Herinneringen en dagboek (3 delen)
(1970)–Ernst Heldring– Auteursrechtelijk beschermd[1945]5 Mei 1945.Ga naar voetnootaSedert 5 jaren heb ik geen aanteekeningen gehouden. Het was te gevaarlijk. Men was onder het Gestapo-bewind voortdurend aan huiszoeking blootgesteld. Eens - in Juli 1942 - werd ik als gijzelaar | |
[pagina 1454]
| |
opgepakt en naar het kamp te Haren (Noord Brabant) vervoerd, maar na 30 uren losgelaten, op grond van mijn leeftijd (70 jaren). Telkens werd ik gewaarschuwd dat ik op een lijst stond - dat wil zeggen dat ik opnieuw opgepakt zou worden - maar het aantal lieden dat een dergelijke boodschap kreeg, was zoo onwaarschijnlijk groot, dat er vermoedelijk veel bangmakerij bij was. Voor alle zekerheid sliep ik veel ‘uit’, maar er is niets verder van dien aard gebeurd, ook niet met de 3 jongens, Jérôme, Alex en FrederikGa naar voetnoot1, hoewel deze de laatste 2 of 3 jaren meer en meer door razzia's en wegvoering naar Duitschland bedreigd werden. De laatste 2 waren bovendien sedert 8 maanden of een jaar druk bezig met illegaal, en, naar mij later bleek, zeer gevaarlijk werk, waarvoor zij den kogel gekregen zouden hebben, indien zij gesnapt waren. Goddank geschiedde dit niet. Nu is deze spanning, deze druk eindelijk voorbij. Wij zijn onszelven weer. De vreugde zou onmetelijk zijn, indien zij niet vertroebeld ware door den honger, die door het gebrek aan het meest noodzakelijke voedsel en het gebrek aan kolen, tengevolge waarvan er geen gas voor het koken, geen electriciteit voor het malen van meel en geen transportmogelijkheid is. In de laatste dagen is er eenig licht gekomen door de honderden vliegtuigen die de Geallieerden voeding over de Westelijke provincies hebben laten strooien. Zij kwamen op het nippertje, en nu zal de capitulatie wel de rest doen. Zonder dat zouden honderdduizenden den hongerdood gestorven zijn. Maar één komt niet terug nu de oorlog - in Europa - voorbij is, de brave JanGa naar voetnoot2 is op 13 November 1942 voor Algiers met H.M. ‘Isaac Sweerts’, waarop hij luitenant ter zee 3de klasse was, ten onder gegaan. De oorlog overviel hem toen hij in Mei 1940 in Italië reisde. Hij wilde het vaderland dienen, spoedde zich terug en drong via Frankrijk en België tot in Zeeland door, doch het drama had zich reeds afgespeeld en hij moest met het leger en den stroom vluchtelingen naar het Zuiden afzakken, kwam te Parijs bij zijn Oom en Tante Alec en Hélène Bungener (sedertdien is mijn zwager gestorven) terecht, toog naar Bordeaux, toen het débacle over de Fransche hoofdstad kwam (te voet en op de fiets) en stak met de laatste Hollandsche boot (de ‘Reggestroom’) naar Engeland over. Daar meldde hij zich na eenigen tijd als matroos op de ‘Heemskerck’ aan, deed zijn officiers-examen en werd ten slotte op de ‘Sweerts’ geplaatst. Op | |
[pagina 1455]
| |
diens tweede reis bleef hij met het schip en 10 van de 13 officieren en plm. 90 andere manschappen, getorpedeerd door een onderzeeër. Hij was wegens zijn trouw en opgewekt karakter overal bemind. De Duitschers hebben zich in deze 5 jaren gehaat gemaakt, zooals nog nooit een volk gehaat is geworden. Geen overdrijving in de schildering van hun wreedheid en valschheid, al moge elk verhaal daarover op zich zelf niet de juiste toedracht weergeven, is mogelijk. Het heeft mij niet verwonderd, omdat ik hen sedert bijna 60 jaren goed ken en we veel slechts van hen in den vorigen wereldoorlog gehoord hadden, maar wat we thans door honderden ooggetuigen van onverdacht allooi weten, overtreft die vroegere commentaren. Hoe ooit de vrede met dit volk van 80 millioen, in Midden-Europa levende, duurzaam hersteld kan worden, is een raadsel. Zij zullen waarschijnlijk langen tijd door de Russen klein gehouden worden, maar dier macht is evenzeer te vreezen. Ons land hebben de verslagen indringers volkomen geruïneerd achtergelaten, veel verwoest, geïnundeerd en opzettelijk vernield of meegevoerd. Ik behoef dienaangaande niets te zeggen: het wordt voldoende geboekstaafd en de te verwachten moeilijkheden in het herstelwerk zullen het bevestigen. De moraliteit is op ontstellende wijze gezonken, in de eerste plaats door den omgang der Duitschers met vrouwen en meisjes uit het volk, voorts door den stijgenden nood, die den mensch tot dief maakte, en de corruptie allerwegen, tot in de officieele organen: distributie en politie inbegrepen, verspreidde, terwijl duizenden aan den bezetter grof geld verdienden. Het ondergrondsche verzet, dat zich vooral in de laatste jaren van den oorlog deed gevoelen - het scheen wel alsof het stijgend aantal slachtoffers den ondernemingsgeest prikkelde - bestreed deze ondermijnende tendensen, maar met gering succes. Zijn succes lag eerder op het gebied van het werkelijk verzet, spionage, sabotage, aanwakkering van den nationalen geest. Il a bien mérité de la patrie. Meer en meer wordt echter de neiging bij deze zoogenaamde illegalen merkbaar, hun rol na den oorlog voort te zetten en invloed uit te oefenen. Sommigen zullen daarin slagen, omdat zij de qualiteiten in zich hebben die hen tot leiders in de samenleving stempelen, maar tezamen genomen verwacht ik weinig blijvends in dit streven, maar veel praats. Dat wij een politieke verfrissching kunnen gebruiken, staat vast, maar de knapen die 5 jaren lang clandestien journalistiek werk verrichtten zonder tegenspraak of critiek te ontmoeten, hebben, hoe moedig zij geweest zijn, geen voldoende scholing opgedaan. Be- | |
[pagina 1456]
| |
halve bij de antirevolutionnairen zijn hun inzichten vrij radicaal en voor een belangrijk deel zelfs communistisch of bolsjewistisch. Het cummunistische blad ‘De Waarheid’ zal wel de meeste lezers trekken, en ik acht het in het geheel niet uitgesloten, dat de extremen, indien zij het goede oogenblik weten te kiezen, groote feitelijke macht zullen uitoefenen. Voor het oogenblik is de bovendrijvende stroom bij de illegalen op democratie gericht en tegen het zoogenaamde liberalistische kapitalisme, dat in de oogen van velen de oorzaak der wereld-ellende is. Hun streven gaat naar hooge loonen en sterke regeeringsordening, zoo niet naar socialisatie uit, waarbij zij zich geen rekenschap van de begrenzingen van financieelen en economischen aard geven. En aangezien de toestand der staatsfinanciën erbarmelijk is, zullen conflicten gemakkelijk ontstaan. Onder hen zijn er die door eerzuchtige bedoelingen gedreven worden, anderen die zuiver en alleen het algemeen belang op het oog hebben. De neiging, hun wil door te zetten, is reeds duidelijk merkbaar. Daarin worden zij trouwens in de hoogste kwartieren gesteund. De Koningin is 110% ‘illegaal’, maar als groep heeft de illegaliteit geen zin meer, nu wij weer legaal bestuurd worden. Hoe meer dit uit het oog verloren wordt, hoe minder blijvend goeds van hen verwacht kan worden. Ongetwijfeld zijn er knappe koppen bij. Een der beste, Wally van HallGa naar voetnoot1, met wien ik in zeker ondergrondsch werk veel te maken had, werd helaas kort geleden gefusilleerd. Hij begreep de toekomst der illegalen volledig en zou zeker - niet als zich overlevende illegaal - aan den wederopbouw op uitnemende wijze meegewerkt hebben. Zijn dood is een van de zeer zware verliezen die de Duitschers ons toegebracht hebben. Die van TeldersGa naar voetnootaGa naar voetnoot2, die eenige maanden geleden in een concentratie-kamp smadelijk omgekomen is, is een andere slag. Welk een zegenrijken invloed had hij met zijn | |
[pagina 1457]
| |
wonderbaarlijk verstand, zijn ijzeren wil en zijn juist politiek inzicht op de herrijzing van het vaderland kunnen uitoefenen. Een derde held die het leven liet en genoemd moet worden, is Wiardi BeckmanGa naar voetnoot1: een pracht karakter. Ook Colijn ging weg, 75 jaren oud, in ballingschap te Ilmenau verblijvende.Ga naar voetnoot2 Hij had in dezen oorlog zijn vroegere grootheid overleefd. Zijn critiek op het heengaan der Regeering en zijn knieval voor het door hem als onoverwinnelijk beschouwde Duitschland (‘Op de grenzen van twee werelden’)Ga naar voetnoot3 zijn de bewijzen ervan. | |
26 Juli 1945.Nu zijn wij bijna 3 maanden verder en kunnen alleen zeggen, dat het in andere bevrijde gebieden nog slechter gaat, bijvoorbeeld in België en Frankrijk. In den Balkan is van bevrijding geen sprake, want daar heeft het Russische juk het Duitsche vervangen, behalve in Griekenland waar de Engelschen heerschen en, naar het schijnt, tevens een chaos, waarin een soort democratie met moeite gehandhaafd wordt. Hier te lande is het eten aanmerkelijk beter geworden en de echte hongersnood, die trouwens al heel wat slachtoffers gemaakt had, is geweken, maar de gezondheidstoestand is nog slecht en de hulp van buiten - Engeland, Frankrijk, Zwitserland, Zweden en Denemarken - geenszins overbodig. Treurig is het gesteld met de kleeding, die voor honderdduizenden, zoo niet millioenen, niet meer dan lompen beteekent. Honderdduizenden komen ook uit de kampen in Duitschland haveloos en uitgehongerd terug en vinden geen woning en, als die er wel is, geen huisraad, bedden, enz. Talrijke comités zijn opgericht, die elkaar, ondanks pogingen tot overkoepeling en samenwerking, doorkruisen. Het verkeer wordt langzamerhand wat beter, er loopen eenige treinen per dag van hier naar Haarlem, Alkmaar en het Gooi, en zelfs een naar Rotterdam. Auto's zijn er weinig, en die er zijn, worden meerendeels door geuniformeerde knapen, dikwijls door meisjes vergezeld, in beslag genomen. Nergens is zooveel door de Duitschers geroofd als hier, in de eerste plaats op het gebied van rollend mate- | |
[pagina 1458]
| |
rieel en vaartuigen, die ook veel meer dan gewoonlijk als vervoermiddel voor personen gebruikt worden. De Londensche regeering, die ook een tijdlang hier geregeerd, of liever niet geregeerd heeft, want daarin is zij op allerlei wijze te kort geschoten, is gelukkig vervangen door de Regeering-Schermerhorn, die uit overwegend knappe en flinke menschen samengesteld isGa naar voetnoot1 en in den ontwrichten toestand orde moet scheppen. Zij heeft geen antirevolutionnairen en communisten in zich opgenomen. De eersten blijven zich zelf met hun versleten (behalve voor henzelven) antithese en de laatsten zijn zeer in kracht toegenomen en met een anarchistischen ondergrond, al is hun leus ‘eenheid’. Met het program der Nederlandsche VolksbewegingGa naar voetnoot2, dat van Schermerhorn, nadert het socialisme, en daar het Kabinet ettelijke socialisten en linksroomschen telt, gaan we een sterk linksche periode tegemoet, waarvan het gevaar is, dat zij strenge ordening brengt met groote onvrijheid en tyrannie van de ambtenaren. In den eersten overgangstijd van oorlogs- naar vredestoestand kunnen wij regeeringsleiding niet missen - distributie van schaarsche goederen en deviezen - maar deze regeering en de schrikbarend gezwollen en steeds meer zwellende ambtenaarswereld wil permanent geleide economie, die zal mislukken, maar en pasant slavernij en dictatuur zal meebrengen. In dit opzicht heeft Churchill gelijk; socialisme beteekent kneveling. Hetzelfde betoogt Hayek in zijn onlangs verschenen boek ‘De weg naar slavernij’. | |
27 Juli 1945.Het groote nieuws van gisteren is de éclatante overwinning van labour bij de Engelsche verkiezingenGa naar voetnoot3, waarmede het socialisme over | |
[pagina 1459]
| |
de geheele wereld een geweldige impuls krijgt. We gaan zware tijden tegemoet. Gisteren werden ook Alex en FrederikGa naar voetnoot1 voor den overzeeschen dienst der mariniers, waarvoor zij zich opgegeven hadden, goedgekeurd. Zij moeten den 11den Augustus vertrekken, eerst naar Noord-Amerika, waar zij in een kamp (in North Carolina) hun (zware) opleiding ontvangen, alvorens naar het een of andere vechtgebied gevoerd te worden. De veel verspreide meening, dat tegen dien tijd Japan de wapens wel neergelegd zal hebben, deel ik niet. De Jappen vechten tot het laatst en behoeven niet, als de Duitschers door een terreur gaande gehouden te worden. De Regeering heeft mij, bij monde van den heer Den Hollander, secretaris-generaal van Handel en Nijverheid, verzocht, het voorzitterschap van een commissie te aanvaarden die het gedrag van Hirschfeld en Woltersom zou hebben te onderzoeken. Ik heb daarvoor bedankt wegens de zeer tijdroovende en moeilijke bezigheid welke deze functie zou medebrengen. Ik zou het ook hoogst onaangenaam werk gevonden hebben. Ik heb gedurende den oorlog weinig met beide heeren (met Woltersom nooit, met Hirschfeld tot 1937 veel) te maken gehad, maar mijn herinnering aan Hirschfeld is van zeer aangenamen aard. Hij is een buitengewoon kundig man, die het land - ook in oorlogstijd - groote diensten bewezen heeft. Vermoedelijk heeft hij echter wel ‘gecollaboreerd’ en al te groote tegemoetkoming jegens de Duitschers aan den dag gelegd, naar zijn meening goed vaderlander blijvende. Het trekt mij niet aan, dit uit te rafelen. Anderen ligt dit beter. Ik heb Fentener van Vlissingen, Joan Gelderman en hoogstaande rechtskundigen als M.W. de Brauw of Van EysingaGa naar voetnoot2 aanbevolen. Alex heeft zich ook opgegeven. | |
11 Augustus 1945.Gisteren vertrok FrederikGa naar voetnoot3 naar Tilburg om vandaar zijn bestemming - de mariniersopleiding ergens in North Carolina - te bereiken. Het was een zwaar afscheid, maar 's middags kwam de heuglijke tijding van de capitulatie van Japan, bang geworden voor de vreeselijke atoombommen. Zullen de mariniers nog gaan en wat wil Fre- | |
[pagina 1460]
| |
derik, zoo zij niet gaan? Zijn droom is een loopbaan in Noord-Amerika. Alex zal 10 dagen later vertrekken. | |
20 Augustus 1945.Straks, over een uur of zoo, vertrekt ook Alex. De Regeering schijnt besloten te hebben met de uitzending van militairen door te gaan om althans orde en rust in Indië te handhaven, nu de bevrijding door Engeland en Australië zal geschieden. In Den Haag vreest men dat laatstgenoemd land zich daarvoor in afstand van eilanden zal laten betalen. De verhouding in Canberra is ook niet al te best geweest, hooge woorden tusschen Evatt, den Minister van Buitenlandsche Zaken, en onzen gezant Van AerssenGa naar voetnoot1 over Nederlandsche troepen in Australië, waarvan Evatt niet gediend scheen te zijn. Het ziet er voor de toekomst niet fraai uit. Het wordt nu eenzaam om mij heen, geen kinderen meer thuis. En zal ik deze jongens ooit terugzien? Hun levensgevaar is aanzienlijk minder nu de strijd met Japan voorbij is, maar ik ben bijna 74 jaar. Van Frederik eenige brieven uit Tilburg, waar hij 10 dagen in een kazerne moet verblijven. De eerste indruk was niet bemoedigend: ‘Wat komen jullie hier eigenlijk doen? Japan heeft immers gecapituleerd’, was de vraag die hun gesteld werd. Naar een slaapgelegenheid moest nog gezocht worden. Op zijn minst genomen een staaltje van slechte organisatie. De tweede brief was opgeruimder. Goed eten krijgen ze tenminste wel. Dezer dagen zit ik bijna voortdurend in Den Haag voor de examens voor den diplomatieken en consulairen dienst, waartoe men eindelijk is overgegaan. In oorlogstijd heb ik met Snouck, Van Roijen, François en Nypels daarvoor een reglement ontworpen, dat ongeveer in zijn geheel is overgenomen. Er zijn ongeveer 35 candidaten, waarvan 12 à 13 van ouderen leeftijd, de overigen jonger en benoembaar als attaché. Er zijn veel goede krachten bij, maar het aantal candidaten is te groot om door één kleine commissie snel verwerkt te worden. Gelukkig zijn de eischen met het oog op de moeilijkheden der studie in de oorlogsjaren lager gesteld (wat parate kennis betreft). De commissie is ook anders samengesteld dan gewoonlijk. Ik ben het eenig overgebleven lid (en voorzitter) uit de vroegere afzonderlijke diplomatieke en consulaire examen-commissie. Ik acht deze samenvoeging van diensten een groot voordeel voor de toekomst, | |
[pagina 1461]
| |
mits nu maar het Departement ook doeltreffend gereorganiseerd wordt.Ga naar voetnoota | |
25 September 1945.Vandaag bezocht ik Schermerhorn, in verband met het ontbreken in Indië, als ons bestuur daar aanstonds gevestigd zal zijn, van goede financieele leiding, nu Smits ziek is en Gerke, die erheen gezonden is, geen financier is. Schermerhorn, die minister van overzeesche gebiedsdeelen ad interim is, bleek niet op de hoogte te zijn van een voorstel dat Van Hoogstraten tijdens zijn recent verblijf hier te lande aan Albarda gedaan heeft en waarop de Indische regeering verder niet is teruggekomen. Schermerhorn wil er met Lieftinck over spreken en ook met Logemann, die dezer dagen van zijn Australische reis terugkomt. Hij zeide door een ooggetuige te weten, dat Smits zwaar aan den drank is en deswege zijn werk heeft (moeten?) opgeven. Volgens de Javasche Bank heeft hij t.b.c., doch het andere verhaal was mij ook reeds ter oore gekomen. Schermerhorn maakte zich ongerust over den toestand op Java, waar Soekarno de republiek heeft uitgeroepen. Al heeft hij vermoedelijk weinig volgelingen, wij hebben geen troepen, en zoolang de Engelschen er niet zijn, zijn de orde en rust aan onze vijanden overgelaten. Bovendien willen de Engelschen, die geen blanke regimenten meer ter beschikking hebben, met Britsch-Indiërs komen, wat bedenkelijk zou zijn. Ten slotte dreigt in Australië, waar een arbeidersregeering aan het bewind is, een staking van de havenarbeiders, waarmede de inlandsche bemanning der Paketvaartschepen gemeene zaak schijnt te zullen maken, tengevolge waarvan dezen, die medicamenten, voedsel enz. naar Java moeten brengen, niet zouden kunnen vertrekken. De communisten woelen tegenwoordig overal. Schermerhorn maakte op mij den indruk onder den last van het regeeren gebukt te gaan. Onder andere zit hem het annexatieplan hoog, dat hij ‘griezelig’ vindt. Van Kleffens heeft er zich in ‘vastgebeten’ maar het Kabinet is ten aanzien van deze kwestie verdeeld. Hij zelf is er tegen, maar de Koningin is ervoor, wat op vele menschen invloed uitoefent, temeer daar de voorstanders erg oppervlakkig redeneeren. Hij bleek het met mijn | |
[pagina 1462]
| |
argumenten a contrario, die ik hem beloofde te zullen toezenden, eens te zijn. Een daarvan is de schaarschte aan goede ambtenaren, administratieve en rechterlijke, die het nieuwe land zouden moeten besturen en van een nieuwe goede rechtspraak moeten voorzien. Als men ziet hoeveel moeite men thans reeds heeft, goede burgemeesters en rechters te krijgen en hoe zwak de rechtsbediening is geweest, dan lijkt een groote uitbreiding van het territoir, zooals de annexionisten willen, een gevaarlijk avontuur. Hoogstens zijn (zeide ik) eenige grenscorrecties, die aan de grens een minder grillig verloop geven, te verdedigen. Over het gehalte der ambtenaren was ook Schermerhorn niet te spreken. Het is volgens hem zóó slecht geworden, dat het de regeertaak buitengewoon verzwaart, hetgeen vooral in de zuivering, die allerwege het land bezighoudt, onrust schept en toch niet gestaakt kan worden, te voorschijn komt. Ook de behandeling der gedetineerde N.S.B.-ers en collaborateurs is een hopelooze puzzle. De opsluiting van duizenden van deze lieden met ten deele slechte, ten deele slappe behandeling en voortdurend uitstel van berechting, kweekt een kern van gevaarlijk verzet. Ik gaf hem als mijn meening te kennen, dat er snel recht moest komen, dat ernstige gevallen zwaar treft, maar de massa met niet meer dan verlies van burgerrechten en vermogen. Ook dit was hij met mij eens, maar het volk reageert vijandig op de suggestie van zulk een clementie. Waarschijnlijk speelt de illegaliteit achter de schermen een groote rol in deze aangelegenheid. Zij telt te veel figuren die vergeten, dat, hoe verdienstelijk ook tijdens de bezetting, zij zich thans in de samenleving dienen op te lossen. Ik roerde ook de waanzinnige uitgaven der departementen en de daarbij behoorende regeeringsbureaux aan, die zich als afzonderlijke stichtingen aan alle contrôle onttrekken, als paddestoelen uit den grond schieten en steeds meer personeel tot hooge salarissen aannemen. Ik haalde het voorbeeld van het Departement van Buitenlandsche Zaken aan, dat reusachtige ambassades creëert en alle kleinere posten met meer en beter personeel uitrust (als voorzitter der commissie van de examens voor den buitenlandschen dienst, de lang door mij gewenschte samenvoeging van de diplomatieke en consulaire diensten, passeeren mij alle candidaten). Op zich zelf is het juist dat aan de bezetting der posten alle aandacht besteed wordt, maar hoogst gevaarlijk is het dat dit buiten het Departement van Financiën om geschiedt. Er bestaat geen begrooting, en volgens Snouck kost het Departement van Buitenlandsche Zaken thans wel 20 mil- | |
[pagina 1463]
| |
lioen 's jaars tegenover 3 millioen voor den oorlog. Van Kleffens staat tegenover Financiën en economie volkomen onverschillig. Ik zeide hem onlangs dat de verbetering van den buitenlandschen staf geenerlei nut had, indien niet de binnendienst gereorganiseerd werd, en wel zoodanig dat er een geregelde samenwerking en gedachtenwisseling tusschen het Departement en de posten, diplomatieke en consulaire, plaats heeft, iets waaraan het steeds ontbroken heeft. Van Klezens toonde zich niet ervan bewust dat er iets niet in orde is. Sedert den oorlog is de wanorde aan het Departement grooter dan ooit, ofschoon de geest gewilliger is dan vroeger. De jongeren willen gaarne het goede, ook op economisch gebied, maar zij bezitten geen flauw idee van hetgeen efficiency beteekent. Het Departement zou eens door een efficiency-expert op pooten gezet moeten worden. Schermerhorn verklaarde zich onmachtig om in dezen warwinkel, die bij alle departementen bestaat, orde en regelmaat te scheppen. Als staaltje van den toestand noemde hij de Departementen van Oorlog en Marine, die samen een milliard kosten. Ik voeg daaraan toe dat eenig vertrouwen dat uit de voorgenomen reorganisatie van deze ministeries iets goeds zal voorkomen, niet mag gekoesterd worden. Vooral onze landofficieren hebben het in den laatsten oorlog afgelegd, en het zou mij zeer verwonderen, indien in dien klungelboel eenige verbetering getreden was. Lieftinck kan monetair zooveel saneeren als hij wil, indien hij het budgetaire probleem niet oplost - het zal niet in één klap gaan - treedt de ongebreidelde inflatie in, die licht naar revolutie leidt. | |
3 october 1945.AlexGa naar voetnoot1 is ten slotte toch te Tilburg afgekeurd. Vandaag hebben we van hem afscheid genomen. Hij is met de ‘Stuyvesant’ naar Curaçao vertrokken, in de hoop weldra in de Vereenigde Staten toegelaten te worden en daar werk te vinden. Voorloopig werkt hij op de overzeesche kantoren der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij. Van Frederik ontvang ik geregeld brieven uit het Daviskamp in North Carolina. Ten gevolge van de onverwacht vroege capitulatie is er onzekerheid over de verdere opleiding ontstaan. | |
[pagina 1464]
| |
5 October 1945.De toestand op Java is ernstiger geworden. Een kleine Britsche legermacht is in de laatste dagen van September te Batavia gearriveerd, maar het zijn Britsch-Indische troepen, die de bevelvoerende generaal vermoedelijk niet tegen inboorlingen in het vuur zou durven brengen. Een of twee dagen later volgde een klein detachement Nederlandsche matrozen, en volgens de laatste berichten zijn er nog een duizend man van onze strijdkrachten geland. In de lange wachtpoos tusschen bekendmaking der Japansche capitulatie en de landing van geallieerde troepen heeft de macht van Soekarno zich klaarblijkelijk uitgebreid, terwijl de Japanners, die door het Engelsche opperbevel (Mountbatten) voor de orde rust verantwoordelijk zijn verklaard, van de gelegenheid gebruik gemaakt hebben, de opstandelingen te wapenen, of indien zij dit niet gedaan hebben, is hun houding zeer slap geweest. De Engelsche General Christison wist niet beter te doen dan te verklaren - althans zoo luiden de berichten - dat hij het land, voor zoover hij het niet met zijn troepen bezette (dat is de geheele archipel behalve Batavia en de plekken die in handen der Australiërs zijn), aan de regeering van Soekarno overliet. Voorts verlangde hij dat Van der Plas, die intusschen als voornaamste vertegenwoordiger van de Nederlandsch-Indische Regeering op Java aangekomen was, met Soekarno over den bestuursvorm zou spreken. Deze weigerde en van der Plas, aan den wal bedreigd, nam de wijk op de Britsche kruiser ‘Cumberland’, en liet zich zeer vergoeilijkend over den opstand uit. Hij werd daarin prompt door de Nederlandsche Regeering gedesavoueerd. Gelukkig is haar houding flink. Het is nog niet duidelijk in hoeverre de Britsche houding op Java, die zeer gevaarlijk voor het Nederlandsche prestige maar ook voor het Europeesche prestige in Azië en het Britsche in Britsch-Indië is, van Londen uitgaat. Logemann is er voor naar Londen geweest, maar het lijkt twijfelachtig of hij er veel indruk gemaakt heeft. Bevin had zijn handen vol met zijn ruzie met Molotoff en bovendien staat de Labourregeering vrij vreemd tegenover Aziatische problemen. Bij haar is hoofdzaak dat de Engelsche troepen vóór Kerstmis gedemobiliseerd zijn, een kwestie van binnenlandsche politiek. Daarom wilde zij geen blanke troepen naar Nederlandsch-Indië zenden. Wat overigens makkelijk genoeg geweest zou zijn, daar men honderdduizenden manschappen uit Birma en Achter-Indië terugtrekt. Gelukkig is een mij bekend man van de Engelsche ambassade op | |
[pagina 1465]
| |
het goede idee gekomen om Jongejan in telefonische verbinding met Engelsche kringen in Londen te brengen, die Java en Sumatra kennen. Jongejan heeft hen gewaarschuwd, dat ook voor hun belangen het gevaar groot is. Intusschen blijven tienduizenden, vooral vrouwen en kinderen, Europeanen in de Java-kampen, waar ziekte en honger heerschen. Soerabaja en Bandoeng zijn in handen der opstandelingen, men schijnt er niet bij te kunnen komen. Van Mook is nu ook te Batavia gearriveerd en zou zelfs in het Paleis te Buitenzorg getogen zijn. Starkenborgh is nog in Den Haag, kan hij niet weg? Ik heb hem nog steeds niet gezien. | |
16 October 1945.Starkenborgh, die zich sedert zijn aankomst op den achtergrond heeft gehouden, heeft zijn ontslag aangevraagdGa naar voetnoot1, volgens de pers omdat hij het met de Regeering in zake de wenschelijke houding tegenover de opstandelingen niet eens is. Hij wil eerst het gezag hersteld zien en dan de besprekingen over staatkundige wijzigingen openen. De Regeering zou evenals Van Mook willen gaan praten, zoodra de toestand wat veiliger is. Als deze voorstelling juist is, sta ik geheel aan de zijde van Starkenborgh. Een ander hoofdpunt is het aandringen der Engelschen op het doen van staatkundige concessies aan de Indonesiërs - dus een afwijking van het door de Koningin aangekondigde plan van een rijksconferentie die over de toekomstige staatkundige verhouding tusschen Nederland en de overige gebiedsdeelen adviseeren zal. Dit is een ontoelaatbare inmenging in onze eigen aangelegenheid. Gelukkig zenden zij als nieuw opperbevelhebber General Slim, den Birma-man, van wien men krachtige maatregelen verwacht, terwijl Engelsche troepen (waarschijnlijk weer gekleurde) op Sumatra's West- en Oostkust geland zijn. | |
[pagina 1466]
| |
1 November 1945.Van Generaal Slim hebben we niets meer gehoord. Het is trouwens duidelijk, dat de politiek niet door de Generaals doch door Londen gedreven wordt. De toestand op Java wordt steeds verwarder en slechter; Soekarno, die trouwens niets van de hervormingsplannen der Regeering weten wil en verklaart, dat hij met Nederland niets te maken wil hebben, heeft de opstandelingen niet meer in handen. In Soerabaja is tusschen deze en de Engelschen slag geleverd, waarbij de laatsten het onderspit dolven. De Engelsche brigadiergeneraal Mallaby is er laaghartig vermoord, doch nu schijnt de plaats wel in Engelsche handen te zijn, evenals Semarang. Daarentegen schijnt een bataljon Goerkha's te Magelang omsingeld te zijn. De Engelschen hebben Bandoeng bevrijd, doch overigens is het binnenland voorloopig onbereikbaar en in vijandelijke handen. Gisteren zijn Jongejan, Bolderhey en ik bij Logemann op bezoek geweest. Zijn positie evenals die der Regeering is uiterst moeilijk omdat de Engelsche regeering voortgaat met aan te dringen op het doen van staatkundige concessies en zij noch het Engelsche publiek schijnt te begrijpen, dat deze hun begrenzing vinden in de persoon van Soekarno. Volgens Logemann dient het geschil met Starkenborgh in 3 punten gesplitst te worden. 1. Starkenborgh wilde eerst herstel van rust en orde, daarna onderhandelen over de toekomstige staatkundige verhouding, de Regeering achtte toen reeds het toepassen van geweld ondoenlijk wegens de zwakke militaire macht ter plaatse aanwezig. 2. de Regeering meende dat, al gelukte het de orde op deze wijze te herstellen, de breuk tusschen Nederland en Indonesië niet meer geheeld zou kunnen worden. Starkenborgh was een andere meening toegedaan, mits maar snel gehandeld zou kunnen worden. 3. Hij meende de verantwoordelijkheid van het gouverneurgeneraalschap onder het staatkundige régime als door de Regeering beoogd - rijkseenheid met een Volksraad en een sterke Indonesische meerderheid daarin - niet te kunnen aanvaarden. Bolderhey, die overigens als ik, op het standpunt staat, dat een geleidelijke evolutie naar zelfbestuur in den staatkundigen toestand van 1942 verzekerd was, maar dat men nu, na de rede van de Koningin van 6.12.1942 verder moet gaan, acht de rijkseenheid en Indonesië als onderdeel daarvan - een te zwakke figuur om bestaanbaar te zijn. Hij wil dan liever op een bondgenootschap aansturen met vèrgaande autonomie voor de afzonderlijke volksgroepen. Ik zie geen uitweg in | |
[pagina 1467]
| |
het geval van conflict, welke van deze twee oplossingen men ook kiest, maar zooals gezegd, met de extremisten valt daarover thans niet te onderhandelen. Men tracht die ten slotte met de gematigde elementen te entameeren. | |
8 November 1945.Gisteren werd door de Eerste Kamer het handvest der Vereenigde Naties aangenomen, na afloop waarvan ik met Van Kleffens naar zijn departement ging en met hem daar nog een onderhoud over den toestand had. Hij gaat vandaag weer naar Londen om met de Engelsche Regeering te spreken. De verwarring die men - ook zij die iets meer hooren dan de man op straat - elken dag constateert in tegenstrijdige berichten over den toestand op Java in de pers, herhaalde verklaringen van de Regeering, dat er niet met Soekarno gesproken zal worden, Van Mook die toch met hem spreekt, désaveu van de Regeering, daarna lange verklaring van Van Mook en geen verdere reactie van de Regeering, groote ontstemming in Londen, volgens couranten althans, is volgens Van Kleffens in werkelijkheid minder groot dan zij schijnt. Eindelijk zijn de Engelschen op Java sterk genoeg om toe te slaan indien het moet, en langzamerhand komen ook onze troepen aan, in het geheel 27 bataljons plus de mariniers, helaas veelal niet (ook niet de officieren) met Indië bekend, een groot waagstuk. Canada, het eenige land dat niet tegenwerkt, verschaft ons wapenen, tanks en artillerie. Dat de toestand zeer précair is en kan misloopen, geeft hij toe. Onze wenschen en waarschuwingen hebben bij de Engelschen nooit voldoende belangstelling gevonden, en ten slotte zijn zij te laat en met te geringe krachten gekomen. De Japanners hadden intusschen de jeugd georganiseerd en militair getraind en onder Japansche en enkele Duitsche instructeurs gesteld. Van AsbeckGa naar voetnoot1 en Van BylandtGa naar voetnoot2, de laatste van de ambassade te Londen, gaan naar Java, de eerste om rapport te brengen. Ik heb gevraagd hem daarna hier te houden, omdat wij geen andere staatsrechtelijke specialiteit kennen die met Indië vertrouwd is. Om ons ondernemerdom voor te lichten, is dit noodig. Hij (Van Kleffens) stemde daarin toe. God geve, dat er spoedig licht komt. Wij zijn, met de geheele arbeiderswereld in de geheele wereld tegen ons, op weg Indië kwijt te raken. | |
[pagina 1468]
| |
23 November 1945.In geen enkel opzicht is de toestand in Indië verbeterd. Het is nu zoover, dat de troepen die wij uitzenden, niet mogen landen en op Malakka of elders aangehouden worden, 7000 uit de Japansche krijgsgevangenschap ontslagen Nederlandsche troepen mogen niet van de Filippijnen weg. De haat tusschen Javanen en Amboneezen is zoo groot, dat de laatsten, die trouwens in hun loyaliteit jegens ons nogal ongezeggelijk en uitdagend schijnen te zijn, van Batavia, waar het ondanks 2 maanden Britsche bezetting onveilig is, verwijderd worden. In Soerabaja wordt sedert eenige weken hevig gevochten tusschen Britten en Indonesiërs. In Semarang ligt nu Engelsche bezetting, maar het is er eveneens onveilig, en het nabij gelegen vrouwen- en kinderkamp te Ambarawa wordt door gewapende inlanders bedreigd, zoodat er troepen hals over kop heen gezonden worden. Bandoeng schijnt bezet te zijn, maar het reizen van Batavia daarheen is levensgevaarlijk. Ettelijke blanken zijn onderweg gedood. Over de rest van Java ligt een sluier. In elk geval is het opstandig, het meest in het van ouds woelige Bantam. Op Sumatra zijn de Europeanen in de plaats Medan teruggedrongen, waar zij door Engelsche troepen beschermd worden. Het kamp Pakan Baroe schijnt nog te bestaan. Palembang is in handen van de nationalisten, maar hun bewind schijnt daar voorloopig gematigd te zijn. Britsche troepen zijn te Padang geland. Overigens is niets over den toestand op West-Sumatra bekend. De Atjehers zijn openlijk vijandig. Er is een nationalistisch ministerie op Java gevormd, minder extreem dan Soekarno. Met hem hebben Van Mook, Van Asbeck en Van der Plas gepraat - onder pressie en in tegenwoordigheid van den Engelschen bevelhebber Christison - maar zonder resultaat, waarvan beide partijen elkaar de schuld geven. Sedertdien heeft de nationale regeering verklaard, niet meer met de Nederlanders, alleen met de Britten te willen onderhandelen. Ons prestige is volkomen vernietigd, dat der Britten aanzienlijk gedaald. Quo vadis? AlexGa naar voetnoot1 zit sedert 26 October op Curaçao, waar ook CarelGa naar voetnoot2 eenige maanden verblijft. Van Frederik nog geen bericht of hij in Amerika blijven kan of naar huis moet. Hij heeft een week of 6 geleden op een oefening een enkel gebroken, waarvoor hij al dien tijd in het hospitaal gelegen heeft. Met uitzondering van 200 aspirant-officieren, | |
[pagina 1469]
| |
die ter verdere opleiding naar Nederland terug moeten, gaan de mariniers volgens bericht naar Indië. Daarbij behoort Frederik niet, daar hij nog niet voldoende hersteld is. Of hij naar Nederland komt of voorloopig in afwachting van verdere genezing in Amerika blijft, weten wij niet. Daar het zijn wensch is, zijn loopbaan in dat land te maken, doet hij moeite daar voor goed een bestemming te vinden, wat op grond van de bestaande Amerikaansche immigratiebepalingen niet eenvoudig is. Op mijn verzoek heeft Buitenlandsche Zaken de ambassade te Washington (LoudonGa naar voetnoot1) uitgenoodigd, daarin behulpzaam te zijn. De mariniers, die oorspronkelijk een keurcorps waren en ook als zoodanig door de Amerikanen aangezien waren, hebben het in de Vereenigde Staten door hun gedrag (tegenover vrouwen) verkorven. Bovendien is er ruzie ontstaan tusschen hun leiding en de Amerikaansche autoriteiten, waarbij volgens Buitenlandsche Zaken de schuld bij onze menschen ligt. In elk geval hebben de Amerikanen aan de opleiding een einde gemaakt en moeten de mariniers nu weg, hoewel hun opleiding niet voltooid is. Het gerucht liep dezer dagen, dat de Amerikaansche bootwerkers de booten waarmede zij vervoerd worden, uit sympathie voor de opstandige Indonesiërs, niet zouden expedieeren. Ook als dit blijkt niet waar te zijn, is hun landing in Indië niet verzekerd, integendeel de laatste troepen uit Engeland en Holland zijn alle naar Malakka gedirigeerd. Over den geest onder de mariniers, die in de laatste maanden niet geselecteerd werden, schrijft Frederik critisch, en de verhouding tusschen officieren en manschappen is niet goed en niet modern, zooals in de Engelsche marine tegenwoordig wel het geval is. | |
26 November 1945.Gisteren bezocht Leendertz (Mr. P., directeur van het Kinabureau, die als chef van het gezelschap leidende zakenlieden einde September naar Batavia uitgezonden was) mij. Hij was drie dagen geleden teruggekomen en ten hevigste verontwaardigd en verontrust over den toestand, die door Van Mook en de zijnen volkomen bedorven is. Volgens hem moet die kliek er onmiddellijk uit, daar zij onbekwaam en, met uitzondering van Van Mook zelf, corrupt is, inzonderheid Van Hoogstraten, die venaal is, en Van der Plas, dien hij voor een landverrader aanziet. Het spel der Engelschen is om met | |
[pagina 1470]
| |
bedekten steun der Vereenigde Staten van Indië een mandaatgebied te maken. Hij heeft dit reeds eenige dagen geleden in een brief aan Jongejan als hypothese ontwikkeld, thans meent hij bewijzen te hebben en wordt hij in zijn opvatting gesteund door een der voornaamste lieden van de intelligence service, die met hem teruggekomen is en zegt dat Van Mook en de zijnen de rapporten over den wassenden opstand, die zij reeds lang ingediend hebben, telkens vervalscht hebben, alvorens ze aan Allied Headquarters door te geven. Van Mook heeft geenerlei gezag bij Christison, die hem het karakter van een valet de chambre zou toegeschreven hebben. De ideologie van Van Mook ten aanzien der saamhoorigheid heeft volkomen gefaald. Tot dusver Leendertz. Dit laatste is juist. De opstand is daarvan het bewijs.Ga naar voetnoota Ik zie echter niet hoe men Van Mook verwijderen moet, noch dat zulks op dit oogenblik raadzaam is. Het ontslag van Starkenborgh heeft in Engeland en hier reeds een miserabelen indruk gemaakt. Bovendien wordt het ministerie tot dusver door de Kamers gesteund. | |
27 November 1945.Gisteren ontving ik bericht van Frederik, dat hij den 15den met de ‘Noordam’ scheep zou gaan na uit het hospitaal ontslagen te zijn. Bestemming onbekend, adres Colombo. De helft der brigade gaat mede. Deze tijding komt geheel onverwacht. Volgens zijn vorige berichten en een mededeeling van luitenant Reeser aan het Departement van Marine, zou hij naar Holland teruggaan, om verder tot officier opgeleid te worden. Daar de dokter hem er op voorbereid had, dat zijn enkel nog niet geheel genezen was, achtte hij mogelijk dat hij met een klein groepje achterblijvers te Washington vastgehouden zou worden. Hij hoopte voor goed in de Vereenigde Staten te kunnen blijven, wat waarschijnlijk niet gelukt zou zijn, daar de Amerikaansche immigratiebepalingen zulks niet toelaten en wegens de demobilisatie en daaruit voortvloeiende werkloosheid zeer streng worden toegepast. Frederik schrijft het vertrek niet te betreuren, maar tegen de onderneming op te zien. Hij heeft zijn officiersopleiding ten gevolge van zijn enkelbreuk verspeeld en vertrekt ongetraind naar een vijandig land - indien de mariniers naar Indië gaan en toegelaten worden. | |
[pagina 1471]
| |
Thans willen de Engelschen geen Nederlandsche troepen meer laten landen, daar de opstandelingen met uitbreiding van den opstand gedreigd hebben, indien dit geschiedt. De geheele opleiding der mariniers is anderzijds verkort met ¾, omdat Amerika ze niet langer wilde herbergen. Ik zie dit avontuur met gemengde gevoelens aan. | |
29 November 1945.Gisteren kwam een nog latere brief (van 15 November), waarin Frederik zijn adres te Batavia opgeeft. Klaarblijkelijk is het op het oogenblik het plan dat de mariniers op Java landen. In den laatsten tijd zijn alle uitgezonden Nederlandsche strijdkrachten aangehouden voordat zij Java bereikten (Singapore). Met Leendertz, Jongejan en Bolderhey had ik ten huize van eerstgenoemde een bespreking. Leendertz heeft ingezien dat het, gegeven de politieke situatie hier - nog slechts kort geleden heeft de Tweede Kamer het beleid der Regeering met algemeene stemmen behalve de liberalen goedgekeurd - niet mogelijk is een einde aan het régime-Van Mook te maken. Leendertz zal zich dus bepalen tot er op te wijzen, dat indien niet ingegrepen en de orde op Java niet spoedig hersteld wordt, we Indië geheel verliezen. We zijn het er overigens over eens, dat na herstel der orde naar vervulling van de verklaring der Koningin gestreefd moet worden. Ik wijs er op, dat de correspondent te Batavia van de Times dezer dagen de meening heeft uitgesproken, dat de Vereenigde Staten erin gehaald moeten worden. Later op den dag zie ik een hoofdartikel van hetzelfde blad, waarin betoogd wordt dat de zaak van te groot belang is om langer buiten beschouwing der Vereenigde Naties te blijven. Leendertz is gisterenmiddag nog bij Logemann geweest, die volgens hem nog in de mist vaart, en ‘waits for something to turn up’. Eenigen tijd geleden, toen Van Mook door de Regeering gedesavoueerd was, snelden Schermerhorn en Logemann naar Londen om aan de Koningin, die zich daar bevond, het ontslag van Van Mook voor te stellen. Zoo ver is het niet gekomen, daar Michiels hun dit onzalige plan - er was de benoeming van Loudon (Washington) aan verbonden - uit het hoofd gepraat heeft. Het zijn brave menschen, onze ministers, maar poovere bewindslieden. Men verandert niet van generaal midden in den veldslag. Het is al erg genoeg, dat zij Starkenborgh hebben laten schieten. Michiels is een van de weinige zeer goede krachten die wij in dezen strijd kunnen aanwijzen, Starken- | |
[pagina 1472]
| |
borgh was een andere. Loudon daarentegen is van matig allooi. Zeer bedrijvig en belangstellend, maar opvliegend en niet zeer bekwaam. Hij praat graag in het publiek. Wij zijn zeer bezorgd over den politieken toestand. Een hoofdartikel van de Times heeft gewoonlijk de goedkeuring van de Engelsche regeering. Het vooruitzicht, voortaan in Indië naar de pijpen van de groote mogendheden, waaronder Rusland en China, te moeten dansen, is niet aantrekkelijk. Engeland heeft klaarblijkelijk geen lust, de verantwoordelijkheid alleen te dragen en haalt anderen er bij. Ik heb nog eenige hoop, dat de eenige derde de Vereenigde Staten zal blijken te zijn, maar de basis waarop die bemoeienis zou beginnen - een zich steeds uitbreidende opstand tegen ons gezag - prejudicieert sterk onze kansen. | |
30 November 1945.Van Roijen (Van Kleffens is overwerkt en kuurt te Lugano), dien ik gisteren opzocht en die zoo juist uit Londen terug was, zeide mij dat hoofdartikelen in de Times, indien zij geen levensbelangen van het Vereenigd Koninkrijk behandelen, tegenwoordig niet voor officieel aangezien mogen worden. Onder andere schrijft Carr wel eens afwijkende opstellen. Van Roijen heeft uit Londen den indruk medegebracht dat de Engelsche regeering niet den weg van het voorbrengen van het Indische geval bij de Vereenigde Naties op wil en ons zooveel mogelijk wil steunen, hetgeen zij echter met het oog op de sympathie die de nationalisten bij de eigen arbeiderspartij en in Amerika genieten, behoedzaam moet doen. Zij acht het een Engelsch belang, dat wij in Indië weer in het zadel komen, zij het ook dat er belangrijke concessies aan de nationalisten gedaan moeten worden. Zij zal geleidelijk haar militaire macht in ons Indië uitbreiden en op een gegeven oogenblik onze troepen toelaten. Een zeker gevaar ligt in het houden in het aanstaande voorjaar van verkiezingen in Britsch-Indië, waarvoor misschien troepen aan Java onttrokken moeten worden. Voor de anti-Nederlandsche houding van Australië schaamt men zich te Londen, kan er echter niets tegen doen. Van Roijen verwacht van die zijde ook territoriale eischen (Nieuw-Guinea, Timor, olievindplaatsen op Borneo), van Engeland niet, behalve wellicht steunbases, waarvoor de vraag echter eerder van Amerika zal komen. Ofschoon hij het niet met zooveel woorden toegaf, schijnt Loudon als Gouverneur-Generaal overwogen te zijn. Hij deelde mijn mee- | |
[pagina 1473]
| |
ning, dat deze daarvoor niet geschikt is. Ik noemde LovinkGa naar voetnoot1, thans ambassadeur te Chungking. Hij vreesde dat deze als Indisch ambtenaar gestigmatiseerd was. Mogelijk, maar ik weet geen ander. Misschien zou die benoeming voor Van Mook niet aanvaardbaar zijn. Indien Loudon naar Indië zou gaan, zal men Starkenborgh wel naar Washington willen zenden. ‘Time’ noemde dezen echter onlangs een ‘stiff-headed bureaucrat’, geheel ten onrechte. Een goede entree zou het echter niet zijn. Aan den Ondernemersraad vergaderden wij denzelfden dag over het advies aan Van Helsdingen uit te brengen, die de Rijksconferentie over de toekomstige staatkundige verhoudingen van de overzeesche gebiedsdeelen tot Nederland voorbereidt.Ga naar voetnoot2 Op voorstel van Jongejan werd besloten, gezien de onoverzichtelijke toestand op Java en het standpunt der nationalisten (althans van de woordvoerders) - volkomen politieke afscheiding van Nederland - voorloopig geen advies uit te brengen, maar onderling overleg te blijven plegen. Leendertz, die inziet dat op het oogenblik geen wijziging in de leiding van Indië gebracht kan worden en de Engelschen wantrouwt, wanhoopt aan den goeden uitslag. Bolderhey verdedigt thans een verdragsverhouding, waaronder het ons toegestaan zal worden op economisch terrein in Indië bezig te blijven, maar alle politieke macht ons ontnomen zal zijn. Hij acht dit beter dan een zoogenaamde rijkseenheid, waarin Indonesië volkomen zelfstandig zal zijn en wij toch tegenover Nederland en het buitenland mede verantwoordelijk zullen zijn voor hetgeen daar geschiedt - onder een régime van een Indonesische meerderheid in den volksraad. Jongejan, die het meest pessimistisch van allen gestemd is, helt tot de meening van Bolderhey over. Zij is niet nieuw, maar ik acht de verwezenlijking van zijn inzichten gevaarlijk voor ons aanzien in de wereld. Met een rijkseenheid hebben wij althans nog een ‘empire’ en een standing in den wereldraad, al zie ik nog geen inwendig sterke structuur ervan. Nederland zou in een verdragsverhouding tot Indië tot den rang van Denemarken afdalen. Ook moet men niet de hoop verliezen, dat men de constructie van het Rijk in den loop der onderhandelingen ver[stev]igen kan. Het is helaas ongelukkig dat de anarchistische toestand | |
[pagina 1474]
| |
op Java onderhandelingen tot een farce maken en wij ze niet afbreken tot tijd en wijle orde en rust hersteld zijn. Hiervoor schijnt de Engelsche macht nog te zwak te zijn, ook indien zij met de Nederlandsche troepen, die op Malakka en de Philippijnen vastgehouden worden, versterkt werden. Deze zijn trouwens niet modern bewapend en misschien niet voldoende getraind. Wordt hierin niet voorzien, dan zou men een nutteloos bloedbad riskeeren. Amerika en Engeland willen ons geen wapens verschaffen. De toestand is dus wel zeer ernstig, doch nog niet hopeloos. | |
3 December 1945.De ‘Noordam’, waarop FrederikGa naar voetnoot1 van Amerika naar Indië onderweg is, passeerde gisteren Port-Said. | |
5 December 1945.Gisteren bij Leendertz den heer WagenaarGa naar voetnoot2 ontmoet. Jongejan en Bolderhey eveneens present. Wagenaar behoort tot de Nefis (Netherland Eastern Forces Intelligence Service), een aan het Geallieerde opperbevel ondergeschikten geheimen inlichtingendienst. Hij was met Leendertz uit Indië teruggekomen en schetste uitvoerig het ondergrondsche werk der Japanners gedurende de laatste 15 jaren, spionnage en verzetsorganisatie, gedurende hun bezetting van Indië ten top gevoerd. Zij hebben inderdaad de bevolking tegen ons weten te keeren, waarbij komt dat ons leger bij den inval der Japanners een poover figuur heeft geslagen. Dat de vloot heldhaftig ten onder is gegaan, weet de bevolking nauwelijks. Ons prestige is volkomen weg. De Netherland Eastern Forces Intelligence Service heeft over dat alles uitvoerig verslag uitgebracht en aan Van Mook c.s. ingediend, die den inhoud echter, alvorens hem aan McArthur door te geven, in hun, veel optimistischer, zin wijzigden. Nog op 3 September heeft Van Mook Mountbatten in een brief verzekerd, dat de nationalistische beweging op Java weinig te beteekenen had en een kleine militaire macht voldoende zou zijn om de orde te handhaven. Dit nemen de Engelschen hem kwalijk. | |
[pagina 1475]
| |
7 December 1945.Te Singapore heeft gisteren een door Mountbatten bijeengeroepen conferentie, klaarblijkelijk over den toestand in Indië en Indo-China, plaats gehad, waar het hoofd van den staf van het Britsche Rijk (Alanbrooke), Christison, Sir Miles Dempsey, Van Mook, Generaal Leclerc aanwezig waren. Het schijnt dat Engeland eindelijk gaat ingrijpen om orde en rust te herstellen. | |
9 December 1945.Leendertz is, door mij geïntroduceerd, gisteren bij Van Roijen geweest, over welk onderhoud hij zeer tevreden was. Belangstellend en openhartig. Hij wil ook Wagenaar ontvangen, hetgeen Logemann afwees. Den 6den heb ik van Bannier afscheid genomen, dien Van Mook te Batavia wil hebben. Als hij er niet meer is, heeft Logemann geen enkelen steun meer. Dan verdrinkt hij geheel en al, zooals Bannier zelf zeide. Het is ook niet goed in te zien, wat voor nut hij (Bannier) te Batavia kan stichten. Ik begin nu zelf ook te gelooven, dat Van Mook weg moet. Maar wie dan? Een gouverneur-generaal is noodig. Het Amsterdamsch Dagblad noemde dezer dagen weer Loudon, maar ook Van Roijen. Van Asbeck is uit Batavia terug, naar ik hoor zeer somber gestemd. | |
12 December 1945.Van Asbeck, die morgen naar Londen vertrekt, heb ik even gesproken. Hij noemde Java een levend lijk, een staat die in staat van ontbinding verkeert. Nergens contact. Heel erg is de afhankelijkheid van de Engelschen, die wij anderzijds niet kunnen missen, omdat wij geen troepen hebben en de onderweg zijnde troepen onvoldoende geoefend en gewapend zijn. Voorts zijn de Engelschen en wij afhankelijk van de Indonesische republiek, die te Batavia electriciteit, gas en water in handen hebben. Van BylandtGa naar voetnoot1 is een nuttige schakel met de Engelschen. Van Asbeck meent, dat Van Mook bij de Engelschen in de pas is, hetgeen volgens de berichten van Leendertz niet juist is. Volgens die berichten vinden zij hem intelligent, maar een ‘valet de chambre’. | |
[pagina 1476]
| |
17 December 1945.Volgens een bericht van EvertsGa naar voetnoot1, die Van Mook gesproken heeft, vroeg deze zich (volgens zijn eigen uitlatingen) af, of wij Java niet moeten abandonneeren, daar de verwoesting zoo groot is, dat de herbouw van de ondernemingen niet gefinancierd kan worden, terwijl van een budgetair standpunt Java sedert jaren verlieslatend is en door de buitengewesten gefinancierd moet worden. Everts zou hem geantwoord hebben, dat dit ook, en misschien in de eerste plaats, een zaak der ondernemers is, terwijl ons aanzien in de wereld geweldig door dit abandon dalen zou, gesteld al dat men ons in het bezit der buitengewesten zou laten. Het feit, dat de Engelschen ook Sumatra bezet hebben en ons er niet toelaten, geeft tezamen met de strategische waarde van dit eiland voor de verdediging van Singapore te denken. En indien wij ons niet in staat verklaren, Java te behouden, laten we dan daar niet den chaos achter en is dit in overeenstemming met ons moreele plicht? Van Mook zou hierop niet geantwoord hebben. | |
19 December 1945.Op onze sedert eenigen tijd gehouden wekelijksche bijeenkomst aan den OndernemersraadGa naar voetnoot2 (met Bolderhey, Cremer, Hombrink, Klopper, soms ook QuarlesGa naar voetnoot3, De BeaufortGa naar voetnoot4 en LeendertzGa naar voetnoot5 en natuurlijk Jongejan), was ook De VilleneuveGa naar voetnoot6 (Voorzitter OndernemersbondGa naar voetnoot7) aanwezig. Hij oordeelt gunstiger over Van Mook, die wel fouten maakt maar onder ongunstige omstandigheden enorm veel goeds heeft gedaan. Voor Gouverneur-Generaal acht hij hem niet geschikt, zegt ook, dat Van Mook dit ambt niet begeert. Hij meent echter dat | |
[pagina 1477]
| |
de uitzending van een specialen commissaris uit Nederland met volmachten en gesteund door het vertrouwen van het Nederlandsche Volk - om met de nationalisten te onderhandelen - nuttig zou zijn. Van Mook behoeft daarom niet te retireeren. Men noemde Ringers, Van Roijen (die echter nog niet voldoende bekend is), StirumGa naar voetnoot1 (die echter te oud is). Dit zou aan den Minister-President gesuggereerd worden, doch indirect, om Logemann niet voor het hoofd te stooten. Men verzocht mij, dit met Van Roijen te bespreken. Een half uur sprak ik Logemann in de Eerste Kamer, die mij den wensch van Van Mook overbracht, mij te zamen met Jongejan, Bolderhey en - mirabile dictu - Van der Mandele, die niets met Indië te maken heeft en er nooit geweest is, te spreken. Ik nam de uitnoodiging natuurlijk aan, maar sprak mijn verwondering over het uitnoodigen van Van der Mandele uit, tegen wiens persoon ik overigens niets in te brengen heb. In de Kamer werd des namiddags onze toetreding tot de Bretton Wood-plannenGa naar voetnoot2 behandeld, die natuurlijk zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd werd. Ik bracht echter mijn twijfel ter sprake, dat Amerika aan de noodzakelijkheid een importland te worden zal voldoen, in welk geval het Monetaire Fonds zal bezwijken en de wereld opnieuw en in nog gunstiger mate dan thans in den chaos verzeilt.Ga naar voetnoot3 Lieftinck, die verdedigde, verwacht alles van den ‘geordenden internationalen goederenruil’. Met hem valt niet te praten. Na afloop bezocht ik Van Roijen, die door het bericht dat Engeland nu definitief aangenomen heeft, orde en rust op West-Java te herstellen, opgelucht was. Hij gaat den 26sten met Van Mook, Schermerhorn en Logemann naar Londen. Midden- en Oost-Java worden met uitzondering van Soerabaja ontruimd (Semarang niet). De Engelschen verlangen nu ook onze troepen, die echter niet voldoende | |
[pagina 1478]
| |
geoefend zijn. Ik sprak over een commissaris-generaal of een Nederlandsche opperbevelhebber, maar Van Roijen wees er op, dat zoolang de Engelsche generaal op Java is, hij opperbevelhebber blijft en een gevolmachtigde, van welken aard ook, geen zin zou hebben. | |
22 December 1945.Gisteren bezochten Jongejan, Bolderhey, Van der Mandele en ik, daartoe uitgenoodigd, Van Mook aan het Ministerie van Overzeesche Gebiedsdeelen. Ik had hem slechts eens vluchtig in den Volksraad ontmoet (in 1938), kende hem dus feitelijk niet. Hij moet in Indië geboren zijn, maar uiterlijk zijn daarvan geen kenteekenen merkbaar, behalve wellicht ietwat uitstekenden jukbeenderen. Een stoere blonde man van in de 50. Aan zijn uitspraak onderkent men evenmin den in Indië geborene.Ga naar voetnoot1 Hij maakt den indruk van intelligent en zeer ontwikkeld te zijn. |
|