Herinneringen en dagboek (3 delen)
(1970)–Ernst Heldring– Auteursrechtelijk beschermd[1946]28 Januari 1946.Ik heb geen tijd voor het maken van aanteekeningen, werk 10 à 12 uur per dag. Van Mook is weer van het Hollandsche tooneel, na nog eens te Londen geweest te zijn en Bevin gesproken te hebben, naar ik hoor zonder resultaat. Zoo kan Christison doorgaan met rare dingen te doen: een revue over het nationalistische leger te houden, een nationalistische kunsttentoonstelling bezoeken en zich ‘highly pleased’ verklaren, de nationale politiek bij het Engelsche leger in te lijven. Die dingen schijnen op order of met medeweten van Londen te geschieden, waar Bevin ons wel steunen wil, maar tegenstand bij de juniores van Labour ontmoet. De toestand op Java blijft dan ook hopeloos onbevredigend, zoo niet hopeloos. Het wachten is nu op Sir Archibald Clark Kerr, den Britschen ambassadeur te Moskou, weldra te Washington, die als Deus ex machina wijzen raad en de oplossing moet brengen. Intusschen is de ‘Noordam’, het schip dat FrederikGa naar voetnoot2 en nog 2000 mariniers vervoerde, een maand geleden op de reede van Batavia aangekomen en weer naar Singapore vertrokken, na er ongeveer 800 geland te hebben. Het heet dat dit terugzenden op verzoek van Helfrich is geschied, die de mariniers niet te Batavia maar te Soerabaja wilde hebben. Hoe dit ook zij, Frederik | |
[pagina 1479]
| |
en de zijnen zitten nu in een kamp, 150 mijl ten Noorden van Malakka, terwijl er reeds vele duizenden Nederlandsche soldaten maanden in andere kampen op hetzelfde schiereiland opgeborgen zijn. Het is een wanhopig gemodder waar men ook ziet. De woede van de meeste Indischgasten keert zich tegen de Regeering en Van Mook. In werkelijkheid zijn het de omstandigheden die ons ongunstig waren, wat niet wil zeggen, dat we kranige bewindslieden hebben en Van Mook feilloos is. In het tweede gesprek dat ik met hem had, vond ik hem onaangenaam, in zoover dat hij zich bij het stellen van een doodonschuldige vraag, die hem niet beviel, opwond. Trip zal weldra door Holtrop opgevolgd worden. Deze was eenige dagen geleden bij mij om mijn advies te vragen. Ik heb hem dit in gunstigen zin gegeven, aangezien ik hem voor zeer bekwaam, strikt eerlijk en vol belangstelling voor financieele problemen aanzie. Hij is misschien iets te zeer theoreticus, maar hij heeft ettelijke jaren praktijk in Amerika bij de Shell Union en later bij de Hoogovens achter den rug. Hij is een veel betere candidaat dan Steenberghe, die men eerst gevraagd heeft. Hij behoort tot de voorstanders van een cheap money policy, die ik op den duur gevaarlijk acht, maar hij is een zeer gematigd ordenaar, en daar wij nu eenmaal in dat schuitje zitten, acht ik Holtrop onder de voorstanders den meest acceptabele, ook wegens zijn prettig karakter. Het beteekent tevens dat Lieftinck niet aan extreme dingen denkt. Over eenige jaren komt de liberale economie weer aan den slag, maar voor dat dit zoover is, zullen we wellicht door donkere diepten moeten. Er moeten onder andere niet veel flaters begaan worden, als die van de uitzending van Kamerleden naar Indië. Indien het Ministerie op een dergelijke actie van rechts (gesteund door liberaal!) valt, is de kans op een sterken duw naar uiterst links groot. Vandaag kwam het bericht dat Christison zijn post neerlegt en door Generaal Sir Montagu Stopford vervangen wordt. Te Chequers hebben onze ministers op zijn ontslag aangedrongen, wat toen afgewezen werd. Laat ons hopen, dat de veranderingen een verbetering zal zijn en de verhouding tusschen Engelschen en Hollanders op Batavia, die slecht is, ook verbetert. Het nieuwste wat Christison naar zijn zeggen op order van Londen uitgespookt heeft, is het bevel een soort muntsaneering te gelasten, die volkomen ontijdig is en op een geweldige inflatie dreigt uit te loopen. Helaas heeft Van Mook, zonder iemand er in te kennen, aan dit plan reeds vóór zijn vertrek naar Europa zijn fiat verleend. Dit | |
[pagina 1480]
| |
plan is in de zoogenaamde pariteitencommissie besproken, die besloot den Ministers van Financiën en Overzeesche Gebiedsdeelen te raden de Engelsche Regeering op het gevaar te wijzen en haar te bewegen uitstel van den maatregel te gelasten. | |
4 Februari 1946.Het Ministerie van Financiën heeft zich naar aanleiding van dit verzoek met de Treasury in verbinding gesteld en deze met het War Office, dat nog wel eens eigengereide dingen doet. Geen van beide wisten iets van deze zaak af, doch deelden ons inzicht, dat de beraamde maatregel op zijn minst genomen ontijdig was, zoodat Christison bevel kreeg hem voorloopig op te schorten. Tevens ontving Van Mook instructie op dit gebied niets zonder goedkeuring van Den Haag te beginnen. Voor de 3de maal in korten tijd ben ik tot een seniorenconvent geroepen. Ditmaal waren van de Regeering Schermerhorn en Logemann aanwezig, waarvan de eerste de wenschelijkheid ter sprake bracht, het vertrek der parlementaire commissie uit te stellen, totdat het gevaar van doorkruising met de besprekingen op Java voorbij was. Hij wees er op, dat de Eerste Kamer zich nog over haar bereidheid, eenige leden harerzijds aan te wijzen moet uitspreken en dat allerlei tijdroovende formaliteiten noodig zijn, tengevolge waarvan men daar toch veel later aankomt dan de heeren oorspronkelijk verwacht hadden, zoodat dit verder uitstel geen bezwaar behoeft te ontmoeten. Klaarblijkelijk moet de Regeering bij nader inzien niets van deze commissie hebben. De voorstanders bleven echter voor, de tegenstanders tegen. Alles wat ik te hooren kreeg, bevestigde mij in mijn overtuiging dat deze commissie op Java werkzaam zijnde, terwijl besprekingen gaande zijn, het effect van een hond in het kegelspel zou hebben, terwijl men er in Londen allerminst over gesticht is. De zaak is tot nu toe niet in de Eerste Kamer gebracht. Bij de behandeling der Indonesische kwestie wordt geen gelegenheid om een ‘gaffe’ te begaan, onbenut gelaten. Volgens de ‘Associated Press’ en ‘Aneta’ heeft KerrGa naar voetnoot1 aan de journalisten te Singapore verklaard, dat naar zijn meening Indonesië in aanmerking kwam, onder een trusteeship van de United Nations gesteld te worden. Den volgenden dag volgde Kerr's ontkenning en Londen ontkende, maar gaf blijk geweldig met dit geval te zitten, zoodat men de logenstraffing | |
[pagina 1481]
| |
maar half aanvaardt. Zij luidde trouwens niet erg cathegorisch en de nieuwsbureaux trekken hun verzekering niet in. De accoustiek in de zaal was slecht, zei Sir Archibald. Bannier, die naar Indië zou vertrekken, is niet gegaan. Hij is hier noodiger dan te Batavia. Het Ministerie is zeer poover bezet, vooral het secretariaat-generaal (Six).Ga naar voetnoot1 De West-Indische afdeeling verloor enkele weken geleden haar zeer bekwaam hoofd, Mühlenfeld, en heeft geen geschikten opvolger. Ik vestigde Logemann's aandacht op het gewicht van een goede keuze, zonder welke de belangen van die gebiedsdeelen dreigen verwaarloosd te worden. Een man als Mühlenfeld, oud-resident, fit genoeg om nu en dan naar de West te gaan, bekwaam en belangstellend, zou de beste keuze zijn. | |
15 Maart 1946.Heden droeg ik aan Jongejan het voorzitterschap van de examencommissie voor den buitenlandschen dienst over. Ik heb het sedert 1933 bekleed, met genoegen, maar oordeel dat ik dit ambt moet neerleggen, alvorens ik mij te oud gevoel. Ik heb mij beijverd het erheen te leiden, dat de toelating tot den diplomatieken dienst van het voldoen aan hooge eischen afhankelijk gesteld werd. Dit is mij over het algemeen wel gelukt. Geboorte werd niet geteld, wel beschaving, persoonlijkheid en intellect. Van Roijen behoorde tot de candidaten die zich in het eerste jaar van mijn ambtsbekleeding presenteerden. Wij zagen aanstonds iets veelbelovends in hem. In den oorlog ontwierp ik tezamen met hem, zijn schoonvader Snouck, François en Nijpels een schema reglement voor den gecombineerden diplomatieken en consulairen dienst. Te Londen deed men, zonder dat wij van elkaar afwisten, iets dergelijks en na de bevrijding trad het - van alle zijden bekeken en geschaafd - in werking. Ik had daarop jarenlang aangedrongen. De geringe of totaal ontbrekende controle van het Ministerie van Financiën heeft voor Buitenlandsche Zaken het voordeel gehad, dat men aan het corps de noodige uitbreiding heeft kunnen geven, hetgeen ook reeds door de instelling van ambassades werd meegebracht. Men heeft daarbij ook gedacht aan ‘handelsraden’ voor de ambassades en daarvoor knappe menschen gekozen, zooals Stark in China, Goemans te Moskou, Daubanton te Washington. Het is nu zaak dat de nog steeds gebrekkige | |
[pagina 1482]
| |
organisatie van het Departement verbeterd wordt. Ik heb dit zoowel aan Van Kleffens als aan Van Roijen gezegd, maar er gebeurt niets op dit gebied. De eerste begrijpt niet wat organisatie is en gevoelt niets voor mijn inzicht, de andere - rara avis onder de diplomaten - begrijpt het wel, doch zegt slechts tot de verkiezingen minister te willen blijven. Hij begeert een post. | |
15 October 1946.Hoe ouder ik word, hoe meer werk ik heb en hoe minder tijd voor aanteekeningen. Dat werk neemt 10 à 12 uren per dag in beslag. Met dat al ben ik 75 jaar geworden en God zij dank nog gezond. Ik gevoel mij jeugdig, wandel als ik kan, des Zondags 3 à 4 uren in het Gooi (de duinen zijn door de Duitschers sterk beschadigd en nog niet geheel vrij van landmijnen). Maar velen zijn zij die om mij heen weggaan. Zeer zwaar ben ik door den dood van Johan JonckheerGa naar voetnoot1 op 52-jarigen leeftijd getroffen. Ik kende hem reeds als kind van 5 jaar, was met zijn vaderGa naar voetnoot2 warm bevriend en zag hem opgroeien. Door mij kwam hij bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij (in 1920), waarvan hij later directeur werd en, sedert den dood van Van Hasselt in Juni 1945, de leidende directeur. Kanker maakte een einde aan zijn leven. Mijn verjaardag vierde ik met een gastmaal op de Groote Club, waaraan 74, broer en zuster, neven, nichten en vrienden aanzaten. Alleen mijn twee jongste zonen ontbraken. Alex op Curaçao en Frederik te Soerabaja. Beiden schrijven veel. Het gaat hun gelukkig goed. Alex is aan het leven daar gewend en vindt zijn werk aan de | |
[pagina 1483]
| |
Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij interessant, wil echter op den duur niet in een zaak blijven waar zijn vader nog invloed uitoefent. Frederik is ook tevreden hoewel hij nu naar het tijdstip van afzwaaien uitziet. Zijn brigade heeft 2 maanden op Malakka doorgebracht; zuiver mismanagement. De boot was na 2 maanden reis van Norfolk (Vereenigde Staten) en oponthoud in Port Swettenham (of een andere haven) op de reede van Batavia aangekomen en vandaar naar Singapore gedirigeerd, toen per trein naar het binnenland van Malakka, waar onze mariniertjes in een geïmproviseerd kamp op een verlaten rubberplantage werden ondergebracht. Per slot van rekening viel dit bedrijf mede, prachtige natuur, veel vrijheid, maar ze zaten er alleen, omdat men niet wist wat met hen aan te vangen. Eindelijk, begin Maart, 3½ maand na het vertrek uit de Vereenigde Staten, kwamen zij op hun bestemming Soerabaja aan. Wegens zijn enkelbreuk is Frederik bij de administratie geplaatst, doch het corps vecht dagelijks om zich de nationalisten van het lijf te houden, een toestand als indertijd achter de geconcentreerde linie op Atjeh bestond. Op papier maakt de gisteren afgekondigde wapenstilstand er een einde aan. Het is de vraag of Sjarir voldoende zeggenschap over het leger en de ongeregelde troepen heeft. In de zes maanden gedurende welke ik geen notities maakte, zijn wij in Indië snel naar de onafhankelijkheid van Indonesië, althans van Java en Sumatra, afgezakt. Ik had dit steeds voorzien en op zich zelve, na een strijd als die van 1940/45, normaal gevonden - koloniale stelsels zijn voorbijgaande, maar ik had een langen overgangstijd - 25 à 50 jaar - gewenscht, waarin wij een zekere leiding zouden blijven geven en bedrijfs- en rechtszekerheid en credietwaardigheid zouden hebben kunnen garandeeren, een en ander onontbeerlijk voor verdere investeering van Nederlandsch en Amerikaansch kapitaal. Maar de onderhandelingen zijn met geringe kunde gevoerd. |