosten en interest buiten beschouwing gelaten) van beteekenis veroorzaakte en sommige der slechtst rendeerende diensten vóór enkele jaren nog zeer winstgevend waren, werden de diensten tot dusver niet verder ingekrompen. Wij geven ons er rekenschap van, dat een eenmaal gestaakte lijn vaak niet anders dan met strijd tegen buitenlandsche reederijen hervat kan worden, terwijl de vermindering van het aantal lijnen niet geschiedt, zonder het stelsel der gehandhaafde min of meer te verzwakken. Ook vermindert het bedrag der algemeene beheerskosten lang niet in evenredigheid tot de beteekenis op bepaalde lijnen, waarop het vervoer sterk ingekrompen is, waar mogelijk en noodig in overleg met de buitenlandsche reederijen in dezelfde vaart, verminderd, zoo onder andere in die op de Westkust van Zuid-Amerika, Suriname en den Levant.
Zoodoende zou de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij haar bedrijf voorloopig zonder steun kunnen voortzetten, indien niet de val van het Pond in September j.l. haar een nieuw aanzienlijk en zich perpetueerend verlies had berokkend. Voorzoover de concurrentie het toeliet en de vrachttarieven niet reeds in goudvaluta genoteerd werden, werden zij na deze gebeurtenis op goudbasis gebracht, tengevolge waarvan het koersverlies in verschillende relaties na eenigen tijd eenigszins getemperd kon worden. Ten volle bleef dit echter drukken op aangegane contracten alsmede op een groot deel onzer passage-inkomsten. Bovendien leidde de verlaagde koers van het Britsche betaalmiddel tot verkeersverschuivingen, die slechts gedeeltelijk konden worden voorkomen door verlaging van vrachttarieven. Haar exploitatierekening sloot in 1931 nog met een overschot van ƒ 295.182,20, maar, indien zich de achteruitgang van de netto resultaten in dezelfde mate voortzet als in de maanden October 1931/Februari 1932 geconstateerd werd,
| |
| |
d.w.z. met ± ƒ 216.400, - per maand, dan zou over het geheele jaar 1932 het ongunstig verschil met 1931 12 × ƒ 216.400, - = ƒ 2.596.800, - beloopen en de exploitatierekening met een tekort van ƒ 2.596.000, - - ƒ 295.000, - = rond ƒ 2.300.000, - sluiten. Mocht niet alleen het vrachtcijfer, maar ook de lading verder dalen - en de noodlottige crediettoestanden en handelsbelemmeringen maken dit maar al te waarschijnlijk - dan zal dit tekort grooter zijn. Bij dit tekort voegt zich de last der interestrekening, welke in 1931 ƒ 778.971,73 bedroeg. Deze wordt voornamelijk veroorzaakt door de rente op de obligatieleeningen ten bedrage van ongeveer ƒ 500.000, - die op de pensioenreserve en aan het Pensioenfonds en die, welke in de jaarlijks aan de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij terug te betalen annuïteit begrepen is, een en ander verminderd met de bedragen aan rente en dividend op deelnemingen.
De rente, aan de Pensioenreserve gecrediteerd, is niet van een kasuitgave vergezeld. Zij zal overigens tengevolge van de vermindering der Pensioenreserve in 1932 ongeveer ƒ 170.000, - minder bedragen dan in 1931; daarentegen zal op de vordering van het Pensioenfonds, welke in 1931 sterk gestegen is, ± ƒ 35.000, - meer rente vergoed moeten worden. Wij zouden den ganschen last der interestrekening veiligheidshalve in het loopende jaar op niet minder dan ƒ 700.000, - willen schatten.
Voorts wordt de winst en verliesrekening door de uitkomsten van het assurantiebedrijf voor eigen risico beïnvloed. Zij waren in de laatste jaren doorloopend ongunstig. Indien men deze buiten beschouwing laat, zou het verliescijfer over 1932 bedragen:
tekort exploitatierekening |
ƒ 2.300.000, - |
tekort interestrekening |
- 700.000, - |
|
_____ |
|
ƒ 3.000.000, - |
Op 22 Maart j.l. beschikte zij over een totaal aan beschikbare middelen van ƒ 2.712.000, -.
De voornaamste verplichtingen behalve die tegenover haar loopende crediteuren bestaan in de betaling van:
1o. | rente en aflossingen op de obligatieleeningen (de eerste uitloting van ƒ 623.000, - over 5% obligaties moet in Mei a.s. plaats vinden); |
2o. | de mogelijke terugbetaling van een bedrag van ruim ƒ 800.000, - door leden van het personeel bij haar op deposito geplaatst; |
3o. | een 30-jarige annuïteit van ongeveer ƒ 180.000, - aan de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij; |
4o. | een vordering van de Stichting Pensioenfonds ten bedrage van ƒ 1.500.000, -; |
5o. | verplichtingen inzake de Ongevallenwetten. |
Deze verplichtingen, gevoegd bij het te verwachten bedrijfsverlies, maken, dat de kaspositie der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij uiterst kritiek geworden is en zij zonder hulp van buiten haar bedrijf zeer spoedig zal moeten staken en in liquidatie treden. Bankiers zijn in de tegenwoordige tijdsomstandigheden niet bereid, haar een crediet te verleenen.
Naar verdere bezuiniging wordt met kracht gestreefd, maar zij zal geen
| |
| |
redding kunnen brengen. Deze moet van de zijde der ontvangsten komen. Vermeerdering daarvan is te verwachten: 1o door nivelleering der bedrijfskosten met die in Engeland, welke zich in den loop van eenige jaren, wellicht eerder, moeten voltrekken en waardoor het concurrentievermogen der Nederlandsche reederijen versterkt zal worden, 2o door herleving van het handelsverkeer, waarvan het tijdstip bezwaarlijk te voorzien is.
Het is een algemeen belang te achten, de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij en haar lijnen te doen voortbestaan. Zonder hulp van den Staat zal dit niet mogelijk zijn. Bij de overweging, of en in welken vorm die hulp verleend kan worden, zijn financiëele moeilijkheden van tweeërlei aard in oogenschouw te nemen;
1o de verplichtingen der vennootschap tegenover crediteuren, in de eerste plaats obligatiehouders en personeel;
2o. haar bedrijfsverliezen.
In aanmerking dient genomen te worden, dat de obligatiehouders in zooverre in een sterke positie verkeeren, dat tegenover een obligatieschuld van ruim ƒ 10 millioen een vloot staat, die zelfs na afschrijving van ettelijke groote schepen, thans veelal opliggend, op ƒ 100.000, -, en eveneens voorzichtige waardeering van alle andere schepen, op ƒ 20 millioen geschat mag worden. Van deze crediteuren is in het geval, dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij haar verplichting tot aflossing of rentebepaling niet nakomt, waarschijnlijk geringe medewerking tot uitstel te verwachten. Elke obligatiehouder kan, naar het oordeel van den rechtskundigen adviseur der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij haar nopen, surséance van betaling aan te vragen. Het is dus van beteekenis, dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij in staat gesteld worde, haar verplichtingen jegens obligatiehouders na te komen.
Daarmede zal zij er echter niet zijn. Eerlang zal zij, onverschillig of haar crediteuren voldaan worden, wegens kasverliezen genoodzaakt zijn, haar bedrijf te staken, tenzij ook hierin de Staat haar tegemoet komt. |
|