Bijlage 3
Nota voor Oost-Afrika Lijn
Kort verslag van de bespreking in Den Haag aan het Departement van Binninlandsche Zaken onder leiding van den Minister Aalberse, waarbij tegenwoordig Directie en Commissarissen der Holland-Zuid-Afrika Lijn en den Raad van Beheer der Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij op 21 October 1922.
(vgl. p. 456)
Door den Minister wordt betoogd, dat de Regeering bij het verleenen van de subsidie terecht of ten onrechte in de meening heeft verkeerd, dat de Holland-Zuid-Afrika Lijn geen concurrentie van Hollandsche zijde te wachten stond, zoodat, indien blijkt, dat deze onderneming in een strijd met de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij ten gronde gaat, de Regeering groote moeilijkheden met het Parlement verwacht. Dit is de reden, dat zijnerzijds nog een poging wordt gedaan, om partijen tot elkaar te brengen.
Daarna wordt door den Heer Treub toegelicht, waar in dit stadium het verschil om gaat, namelijk de grootte der participatie en daaraan verbonden de garantie tot voortzetting der Lijn.
Van de zijde der Holland-Zuid-Afrika Lijn respectievelijk de bankiers wordt betoogd, dat:
1e. de door de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij voorgestelde participatie van ½ millioen in verhouding tot het kapitaal der Holland-Zuid-Afrika Lijn zoo gering is, dat de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij niet voldoende belang zou hebben bij een zoo voordeelig mogelijke exploitatie van de Holland-Zuid-Afrika Lijn (deze en nog eenige andere niet ter zake dienende insinuaties kwamen van den Heer van Aalst),
2e. de bankiers, indien zij met hun volle vordering bleven zitten, onmogelijk de gestie der Holland-Zuid-Afrika Lijn uit handen konden geven en zouden moeten toezien, dat nieuwe bevoorrechte schulden werden geschapen ten nadeele hunner eigen vordering (opmerking van den Heer van der Mandele),
3e. De Holland-Zuid-Afrika Lijn niet kan riskeeren, dat bijvoorbeeld na verloop van een jaar de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij voor het verdere beheer bedankt en zij dan een volkomen desolate boedel thuiskrijgt, waarvan zelfs de beste reeder niet meer maken kan (opmerking Treub).