Herinneringen en dagboek (3 delen)
(1970)–Ernst Heldring– Auteursrechtelijk beschermd[1936]1 Januari 1936.Een somber jaar sluit en een nieuw jaar opent onder sombere vooruitzichten. Mijn moeilijkheden zijn in de laatste dagen van het oude jaar nog verhoogd door een brief van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen, die met volkomen ignoreering van onze betoogen en onaanvechtbare becijferingen meedeelt dat ons (Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij) geen steun in 1936 verleend zal worden indien wij na 2 Januari voortgaan met rente op onze leeningen te betalen. Een gesprek met Zaalberg bracht mij niet veel verder. Hij zegt, dat zijn commissarissen onze becijfering niet aanvaarden, maar ik weet niet wat hij ervan denkt. Dat de obligatiehouders, te doen hebbende met een aanmerkelijk actief, werkelijk tot liquidatie zullen besluiten, schijnt maar niet tot hen door te dringen. Wij worden als leugenaars behandeld. Mijn opwelling is, al mijn werk dat ik sedert 19 jaar voor de Staat doe, te staken, maar eerst zullen we trachten de Regeering zelve den nood en haar plicht duidelijk te maken. Ik begin met Hirschfeld en eindig zoo noodig met de Koningin. Helaas is Gelissen een onbeteekenende en onbetrouwbare figuur. | |
8 Januari 1936.Eindelijk heeft Gelissen besloten Philips c.s. te berichten, dat hun commis-voyageursGa naar voetnoot1 geen stemhebbende leden der missie kunnen zijn, vermoedelijk door Hirschfeld en De Graeff daartoe bewogen. In mijn aanwezigheid telefoneerde hij met Gelderman, die aannam mee te gaan, mits Menten geen plaatsvervangend voorzitter werd, hetgeen voor hem, Gelderman, als voorzitter van het Verbond van Werkgevers, onaanvaardbaar is. Niet geheel onjuist, maar onaangenaam voor Menten, die zich nu geheel wil terugtrekken. Het is mij nog niet gelukt, hem tot een ander besluit te brengen, maar ik denk wel dat hij zal bijdraaien als Loudon een beroep op hem doet. Hij is onmisbaar als diens rechterhand. Wat een misère voor zoo'n klein geval. Nu weer een lange brief aan Loudon. | |
[pagina 1155]
| |
Gelissen sprak mij over het ongevraagde advies van den Economischen Raad over het wetsontwerp Industrie-BankGa naar voetnoot1, waarmede ik het eens ben, hoewel ik niet aan de opstelling meegewerkt heb. Hij verdedigde de leiding door ambtenaren en het commissariaat bij 2 Ministers berustende. Ik zeide hem, dat ik dit in alle opzichten als funest beschouwde. Hij gaat 10 dagen op reis naar Polen, tot groote schrik van zijn departement, dat daarvan onheil verwacht. | |
18 Januari 1936.Nauwelijks had ik de zaak met Menten in orde gemaakt, dank zij den steun van Snouck, of ik ontving bericht van Loudon, dat hij zich wegens ongesteldheid van zijn vrouwGa naar voetnoot2, die de reis zou meemaken, moet terugtrekken. Alles staat nu weer op losse schroeven. Ik pleeg opnieuw overleg, nu met Buitenlandsche Zaken; Steenberghe, Karnebeek, Michiels van Verduynen (Edgar), Starkenborgh, Zimmerman, R.H.J. Patijn worden besproken. De laatste weken ben ik zwaar belast door het voorzitterschap van een commissie die over de wenschelijkheid van wijziging of intrekking van de wet op de evenredige vrachtverdeeling in de binnenvaart adviseeren moet. Deze wet werkt slecht en de toepassing wordt langzamerhand onmogelijk gemaakt door de uitspraak van den Hoogen Raad, die het Rijngebied krachtens de acte van Mannheim van de werking van de wet uitzondert. Justitie heeft daarop bij circulaire het vrije Rijngebied tot Waal-Rijn en Nieuwe Maas beperkt, waarvan verschillende uitspraken van kantonrechter en rechtbanken, sedertdien gevallen, afwijken. Amsterdam is zeer geschaad, omdat het bij Rotterdam ten achter is gekomen. De evenredige vrachtverdeeling, die hooge binnenvrachten meebrengt, geldt voor de hoofdstad wel, voor Rotterdam niet.Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 1156]
| |
De commissie is, tegen de afspraak, door toedoen van Gelissen veel te groot geworden, en een eensluidend advies zie ik niet tegemoet. Bovendien is de overigens bekwame secretaris (VonkGa naar voetnoot1) een ambtenaar van het Departement van Handel, waar men de wet tegen de adviezen der Kamer van Koophandel er door heeft gedreven en nu coûte que coûte wil handhaven. | |
31 Januari 1936.De Regeering heeft nu toch Karnebeek uitgenoodigd, zich met de leiding der missie te belasten. Hij heeft de zaak in overweging. Morgen ontmoet ik hem en gaan we samen naar Gelissen. Met de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen - alle commissarissen present - een onderhoud gehad naar aanleiding van een brief van Zaalberg, die tegenover den in 1936 uit te keeren steun (plm. 1¼ millioen) staking der coupon-betaling eischt en waarin bovendien de voorwaarde gesteld wordt, dat de obligaties, behalve in contanten, in aandeelen omgezet worden en de obligatiehouders beginnen met hun geneigdheid tot het brengen van een offer aan den dag te leggen - waarna de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen dan zal zeggen wat zij wil doen. Deze voorwaarden zijn natuurlijk niet te vervullen, en de staking der couponbetaling zou eenvoudig door faillissementsaanvraag en surséance van betaling gevolgd worden, welke voor onze onderneming doodelijk zou zijn. Het resultaat van deze bespreking is dat de brief door een anderen vervangen werd, welke met handhaving van den eisch tot staking van rentebetaling redelijker is. Ons wordt de verplichting van afschrijving van kapitaal opgelegd en verzocht, voorstellen betreffende den door de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen te verleenen steun ter bevrediging van obligatiehouders te doen. Na rijp beraad is onze meening dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij alleen gediend is door overneming der geheele obligatieschuld, waarvoor in de plaats treedt een vordering der Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen van het bedrag dat de obligaties haar gekost zullen hebben. De liquidatie-waarde der obligaties op basis van afbraakprijzen ongeveer 35% zijnde, denken wij aan dat cijfer als het deel in contanten door de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen te fourneeren en aan | |
[pagina 1157]
| |
obligatiehouders aan te bieden. Dit zou den Staat goedkooper uitkomen dan andere oplossingen, waarbij nieuwe aandeelen met dividendgarantie door den Staat (zonder deze garantie nemen obligatiehouders ze niet). De vraag is of de Regeering, onder den indruk van het matige succes der staatsleening, bereid is deze ƒ 3.000.000 te fourneeren. Ware er een politiek belang mee gemoeid, dan zou de moeite het los te krijgen, niet groot zijn, ondanks het sombere perspectief der staatsfinanciën. Intusschen nemen we, in de eerste plaats, door tusschenkomst der Vereeniging voor Effectenhandel, maatregelen om een vergadering van obligatiehouders te beleggen. We bereiden ons op veel misbaar en zelfs beleedigingen voor, ook omdat zoowel aandeelen als obligaties sedert den herfst, ongemotiveerd, sterk in koers gestegen zijn. De zaak wordt nog gecompliceerd door het feit, dat het restant van onze oudste obligatieleening, slechts ƒ 160.000 groot, reeds in Augustus jl. had moeten worden afgelost en dus opeischbaar is. Tot voor eenige dagen had zich echter geen houder gemeld. Nu is het wel het geval - voorloopig in beleefde termen en zonder iets te eischen - schreef ons een zekere heer De Castro, makelaar in effecten. We noodigen hem uit te komen spreken en richten ons intusschen tot den President der Rechtbank om uitstel van de betalingsplicht in termen van de schuldbrieven-wet (die met het oog op de moeilijkheden der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij gemaakt is) te bekomen. | |
1 Februari 1936.Met Van Karnebeek bij Gelissen geweest. Lamping was ook aanwezig. Van Karnebeek was ad rem, hoewel als gewoonlijk zwaarwichtig. Hij nagelde den dilettantischen Gelissen aardig vast. Hij wil wel als leider der missie optreden, mits hij niet alleen als vlag fungeert, het doel der missie goed omschreven zij en een redelijke kans op succes bestaat. Na veel gepraat geloof ik dat het Departement het doel zal omschrijven: ‘onderzoek naar uitbreiding der Nederlandsche afzetmogelijkheden en vermeerdering der wederzijdsche handelsbetrekkingen’. Overeenkomstig zijn opvattingen verlangt Van Karnebeek ook zekerheid, dat de missie in Zuid-Amerika, in de eerste plaats Argentinië, welkom is. Het bleek dat de Regeering zich daarvan nog niet had vergewist en op de verklaringen van den heer Llobet afgegaan is, waarover Van Karnebeek lacht. Buitenlandsche Zaken zal | |
[pagina 1158]
| |
nu de Argentijnsche Regeering door TeppemaGa naar voetnoot1 laten polsen. Hiermede is het vertrek der missie tot den zomer uitgesteld. Ik heb meer dan genoeg van deze missie, maar vind dat Van Karnebeek gelijk heeft. Luidt het antwoord uit Argentinië gunstig, dan komt de samenstelling aan de orde. Allicht moet zij ook een handelspolitiek karakter krijgen en de samenstelling een wijziging ondergaan. Lamping zal dan mee moeten. Hij kent Zuid-Amerika en spreekt Spaansch. Maar afgescheiden daarvan zal er voor het personeel nog veel te doen zijn. Karnebeek zal haar luisterrijk willen maken, met zijn neiging tot praal, en Gelissen kwam gisteren zoo waar weer met Daniels, die, naar hij zeide, de candidaat der Roomsch-Katholieke werkgevers is. Ik zeide hem, dat die werkgevers dan niets van Zuid-Amerika weten. Hij kan in den tros mede, meer niet. Als zoodanig is hij geheel op zijn plaats. Als waardig representant der Roomsche werkgevers noemde ik Louis Regout. Volgens Gelissen is deze in Limburg niet populair. Ik betwijfel het. | |
4 Februari 1936.Gisteren was ik even bij Colijn om over de Parijsche tentoonstelling in 1937 te spreken. Het bleek mij, dat de Regeering er ƒ 150.000 voor bestemt, nadat Loudon mij gezegd had, dat zij niet mede deed. Als altijd is zij dus op haar aanvankelijk besluit teruggekomen. Echter wordt de zaak aan ‘Handel’ gegeven en niet aan ‘Onderwijs’ waar zij thuis behoort. In Frankrijk ressorteert zij ook onder ‘Beau Arts’ met Paul Léon aan het hoofd, evenals in 1925. ‘Handel’ brengt hiervan niets terecht, Gelissen zeker niet. Ik heb dit aan Colijn gezegd. Hij vroeg mij ook wie commissaris-generaal moest worden. Ik noemde hem Menten als 2e man - maar dit is een vergissing, die ik heden per brief herstel. Zeker moet de eigenlijke uitvoerder Tjeenk zijn, die het in 1925 ook, en zeer goed, onder mij deed (ditmaal ben ik niet beschikbaar). Tjeenk heeft het vertrouwen der architecten. Colijn wil echter nog een vlag hebben. Ik ried hem Verschuur af, die het in Brussel vrij slecht gedaan heeft en miserabel Fransch spreekt. Wij spraken een heelen tijd over den Economischen Voorlichtingsdienst, waaromtrent het advies van den Economischen Raad in zee is of gaat. Wie moet aan het hoofd komen, vroeg Colijn. Ik noemde Wansink en Graadt van Roggen. Voorts hadden wij het over de noodzakelijke reorganisatie van de diplomatieke en consulaire diensten. | |
[pagina 1159]
| |
Colijn zei dat van de gezanten niet veel te verwachten is. Accoord, alleen Van Stirum, Starkenborgh en De Vos van Steenwijk zijn goed, en bovendien zijn er weinig bij die rijk genoeg zijn om bij te passen wat zij op de groote posten te kort komen. Onder het jonge personeel zijn er enkelen die veel beloven, o.a. Van Bylandt te Parijs en Van Roijen, die naar Tokio gaat. Ook bij de consuls is het gemiddelde matig, doch zij zoowel als het gezantschapspersoneel zullen meer tot hun recht komen wanneer er van Den Haag uit leiding zal zijn, die de Economische Voorlichtingsdienst moet geven. Ik vestigde de aandacht van Colijn op de Januari-speeches der 5 Engelsche bankpresidenten, die allen stabilisatie op goud willen, incluis McKenna, dus een grooten stap voorwaarts doen. Het wachten is op een verbetering der politieke atmosfeer, die zoo slecht mogelijk is. Colijn verwacht van de verkiezingen van 1937 een 10-tal N.S.B.-ers in de Kamer (aan die partij schrijft hij overigens geen toekomst toe), halveering der liberalen en Vrijzinnig-Democraten, verlies van de Antirevolutionairen en van het ‘stuifzand’ dat zij in 1933 wonnen, eenig verlies der Roomsch-Katholieken, ook aan Nationaal Socialistische Beweging, eenig verlies der Socialisten aan de Communisten en geen meerderheid van rechts, en voor de gezamenlijke burgerpartijen geen regeeringsmogelijkheid.Ga naar voetnoot1 Allicht krijgen we dan een Roomsch-Rood ministerie. Ik zeide dat bepaald te verwachten en half te hopen, omdat het mismanagement dat daarvan te verwachten is, het volk eindelijk zal doen gevoelen dat de koek op is en offers noodig zijn. De voorspiegelingen van die zijde moeten aan de werkelijkheid getoetst worden. Ten slotte maakte ik gewag van een voorstel dat ik in den boezem van het Huishoudelijk Bestuur van het Aardrijkskundig Genootschap gedaan heb, om met een kleine expeditie den Carstenstop op Nieuw Guinea te beklimmen en het Noord-Westelijk daarvan gelegen onbekende gebied te verkennen (Waropen), waarvoor het Genootschap het geld geeft, doch waarvoor het den steun der Regeering behoeft, door de beschikbaarstelling van leger en vloot. Deze zegde hij toe. Het onderhoud met den heer De Castro in zake de 4% obligaties Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij is mak verloopen. Hij was bevredigd door de mededeeling dat de Koninklijke | |
[pagina 1160]
| |
Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij een beroep op de schuldbrievenwet gedaan heeft. Hij is niet van plan, ons het mes op de keel te zetten. | |
5 Februari 1936.De Academy of Political Science te Philadelphia noodigt mij uit in April een voordracht aldaar over een door mij te kiezen economisch onderwerp te komen houden. Ter bestrijding van de reiskosten en het verblijf biedt de Carnegie Endowment mij $ 1000, - aan. Ik moet helaas bedanken, omdat de besprekingen met obligatiehouders mij dit voorjaar hier houden. Ik had het anders gaarne gedaan, te meer omdat ik al lang er naar verlang de Vereenigde Staten opnieuw te bezoeken. Ik denk dat ik deze eer aan Prof. ButlerGa naar voetnoot1 te danken heb, dien ik verleden jaar op de Carnegie Conference met de formuleering der resolutie ter zijde stond. Hij noodigde mij onlangs ook uit, zitting te nemen in het Europeesche Comité van de Endowment, waarvoor ik echter bedankte, omdat de samenstelling mij weinig practisch lijkt. Hij neemt echter geen genoegen met deze afwijzing en dringt op aanneming aan. Ik zal na eerstgenoemde beleefdheid wel moeten aannemen. | |
16 Februari 1936.Heden uit Londen teruggekomen, waar ik 4 dagen met JetGa naar voetnoot2 heb doorgebracht. Het doel was de Chineesche tentoonstelling, waar de oude Shan Yin-Chou en Han-bronzen voortreffelijk te voorschijn kwamen. Overigens was er een teveel aan aardewerk en porselein zonder veel saillante stukken - de prachtige Tang-figuren van Eumorfopulo waren mij reeds bekend. Enkele goede beeldhouwwerken uit dien tijd en een bepaald onbevredigende inzending van schilderijen. De kleine tentoonstelling van Chineesche schilderkunst in het British Museum was beter. We zagen nogal wat van de Hirsts, die in het najaar in Amerika geweest zijn en o.a. bij de Roosevelts gelogeerd hebben. Dit brengt niet mede, dat Hirst Roosevelt politiek bewondert, integendeel, intransigent liberaal die hij is, verafschuwt hij de New Deal. Alleen de devaluatie verdedigt hij, omdat hij daardoor aan een dreigende positie in den landbouw een einde maakt. Zijn kansen van herkie- | |
[pagina 1161]
| |
zing zijn volgens Hirst ongeveer 50%, hetgeen voor mij gelijk staat met slecht, in aanmerking genomen dat er geen serieuze republikeinsche tegencandidaat is, nòch een democratische mededinger, hoewel Al Smith zich begint te roeren. Op de Reform Club ontmoette ik Sir Ernest Benn en Sir James Currie, die de juistheid van onze monetaire politiek betwijfelden en waarvan de laatste Suriname bezocht had, waarvan hij de armoede niet kon verklaren, gezien de bekwaamheid van de Regeering. Hij wist mij helaas niet te zeggen wie de clever old man was dien hij daar als gouverneurGa naar voetnoot1 ontmoet had. Ik heb zoodanige bekwaamheid daarheen in de laatste jaren niet zien gaan, maar geen bekwaamheid kan Suriname redden. Ook Lionel Robbins en zijn vrouw ontmoetten wij. Hij was zeer in zijn schik met de veranderde meening der 5 bankpresidenten ten aanzien van stabilisatieGa naar voetnoot2, maar beschouwt deze ver af. De positie in Europa acht hij (evenals ik) zeer gevaarlijk. Het zou een geluk zijn, indien Hitler verdween, zoo meende hij. Dan zou Duitschland ophouden een gevaar te zijn en de Reichswehr de plaats van Goering en Goebbels innemen. De Van Swinderens waren naar Holland, s'Jacob opgewekt als vroeger. Hij kent nogal wat menschen uit de omgeving van den nieuwen KoningGa naar voetnoot3, die in ‘Society’ niet zeer populair moet zijn, omdat hij meer met ‘gewone’ menschen omgaat. Hij wordt voor pro-Duitsch aangezien. ‘After all I am half German myself,’ moet hij gezegd hebben. Zijn leven is niet voorbeeldig, doch men zegt dat hij minder drinkt dan vroeger. In Chili, waar Lamping hem ontmoette, moet hij zich volgens deze liederlijk gedragen hebben. Zijn ‘maîtresse en titre’ is Mrs. SimpsonGa naar voetnoot4, de Amerikaansche vrouw van een shipping man in de City. De Duitsche ambassade heeft Mr. en Mrs. Simpson onlangs op een officieel diner uitgenoodigd, hetgeen aan het Foreign Offie de vrees deed ontstaan, dat geheimen uit de hooge politiek, die niet voor de Duitschers bestemd zijn, tot hen doordringen. Met het tegenwoordige Engelsch-Fransche samengaan zou dit zeer bedenkelijk zijn. Men is te Londen zeer ongerust over de Duitsche bewa- | |
[pagina 1162]
| |
pening, en vliegmachines worden in koortsachtig tempo aangebouwd. Allerwege hoorde ik Baldwin critiseeren, die in December zijn prestige volkomen verloren heeft. Men heeft groot vertrouwen in Austin Chamberlain, die zich echter voor een portefeuille te oud vindt, en nog meer als hoofd der regeering. Ook zijn broer Neville wordt genoemd. Van Swinderen zal nu eindelijk weggaan, hij is volgens s'Jacob sterk verouderd en alleen nog maar brilliant als gastheer en gast. Hij leest niets, voert opdrachten met den grootsten tegenzin uit. MevrouwGa naar voetnoot1 zal echter wel bereiken, dat hij tot na de Kroning van den Koning in 1937 aanblijft. Edgar Michiels moet als opvolger gepolst zijn, Van Stirum wil niet. In het diplomatieke corps zijn geen anderen aanwezig die voor Londen voldoende fortuin hebben - behalve Haersma de With, die niet bijzonder schrander moet zijn. | |
19 Februari 1936.De Vlugt opgezocht om op een openbare prijsvraag aan te dringen, daar in het Handelsblad het bericht gestaan heeft, dat Staal, Dudok en Roland Holst den stadsarchitect Hulshoff zullen adviseeren ter zake van een avant projet, dat hij uitgebroed heeft. Er is sedert den dood van De Bazel geen aangewezen architect wien men den bouw zonder meer kan opdragen, en onder deze omstandigheden is een openbare prijsvraag noodig. De bovengenoemde combinatie is belachelijk. Zooals ik De Vlugt zeide, kan men Goethe en Schiller niet aan het werk zetten om een Faust te produceeren. Hij gaf dit toe en dacht dat Staal het niet zou aanvaarden - Dudok is te Calcutta. ‘Het was maar op verzoek van Hulshoff geschied.’ Mijn indruk is dat men inderdaad gemeend heeft, langs dezen weg een oplossing te krijgen. De Burgemeester is sceptisch ten aanzien van een prijsvraag, maar ziet aankomen, dat het er toch van komt. In geen geval wil hij een besloten prijsvraag. Dat het Stadhuis, zoo eenigszins mogelijk, zóó moet worden dat het nageslacht het prijst, daarvan zegt hij doordrongen te zijn. Deze vrij bemoedigende mededeeling gaf ik aan Tjeenk door, die namens de architecten bij mij geweest was, om hun ongerustheid te kennen te geven. | |
[pagina 1163]
| |
26 Februari 1936.De Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen heeft 3½ millioen = ong. 40% van onze uitstaande obligatieschuld voor den afkoop van deze stukken beschikbaar gesteld - en ons gemachtigd 30% in eerste instantie te bieden, mits op het aandeelenkapitaal een drastische afschrijving plaats hebbe, die wij op 90% stellen. Boven het genoemde bedrag aan contanten zal aan obligatiehouders een zeker bedrag aan nieuwe aandeelen en winstof amortisatiebewijzen aangeboden worden. De vergadering van obligatiehouders, door de Vereeniging voor de Effectenhandel bijeengeroepen, had heden plaats en verliep kalm. Enkele warhoofden spraken onzin, maar zakelijke kritiek tegen de directie ontbrak. Wel meenden enkele obligatiehouders dat het tijdstip voor een dergelijke ingrijpende organisatie ongunstig is en het de voorkeur zou verdienen, eenige jaren uitstel van rentebetaling te verkrijgen in de hoop dat de zaken later beter zullen gaan. Zij waren er zich niet van bewust, dat wij het bedrijf niet kunnen voortzetten - ook niet zonder rentebetaling - tenzij ons de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen het geld fourneert, en deze stelt juist de voorwaarde der reorganisatie. Met groote meerderheid benoemde de vergadering drie menschen als lid van een beschermingscomité, waarin de Vereeniging voor de Effectenhandel harerzijds twee leden, waarvan één - Mr. A.F. van Hall - voorzitter, de Provinciale Bond van Effectenhandelaren één lid en de Rotterdamsche vereeniging ook één lid aangewezen hebben. Met dit Comité en de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen moeten wij nu het plan verder bestudeeren en eventueel wijzigen, om het tenslotte met de obligatiehouders eens te worden. Deze precaire geschiedenis vereischt tact en snelheid van besluit. Helaas is deze van den Voorzitter niet te verwachten. Hij is bekwaam, maar vaak onpractisch en variabel van meening, daarbij geneigd tot demagogie. Ik heb den indruk, dat voor deze laatste eigenschap het terrein niet zeer vruchtbaar is, daar de obligaties veel in goedgezinde handen zijn, maar ook overigens verwacht ik last met hem. Gelukkig heb ik het altijd nog al met hem kunnen vinden. De bom in Japan schijnt gebarsten te zijn. Drie ministers vermoord door een militair pronunciamento. Ik ben niet sterk verrast. De verkiezingen voor den landdag, eenige dagen geleden, vielen ten gunste der gematigden uit. Dit was te veel voor de heethoofden. Welken | |
[pagina 1164]
| |
kant gaat het nu uit, tegen Rusland of naar Indië? De Japansche scheepvaartmaatschappijen hebben gelijktijdig de besprekingen afgebroken en kondigden den strijd aan, die wel eens op leven of dood kon zijn, maar dit is maar bijspel in het politieke drama dat zich kan ontwikkelen. | |
10 Maart 1936.Gisteren lange besprekingen met Hart, directeur van Economische Zaken te Batavia, Van Hoogstraten, zijn adjunct, en Prof. van Gelderen van Koloniën bij de Java-China-Japan Lijn over de bij de nu weer opgenomen onderhandelingenGa naar voetnoot1 te volgen tactiek, over het subsidie en de verhouding tot de Koninklijke Paketvaart Maatschappij. Hart is een zeer intelligent, practisch man - Israëliet, zoon van den kleedermakerGa naar voetnoot2 op de Heerengracht. Van Hoogstraten is ook geschikt. De Indische Regeering is met zulke menschen goed gediend. Hun oordeel over de leiding der Koninklijke Paketvaart Maatschappij is, evenals het onze, ongunstig. Heerschzuchtig, aanmatigend en wild, desniettemin begrijpen zij dat de fusie door moet gaan, maar zij willen gaarne een finger in the pie hebben, om de Koninklijke Paketvaart Maatschappij niet te machtig en onhandelbaar te maken en een goeden dienst in Oost-Azië na de fusie te verzekeren. Ik denk dat de Koninklijke Paketvaart Maatschappij niet zal luisteren, totdat de vernieuwing van het Archipel-contractGa naar voetnoot3 met de Regeering aan de orde komt. Hart wil niet dat door handhaving hooge vrachten en passages op den inter-insulairen dienst - waar zij schatten verdient - de Koninklijke Paketvaart Maatschappij in staat gesteld wordt avontuurlijke lijnen buiten den archipel, zooals de JamalGa naar voetnoot4 (Oost-Azië-Indië), te openen, waarmede groote verliezen gemoeid kunnen zijn. De onderhandelingen over de bedoelde vernieuwing zullen in 1937 moeten beginnen. Nieuwe wereldschok door den stap van Hitler.Ga naar voetnoot5 Ook dit zal wel | |
[pagina 1165]
| |
weer met een sisser afloopen, daar niemand trek in oorlog heeft. Dat Hitler het laatste overblijfsel van Versailles - het inderdaad opgelegde tractaat - wilde verscheuren, is duidelijk, maar het schenden van het vrijwillig aangegane verdrag van Locarno ontneemt - voor zoover nog bestaand - het vertrouwen aan de beteekenis van door Duitschland aangegane verdragsverplichtingen. Klaarblijkelijk oordeelde Hitler een dergelijke éclatante bravoure noodig met het oog op den binnenlandschen toestand, die na den bewapeningsbloei slechter wordt, maar op den duur brengen zulke overwegingen oorlog. In Japan schijnen de fascisten het spel feitelijk gewonnen te hebben, maar de invloed van Sacirji en de gematigden nog groot genoeg geweest te zijn, om den werkelijken toestand door een gemengd kabinet te camoufleeren. | |
23 Maart 1936.Nog geen oorlog. Klaarblijkelijk ziet men in Duitschland in, dat de laatste stap - de verbreking van Locarno - een flater was. Men doet nu geweldig boos over het vaste front van Engeland en Frankrijk, maar de ongelukkige Hitler wordt in twee richtingen getrokken, zelf niet wetende wat hij doen moet. De verkiezingen op Zondag moeten hem gelijk geven; of zijn positie is in gevaar en indien hij aan het buitenland toegeeft, geeft hij blijk zijn fout te erkennen. Wil hij afwijzen, dan zijn de consequenties voor Duitschland in zijn tegenwoordigen politieken en economischen toestand van gecamoufleerd evenwicht niet te overzien. Amderzijds willen de Engelschen graag over den toekomstigen status van Europa praten, met Duitschland terug in den Volkenbond, doch eerst moeten de Franschen, Belgen en ook zij satisfactie wegens de schending hebben. Het domme punt in de eischen der geallieerden is de buitenlandsche politie in Duitschland langs de West-grens, waarin de Duitschers nooit kunnen toestemmen. Bij een voordracht van Hart, in besloten kring over de verhouding van Indië tot Japan en tot Nederland gehouden (in Het Scheepvaarthuis), vroeg Beelaerts mij, of ik een opvolger voor De Jonge, die in den herfst als Gouverneur-Generaal aftreedt, wist. Ik zeide ‘ja’: StarkenborghGa naar voetnoot1, een rustig en bekwaam man, buiten en boven | |
[pagina 1166]
| |
alle partijen staande, met eenige ervaring als administrateur en een blik op de internationale situatie, nog jong. De andere candidaten zijn RutgersGa naar voetnoot1, die wel kans heeft, maar totaal ongeschikt is - een politieke drijver, niet onbekwaam, maar van kleine allure, die in Indië zeer slecht ontvangen zou worden, en Welter, die vol geestdrift over Indië, ook bekwaam, maar zeer onbeheerscht is, paniekerig en jubelend om de beurt, bovendien Roomsch. Snouck wordt ook genoemd, maar niet serieus - veel te oppervlakkig. Karnebeek schijnt gelukkig geheel van de baan te zijn. Beelaerts, die indertijd De Jonge aanbracht (die zeer meegevallen is in een zeer moeilijken tijd), meende ook dat Starkenborgh in aanmerking moet komen. Hij had Colijn echter eenigen tijd niet gesproken, had echter gehoord, dat deze hem te ethisch vond of althans vreesde, dat hij zoo zou uitpakken. Inderdaad moet de aanstaande Gouverneur-Generaal een realist zijn - met een hart voor den inlander.
Het bezoek van Hart heeft niet mijn zorg over de verhouding tusschen Nederland en Indië, of wat Indië pleegt genoemd te worden, weggenomen. Het noodgedwongen verlaten van het open deur stelsel, dat zoo wonderwel paste in onze opvatting. Indië in het belang van zijn inwoners te moeten beheeren, aangezien het op de grootst mogelijke welvaart van den inlander en de deelneming eraan door Nederlanders en buitenlanders, mits politiek niet gevaarlijk, gegrond was, heeft ons op den weg van het do ut des gevoerd, met het gevolg dat Indië Nederland voortdurend verwijt, dat het niet genoeg voor het Aziatisch gebiedsdeel doet. Colijn heeft mooi bepleiten, dat men de wederzijdsche prestaties niet op een goudschaaltje mag wegen, het geschiedt onvermijdelijk toch, omdat wij wegens ons gering absorptievermogen van het Indische overschot aan producten weinig zelf kunnen doen en zoo veel mogelijk lucht door handelspolitieke successen bij derde landen moeten zien te bereiken. En daar vervolgt de Indische grief van de Nederlandsche belangen te zwaar te laten wegen ons ook, te eerder omdat de bilaterale politiek, in de laatste jaren gevolgd, hoe langer hoe meer vastloopt.Ga naar voetnoot2 Indië is dus ontstemd, hetgeen bedenkelijk is, ook staatkundig, maar al te hoog moeten we de beteekenis van het begrip ‘Indië’ in dit verband niet | |
[pagina 1167]
| |
opvatten (zie bijgevoegde nota van de Economische Raad, die door het verzoek om advies over een wetsontwerp strekkende tot verlichting van de Indische batikindustrie in de kwestie gemengd wordt.Ga naar voetnoot1) | |
28 Maart 1936.Het schijnt dat Fock Van Lidth de JeudeGa naar voetnoot2 als Gouverneur-Generaal voorgesteld heeft. Hij is zonder twijfel bekwaam en kent China, waar hij lang als ingenieur en uitvoerder van havenwerken gewerkt heeft, maar het lijkt mij geen figuur als landvoogd. Als Minister heeft hij in de Kamer een groote handigheid ontplooid, maar als bewindsman heeft hij een sterke neiging getoond, iedereen te vriend te houden. Een flinke kerel is hij, geloof ik, niet. Trip zeide mij dat de Roomsch-Katholieke partij sterk voor Welter werkt, dien hij te paniekerig vindt. Ik heb eergisteren getracht Colijn te spreken, maar trof hem niet aan. | |
1 April 1936.Ik heb hem vandaag gesproken. Hij heeft nog niet besloten, doch écarteert Welter, Rutgers, van Lidth en Karnebeek. Hij zegt eenige menschen in het hoofd te hebben, waaronder Starkenborgh, dien ik hem als den mij meest wenschelijk lijkenden candidaat noemde. Hij komt in elk geval met den ‘dark horse’ en niet voor den uitersten termijn - half Mei, om de pers in Indië niet te veel tijd te geven, de benoeming te critiseeren. De Jonge wil zijn ambt niet gedurende een jaar verlengen, om gezondheidsredenen. Colijn heeft hem dit gevraagd. Hij is niet hoogelijk met hem ingenomen, omdat hij evenmin als de Raad van Indië in belangrijke zaken een advies geeft waaraan hij (Colijn) wat heeft. De Raad van Indië vindt hij niet meer dan een verlengstuk van den Volksraad. De Jonge verstaat echter de kunst rustig te regeeren, en dat is veel waard. Colijn noemde dat ook zijn eigen voornaamste verdienste in deze crisisjaren. Ik kan het niet ontkennen. Ik ried hem aan iemand te nemen die boven partijen weet te staan en wenschte hem een gelukkige beslissing toe, want het is een zeer gewichtige met het oog op de spanning tusschen Indië (of wat men dan Indië noemt) en Nederland en de dreigende houding van Japan. | |
[pagina 1168]
| |
Ik sprak hem ook over de Java-China-Japan Lijn en de Koninklijke Paketvaart Maatschappij. Hij herhaalde wat Hart mij gezegd had, nl. dat de Regeering achter de Java-China-Japan Lijn zou staan, indien het tot een strijd met de Japansche scheepvaart zou komen, hetgeen nu wel onvermijdelijk schijnt.Ga naar voetnoot1 Ik zeide dankbaar te zijn, maar niet voldaan, want ook zonder verscherpten strijd kan de Java-China-Japan Lijn het niet lang meer zonder subsidie volhouden, en zij krijgt maar geen antwoord op haar vraag om subsidie aan de Benas. Over de Koninklijke Paketvaart Maatschappij is Colijn niet erg te spreken, een lichaam met veel pretenties en zonder behoorlijke toporganisatie. Toch blijft hij voor een fusie om de Japanners een gesloten front te kunnen bieden. Dit hangt van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij af en van de Indische regeering, die de macht der Koninklijke Paketvaart Maatschappij ongaarne ziet groeien. Ten slotte hadden wij het over den Koninklijken Hollandschen Lloyd, het officieele doel van mijn bezoek. Gelissen moet daarin dezer dagen beslissen, maar ik ben bang voor een domheid. Ik liet een notaGa naar voetnoot2 achter. Ik werd in zoover gerustgesteld, dat Colijn de leiding van Goudriaan psychologisch onverdedigbaar noemde. Heden bezocht mij de heer Max Nokin van de Société Générale, die zich van den economischen toestand hier op de hoogte stelt. | |
17 April 1936.Carter van het Pacific Institute, de zeer interessante Amerikaansche secretaris van het Pacific Institute, bezocht mij onlangs, geïntroduceerd door Dunlop. Hij maakt op mij den indruk van met Japan, China en Rusland volkomen vertrouwd te zijn. Kent daar alle prominente personen. Hij gelooft aan het uiteindelijke succes van Tsjang Kai Shek's politiek, die vrij machteloos tegenover Japan staat, doorgaat voor pro-Japansch, zelfs voor door Japan omgekocht te zijn, en Japan met zoo veel mogelijk, doch feitelijk geringen weerstand in China te laten doordringen, waar het eens in den val zal geraken: ‘riding the tiger’. Langzamerhand wordt de hoofdstad naar het binnenland achter Chungking buiten het bereik der Japansche kanonneerbooten, die den Yang-tse tot aan de stroomversnellingen opvaren, verplaatst. Voor Nederlandsch-Indië ziet hij om die reden geen | |
[pagina 1169]
| |
onmiddellijk gevaar van Japansche zijde, maar ook hij maakt voorbehoud voor onverwachte avonturenlust van de Japansche marine. De financieele toestand in Japan is zeer dreigend, en de knappe menschen van beteekenis zijn in de laatste jaren grootendeels vermoord. Het land is ten prooi aan het conflict van de jeugdige Japansche officieren, uit het volk voortkomend en nationaal-socialist zijnde, en de bankiers en industrieelen, wier positie steeds meer bedreigd wordt. Onze onderhandelingen met het comité zijn ten einde. Van Hall is zeer behoorlijk geweest - in het belang van obligatiehouders. De voorwaarden die wij hebben moeten accepteeren, zijn zeer hard. Aandeelen worden weggevaagd, de 4% obligatiehouders die sedert Augustus 1935 een opeischbare schuld hebben, en wier belangen wij in het bijzonder verdedigden, worden met 4½ en 5% gesteld, die 40% in contanten en 50% in nieuwe aandeelen (Nationaal Bezit) krijgen. Wat wij hebben kunnen redden is onze schuldverhouding tegenover de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij, waarmede het comité onze onderhandelingen vrijwel onmogelijk gemaakt heeft door deze crediteur onaangetast te willen laten, indien de obligatiehouders maar 40 i.p.v. 30% cash kregen (Van der Houven van Oordt en Crommelin zijn zoowel in de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen als in de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij en kenden dus onze onderhandelingspositie). Bovendien kunnen de pensioenen, die wij reeds voordien verlaagd hadden, onaangetast blijven. Ten slotte blijft het bedrijf bestaan, althans voorloopig. Maar Financiën maakt van het geld dat de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen voor den afkoop der obligatiehouders verschaft, een hypothecaire vordering, 4,25% rente betalende en in 10 jaren af te lossen, welke last een verdere saneering van het bedrijf in den weg staat. Zaalberg heeft getracht een omzetting in preferente aandeelen te verkrijgen, maar tevergeefs. Wettelijk kan dat ook niet, maar Oud gevoelt niets voor verdere tegemoetkoming. De reeders vertegenwoordigen geen kiezersbelangen, zooals de koeien, en de schatkist is meer dan leeg. Wij moeten dringend de vloot gaan vernieuwen of de maatschappij gaat ten gronde. Ook het subsidie moet à fonds perdu gegeven worden, en niet, zooals thans, uit de winst terugbetaalbaar zijn, anders zal de scheepvaart nooit nieuw geld kunnen krijgen. Hier wordt weer gedemonstreerd hoe jammerlijk de economische toestand van Nederland tengevolge van de halverwege mislukte ver- | |
[pagina 1170]
| |
soberingspolitiek vastgeloopen is. Die politiek brengt sedert 1934 niets dan afbraak en geen licht. | |
18 April 1936.Afgetreden als voorzitter van het Aardrijkskundig Genootschap na ommekomst van den gebruikelijken vierjarigen termijn. Ik heb deze functie met veel genoegen bekleed, en het spijt mij dit milieu van wetenschappelijke mannen, zoo weldadig in mijn overige materialischtische omgeving, te verlaten. De Economische Voorlichtingsdienst, waarover jarenlang geadviseerd is, zal nu weldra tot stand komen, maar als een afdeeling van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart met Van der Kooy als leider. Deze is bekwaam genoeg. Zijn financieele analyses van andere landen zijn uitmuntend, maar hij kent het buitenland niet, zoodat het voornamelijk op voorlichten van de Regeering, niet van het bedrijfsleven zal neerkomen. Het advies van den Economischen Raad strekte tot het maken van een afzonderlijke stichting, met medewerking van Buitenlandsche Zaken, onder toezicht van een commissie van zakenmenschen. Zij zou weliswaar onder den directeur-generaal van Handel en Nijverheid staan, maar toch niet als afdeeling van diens bijenkorf. Zij zou direct met de gezantschappen en consulaten correspondeeren en zoo weinig mogelijk ambtelijk werken. Hirschfeld trekt echter alles aan zich. Dit is hem ook thans gelukt. In een bijeenkomst van de economische commissie uit den Ministerraad, waarbij Hirschfeld tegenwoordig was en Hooft (directeur van economische zaken aan Buitenlandsche Zaken) niet - iets waarover Hooft zich tegenover mij zeer beklaagde - heeft De Graeff zich als altijd de kaas van het brood laten eten en kreeg Hirschfeld zijn zin. Nu is de laatste hoop dat Buitenlandsche Zaken zich nog met economische aangelegenheden zal bemoeien en daarop zijn gezanten en consuls zal helpen dresseeren, vervlogen. Het wordt nu een ambtelijke instelling. Het advies van den Economischen Raad was in hoofdzaak van mij afkomstig. Bij slechts één vergadering van de commissie ad hoc is Hirschfeld aanwezig geweest, nooit heeft hij er met mij over gesproken. Het zou wel eens de druppel kunnen zijn die bij mij den emmer doet overloopen. De Economische Raad heeft een zeer geringe beteekenis, beantwoordt niet aan de verwachtingen, hetgeen gedeeltelijk toe te schrijven is aan zijn ondoeltreffende samenstelling, gedeeltelijk aan het ongeordend werken der Regeering en aan de neiging van Hirschfeld adviseerende instanties te negeeren. Tegen April 1937 loopt mijn lidmaatschap af. | |
[pagina 1171]
| |
Ruys de Beerenbrouck overleed dezer dagen. Ik heb de laatste jaren geen aanraking met hem gehad. Onze eenige veelvuldige en intieme aanraking had in 1918 en begin 1919 plaats. Hij was geen groote figuur en te meegaand voor een staatsman, maar een eerlijk en zeer prettig man, een goed voorzitter van de Kamer. Karnebeek, dien ik heden sprak, dacht dat Aalberse in zijn plaats zal komen en Goseling de leiding van de Roomsch-Katholieke Kamerfractie zal krijgen. De partij moet dan een nieuwen voorzitter hebben. De President der Rechtbank heeft het verzoek een vergadering van de 3 categorieën van obligatiehouders Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij te houden, ingewilligd. Een communiqué, de voorwaarden met het comité overeengekomen behelzende, staat heden in de courant. Ik zou nu liefst mijn ontslag nemen. Na 36 jaren voor aandeelhouders gewerkt te hebben, stel ik mij met weerzin in dienst van hun beulen. Hadden zij slechts 5% van hun bezit gehouden, dan was de eer althans gered. Maar ik zal wel moeten blijven, omdat met deze afslachting het voortbestaan der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij nog niet verzekerd is. | |
28 April 1936.Trip bezocht mij gisteren in opdracht van Colijn, die hem verzocht heeft als postillon d'amour tusschen de Koninklijke Paketvaart Maatschappij en de Java-China-Japan Lijn te fungeeren, ten einde tot een fusie te komen. Ik heb hem de geheele geschiedenis verhaald en hem aangeraden de opdracht te aanvaarden, nadat de Regeering er zich van overtuigd had, dat beide partijen zijn bemiddeling aanvaarden. Van de bereidheid der Java-China-Japan Lijn kan zij overtuigd zijn. Intusschen zijn ten gevolge van het eeuwige dralen der Regeering de besprekingen tusschen Van Dobben, onzen agent te Kobe, en Ferai, den directeur der Nanyo Kaion KaishaGa naar voetnoot1, over een pool weer afgebroken, terwijl de Java-China-Japan Lijn steeds maar geen uitsluitsel op haar vraag om subsidie ontvangt. Slechts de mondelinge verklaring van Colijn en Hart dat de Regeering achter haar staat, indien het tot een strijd zou komen, alsof wij al sedert jaren geen strijd voeren, ontving zij. In 1932 vroeg de Java-China-Japan Lijn | |
[pagina 1172]
| |
steun omdat zij den aanval der Japanners niet alleen kon doorstaan. Sedertdien heeft zij, alleen op haar Japan-lijn, 3½ millioen verloren. | |
1 Mei 1936.Na eindelooze besprekingen en met veel stuurmanskunde is Valstar er in geslaagd in overleg en samenwerking met Wm. H. Müller & Co., die ook moreel gesaneerd zijn (dit althans is zijn indruk), aan de Regeering een plan van voortzetting van den Lloyd voor te leggen, dat de volle instemming van ZaalbergGa naar voetnoot1 heeft. Deze heeft het aan het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart doorgegeven, met krachtige aanbeveling. Het komt neer op directie bij Müller onder scherpe controle der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, die een gedelegeerde commissaris aanwijst en het technisch beheer en het laden en lossen krijgt. Verlangd wordt een subsidie van ƒ 250.000, terwijl de steun van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen ƒ 150.000 zou bedragen. Gelissen vindt het onder die omstandigheden ‘billijk’ dat Goudriaan, de Rotterdamsche concurrent, een plaats in het bestuur krijgt. Valstar heeft dit geheel onaanvaardbaar verklaard en noemt het onbillijk, terwijl de ton hoogere subsidie verklaard wordt door het feit, dat wij den Koninklijken Hollandschen Lloyd met de aanwezige minder geschikte schepen zullen moeten exploiteeren, terwijl Goudriaan over de voor de vaart geschikte schepen beschikt. Daarop heeft Gelissen gezegd, dat hij Goudriaan wil raadplegen. Waarschijnlijk heeft deze hopelooze bewindsman een onvoorzichtige toezegging aan Goudriaan gedaan. Dit neemt niet weg, dat hij heden bij de herdenking van het jubileum der Kamer van Koophandel in het openbaar zeide, dat aan de aanneming van het voorstel ‘niets meer in den weg stond’. | |
3 Mei 1936.Vandaag is Jan 25 jaar en overmorgen is het een jaar geleden, dat Miek ons verliet. Het is als verleden jaar stralend voorjaarsweer .... Had ik niet zoo groote moeilijkheden van anderen aard op te lossen en had ik mijn andere kinderen niet, ik zou ook naar ongestoorde rust verlangen. Maar de moeilijkheden laten mij niet los en worden steeds grooter, om allicht in een nieuwen oorlog te eindigen. Iedereen is het er over eens dat de toestand steeds gevaarlijker wordt. | |
[pagina 1173]
| |
Dank zij de strategie van Badoglio en Graziani, het liederlijk gebruik van gifgas en een enorm leger, is Abyssinië overwonnen. De sancties hebben het niet kunnen verhinderen. Daarvoor waren zij te beperkt. Voor den Engelschen trots is dit een klap zooals Engeland in geen eeuwen gekregen heeft, waarbij komt dat de Italianen steeds uitdagender worden. Toch zijn het niet de jingo's die om oorlog roepen, maar de volkenbondsmenschen, de pacifisten, die ter wille van de toekomstige wereldorde het alle verbintenissen brekende Italië mores willen leeren, ook desnoods zonder hulp van Frankrijk, dat tot nu toe een werkelijke volkenbondspolitiek gesaboteerd heeft, niet uit liefde voor Italië, maar om zijn flank tegen Duitschland te dekken. Ik neem echter niet aan, dat Engeland een oorlog gaat maken, de baan voor Duitschland en Japan vrijlatende. Verstandiger lijkt mij de onbepaalde voortzetting der sancties, die Italië toch sterk verzwakken en zijn financieele ineenstorting moeten verhaasten. Er kan echter elken dag tusschen Duitschland, Oostenrijk en Tsjechoslowakije iets voorvallen, dat de brand in het kruit ontsteekt. Vandaag verkiezingen in Frankrijk, die wel geen groote verrassingen zullen brengen. | |
10 Mei 1936.De verkiezingen brachten wel een wijziging, nl. een sterke verschuiving naar uiterst links en een kleinere naar rechts. Meer dan 80 communisten in de Kamer. Moskou wil echter geen revolutie meer, en deze partij zal zich vrij kalm houden, ook tegenover Italië, hoezeer zij Mussolini haat. Hetzelfde geldt voor de nog grootere socialistische fractie. Vermoedelijk worden de sancties opgeheven, om Italië tegenover Duitschland in Oostenrijk te steunen en Hitler onder een zachten druk ten aanzien van de aanstaande onderhandelingen over den toekomstigen vrede te brengen. Voor Engeland en den Volkenbond beteekent dit verloop een belangrijke vermindering van prestige. De troost voor Engeland zal wel daarin liggen, dat al is Victor Emmanuel keizer van Ethiopië geworden, het land nog geen aanwinst voor de economie en de financiën van Italië belooft te zijn. Mijn vriend Pirelli tracht in Londen een leening los te krijgen. Ik hoop, dat hij niet zal slagen. De eerste vergadering met obligatiehouders had gisteren plaats. Geen verstandig man uit hun midden sprak, gespuis als Keyser en Bernhard was aan het woord en vele andere lieden die wartaal uitbrachten. De leiding van Hartog was slap. De op zichzelf gerechtigde wenschen der 4% obligatiehouders gaande naar een uitzonder- | |
[pagina 1174]
| |
lijke behandeling werden door Bernhard naar voren gebracht, die klaarblijkelijk met De Castro onder één hoedje lag. Van beteekenis is het dat een lastig, maar fatsoenlijk man als Willems, die overigens de reorganisatie prachtig vindt, een actie in rechten ten gunste der 4% wil ondernemen. Wat de juridische kansen zijn, weet ik niet. Wel dat de redelijkheid aan zijn kant is. Dit is ook het geval met de aandeelhouders, wier belangen door een weinig intelligenten jongen man (Van Lanschot) verdedigd werden - hetgeen in deze obligatiehoudersvergadering niet ter plaatse was. Over deze belangen is het laatste woord nog niet gesproken. Er bestaat onder aandeelhouders groote teleurstelling en ontstemming, die gevaarlijke afmetingen zal aannemen, indien de gulden tijdens de reorganisatie deprecieert. De hopelooze toestand van de Fransche schatkist bedreigt de stabiliteit van den franc, ook gelet op den uitslag der verkiezingen. Houdt hij het niet, dan zal de gulden volgen. Met de meerderheid van de aandeelen Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij in het bezit van de N.V. ‘Nationaal Bezit’, welks bestuur uit enkele directeuren en commissarissen der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij bestaat, beheerschen wij de beslissing in de aandeelhoudersvergadering, aan welke de statutenwijziging, gevolg van overeenstemming met obligatiehouders, voorgelegd zal worden. Voor mij staat het vast, dat ik dat recht niet uitoefen, indien ik de aandeelhouders Nationaal Bezit en Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij door die regeling benadeeld acht. Maar wat dan? Er is nog tijd van denken, maar deze zaak obsedeert mij. De hierboven besproken vergadering was niet beslissend, aangezien het aantal vertegenwoordigde obligaties niet het wettelijk minimum haalde. Een tweede vergadering volgt op 26 Mei. | |
28 Mei 1936.Deze vergadering is naar verwachting verloopen. Met Willems, Bernhard en De Castro waren we het over een tegemoetkoming aan de 4% obligatiehouders eens geworden. Onze voorstellen werden met een geweldige meerderheid aangenomen. Slechts 40 tegenstemmers. Die tegenstemmers waren voorstanders van een amendement van Bernhard, dat strekte tot uitkeering van aandeelen Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij in plaats van aandeelen Nationaal Bezit aan obligatiehouders. Wij wenschen dit niet, omdat de | |
[pagina 1175]
| |
Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij steeds blootstaat aan pogingen van machtsverkrijging door de Duitschers en het dus gevaarlijk is aandeelen Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij op de markt te brengen. Er moet een holding company zijn, die ons daartegen beveiligt. Dit amendement was vooraf met ongeveer 80 stemmen en 2700 tegen verworpen. De Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen had ons schriftelijk categorisch verklaard dat zij het ook niet anders wenschte, maar helaas heeft zij in antwoord op een vertoog van Bernhard aan haar gericht een zoetsappig briefje geschreven, dat hun allicht aanleiding zal geven, zich bij de Rechtbank tegen het genomen besluit te bezwaren, waarmede de zaak heel lang kan worden opgehouden en de kansen op tusschentijdsche depreciatie van den gulden, die elken dag over ons kan komen, vergrooten. Niet ontkend kan worden, dat van het standpunt van het vennootschapsrecht, de door ons gewenschte en eenig mogelijke beveiligingsmaatregel niet fraai is. | |
4 Juni 1936.Gisteren in een vergadering, die met 1 uur pauze, 11 uur duurde, werd het advies inzake de evenredige vrachtverdeling vastgesteld, waarvan de nuttige inhoud niet aan de lengte gepaard gaat. De schippers en zij die de wet mede gemaakt hebben, vormden de meerderheid, zij die in handel en scheepvaart zitten, zoo ook de hypotheekbanken en neutrale personen, zooals Ringers en Prof. van Breen, een minderheid, die de wet ten sterkste veroordeelden. Van den beginne af was het te voorzien, dat het zoo zou uitvallen. De samenstelling had geheel anders behooren te zijn, om de verwachting van een krachtig advies in het belang van het algemeen te wettigen. Gelissen heeft echter elke schippersorganisatie die bij hem kwam om zich in de commissie te laten hooren, een zetel erin toegezegd, buiten mij om. Ik heb toen een maand of zes geleden met Prof. de VriesGa naar voetnoot1 overlegd of ik zou bedanken, omdat ik mij slechts bereid verklaard had een kleine commissie te presideeren, doch in het belang der zaak heb ik zulks niet gedaan. Het resultaat is, na moeizaam werk, een advies, de meening der twee partijen weergevende. De wet is naar mijn meening niet te handhaven, maar de inertie der Regeering is zóó groot, dat zij waarschijnlijk met vreugde niets zal doen, als zij dit advies ontvangen heeft. Waarschijnlijk heb- | |
[pagina 1176]
| |
ben wij echter over eenige dagen of weken de depreciatie van den gulden in verband met de gebeurtenissen in Frankrijk en slinken de moeilijkheden, althans voorloopig, langs dien weg. Mijn secretaris in deze commissie was Mr. K. Vonk, een bekwaam, maar zeer stijfhoofdig en aan de wet verpand jurist, die zijn best deed objectief te zijn, maar daarin niet altijd slaagde. | |
7 Juni 1936.De gulden wordt meer dan ooit bedreigd, in de eerste plaats van Frankrijk uit, waar de toestand van de schatkist nog steeds bedenkelijk is, hoewel de decreten van Laval eenige verbetering, ook economisch gebracht hebben. Het socialistische kabinet van Blum, dat onder den druk van de krachtige communistische fractie, die geweigerd heeft van de regeering deel uit te maken, staat, annonceert groote uitgaven voor publieke werken, zal de 40-urige arbeidsweek voorstellen, schijnt de 10% loonsverlaging, die Laval afkondigde, ongedaan te willen maken. Kortom doet alles wat men van een nieuwe socialistische regeering verwachten kan, waardoor de toch al zeer labiele franc moet vallen. Gisteren is Tannery, de gouverneur van de Banque de France, ontslagen en een opvolger benoemd, die gemakkelijk in het verleenen van voorschotten zal zijn. Hoewel het geenszins de wensch der roode partijen is, den franc te doen devalueeren, ziet men niet hoe het anders kan, te minder daar een communistische stakingsgolf over het land gaat, waartegen de afgetreden regeering van Sarraut niets deed en Blum, die van de vakvereenigingen afhankelijk is, evenmin iets kan doen. De onrust is dus groot en veel kapitaal vlucht in ponden. Hetzelfde verschijnsel openbaart zich hier, doch gelukkig ontbreekt interne politieke onrust. Wel zal het vaste-lasten-ontwerp dezer dagen door de Tweede Kamer verworpen wordenGa naar voetnoot1, doch de Regeering, die in 1935 door den aandrang van links en de onbenulligheid van Van Schaick en Oud (mijn waarschuwing dat zij het crediet zouden vernielen, is geheel uitgekomen) op economisch gebied in den storm geraakte, is sedert geruimen tijd volkomen onverschillig op dit punt en zal zich van deze nederlaag niets aantrekken, en de nieuwe Roomsche leider Goseling, die ministerieele ambities schijnt te koesteren, zal nog een jaar geduld moeten oefenen. | |
[pagina 1177]
| |
In den lande wordt het verlangen naar devaluatie steeds krachtiger. Van Walree is uit Japan terug en ageert flink. Ik kan niet inzien hoe zij nog vermeden kan worden, gezien de deflatiepolitiek sedert 1½ jaar stagneert. Van Doorninck denkt blijkens een recent artikel in de ‘Economist’ dat het nog mogelijk is 150 millioen te bezuinigen. Hij zond mij een afdruk, waarop ik hem mijn standpunt mededeelde.Ga naar voetnoot1 PatijnGa naar voetnoot2 heeft in het begin van Mei als voorzitter van de Unilever devaluatie bepleit en Van LeeuwenGa naar voetnoot3 (van de Gist en Spiritus) een adres aan de Regeering geteekend, waarin erom verzocht wordt. Beiden zijn commissarissen bij de Nederlandsche Bank. Dit heeft Trip aanleiding gegeven de houding van commissarissen tegenover dit vraagstuk in de laatste vergadering ter sprake te brengen. Hij had zijn voornemen aangekondigd, zoodat Luden en ik de gelegenheid hadden vooraf met hem te spreken en op moderatie aan te dringen. Deze heeft hij betracht, ofschoon hij zeer open sprak en van Patijn een zeer open antwoord kreeg. Deze stelde zich op het standpunt, dat de politiek der Nederlandsche Bank geen andere kon zijn, zoolang zij nog aan de verklaring van 1925 - het herstel van den gouden standaard - gebonden is, maar dat iedere commissaris vrij is, omtrent het economische nut van die politiek een afwijkende meening te kennen te geven, vooral indien hij ook functies bekleedt bij lichamen in wier belang devaluatie zou zijn. Trip gaf dit tot op zekere hoogte toe, maar wees er op, dat indien de houding van commissarissen in het algemeen en in het openbaar te kennen gaf, dat de bankpolitiek niet hun steun had, het voor de directie moeilijk zou zijn haar voort te zetten. Ik heb den indruk dat indien devaluatie niet spoedig komt, de heeren voorloopig vrij voorzichtig zullen zijn. Intusschen is de kans op spoedige depreciatie groot, hetgeen Trip onder vier (of liever zes, want Luden zat erbij) oogen toegaf, omdat wij het niet kunnen houden indien de franc valt. Hij verklaarde nogmaals (verleden jaar zeide hij mij hetzelfde), dat hij in dat geval niet eerst zal wachten, totdat de goudvoorraad uitgeput raakt. Ook zal hij niet dadelijk naar een nieuwe goudwaarde streven, maar zien hoe de internationale waarde van den gulden zich vormt en te zijnertijd meedoen aan een stabilisatie van de voornaamste valuta's. | |
[pagina 1178]
| |
De Regeering heeft de wettelijke technische voorbereiding van de devaluatie sedert 1935 gereed liggen, maar overigens is er niets geschied, om de economische maatregelen, die dadelijk noodig zullen zijn, uit te voeren, terwijl wij met een stelletje ondeugdelijke ministers, in de personen van Gelissen en Oud, opgescheept zitten. Misschien is het onbillijk hun namen in één adem uit te spreken. Want Oud is een bekwaam en fatsoenlijk man, doch ontbloot van economisch inzicht, terwijl Gelissen misschien wel bekwaam is, maar hoogst onbezadigd en onbetrouwbaar. Gelukkig is Hirschfeld een waarborg tegen al te groote domheden, voor zoover niet de politiek de doorslag geeft. Anderzijds heeft Hirschfeld nog geen blijk gegeven te kunnen organiseeren en zijn rechterhand voor de binnenlandsche politiek, Groeneveldt Meyer, heeft weinig beteekenis. Wat Financiën betreft, tengevolge van de schorsing van RiesGa naar voetnoot1, die een onaangename, brutale maar bekwame Streber is, zal Oud minder dan ooit leiding kunnen geven in maatregelen die het economische leven raken. Van Doorninck ware de man, maar nòch Oud nòch Van Doorninck zullen naar elkaar toe willen komen. | |
9 Juni 1936.Starkenborgh benoemd.Ga naar voetnoot2 De beste keus onder de omstandigheden: knap, werkzaam, flink, eenvoudig, betrekkelijk jong, weliswaar niet bekend met Indië, maar daarentegen buiten en boven partijen staande en, naar ik hoop, ook boven het schelden op Nederland, waaraan de tegenwoordige landvoogd duchtig mededoet. Hij zal zich waarschijnlijk meer aan den wederopbouw kunnen wijden dan De Jonge, die optrad toen de crisis nog geen 2 jaren heerschte en men zich vleide dat zij spoedig tot het verleden zou behooren. Aldus werd hij (De Jonge) door zijn voorganger begroet. Thans is er na nogmaals 5 jaar een lichte vooruitgang in de wereld en nog maar achteruitgang in de goudlanden, terwijl Indië zich geheel aangepast heeft, doch dan ook tot op het been is afgemagerd. Het is nog niet het oogenblik voor victorie kraaien, maar het dieptepunt ligt achter den rug. De zorgen van economischen en financieelen aard zijn nog niet achter den rug, doch er is licht aan den horizon. Het | |
[pagina 1179]
| |
ernstigste gevaar dreigt thans van Japan, dat elk oogenblik een coup de main kan wagen. Onze verdediging is, ook in Indië, sterk verwaarloosd. Colijn is er nu mee bezig, maar of het niet te laat is? Engeland is in het Oosten zeer zwak nu het in Egypte aan twee kanten door de Italianen bedreigd wordt, zoodat het ons niet met een groote macht te hulp kan komen. Ook is de basis te Singapore nog niet gereed. Evenmin de verdediging van Australië. Dit is wellicht de grootste zorg voor den nieuwen gouverneurgeneraal. Het officieele Japan is op het oogenblik welwillend. De besprekingen tusschen Java-China-Japan Lijn en de Japansche lijn hebben ondanks Ishihara en onder invloed der regeeringen eindelijk tot een vrij bevredigende regeling geleid.Ga naar voetnoot1 Het officieele Japan heeft de oogen op China en Rusland gevestigd, maar de marine kijkt naar de Naryo, het Zuiden. | |
10 Juni 1936.Daar ik, na eenmaal voor de eer bedankt te hebben, gevolg heb gegeven aan den aandrang van Nicholas Murray Butler en de benoeming tot lid van het Centre Européen van de Carnegie Endowment heb aanvaard, die Maandag te Parijs vergadert en waar Butler de wenschelijkheid van de reorganisatie van den Volkenbond ter spake brengt, ben ik Colijn gaan zien, om zijn meening over de internationale politiek te leeren kennen. Zij klopt geheel met de mijne: ‘Zoolang geen rust bereikt is, heeft het niet veel zin over de reorganisatie te spreken, want het oogenblik om helder te zien wat veranderd moet worden is nog niet aangebroken.’ ‘Nu Italië den oorlog in Abyssinië gewonnen heeft en de sancties, die ingesteld werden om dit te verhinderen, gefaald hebben, moeten zij opgeheven worden; als boete zijn zij niet bedoeld, hun verlenging kan tot ongewenschte complicaties aanleiding geven.’ ‘Het is ons belang, zoo lang mogelijk met Engeland mee te gaan, maar dit toch aan Engeland te raden, ons overigens op den achtergrond houdende.’ ‘Helaas is de toestand in Engeland zeer verward. Chamberlain, | |
[pagina 1180]
| |
Churchill c.s. willen opheffing der sancties, omdat zij het Duitsche gevaar grooter achten dan het Italiaansche en niet willen, dat Italië in de armen van Duitschland gedreven wordt. Eden, Halifax willen de sancties voortzetten, in de hoop, dat men van Italië de open-deurpolitiek in Abyssinië zal verkrijgen, dit meer “to save their face” dan dat zij gelooven, dat Italië in de praktijk dienovereenkomstig handelen zal. De Volkenbondsaanhangers à tort et à travers willen verscherpte sancties, desnoods oorlog tegen den usurpator. Evenwel is er de laatste dagen - dit had ik nog niet gelezen - een novum doordien Churchill de leiding van een World Commonwealth Association op zich genomen schijnt te hebben, die een soort Volkenbond wil, waaraan gepaard een beslissend college, ter welks beschikking een internationale strijdmacht zal staan. Juist het tegenovergestelde van hetgeen waartoe de Tories van de gezindheid van Churchill ten aanzien van den Volkenbond, dien zij aan zijn verder lot willen overlaten, gekomen zijn. Hoe het zij, welke richting Engeland zal uitsturen, is niet duidelijk.’ Colijn beschouwt Duitschland ook als een groot gevaar, maar meent dat het nog niet voor den oorlog gereed is. Ik vrees, dat dit geen beletsel voor het plotseling optreden van Hitler met een nieuwen eisch ten opzichte van West-Europa zal zijn, indien hij meent dat daarmede de geestdrift van zijn volk voor het régime gaande gehouden moet worden. Colijn gaf die mogelijkheid toe, maar zeide uit goede bron te weten, dat de occupatie van de gedemilitariseerde zone tegen de meening van de Reichswehr heeft plaats gehad en dat Von Fritsch aan de leiding der troepen order gegeven had, zich onmiddellijk weer op den rechteroever van den Rijn terug te trekken, indien de Franschen de grens overgetrokken waren. Wat de Nederlandsche politiek aangaat, Colijn meent dat wij ons zooveel mogelijk van verplichtingen moeten onthouden, slechts ten aanzien van Indië acht hij overleg met Engeland mogelijk, o.a. nopens de soort bewapening die beiden zich getroosten. Uitdrukkelijk voegde hij er aan toe, dat zoodanig overleg nog niet heeft plaats gehad en ik hierover niet mocht spreken. Voorts, dat Engeland in het Oosten nog geringere maritieme macht heeft dan wij en dit alleen een reden moet zijn, een einde aan de spanning tusschen Engeland en Italië te wenschen. Morgen zal ik hooren wat De Graeff over deze onderwerpen te zeggen heeft, maar mijn aanvankelijk voornemen, mij te Parijs op den achtergrond te houden, is gesterkt. | |
[pagina 1181]
| |
Of ik er ten slotte heenga, hangt met de vraag samen of er dezer dagen ernstige troebelen te wachten zijn. Ik telefoneerde heden met mijn zwager CharlesGa naar voetnoot1, die niets cathegorisch losliet, maar te kennen gaf, dat hij spoedig ernstige dingen verwachtte. Ik verwacht ze ook van de welwillende en slappe houding van het nieuwe kabinet-Blum, steunende op de Communisten, tegenover de stakingen, maar ik zou op grond van mijn ervaring van arbeidersbewegingen de zaak aanzien tot zij in het honderd is geloopen en dan ingrijpen. Dit deed Mussolini en dit dienen de rechtschen in Frankrijk ook te doen, waarmede ik niet zeggen wil dat ik Frankrijk een dictatuur toewensch. Colijn vond de positie aldaar zeer ernstig en het program van Blum: 40-urige werkweek, verhooging van loon, betaling van vacantie, het summum van dwaasheid in de tegenwoordige omstandigheden. Ten slotte behandelden we nog eenige andere onderwerpen. Ik vroeg hem dringend nu een einde te maken aan de vertraging die de zaak van de Koninklijke Hollandsche Lloyd ondervindt. De oplossing welke Müller en de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij aan de hand gedaan hebben, is door Goudriaan aangevallen, doch in een onderhoud tusschen dezen, Müller (Lodeizen) en Zaalberg, heeft Goudriaan gezien dat zijn critiek onjuist was en zijn offerte niet gehandhaafd kon worden. Hij heeft zich teruggetrokken. Desniettegenstaande komt er maar geen beslissing van Oud, die de ƒ 250.000 subsidie = ƒ 100.000 meer dan de gewone steun van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen moet goedkeuren. Het heet, dat Van der Vorm een ander fantastisch plan heeft ingediend, dat voornamelijk de Holland-Amerika Lijn ten goede moet komen; maar later op den dag ontving ik bericht van Van Doorninck, dat dit gevaar niet dreigt en dat de zaak nu wel in orde zal komen (Van Doorninck is nog commissaris van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen en ziet Oud eens in de week). Colijn beloofde er met Oud over te spreken, evenzoo over het volgende onderwerp, het mogelijk maken van de financiering van exportobjecten, waarvoor 5-jarige afbetaling vereischt wordt, met regeeringshulp. Crena de Iongh wil daarin medewerken, doch kan | |
[pagina 1182]
| |
het niet met Oud eens wordenGa naar voetnoot1. Is deze zaak niet geregeld, dan blijft een der voornaamste objecten van de handelsmissie naar Zuid-Amerika onvervuld. Colijn beloofde ook deze zaak te onderzoeken. Tenslotte bracht Colijn het gesprek op de zoo juist beëindigde besprekingen tusschen de Java-China-Japan Lijn en de Japanners, die ditmaal onder de augures der beide regeeringen plaats hadden en tot een overeenkomst leidden, waarmede beide partijen zoo niet verrukt, dan toch tevreden behooren te zijn, al zal zij de inkomsten der Java-China-Japan Lijn niet versterken en blijft subsidie even hard noodig.Ga naar voetnoot2 | |
11 Juni 1936.Het bericht waarvan Colijn deed voorkomen, dat hij het heel vertrouwelijk had, nl. dat de Duitsche troepen order hadden zich rechts van den Rijn terug te trekken, indien de Franschen hun troepen over de grens lieten gaan, stond gisteren in den ‘Toestand’ van de Nieuwe Rotterdamsche Courant vermeld als in Frankrijk algemeen bekend. Vrij van gewichtig doen is onze vriend dus nog immer niet. De Graeff was heden ongesteld. Ik sprak François, die mij vertelde, dat De Graeff tot voor enkele dagen van meening was, dat de eenige logische en in het belang der publieke moraliteit te trekken consequentie van Italië's wederrechtelijk optreden zijn uitstooten uit den Volkenbond is en dat de politiek van Eden tot het uiterste gesteund moest worden. François acht dit Don Quichotterie, en hoezeer het leed doet, het verlies aan prestige van den Volkenbond te erkennen, een meer realistische kijk doet het gevaar van een oorlog erkennen, wanneer Italië in de armen van Duitschland en Japan gedreven wordt. Voor onze eigen positie wordt dit, gegeven de pessimistische berichten die men van Pabst over de Japansche intenties heeft, als gevaarlijk beschouwd. De Graeff begint ook tot dit inzicht | |
[pagina 1183]
| |
over te hellen. Ook naar het oordeel van François is het nog te vroeg om uit te maken of de Volkenbond hervormd moet worden. Hij zou de Engelsche opvatting van Neville Chamberlain, die regionale afspraken wil met sterke sancties door geïnteresseerde partijen toe te passen, maar geen collectieve security over de heele wereld, waarbij Engeland de grootste verantwoordelijkheid zou dragen, voor ons nog niet zoo slecht vinden als het tegenwoordige stelsel verlaten wordt. Ook een Volkenbond louter van een academisch karakter zou hij accepteeren, indien de Vereenigde Staten alleen op die voorwaarde zouden willen toetreden. De universaliteit van den Volkenbond acht hij van zoo groote beteekenis, dat hij daarvoor offers op het gebied der executie gebracht zou willen zien, in de hoop dat mettertijd de Bond, eenmaal universeel zijnde, weer grootere macht krijgt. François bevestigde mij het gerucht, dat de Regeering het Gouverneur-Generaalschap aan Snouck heeft aangeboden voordat het aan Starkenborgh werd geoffreerd. Eenige minuten later hoorde ik het van Snouck zelf, die blijkbaar erg ingenomen met deze distinctie was. Een beter bewijs van Colijn's slechten kijk op menschen is niet te leveren. Snouck is een allerprettigste, vlotte man, met geringe kennis, maar met een onmiskenbaar talent soms de kern der moeilijkheden dadelijk te begrijpen. Hij is echter grenzeloos oppervlakkig, dadelijk met zijn meening gereed en tast in zijn beoordeeling van menschen en de gevolgen van handelingen en gebeurtenissen herhaaldelijk mis. Toen ik eenige maanden geleden aan Beelaerts, die hem goed kent - zijn oud-chef - zeide, dat Snouck's naam ook genoemd werd, lachte hij spottend. ‘Een beste kerel, maar daarvoor is hij ten eenenmale ongeschikt.’ Het land mag zich gelukkig achten dat Snouck's dokter hem voor de tropen en het harde werk heeft afgekeurd. Snouck is bruikbaar als secretaris-generaal en dat moet hij zoo lang mogelijk blijven. Een staaltje van zijn opvattingen over menschen in verhouding tot hun taak is zijn meening dat Huyssen van Kattendijke Starkenborgh te Brussel moet opvolgen. De domste van onze diplomaten op den moeilijksten post, alleen omdat hij Brussel kent en zijn vrouw (BoreelGa naar voetnoot1), een nicht van Snouck, voor die standplaats geschikt is. Hij bouwt er op dat Starkenborgh het zoo goed gedaan heeft, dat een opvolger, als hij maar geen domheden begaat, het niet bederven kan. | |
[pagina 1184]
| |
Het is waar dat een keus niet licht is. Alle gezanten, met weinig uitzonderingen, als Van Stirum, De Vos (Peking), zijn weinig bekwaam. PatijnGa naar voetnoot1 is misschien ook een uitzondering, maar hij heeft makkelijk ruzie. Ik acht hem toch de meest aangewezen man, in elk geval zeer serieus en homme du monde. Edgar Michiels is nu definitief aangezocht om Van Swinderen, die niet meer kan, op te volgen. Geen slechte keus. Parijs en Berlijn zullen ook wel binnen eenige jaren vrijkomen. Het weggaan van Stirum zal een groot verlies zijn, hoezeer de Nazi's hem ook haten. | |
18 Juni 1936.De vergadering van het Carnegie Comité is met het oog op den toestand in Frankrijk naar Londen verlegd. Ten slotte bleek deze maatregel onnoodig, want de rust is te Parijs teruggekeerd, althans voor hotelgasten. Aanwezig waren Murray Butler, Sforza (banneling), Moritz Bonn (dito), Spender (de historicus), Mensdorff (de oud-gezant van Oostenrijk te Londen), Von Puttwitz (Berlijn), Redlich (Weenen), geheel ‘op’, Lechartier (Parijs), journalist zonder beteekenis, Noerinx (België), professor te Leuven, Teleki (Hongarije), David, directeur voor Europa, Howard, directeur voor Engeland. Het is moeilijk aan deze vergadering, die slechts eenige uren duurde en alleen de wenschelijkheid van een hervorming van den Volkenbond behandelde, groote beteekenis toe te schrijven. Met uitzondering van Lechartier werd geen meening daaromtrent uitgesproken, wel dat het tegenwoordige oogenblik van spanning ongeschikt is om zich een oordeel over die wenschelijkheid te vormen. Enkelen waren van meening, dat het Statuut van den Volkenbond geen gebreken had aangetoond, doch dat het verkeerd behandeld was geworden. Met name zeide Spender dit ten opzichte van de gedragslijn van Engeland en Frankrijk tegenover Italië in den Bond. Naar zijn meening is hun groote fout geweest Italië niet tijdig - dat wil zeggen in den winter van 1935 - gewaarschuwd te hebben voor de consequenties van zijn handelingen tegenover Abyssinië. Ik merkte op, dat de voornaamste zwakte in den Volkenbond het ontbreken van de Vereenigde Staten is en dat wanneer men over hervorming ging spreken, wanneer de atmosfeer gekalmeerd was, deze zoo eenigszins mogelijk op de toetreding van de Vereenigde Staten gericht moest zijn, al zijn de laatste berichten daar vandaan | |
[pagina 1185]
| |
weinig bemoedigend: immers heeft de republikeinsche conventie bij het stellen van Landon als candidaat tot een isolationistische gedragslijn besloten - geen volkenbond, geen internationaal hof - hooge tarieven en toch de gouden standaard en stabilisatie van wisselkoersen, kortom kinderachtig en droevig. Dit gaf Butler aanleiding op te merken, dat er eenige grond tot minder zwart pessimisme met betrekking tot de Vereenigde Staten was, nl. deze uitspraak was gericht op de samenwerking met Borah, die echter desondanks geweigerd heeft mee te werken, zoodat het volgens Butler waarschijnlijk is, dat de republikeinsche partij, weldra minder ‘Middle West’, meer internationaal zal optreden. Zeker zal zij Roosevelt aanleiding zijn te werken op die deelen van de republikeinsche partij die met hem meer internationalistisch denken. Voor den ouden Butler, die een groot figuur is in de republikeinsche partij en alle conventies, behalve deze, sedert 1880 heeft bijgewoond, was dit verloop echter zeer ontmoedigend. Hij vertelde ons de volgende geschiedkundige bijzonderheid. In Juni 1919, toen het verdrag van Versailles in Amerika in overweging was, werd hij door 14 republikeinsche senatoren, waaronder Kellogg, Harding (de latere President) en Lodge, uitgenoodigd naar Washington te komen om met hen het vraagstuk te bespreken. Na eenige uren van discussie waren zij allen bereid vóór het verdrag te stemmen, met 4 reserves die niet van groot belang waren. Daar de democraten ook voor zouden stemmen, was aldus het verdrag in den Senaat veilig, indien de reserves althans geen bezwaar opleverden. Kellogg legde ze aan den Franschen gezant, De Jusserand, voor, die ze aan zijn regeering overbracht. Deze besprak ze met de Engelsche regeering, beide verklaarden zich accoord. Daarop werd een en ander aan Wilson medegedeeld, die op de meest categorische wijze weigerde de reserves te aanvaarden en onvoorwaardelijke aanneming van het verdrag verlangde. Zijn eenige motief was zijn heftig antagonisme tegen Lodge, die tot de voorstellers der reserves behoorde. Zoo werd door personnlijke drijfveeren van lage orde aan het wereldherstel de ernstigste slag toegebracht, die het kon ontvangen. Van dat oogenblik dateert de isolatie van Amerika met al haar voor de wereld noodlottige gevolgen. | |
[pagina 1186]
| |
ninklijke benoeming nu eindelijk gereed ligt.Ga naar voetnoot1 Het geld is er, en de eenige belangrijke vraag is nog, op welk tijdstip zij moet vertrekken. Gelissen, Karnebeek en Buitenlandsche Zaken wenschen, dat zij omstreeks 15 September gaat. Ik vind dit met het oog op den geringen tijd van voorbereiding en de vacantiemaanden, die in aantocht zijn, te vroeg en in verband met de Panamerikaansche conferentie, die in de tweede helft van November te Buenos Aires gehouden zal worden en de geesten aldaar maanden bezig zal houden, weinig geschikt. Maar ook de financieele belanghebbenden hebben stem in het kapittel. Ik heb hen dus tegen morgen bijeengeroepen. Een goede boodschap was het eindelijk bereikte accoord inzake de Koninklijke Hollandsche Lloyd. Oud geeft na eindeloos gezeur toestemming tot één ton extra subsidie (boven den steun van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen) om het plan, volgens hetwelk Wm. H. Müller & Co. zich met het commercieele beleid belasten en de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij met het technische en het laden en lossen. Müller neemt 3 ton aandeelen, de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij 1 ton, dit laatste op wensch van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen, die haar 3 of 3½ ton uit het nog beschikbare steunbedrag voor 1936 zal uitkeeren en daaraan de voorwaarde verbindt, dat wij genoemd bedrag er uit lichten. Geheel noodeloos is deze oplossing maanden lang vertraagd geworden, met groote verliezen voor den Staat, die aan bewindvoerders van den in surséance verkeerenden Lloyd ƒ 1000, - per dag (volgens Zaalberg) uit te keeren heeft. Ik ben hartelijk verheugd over het uiteindelijke resultaat, waarvoor Valstar hard en met beleid gevochten heeft. Het is 32 jaar geleden, dat ik een voornaam aandeel in de redding van de toenmalige Zuid-Amerika lijn uit de handen der Hamburg-Amerika Lijn hield.Ga naar voetnoot2 Ik ben nog steeds van meening, dat deze lijn onder zuinig en bekwaam beheer, een goede toekomst heeft. Incidenteel bleek de Java-China-Japan Lijn ook bij Gelissen bekend te zijn. Dit is een andere lijdensgeschiedenis. Zij heeft sedert 3½ millioen op haar Japanlijn verloren, die zij dan ook zeker al lang in het belang van aandeelhouders had moeten geven, ware zij niet zoo'n voorname kaart in het spel der | |
[pagina 1187]
| |
Regeering tegen Japan. Thans wordt na alle mogelijke - wel zeer laat gedane - toezeggingen, de steun van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen onthouden, omdat Oud geen nieuw geld op de begrooting (het gaat om 5 ton) wil brengen en Gelissen het onbillijk vindt, dat dit geld van het restant van de steun van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen van 1,8 millioen, dat nog niet onder de van Nederland uit varende reederijen verdeeld is, af te nemen. Intusschen is de maatschappij in een moeilijke positie, daar haar kaspositie - gelukkig heeft zij geen schulden, behalve aan personeelfondsen - achteruitgaat. Ik heb er op aangedrongen, dat deze zaak nu eindelijk in den Ministerraad tot een gunstige oplossing gebracht wordt.Ga naar voetnoot1 Over de bevordering der exportgaranties - ten behoeve van de metaalnijverheid - zal dezer dagen een gesprek met Oud en Crena de Iongh plaatshebben. Het is een zaak van eminent belang voor den uitvoer naar Zuid-Amerika, die mij reeds lang bezig houdt. Ook hier is Oud afwijzend. Het is een van de vele gebieden waarop de zaken vastgeloopen zijn. De hooge en onwrikbare productiekosten vereischen, daar waar het mededinging met het buitenland betreft, staatssteun, maar de schatkist kan geen nieuwe verplichtingen aanvaarden. Gelissen denkt er licht over, hij vindt onze staatsschuld laag genoeg om er nog wat bij te doen, maar Oud is gelukkig van een andere meening. Helaas heeft deze bewindsman geen voldoende kijk op het zakenleven. Het gesprek kwam ook op de richting die Gelissen onder invloed van Hirschfeld met den Economischen Voorlichtingsdienst ingeslagen is, nog wel zonder eenig consult met den Economischen Raad, die anders geadviseerd heeft. De bekwaamheid van Van der Kooy, den aan te wijzen afdeelingschef, erkennende, zeide ik aan Gelissen dat hij mij minder geschikt lijkt - onbekend met het buitenland zijnde - aan het hoofd van een dienst te staan die leiding aan de gezanten en consulaten geeft, terwijl het onderbrengen van dien dienst aan dit departement geen behoorlijke functioneering ten behoeve van en in samenwerking met Koloniën en Buitenlandsche Zaken waarborgt. In het zakenleven is niemand met deze oplossing ingenomen. Gelissen, die geen zakelijke argumenten had, gelooft dat het zal medevallen. Hij heeft gelijk gekregen.Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 1188]
| |
Bij het scheiden van de markt zeide hij mij, dat hij zeer gegriefd was, door den brief waarmede de subcommissie inzake de evenredige vrachtverdeeling hem haar advies had aangeboden (afdruk ervan, want het origineel ging aan de opdrachtgeefster de Centrale Commissie). Ik antwoordde, dat mij zulks speet, doch dat ik hem verzocht in aanmerking te nemen hoe zeer ik gegriefd was door de kennisneming van zijn mededeeling aan het Binnenscheepvaartcongres in Den Haag - vóór dat het advies over de vraag of de Wet ingetrokken of gewijzigd moest worden hem bereikt had - dat de wet niet ingetrokken kon worden. Het advies lag gereed, na 5 maanden zwoegen, en ik heb toen den secretaris opgedragen, den begeleidenden brief te doen luiden: ‘Ofschoon Uwe Excellentie blijkens de persberichten over het Binnenscheepvaartcongres Hare meening inzake de vraag of de Wet op de Evenredige Vrachtverdeeling ingetrokken of gewijzigd moet worden, reeds vastgesteld heeft, meent de subcommissie niet te mogen nalaten haar hierbij een afdruk van haar advies te dezer zake aan de Centrale Commissie aan te bieden.’ Het geheele departement schijnt door dezen brief op stelten gezet te zijn. Het is werkelijk een onmogelijke man om mee samen te werken, niet onbekwaam, maar glibberig, altijd bereid vriendelijke toezeggingen te doen, waarmede hij licht in tegenspraak met zich zelf komt, verder wild en kinderlijk geestdriftig. De ‘tweede jaars’ (student) noemen zijn ambtenaren hem. Daarna sprak ik De Graeff aan Buitenlandsche Zaken over het Carnegie Committee. Hij bleek ook in te zien dat er niets anders op zit dan de sancties maar af te schaffen, hoe ellendig het voor het prestige van den Volkenbond is, maar hij had juist bericht uit Bucarest ontvangen, dat de kleine Entente er niet mede accoord gaat. Naar zijn meening was en is een verscherping van de sancties, die Italië op zijn knieën zou brengen of had moeten brengen, niet raadzaam, daar er niet de geringste zekerheid bestond, dat de grootste leveranciers van olie, katoen en wol, de Vereenigde Staten, Venezuela en Argentinië, zouden meedoen. Altijd weer hetzelfde - zonder Amerika geen sterke Volkenbond. Indien het tot hervorming van den Volkenbond komt, zal het zeker niet aanstonds zijn, daarvoor is de atmosfeer te geladen. De Graeff scheen meer voor een afschaffing van dwang dan voor verscherping der bepalingen te zijn, en François, dien ik even later sprak, denkt in dezelfde richting, omdat het gevaar van verkeerde behandeling van die bepalingen groot is en daarmede de kans op oorlog stijgt. | |
[pagina 1189]
| |
De meening van velen - zeker in Engeland - is dat door tijdig dreigen met sancties, Italië zich zou hebben laten weerhouden Abyssinië aan te vallen, doch door ze toe te passen, toen het eenmaal te ver gegaan was, er geen effect mee bereikt kon worden, tenzij ze uitgebreid werden, wat allicht een Europeeschen oorlog ten gevolge gehad zou hebben. Dit is alles napraten. Ik acht sancties in de tegenwoordige onrijpe collectiviteitsmentaliteit gevaarlijk speelgoed. Nu Starkenborgh Brussel verlaat, denkt De Graeff aan PatijnGa naar voetnoot1 als opvolger, Snouck aan Kattendijke.Ga naar voetnoot2 De Graeff erkende heel weinig goed personeel te zijner beschikking te hebben - de geheele middenmoot van gezanten van omstreeks 50 jaar is weinig bruikbaar. De VosGa naar voetnoot3 zou hij het liefst voor Berlijn in aanmerking doen komen, als StirumGa naar voetnoot4 het volgende jaar weggaat (hij wordt dan 65 en zijn vrouw sukkelt steeds). Aan wien hij voor Parijs en Tokio denkt, vroeg ik hem niet, maar hij zit reeds vast, indien Patijn niet naar Brussel gaat. Dit zal trouwens wel geschieden, want Patijn's positie in RomeGa naar voetnoot5 is sedert eenigen tijd allesbehalve goed. Het is te hopen, dat zijn groote teenen hem in België niet dwarszitten. Onder de jongeren schuilen wel enkele bekwamen, als HarinxmaGa naar voetnoot6 in Ankara, BylandtGa naar voetnoot7 te Parijs, BoetzelaerGa naar voetnoot8 te Berlijn. De oude RappardGa naar voetnoot9 te Kopenhagen gaat, evenals Van Swinderen, spoedig weg. De arme man heeft pour tout potage zijn pensioen van ƒ 3500, - om van te leven! Hij heeft zich te Washington geruïneerd met ƒ 30.000 salaris en wellicht ƒ 100.000 uitgaven. De tegenwoordige gezant te Washington, Haersma de With, is rijk en onbeteekenend. Gaat hij weg, dan komt de volgende bemiddelde in aanmerking: Hubrecht, dien De Graeff terecht een clown noemt. Nepveu te Madrid is dom, LoudonGa naar voetnoot10 te Lissabon ijverig maar onbesuisd. Nagell te Stockholm heeft veel aantrekkelijks maar Rappard te Bern ken ik niet, schijnt matig te zijn, van Van Hoorn te Weenen hoorde ik nooit anders dan als een nul spreken. | |
[pagina 1190]
| |
John Sillem te Athene is lang niet dom, maar hij zoowel als zijn vrouwGa naar voetnoot1 gaan - ook bij Buitenlandsche Zaken - voor snobs door. In Egypte zit Rosenthal, ook zonder beteekenis. Daarmede hebben de werkelijk diplomatieke posten de revue gepasseerd: het is even droevig als onze militaire defensie. Ik vergat nog SchullerGa naar voetnoot2 te Rio, die half FranschGa naar voetnoot3 en weinig met Nederland bekend is. Hij is niet zoo'n halve dwaas als zijn voorkomen en optreden doen gelooven, maar toch alleen in rastalanden bruikbaar. Sommige overzeesche diplomatieke posten zijn door ex-consulaire ambtenaren bezet, zooals Buenos Aires door Teppema, Caracas door Groenman, Pretoria door Lorentz, die goed schijnen te zijn. Ik hoor ook goeds van Van Woerden te Bangkok. Overigens bevat het consulaire corps evenmin veel krachten van beteekenis. | |
26 Juni 1936.In MensingGa naar voetnoot4 verliest de kunsthandel te Amsterdam een merkwaardige figuur. Begonnen bij Adama van ScheltemaGa naar voetnoot5, die toen de firma Frederik Muller & Co. leidde, heeft hij van den beginne af groote kennis van boeken met handelstalenten vereenigd. Hij had een groote eruditie op dat gebied, maar niet van het diepere soort en toen hij later den boekhandel langzamerhand door den geldelijk meer belovenden kunsthandel liet verdringen, werd hij ook daarin een voortreffelijk kenner. Hij wist aan dien handel een internationale beteekenis te geven. Uit alle landen werden hem veilingen toevertrouwd, en vele verzamelaars, die geen al te sterken persoonlijken smaak hadden, zeilden bij het opbouwen van hun collectie op zijn kompas. Hij heeft veel geld verdiend, was echter weinig betrouwbaar en geheel onberekenbaar, vaak querulant. De Vereeniging Rembrandt heeft hij nu en dan aardig gesteund, maar toen ik mijn collectie door hem liet veilen en wij een slechten tijd troffen, was hij irriteerend en er voortdurend op uit om de waarde der schilderijen en kunstvoorwerpen te declineeren. Gelukkig heb ik weinig verkocht, en de | |
[pagina 1191]
| |
enkele mooie prijzen die ik maakte, waren niet aan hem te danken. Desniettemin was hij een groot man in zijn vak en voorzie ik dat zijn opvolgers niet de bekwaamheid bezitten de zaak op peil te houden, daargelaten dat de tijd en de toestand in ons land voor den kunsthandel heel moeilijk zijn. | |
27 Juni 1936.Met de obligatiehouders der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij zijn wij het eens, na twee vergaderingen met het gebruikelijke gebral van enkele warhoofden. Onze voorstellen zijn - in geringe mate geamendeerd - aangenomen, het accoord is gisteren door de Rechtbank bekrachtigd. Thans moeten nog de aandeelhouders de hieruit voortvloeiende statutenwijziging der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij en der holding company ‘Nationaal Bezit’ goedkeuren. | |
6 Juli 1936.Drie tentoonstellingen van de eerste orde op kunstgebied werden dezer dagen hier geopend. Ieder is een triomf voor de organisatoren. Voor de Engelsche tentoonstelling kwamen met den Hertog van KentGa naar voetnoot1 ettelijke Engelschen over, waarvan de aantrekkelijkste Lord Balniel was, zoon van Lord Crawford en een goed kunstkenner, tevens Member of Parliament. Met hem kwam zijn schoonmoeder, Lady Cavendish. Van Swinderen vroeg ons gisteren met hem te Scheveningen te dineeren, waar ook Snouck en Edgar Michiels en hun vrouwen waren, alsook Mr. Tree, Member of Parliament. Deze Engelschen zijn zeer teleurgesteld over de Engelsche politiek: bluffen en terugkrabbelen. Inderdaad, ik heb haar sedert begin 1935 niet begrepen. Thans is de hoofdzaak, dat zij zich niet ten aanzien van het Duitsche gevaar vergissen, dat onheimelijk dreigt. De wilde beesten zijn daar weer los, getuige het optreden van Greiser te Genève. Snouck verzuimde niet de aandacht van Balniel op het gevaar in het Oosten te wijzen, waar de Engelschen zich met het oog op Abyssinië geheel ontbloot hebben en het gevaar van een coup de main van de Japanners reëel is. Een van onze kapiteins, die de Oostzee bevaren, rapporteert groote transporten van troepen en oorlogsmateriaal van Stettin naar Koningsbergen. Dit lijkt op een aanstaande Putsch op Memel. Dantzig ligt te land voor de Duitschers open. | |
[pagina 1192]
| |
7 Juli 1936.Het giro-wetje, vrijwel overeenkomstig het door onze commissie ingediende advies, is heden door de Tweede Kamer, niet al te ernstig geamendeerd, aangenomen.Ga naar voetnoot1 | |
11 Juli 1936.Gisteren nam de buitengewone algemeene vergadering van Aandeelhouders Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij de reorganisatie-voorstellen met ruim 900 stemmen vóór en ruim 200 tegen aan, de aandeelen in handen van Nationaal Bezit niet medegeteld. Gezien de slechte behandeling die aandeelhouders vanwege obligatiehouders hebben ondervonden, is het te verwonderen dat niet meer opposanten opgekomen waren. Rechtens hebben zij weliswaar niets meer te eischen dan zij krijgen - een amortisatiebewijs, terwijl het alternatief op de aanneming van onze voorstellen, liquidatie der vennootschap en vernietiging van het bedrijf zou zijn, maar ik had toch meer veelzijdig protest verwacht. Behalve Sjoerd Meinesz, bien étonné de se trouver ensemble, en een vriendelijke dame waren het de gewone brallers, die spraken - zonder eenigen zin. Den TexGa naar voetnoot2 en ik hadden voor een flink aantal aandeelen gezorgd, anders ware de verhouding minder ongunstig geweest. Dat aandeelhouders er niet beter af komen, is geheel aan Zaalberg te wijten. Het was volstrekt niet noodig, vierkant aan het Comité van Obligatiehouders te zeggen, dat de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen zich niets van de aandeelhouders aantrok. Daarmede was voor ons de mogelijkheid voor hen meer te bereiken afgesneden. Nog minder fraai was het, dat hij daarna als zijn meening te kennen gaf, dat wij de belangen van aandeelhouders niet krachtig genoeg verdedigd hebben. Gelukkig heeft hij ook veel goeds, en een open oog voor de nooden van de scheepvaart. Eindelijk hebben wij bericht door Prof. van Gelderen, dat de Java-China-Japan Lijn haar subsidie krijgtGa naar voetnoot3, maar het wordt uit het restant van den niet geheel verdeelden en voor den van Nederland uit varende reederijen bestemden begrootingspost afgenomen, werkelijk zeer ongehoord. De houding van de Regeering is in deze in elk op- | |
[pagina 1193]
| |
zicht onwaardig. De tegenstand van Oud tegen uitgaven is in algemeenen zin noodig, maar het economisch inzicht, dat moet bepalen wat gewettigd en wat af te keuren is, ontbreekt. | |
18 Juli 1936.De reorganisatie is voltooid. Met algemeene stemmen hebben de aandeelhouders van de holding company Nationaal Bezit de voor hen uit de reorganisatie der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij voortvloeiende afschrijving op kapitaal en statutenwijziging goedgekeurd. Duitschland is, met goedkeuring van Mussolini, tot een accoord met Oostenrijk gekomen, waardoor de kans op een Nazi-Putsch voorloopig verminderd en een zucht van verlichting door Europa gegaan is. Het is echter zeer goed mogelijk dat nu twee kampen in Europa ontstaan, in plaats van een meer uitgebreid Locarno. Van Duitschland is zeker nog één coup de théâtre te verwachten: Dantzig. En dan vormen de Sudeten in Tsjechoslowakije een gevaarlijk aantrekkingspunt voor de Duitsche Nationalisten. | |
24 Juli 1936.Wat ik hierboven over Duitschland schreef, werd mij gisteren door RedelmeierGa naar voetnoot1 bevestigd, die eergisteren in Berlijn geweest is en er de stemming zeer agressief gevonden heeft. De oogen zijn op het Oosten gericht. Het land is doodelijk verarmd, maar er wordt met geld gesmeten, vooral nu, voor de Olympiade. De intellectueelen hebben maar één meening: het loopt mis, het volk en de kleine middenstand daarentegen zijn verblind. | |
[pagina 1194]
| |
28 Juli 1936.Afscheid genomen van Van StarkenborghGa naar voetnoot1, daar ik dezer dagen naar Engeland vertrek en hij bij mijn thuiskomst reeds op de boot naar Indië zal zitten. Hij treft mij altijd door zijn frischheid en eenvoud. Wij spraken niet over de groote politiek, slechts over de zoogenaamde publieke opinie in Indië en de minderwaardige pers aldaar. Van de Java-China-Japan Lijn wist hij nog niets af. Hij is bezig zich in 101 zaken in te werken, doch voorshands draait het hem nog voor de oogen. Hij verlaat ook de commissie voor de diplomatieke examens, waarvan hij slechts kort lid is geweest. Hij kan zich niet met het gevolgde stelsel vereenigen, omdat het zwaartepunt volgens hem te veel bij het examen ligt en te weinig bij de persoonlijke geschiktheid. Liever zou hij het toelatingsexamen afgeschaft zien. Ik ben het niet met hem eens, afschaffing van dit examen zou ons weer terugbrengen tot de benoeming van protégés van de adellijke clique. De commissie moet streng toezien op het karakter en de omgangsvormen, wat wel een moeilijk vast te stellen maatstaf meebrengt, maar niet ondoenlijk is. De laatste candidaat die wegens zijn persoonlijke ongeschiktheid niet tot het examen toegelaten werd, behoorde overigens juist tot het milieu waarin men gewoonlijk de wellevendheid en savoir faire vindt. De Graeff vertelde mij, dat hij vóór de benoeming van PatijnGa naar voetnoot2 tot gezant in België veel moeite heeft gehad, den tegenstand van zijn Roomsche collega's te overwinnen, die RijckevorselGa naar voetnoot3, den commissaris in Noord-Brabant, wilden hebben. Er is tegenwoordig geen gewichtige betrekking of de Roomschen trachten één der hunnen erin te krijgen: zij zijn onverzadiglijk. Deze man werd ook als hoofd der missie naar Zuid-Amerika gepousseerd. Ik stak er een stokje voor.Ga naar voetnoot4 Hij zeide mij ook, dat Gelissen aandringt op autonome clearing tegen Spanje. Dat had verleden jaar moeten geschieden toen de sinaasappel-verschepingen begonnen, maar niet nu, nu de handel vrijwel stil staat en het land door een woedenden burgeroorlog geteisterd wordt. Het is waar, dat de Spaansche regeering zich, zoolang de toestand er ordelijker was, onhandelbaar getoond heeft en dat het | |
[pagina 1195]
| |
noodig was haar een por te geven ten einde beweging te krijgen in de laksheid waarmede zij de wanbetaling van vorderingen uit den invoer voortspruitende liet accumuleeren, maar die por te geven terwijl het land ligt te stuiptrekken, is niet alleen dwaasheid maar in hooge mate onkiesch. De zaak zou heden door den Ministerraad beslist worden. Gisteren bezocht mij een mij onbekend jongmensch, dat op mij een zeer gunstigen indruk maakte: Jhr. Mr. L.L.M. van Nispen tot Sevenaer, die mij over een incident aan boord van de ‘Tiberius’, waarmede 90 Nederlanders uit Barcelona gered waren, kwam spreken en, het gesprek voortzettende, een buitengewone kennis van de sociale, economische en politieke toestanden in Spanje verried. Ik ken het land zelf genoeg om te weten, wie met werkelijke kennis spreekt. Eenzelfde kennis bleek hij van Centraal Europa te bezitten, terwijl hij in de binnenlandsche politiek een onpartijdigheid en intelligentie ten toon spreidde die zeker bij een Roomsche zeldzaam is. O.a. veroordeelde hij de houding der Roomsch-Katholieke Staatspartij tegenover Colijn, met name in het recente chantagegevalGa naar voetnoot1, die toen geniepig geweest is. Ik ben het met hem eens, dat de Spaansche troebelen van langen adem zullen zijn. Er is niet alleen politieke verdeeldheid, maar ook geografische. Catalonië is anti-Spaansch en zal, indien rechts Madrid verovert, onderworpen moeten worden, niet alleen omdat het uiterst linksch is maar omdat het een vijandig volk is. De ironie van het geval is, dat Catalonië het economisch niet buiten Spanje kan stellen: het is zijn groote afzetgebied. Zoowel volgens Van Nispen als volgens den ouden Van Dulken uit | |
[pagina 1196]
| |
Malaga, die mij heden opzocht, was de vermoorde SoteloGa naar voetnoot1, de leider der monarchisten, een man van buitengemeene verdiensten. Gil Robles, de Katholieke aanvoerder, is ook bekwaam, maar een slecht tacticus. Ik geloof niet, dat dit ontstoken, maar afgelegen deel van het zieke Europa grooten invloed op de rest van het werelddeel zal uitoefenen, maar Frankrijk met zijn onder communistische plak staande regeering kijkt er niettemin angstig naar. Van Nispen zegt ook dat Duitschland binnen 1½ jaar in Tsjechoslowakije ten behoeve van de werkelijk onderdrukte Sudeten zal ingrijpen, maar de corridor zal wel voorafgaan. Dit laatste klopt met onze berichten omtrent troepen- en munitietransporten van Stettin naar Koningsbergen, door onze Kapiteins waargenomen. Colijn heeft tot nu toe in Engeland alleen met Eden en Duff Cooper gesproken, op zich zelf zeer wijs. | |
2 September 1936.Sedert 31 Juli ben ik met Jet en AlexGa naar voetnoot2 op reis geweest, van Vlissingen naar Harwich overgestoken, vandaar naar Cambridge gemotord en vervolgens langs de kathedralen in het Oosten van Engeland naar Schotland getogen: Ely, Peterborough, Lincoln, York, Ripon en Durham. Van deze is York de mooiste. We maakten onderweg een Abstecher naar Harrogate, de vervelende maar beroemde badplaats, en vandaar naar Fountain's Abbey, een onvergetelijk mooie ruïne in Yorkshire. Vervolgens twee weken in Schotland, met Edinburg als uitgangspunt voor motorbustochten, waaronder één van 3 en één van 5 dagen. Men ziet daardoor veel en heeft een onderkomen in goede hotels, waarvoor de busondernemeingen zorgen. Anders is dit onzeker, Schotland in Augustus en September boordevol zijnde. Men reist dan echter voornamelijk met schooljuffrouwen, Amerikaansche of Engelsche, en gevoelt zich kuddedier. Het is een prachtig land, vooral in de eigenlijke highlands naar het Westen toe. Daar in het Westen regent het echter veel, en deze reis werd bovendien door een overmaat van storm gekenmerkt. De mooiste tocht voerde ons van Inverness naar Loch Maree en Gaviloch aan de Westkust. Edinburg is een prachtige stad met zijn kasteel en Princess Street aan den voet, | |
[pagina 1197]
| |
verrukkelijke omstreken, o.a. de Pentland Hills en Scott's Country. Bezochten ook Glasgow van Edinburg uit, een reusachtige, maar sjofele stad. Op 21 Augustus scheepten we ons op de ‘Colombia’ bij de Forth Bridge in en maakten een kruistocht naar de Orkneys (Kirkwall), de Färoer (Thorshavn), IJsland, Merok (Noorwegen) en Hamburg. Te Thorshavn was landing wegens ruwe zee onmogelijk, Kirkwall zeer interessant, uit hoofde van de prachtige Romaansche Kathedraal en de praehistorica (Skara Brae). IJsland uniek als landschap - iets dat aan de maan herinnert (Thingvellir) en van Merok maakten we een overland-tocht naar Hellesynt, die mij een grootscheren indruk van de Noorsche bergen gaf dan eenig vorig bezoek aan het land. Van Hamburg ging ik over land terug. Het gezelschap aan boord trok mij matig aan, behalve de Van BeuningensGa naar voetnoot1 (van Piet Smit Jr.Ga naar voetnoot2), Reigersman en eenige Franschen. De Graeff, dien ik gaarne als reisgezelschap had gehad, had wegens het overlijden van zijn vrouw afgezegd. In Augustus heeft de burgeroorlog in Spanje zich met alle Spaansche wreedheid voortgezet en blijkt in tegenstelling met hetgeen ik verwachtte, een bron van gevaar voor complicaties, omdat de Spaansche regeering de sympathie der rooden in overig Europa en met name in Rusland bezitten en de fascistische oproerlingen die van Italië en Duitschland. Rusland wil echter thans geen oorlog en is dus vrij voorzichtig, spoort ook de Fransche communisten tot medewerking aan een sterk leger aan, omdat het Hitler vreest, zoowel wegens zijn anti-bolsjevisme als wegens zijn expansie-neigingen ten nadeele van Rusland, in ‘Mein Kampf’ verkondigd. Frankrijk wil evenmin oorlog, kan het zich allerminst veroorloven, maar heeft groote inwendige moeilijkheden, die door den Spaanschen burgeroorlog verscherpt worden. De regeering wil dus coûte que coûte neutraliteit van geheel Europa. Er zijn teekenen die er op wijzen, dat Duitschland ook voorzichtig te werk wil gaan: zoo de reis van Schacht naar Parijs en de ontspanning tusschen de Nazi Regeering en de Kerken, maar wat te denken van den 2-jarigen dienstplicht die tegen Rusland bedoeld heet, maar West-Europa hevig verontrust? Inderdaad kan men alles | |
[pagina 1198]
| |
van Duitschland verwachten. Maar nog gevaarlijker is Mussolini in zijn overwinningsroes. De demo-liberale landen kunnen daartegenover geen eersterangs staatslieden stellen. Dit is vooral ernstig omdat het ook geldt voor Engeland, dat bovendien tengevolge van zijn mislukte blufpolitiek tegenover Italië sterk aan prestige heeft ingeboet. In Amerika maakt men zich zeer ongerust over oorlog. Van de National Conference Board ontving ik een brief, waarin men mijn opinie vraagt, daar de Amerikanen zich de vraag stellen of zij, zelfs met aanzienlijk verlies, hun belang bij Europa moeten realiseeren. | |
7 September 1936.Ik antwoord den brief volgens bijgaande copie.Ga naar voetnoot1 Dezer dagen had ik John Blijdenstein bij mij, die een estancia in Argentinië gaat beginnen en daar een huis gebouwd heeft, om uit Europa weg te zijn. Ik kan hem geen ongelijk geven en vraag mij dikwijls af, wat de toekomst voor mijn kinderen zal brengen. Heden bezoek van Hoogewerff uit Rome. Volgens hem is voorloopig alles rustig in Italië. Mussolini zou Nederland kwalijk nemen, dat het zich in de sancties zoo nadrukkelijk tegen hem verklaard heeft. In elk geval weigert Italië ons en Engeland zijn schulden af te betalen en heeft het daarvoor over, zijn uitvoer naar Nederland stil te zetten. Hoe lang die politiek mogelijk is? | |
9 September 1936.Verloving van de Prinses.Ga naar voetnoot2 Het heuglijk en voor Nederland gewichtig feit wordt door velen minder geestdriftig ontvangen omdat de gemaal uit het onuitputtelijk reservoir van Duitsche prinsen komt. Maar pogingen in andere richting hebben gefaald en men moet nu hopen, dat hij medevalt. In het geval van oorlog in West-Europa, ook al zijn wij geen partij, is een Duitsche prins die van veel in den lande op de hoogte is, vervelend en bij de vijanden van Duitschland verdacht. Als deze jongeling nazi is, heeft dat ook zonder oorlog veel bedenkelijks. Hoe het zij, een prins-gemaal heeft nimmer een gemakkelijke positie en moet bijzondere eigenschappen bezitten om zich in het land geliefd te maken. De prinses, lang niet mooi, maar intelligent en vroolijk, verdient een braven man. | |
[pagina 1199]
| |
Ik ga heden voor een paar dagen naar Genève om het huwelijk van Renée Chaponnière bij te wonen. | |
15 September 1936.Wat is Genève bij mooi herfstweer een prachtige stad! Ik was er een jaar of 3 niet geweest en het speet me zoo snel weer te moeten vertrekken. Nieuw was de openstelling van de 3 oude buitens als één park aan het meer, daar waar de Quai du Mont Blanc eindigt. Het is een van de mooiste stadsplekjes op aarde geworden. Mijn schoonouders, helaas zeer achteruitgegaan, bezocht ik een paar maal op Belle Ferme, te Céligny, een verrukkelijk gelegen landgoed met gezicht op het meer. Te Genève ontving ik bericht van Karnebeek dat hij plotseling het uitstel van de missie wil.Ga naar voetnoot1 Motief: huwelijk van de Prinses. Daar alles met de Zuid-Amerikaansche staten in gereedheid is gebracht, verscheidene deelnemers zich waarschijnlijk niet zouden kunnen binden om hun meegaan 6 maanden te verschuiven, de biljetten genomen zijn en Van Balen reeds vertrokken is, zou dit besluit desastreus zijn, hetgeen ik Karnebeek dadelijk telegrafeerde. Teruggekomen schelde ik De Graeff op, die het dadelijk met mij eens was en zeide, dat Karnebeek slechts de huwelijksfeesten wilde bijwonen ‘waar we hem best kunnen missen’. Hij zou zich tegen het denkbeeld verzetten. Gelissen liet het natuurlijk aan de missie over. De vergadering der missieleden, die er gisteren over plaats had en die ik niet kon bijwonen, daar ik een belangrijke vergadering der Java-China-Japan Lijn had te presideeren, vereenigde zich geheel met Karnebeek's voorstel, dat waarschijnlijk met groote diplomatie verdedigd werd. Ik vrees, dat het besluit de missie 4 maanden later te doen vertrekken, bij de Zuid-Amerikaansche regeeringen niet in goede aarde zal vallen. Ongeacht De Graeff's opmerking geef ik toe, dat Karnebeek als Commissaris der Koningin in Zuid-Holland, bij het huwelijk der Prinses moeilijk afwezig kan zijn. | |
17 September 1936.De Troonrede is iets optimistischer dan wij gewend zijnGa naar voetnoot2 en overigens kleurloos, een en ander in verband met de verkiezingen in het voorjaar. De begrooting is, zooals te verwachten was, sterk deficitair | |
[pagina 1200]
| |
en bovendien geflatteerd. Pogingen om het evenwicht te herstellen, laat Oud aan zijn opvolger over. Het land jubelt over het geluk der Prinses, dat echt is. Den Haag, altijd de stad van Goeree en Overflakkee, is al een week lang met niet anders dan de verloving bezig en laat de verloofden niet met rust. Vandaag was de huldiging in Amsterdam in het Stadion. Onvermengde geestdrift. Maandag ontmoet ik den Prins op wensch van Beelaerts, om hem ter zake van zijn verdere scholing in het Nederlandsche bedrijfsleven te raden. John Blijdenstein vertrok dezer dagen opnieuw naar Buenos Aires, naar hij zegt voor goed. Hij begint daar een estancia (vee) in de provinca Pampa, ver van de Europeesche onrust en gevaren. | |
19 September 1936.Bezoek gebracht bij Van der Kooy, hoofd van den Economischen Voorlichtingsdienst, die mij daartoe uitgenoodigd had. Ik kreeg een zeer gunstigen indruk van zijn opvattingen omtrent de werkwijze en organisatie, terwijl hij mij zeide, dat hij ook met Buitenlandsche Zaken - Hooft - prettig samenwerkte. Zijn dienst kan direct met de gezantschappen en consulaten correspondeeren en hij zegt nu reeds te bemerken, dat dit een gunstigen invloed op de belangstelling der in het buitenland gevestigde ambtenaren, die Buitenlandsche Zaken maar aan hun lot overliet, heeft. Van der Kooy is ook niet schuldig aan de onbehoorlijke wijze waarop de Economische Raad bij de instelling van den Dienst door Hirschfeld behandeld is geworden en die Zaalberg aanleiding heeft gegeven, zijn ontslag als voorzitter van de Commissie voor den Economischen Voorlichtingsdienst te nemen.Ga naar voetnoot1 | |
21 September 1936.Ten kantore van de Nederlandsche Bank kwamen wij - Trip, Crena de Iongh en ik - samen en maakten met den Prins kennis, die door Beelaerts geïntroduceerd werd. Zijn wensch bleek in de eerste plaats naar een practischen kijk op zaken in Nederland uit te gaan. Dit veronderstellende hadden wij afgesproken hem voor te stellen, bij de Nederlandsche Handel-Maatschappij te gaan werken, die zoowel in het Nederlandsche als in het Indische bedrijfsleven een groote plaats | |
[pagina 1201]
| |
inneemt en die voor een dergelijken studietijd - ik weet het, omdat zij een zelfde gelegenheid aan de jeugdige diplomaten die voor hun toelating tot den dienst bij mij komen, verschaft - goed is geoutilleerd. De Prins greep dit voorstel gretig aan en is voornemens, tot Kerstmis geregeld bij de Nederlandsche Handel-Maatschappij te komen werken. Mij werd verzocht naar een geschikte onderwijskracht voor het Nederlandsch om te zien. Ik nam aan, dit in overleg met Alma te doen. De Prins maakt den indruk van een gewillige verstandige jonge man te zijn, wiens voorbereiding het gemakkelijker zal maken zich in Nederland in te werken dan het voor Prins Hendrik was. De eeuwige lach, waarmede hij ons op de foto's toelacht, heeft hij in het particuliere gesprek niet. Hij is zeer beleefd, hetgeen o.a. bleek toen hij, in den goudkelder der Bank zijnde, eenige bedienden ontwaarde, die niet aan hem voorgesteld waren. Hij stelde zich toen zelf voor. Hij verstaat Nederlandsch, maar spreekt het nog niet of zeer gebrekkig. | |
25 September 1936.Nadat ik Alma denzelfden dag opgezocht had, waren we het er spoedig over eens, dat Prof. J.H. Scholte, de hoogleraar in het Duitsch, gepolst moest worden, of hij bereid was den Prins in het Nederlandsch te onderrichten. Scholte is Nederlander, een prettig man, beschikkende over een diepgaande kennis van Nederlandsch en Duitsch en dus in staat de bijzondere moeilijkheden die een Duitscher bij het leeren van onze taal ondervindt, te helpen overwinnen. Scholte verklaarde zich bereid. Ik hoop dat de keus een goede zal blijken te zijn. Eergisteren had ik aan de Nederlandsche Bank een onderhoud met Prof. de Vooys en Trip over wat men zou mogen noemen de crisis in den Raad.Ga naar voetnoot1 De leden zijn in het voorjaar 1933 voor 4 jaren benoemd en zullen zich moeten beraden of zij zich herkiesbaar stellen. De Raad heeft in het geheel niet aan de verwachtingen beantwoord, die blijkens de Memorie van Toelichting van 1932 en de verdere Kamerstukken ervan gevormd werden. In plaats van het centrale lichaam van advies voor alle gewichtige vraagstukken op het gebied der economische politiek te zijn, werd hij bij de voornaamste wettelijke maatregelen en richtingbepalingen niet geraadpleegd. Veelal | |
[pagina 1202]
| |
lag dit in den aard der zaak, soms was er te groote spoed voor de Regeering, dan weer vloeiden de maatregelen uit halfpolitieke overwegingen voort, waarin opmerkingen van den Raad geen veranderingen gebracht zouden hebben, maar het kwam ook herhaaldelijk voor, dat de Raad wel had gekend moeten worden; de vaststelling van de richtlijnen voor de economische politiek in de verhouding tusschen Nederland en IndiëGa naar voetnoot1 buiten den Raad om is een der recente voorbeelden van dit negeeren. De vaste commissies uit den Raad, zooals die voor de verbindend-verklaring van bedrijfsovereenkomsten, doen geregeld werk in samenwerking met het Departement, en de Commissie voor de Handelsverdragen wordt door het Departement goed op de hoogte gehouden, die voor de Havenpolitiek is pas kort aan den gang, maar die voor de Economische Voorlichtingsdienst, nota bene die waaraan men in de Kamer de grootste beteekenis toekende, is door Hirschfeld en den Minister, die aan zijn leiband loopt, als oud vuil behandeld, en nu de Voorlichtingsdienst een departementale afdeeling geworden is, bestaat er weinig reden voor haar voortbestaan. Wij waren het erover eens, dat de positie van den Raad onbevredigend is en dat hij bovendien lijdt onder het gebrek aan contact met de ambtenaren. De bepaling van de wet, volgens welke de Minister van Handel in de raadszittingen steeds vertegenwoordigd moet zijn, wordt niet nageleefd, de Minister van Financiën geeft zijn geringe appreciatie van 's raads taak te kennen, door er zijn secretarisgeneraal Van Asch van Wijck heen te sturen, de Regeering en zeker Hirschfeld vinden den Raad een lastig en weinig waardevol element, laatstgenoemde is ongemanierd en verscherpt daardoor de verhoudingen. Hij is overbelast, is uiterst bekwaam, praat veel te lang en weet niet te organiseeren. Het is een vrij hopelooze toestand, waarin men ook daarom geen verbetering ziet, omdat de Raad over onderwerpen van principieelen aard geen eenstemmige adviezen kan geven, de verdeeldheid in eigen boezem te groot zijnde. Het landbouwadvies van 1934 verried twee onvereenigbare richtingen, waarin de professorale helaas overheerschte, en alleen op één punt - de hoogte van den tarwesteun - eendracht was. Gelukkig heeft de Regeering hiernaar althans geluisterd. Het advies voor de industrialisatie lag in alle mogelijke richtingen uit elkaar en zal wel een frappant bewijs | |
[pagina 1203]
| |
voor de Regeering geweest zijn, dat zij den Economischen Raad niet te veel in den arm moet nemen. De samenstelling is ook vrij ongelukkig met het groot aantal professoren en veelpraters als Bonger en Stokdijk, de eerste demagoog, de laatste oud wijf. We besloten wegens het ‘aussichtslose’ van het geval de Regeering niet te gaan spreken, zooals half en half het plan geweest was. Ik behield mij voor mij zelf voor, mij niet te laten herbenoemen. | |
29 September 1936.Eergisteren stond het groote nieuwsGa naar voetnoot1 in de courant. Gisteren heeft Colijn per radio een geruststellende rede voor het publiek uitgesproken. Te oordeelen naar den toon waarin hij sprak, is hem het besluit inderdaad onnoemelijk hard gevallen. Ik acht het een verlossing uit een toestand zonder perspectief. Mijn meening is overigens in bijgaand interview aan het Algemeen Nederlandsch Persbureau neergelegd.Ga naar voetnoot2 Ik heb daarin over de scheepvaart gezwegen, omdat onze positie na de zware operatie welke de aandeelhouders hebben ondergaan, zeer onbehagelijk tegenover hen is. Zij zal een der voornaamste bevoordeelden zijn, ook altijd zoolang geen loonsverhoogingen plaats vinden, waarvoor het gevaar bestaat, vooral gezien de successen der arbeiders in Frankrijk en België. De Regeering zal den landbouwsteun en de contingenteeringen met de grootste energie moeten aanpakken en daarin belangrijke verzachting en gedeeltelijke opheffing moeten aanbrengen om haar aangekondigden wil het brood en de aardappelen niet duurder te laten worden, uit te voeren. Helaas heb ik een geringen dunk van de energie van zijn collega's Deckers en Gelissen, wanneer zij iets moeten doen wat den landbouwers, respectievelijk den industrieelen niet aanstaat. Nu is echter een verstandige welvaartspolitiek mogelijk. Zijn zij capabel genoeg om die te leiden? In de vergadering van commissarissen van de Nederlandsche Bank, die heden plaats had, waarin men het gebeurde als iets onvermijdelijks en als een opluchting beschouwde, al werd dit laatste niet gezegd, bepleitte Van LeeuwenGa naar voetnoot3 een drukken van de waarde van den gulden met 25%, waardoor de tarweprijs, die thans ƒ 6,80 bedraagt, | |
[pagina 1204]
| |
boven de ƒ 9, - zou uitkomen, den prijs dien de Regeering thans aan de tarweboeren garandeert. Daarmede zou de noodzakelijkheid van dien maatregel kunnen vervallen en tevens de geheele landbouwsteun geliquideerd worden. Dit is inderdaad het eerste noodige wil men prijsopdrijving en loonsverhooging voorkomen, waardoor de gelijkstelling van productiekosten die de industrie thans verkregen heeft, voor een verhooging plaats maakt. Trip wil den gulden zijn eigen evenwicht laten vinden en is bang voor een te laag peil, waardoor ook loonsverhoogingen zouden uitgelokt worden. In de eerste dagen zal alles trouwens gissen zijn, ook omdat enorme kapitaalbewegingen zullen plaats hebben - saldi welke door Nederlanders naar huis gehaald worden en beleggingen in Nederlandsche fondsen door het buitenland. Het feit dat de aanpassing hier te lande zeer ongelijk gevorderd is, maakt het zeker, dat de reactie van het loonpeil zeer verschillend kan zijn, maar het gevaar is dat de arbeiders die verhooging noodig hebben - bijvoorbeeld in Twente - de anderen zullen meesleepen. | |
9 October 1936.Tot nu toe zijn er slechts voordeelen te boeken, behalve dat de fluctuaties van den koers een nieuwe belemmering van den handel vormen. De te verwachten rijzing in aandeelen en buitenlandsche fondsen heeft plaats gehad, de detailprijzen van goederen is daarentegen onveranderd gebleven. De Regeering heeft verklaard, dat de belangrijkste huishoudartikelen als brood, aardappelen, vleesch, steenkolen niet in prijs zullen stijgen, maar overigens merkt men nog weinig van een politiek ter bevrijding van den handel. Het wordt hoog tijd, te bemerken dat de contraire invloeden uit den landbouw en industrie dit niet tegenhouden. Tegenover de zelfgenoegzame Engelschen, die verkondigen dat andere landen de invoerbelemmeringen moeten verlagen of opheffen, in welk geval zij de hunne niet zullen verhoogen, moeten wij, voor zoover wij den invoer niet al te dringend noodig hebben, op wederkeerigheid aandringen. Zij hebben immers door hun invoerpolitiek, sedert 1931 gevoerd, onzen tuinbouw en onze industrie geweldige schade berokkend. Van De Graeff hoorde ik dezer dagen, dat Van Swinderen waarschijnlijk vrij spoedig zal aftreden om plaats te maken voor Stirum, die bij de Nazi's zoodanig persona ingrata is, dat Von Neurath langs omwegen heeft laten weten, dat hij een stap van Hitler voorziet. Het is een openbaar geheim, dat Stirum zijn minachting voor de Nazi's | |
[pagina 1205]
| |
niet onder stoelen of banken steekt, maar ik wist niet, dat het zoo erg was. Over de opvolging is nog niets beslist. De Vos van Steenwijk, thans te Peking, komt niet meer in aanmerking, - - - -Ga naar voetnoota De Graeff denkt over Rappard te Bern en vroeg mij of ik hem kende, waarop ik ontkennend moest antwoorden. Ik heb hem nooit hooren roemen, eerder vagelijk hooren beschrijven als niet bijzonder geschikt. Wij zitten totaal vast met onze diplomatieke posten. In de hoogere rangen is geen materiaal van beteekenis. Ook Rome is niet vervuld. Haersma de With is gepolst, doch hij heeft bedankt, omdat er te weinig werk is. Hij heeft meer te Washington te doen. Zijn persoonlijke belangen doen hem overigens naar Europa terugverlangen. Nepveu (Madrid) komt op grond van anciënniteit in aanmerking, maar is sloom. Intusschen zijn de betrekkingen met Italië niet goed, handelspolitiek zijn ze afgebroken. De handel staat stil. Het is moeilijk na te gaan of de fout van de mislukte onderhandelingen alleen bij de Italianen ligt. Daarnevens nemen zij onze anti-Italiaansche houding te Genève kwalijk. Er is natuurlijk geen goed woord voor het Italiaansche standpunt tegenover Abyssinië te zeggen, maar wij deden beter ons wat op den achtergrond te houden, daar wij meer te verliezen hebben dan de gelijkdenkende landen als Zweden, Denemarken enz. | |
10 November 1936.Dezer dagen bij Crena de Iongh en petit comité gegeten, waarbij ook de Prins aanwezig was. Mijn eerste indruk, dat hij een verstandig en prettig jongmensch is, werd versterkt. Aan de Nederlandsche Handel-Maatschappij, waar hij vaak komt om zich in haar zaken in te werken - ofschoon niet zoo geregeld als gewenscht ware - is men zeer met hem ingenomen, en hetzelfde geldt voor Prof. Scholte. In Haagsche hofkringen ziet men wat op hem neer - vindt zijn familie niet chic genoeg, hem te weinig uit de hoogte enz. enz. Gelukkig dat hij daarbij niet past. Hij moet echter zijn omgang goed kiezen, vooral omdat de Prinses hoegenaamd geen standsverschil aanvoelt. Daar ik het minder gelukkig vond, dat hij onlangs een bezoek bij Mevr. von Pannewitz, wier huis een milieu van Duitsche snobs is, aflegde, heb ik daarop de aandacht van Beelaerts, die zijn mentor in dergelijke | |
[pagina 1206]
| |
aangelegenheden is, gevestigd. Deze was het met mij eens, maar gelooft niet, dat dit een geregelde relatie wordt, al heeft hij in Duitschland kennissen die een brug met Mevr. von Pannewitz vormen. Dat Duitsche milieu schijnt nogal ‘fast’ te zijn, veel echtscheidingen en mésaillances. Het is te hopen, dat hij niet besmet is. De Prins, die het laatste jaar in Parijs doorgebracht heeft, is vast overtuigd, dat revolutie daar te verwachten is. Ik meen dat dit een te groot woord is voor de botsingen die zullen ontstaan indien de rechtschen ingrijpen en misschien ontijdig. De tegenwoordige toestand, onder een slappen socialistischen minister-presidentGa naar voetnoot1, die onder den invloed der communisten staat en sociale hervormingen doet aannemen die het weinige vertrouwen in de franc ondermijnt, kan niet lang duren, en algemeen wordt zijn val verwacht. Indien men dan zoo verstandig is het bewind op te dragen aan een krachtig radicaal-socialist als Daladier, die niet rechts staat en het vertrouwen van het leger geniet, zullen de communisten rumoer maken, maar niet gevaarlijk zijn, vooral niet indien nieuwe kamerverkiezingen hun zware verliezen toebrengen. Een reactie die komt voordat de stemming onder de arbeiders ten aanzien van het tegenwoordige régime onverschillig is geworden, kan zekere bloedige gevolgen hebben, maar een revolutie of commune verwacht ik niet. Daarvoor is de Franschman, ook de werkman, te veel petit bourgeois en rentier geworden. Men denkt daarbij gewoonlijk te veel aan Spanje, maar de burgeroorlog die daar woedt, heeft aan degenen die het niet wisten, duidelijk kunnen maken, dat het daar geen strijd is tusschen twee politieke beschouwingen; het fascisme en het communisme met eenige liberale en democratische stroomingen, die voor het oogenblik geheel onder den voet geloopen zijn, er tusschen, maar de opstand der verdrukten tegen den land- en geldadel en de geestelijkheid. Die opstand, sedert het einde der monarchie langzamerhand gezwollen en levende in een ongeletterde, heetbloedige massa, is door opeenvolgende zwakke regeeringen niet in goede banen geleid - integendeel, deze hebben meer en meer onder den druk van monarchistische elementen gestaan. Daaraan heeft het leger een einde willen maken, maar de aanslag mislukte en de strijd tusschen het oude régime - een caricatuur van het parlementarisme - en de horden van Ortega Y GassetGa naar voetnoot2 brak los. Franco laat zich wel eens fascistisch uit, maar hij | |
[pagina 1207]
| |
zal, indien hij wint, een reactionaire dictatuur brengen, misschien tegen zijn wil, en de innige haat die partijen verdeelt en door moordpartijen beider zijden gevoed wordt, zal voortbestaan en nieuwe uitbarstingen voorbereiden. In tegenstelling met andere landen zijn de boeren, althans in Andalusië, Castilië en Aragon, uitgezogen sedert eeuwen door of namens meestal afwezige landheeren, een element van onrust. In dit opzicht lijkt de toestand van Spanje op dien van Frankrijk voor 1789, zeker niet op dien van den tegenwoordigen tijd. Ten slotte wordt de oplossing door de separatistische aspiraties van Catalonië bemoeilijkt, het beschouwt zich als niet-Spaansch, ofschoon het zonder Spanje als afzetgebied voor zijn nijverheid niet leven kan. Vele berichten over den toestand in het ongelukkige land, dat conflicten buiten zijn grenzen kan veroorzaken, krijgen wij op kantoor door onze kapiteins en door gevluchte agenten. Tot nu toe zijn Engeland en Frankrijk erin geslaagd botsingen te voorkomen, maar het schijnt wel dat de witten van Duitschland en Italië krachtdadiger steun ontvangen dan de rooden van Rusland, alles natuurlijk oogluikend en ontkend. De toestand in Marokko wordt, naarmate de strijd duurt, ook steeds meer gespannen. Het is de vraag wat de verpletterende overwinning van Roosevelt de wereld zal brengen. Hij eindigt zijn eersten termijn in een periode van vollen voorspoed - behalve dat de werkloosheid in de Vereenigde Staten nog bedenkelijke proporties behoudt; maar het gevaar voor inflatie is dreigend. Indien hij er op uit is, het budget van zijn land met zijn milliarden tekort in orde te brengen, kan hij veel doen om haar te bezweren, maar de enorme en steeds stijgende goudvoorraad en de geweldige massa's credietpapier bij de banken beschikbaar, zijn onheilspellend, nu op de beurs de koersen meer en meer opgedreven worden. Ook de invloed van Engeland is gevaarlijk. Daar heerscht een boom die op goedkoop geld steunt, maar hij gaat niet aan een uitbreiding van den uitvoer gepaard, zoodat de betalingsbalans slecht is. De drang naar een lager niveau van het pond maakt zich dus voelbaar. De Engelschen weten echter dat Amerika opnieuw zal devalueeren, indien het Pond dreigt permanent onder de traditioneele waarde van $ 4.86 te dalen. Daarmede zou de wedstrijd naar de laagste valuta ontketend worden. Men acht het waarschijnlijk dat de Engelsche regeering het eerder zoover zal laten komen, dan door verhooging van den disconto-voet het Pond en de internationale markt te versterken. Daar ligt het groote gevaar van het oogenblik. | |
[pagina 1208]
| |
19 November 1936.Sedert eenigen tijd blijkt toch ook wel, dat de steun der Russen aan de Rooden van meer beteekenis is dan wij aanvankelijk dachten. Ook de havens van Barcelona en Cartagena liggen vol met Russische schepen, die leeftocht en ammunitie aanvoeren, en in den strijd om Madrid vechten Duitsche en Italiaansche strijdmiddelen tegen Russische. Vandaag wonden Mussolini en Hitler er geen doekjes om. Zij erkenden de Witte Regeering. Een strijd die in het land zelf niet tusschen fascisme en democraten, maar tusschen militair en clericaal absolutisme en anarchisme gaat, wordt nu - dit gevaar is thans imminent - een worsteling tusschen fascisme en bolsjewisme in Europa, waarin de democratische landen licht meegesleept kunnen worden. Frankrijk in de eerste plaats. | |
23 November 1936.Van Hasselt is een paar dagen in Italië geweest in verband met de moeilijkheid onze vrachten getransferred te krijgen. Dit punt bleek oplosbaar te zijn, doch van meer belang is, dat men in Italië er zeer op aandringt, dat we eindelijk tot een handelsaccoord met dat land komen. Door den tegenwoordigen onderhandelaar Van Kleffens wordt alle schuld op twee dingen gegooid: de onredelijkheid der Italianen en het geprononceerd anti-Italiaansch optreden van De Graeff en Limburg te Genève, maar ik ben ervan overtuigd, dat de harkerigheid van Van Kleffens, die hem geheel ongeschikt maakt om met Zuiderlingen op te schieten, een groote rol in deze ongelukkige zaak speelt. Het is mij meermaals door waarnemers gezegd, en nu brengt Van Hasselt hetzelfde bericht uit Italië mede. Toen Van Kleffens door Hirschfeld van ons kantoor weggehaald werd en hij mijn meening over de hem gedane aanbieding vroeg, heb ik hem ronduit gezegd dat ik hem niet geschikt achtte. Hij is zeer bekwaam, maar zeer stroef en komt dikwijls moeilijk uit zijn woorden. Mij heeft Hirschfeld nooit geraadpleegd. | |
[pagina 1209]
| |
11 December 1936.Welk een droevig drama in Engeland.Ga naar voetnoot1 Misschien zit er nog meer achter dan wij weten, maar Edward heeft zich een deerniswekkende zwakkeling getoond. Bewonderenswaardig is het gedrag van Baldwin, de houding van het Parlement, van de pers en het publiek geweest. Ondanks de groote populariteit die de Koning bij het volk genoot, heeft men begrepen, dat men hem in zijn dwaze huwelijksplannen niet ter wille mocht zijn en zich achter Baldwin moest plaatsen. De broerGa naar voetnoot2 die hem opvolgt, moet een fatsoenlijk, niet intelligent man zijn, die gelukkig getrouwd met een charmante vrouwGa naar voetnoot3 heet te zijn. Daar de Engelsche pers zoo lang mogelijk niets dan goeds van den souverein zegt, zal het Koningspaar wel spoedig de populariteit genieten die de monarch er sedert de dagen van Victoria bezit. Dit is voor het land in den tegenwoordigen toestand van Europa haast een eisch. Ik heb den indruk dat Italië zich een weinig intoomt. Het leek verleidelijk zich bij Duitschland en Japan aan te sluiten. Het heeft het niet gedaan, gelukkig, want het zou het gevaar niet alleen voor Engeland, maar ook voor ons zeer vergroot hebben. Dat Duitschland en Japan ons Indië zouden willen verdeelen, acht ik zeer waarschijnlijk. De toestand in beide landen is zeer gespannen en de ontploffing kan elken dag plaats vinden. Zonder Italië is zij minder imminent. Spanje kan echter genoeg brandstof leveren. Het schijnt gelukkig, dat er zich tusschen Engeland en Italië een zekere toenadering ontwikkelt, welke niet aan verdere toegeeflijkheid van Engelsche zijde gepaard gaat. Integendeel het neemt een veel zelfbewustere houding aan dan eenigen tijd geleden toen het nog onder den Katzenjammer van zijn mislukte anti-Italiaansche sanctiepolitiek leed. Ook tegenover Duitschland, dat langzamerhand meer en meer in de benauwenis van voedselschaarschte en hooge prijzen geraakt en steeds ruwer koloniën opeischt. De geheele Duitsche mentaliteit wordt daarop gericht, de jeugd inbegrepen. Schacht spreekt al openlijk van een aanstaande ontploffing. Het verbreken van aangegane verplichtingen door Duitschland is aan de orde van den dag, nu weer de Akte van | |
[pagina 1210]
| |
MannheimGa naar voetnoot1, zonder eenige verontschuldiging, want dit was geen opgelegd, maar vrijwillig aangegaan tractaat. | |
30 December 1936.Sedert twee maanden constateeren wij bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij een volkomen omslag: hooge vrachten, een sterk uitgebreid vervoer. De depreciatie brengt ons het verwachte voordeel, maar de stijging op de vrachtenmarkt gaat daar ver boven uit. Voor de vroegere aandeelhouders die met een amortisatiebewijs afgescheept zijn, is dit ‘adding injury to insult’. De aandeelen zijn zoo sterk gestegen, tot 125%, dat de oude obligatiehouders, die voor hun obligaties ƒ 400 in contanten plus een nieuw aandeel van ƒ 500 ontvingen, niet te klagen hebben. Gelukkig geven de nieuwe statuten een voorkeursrecht aan houders van amortisatiebewijzen bij de uitgifte van verdere aandeelen, en daar wij geld om onze vloot te vernieuwen bitter noodig hebben en de koers der aandeelen een uitgifte mogelijk maakt, ziet het er naar uit, dat wij den teleurgestelden houders van amortisatiebewijzen eerlang zullen kunnen troosten. Het ware wenschelijk dit reeds in het aanstaande voorjaar te doen, doch daarvoor is noodig, dat de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen (Regeering) de bepaling opheft, krachtens welke de steun van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen in dit jaar genoten, terugbetaald moet worden, indien wij in 1937 dividend betalen. Dit dividend, waarvoor ongeveer ƒ 45.000 plus dividendbelasting per 1% noodig is, zit dubbel en dwars in het overschot van de jaarrekening over 1936, dat zeker meer dan ƒ 3 millioen zal beloopen. Zonder dividendbetaling, waarop de beurs schijnt te rekenen, zal het bezwaarlijk zijn tot emissie over te gaan. Het is den laatsten tijd de eisch van de Regeering geweest, het particuliere kapitaal zoo spoedig mogelijk weer in de scheepvaart te betrekken. Wil zij volgens dit inzicht handelen, dan moet zij die belemmerende bepaling doen vervallen. Doet zij dit niet, dan zal zij zelve ettelijke millioenen voor de vlootvernieuwing beschikbaar moeten stellen. In afwachting van de realisatie van dezen wensch zijn wij met de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen een verzachting van de voorwaarden van het hypothecaire crediet van 5½ millioen, dat zij ons verleende, overeengekomen, zoodat wij althans de meest nood- | |
[pagina 1211]
| |
zakelijke vrachtschepen kunnen bestellen, helaas tot veel hoogere prijzen dan waarvoor wij eenige maanden geleden terecht hadden kunnen komen. De bouw van een nieuw mailschip voor de verbinding met Curaçao en het Panamakanaal is echter niet verzekerd. De rentabiliteit van een dergelijk schip zou volgens onze berekening eerst bereikt worden, indien de bouw, die ongeveer 4 millioen zou vergen, met 2 millioen gesubsidieerd werd, het gevolg van de zware bouw- en exploitatiesubsidies die de Duitsche en Fransche lijnen waarmede wij concurreeren, ontvangen. Het is zeer de vraag, of de Regeering tot een dergelijke subsidieering zal overgaan - het West-Indische belang wordt in Den Haag niet hoog aangeslagen - maar op 1 April 1938, als wanneer de ‘Venezuela’ als te oud van de lijst afgevoerd moet worden, zal een vrachtschip in zijn plaats komen, waarmede aan de regelmatige passagiersverbinding ernstig afbreuk wordt gedaan. Aan het einde des jaars heerscht in den lande een opgewekter stemming dan te eeniger tijd sedert 1930. Weliswaar is de werkelijke economische verbetering nog gering, maar in sommige deelen van het bedrijfsleven is zij merkbaar en in andere in het vooruitzicht. Op de beurs zijn honderden millioenen verdiend, doch nog niet gerealiseerd, in de scheepvaart is het ‘Jean qui rit’, in Indië wordt wegens de hooge prijzen der producten de tijd voorbereid waarop het weer orders hier kan plaatsen en geld kan verteeren, de exportnijverheid - in de eerste plaats de scheepsbouw - krijgt orders, maar de exportmogelijkheden blijven beperkt door de handelsbelemmeringen. De industrie die voor het binnenland werkt, is echter in een moeilijk parket. Zij betaalt de grondstoffen steeds hooger en kan voor haar afgewerkt product weinig meer maken dan vóór de devaluatie en de stijging der wereldmarktprijzen. De werkloosheid neemt minder toe dan in 1935 in hetzelfde seizoen, en zoo er geen oorlog komt, zal zij in 1937 afnemen, misschien zelfs belangrijk. Dit hangt van den loop der loonen af. De stijging van het indexcijfer der kosten van levensonderhoud is sedert einde September fractioneel geweest - ong. 1% - maar desondanks komen met 1 Januari eenige loonsverhoogingen los, o.a. bij de scheepsbouwwerven aan de Noord, wier werkkrachten door de hoogere loonen te Rotterdam betaald, weggezogen worden. Nu op de depreciatie van den gulden de aanzienlijke stijging der prijzen van graan, ijzer, koper, rubber en tal van andere artikelen gevolgd is - helaas voor onze boter, kaas en groenten niet - vrees ik | |
[pagina 1212]
| |
een kostenstijging in ons land, die het herstelproces zal remmen. Het egalisatiefondsGa naar voetnoot1 heeft echter blijkbaar groote moeite den gulden laag te houden, en ik vraag mij af, of het wenschelijk is daarop te blijven werken. Immers de stijging der wereldmarktprijzen, buiten de depreciatie van den gulden om, bewerkt het effect dat anders de depreciatie zou uitoefenen. Nu wordt de actie uit beide hoofden gecumuleerd en is het gevaar voor inflatie reëel. Ik ben daarom heden met Trip gaan praten en heb hem gevraagd of het niet zaak is den gulden heel voorzichtig los te laten, zoodat de buitenlandsche deviezen, gegeven de tendens die bestaat, stijgen. Hij achtte dit nog niet wenschelijk, omdat de oorzaken van de vaste houding van den gulden naar zijn meening van voorbijgaanden aard zijn: repatrieering van buitenlandsche saldi (nog geen verkoop van Amerikaansche fondsen), belegging van Engelsch kapitaal in Nederlandsche staatsfondsen en koloniale aandeelen, groote vraag naar guldens wegens de hoogere prijzen van Indische producten. Het egalisatiefonds wordt door Colijn en Oud in overleg met hem beheerd. Dit overleg schijnt echter niet dagelijksch te zijn, want het punt dat ik te berde bracht, was nog niet tusschen hen besproken. Trip toonde zich eenigszins huiverig den gulden vrijer te laten, ook omdat hij dan een gehuil der exportindustrie voorzag, maar overigens vreest hij wel een wereldinflatie, omdat Amerika en Engeland waarschijnlijk niets zullen doen om die tegen te gaan. Amerika zou de waarde van den dollar kunnen verhoogen, maar Roosevelt doet dat zeker niet, en Engeland zal voorloopig de discontoschroef niet aanzetten om het pond grootere vastheid te verschaffen. Slechts heeft hij waargenomen dat Norman niet meer spreekt van de ‘undervalued dollar’ en de neiging om met het oog daarop het pond te drukken niet meer bestaat. Intusschen is van stabilisatie geen sprake zoolang de toestand in Frankrijk zoo onzeker is. De Prins zeide mij onlangs, dat hij een revolutie daar als aanstaande beschouwt. Dit is vermoedelijk een beschouwing ontleend aan de sterk rechtsche elementen die hij allicht het laatste jaar daar gekend heeft. Komt een Sovjet-republiek aan zijn zuidgrens, in Katalonië, dan is het gevaar voor communistische woelingen groot, zonder dat | |
[pagina 1213]
| |
voor een communistisch régime gevreesd behoeft te worden. In Frankrijk met zijn sterk verdeeld privaatbezit is dat welhaast onmogelijk, maar het gevaar dat rechts een voorbarig offensief begint om van Blum af te komen en dat met bloedvergieten gepaard gaat, is ook groot. Indien men - tegen de constitutioneele usance in - verkiezingen voor de Chambre kon uitschrijven, nadat Blum een parlementair échec geleden heeft, dan zou vermoedelijk blijken, dat het land minder communistisch en socialistisch is dan uit de vorige verkiezingen (1936) af te leiden viel. Het is te hopen, dat deze legale weg bewandeld kan worden. Dan komt er geen revolutie. Aan het einde des jaars vraagt men zich ook af, hoe onze verkiezingen in 1937 zullen uitvallen. De Nationaal Socialistische Beweging heeft zich als zoo schreeuwerig en weinig serieus leeren kennen, dat hij vermoedelijk minder menschen in de Kamer zendt, dan een jaar geleden gevreesd werd.Ga naar voetnoot1 Colijn sprak toen van 10 à 12 zetels, die het vormen van een ministerie zonder de socialisten in gevaar zou brengen. Ik hoor zeggen dat Colijn, die destijds van plan was in 1937 rust te nemen, weer regeeringsneiging aan den dag legt. Dit zegt men ook van De Geer, die eenigen tijd geleden voor te oud versleten werd. De Roomschen zijn op Colijn niets gesteld, doch zouden wel de leiding van De Geer aanvaarden. Zelven hebben zij geen aangewezen leider. Aalberse is op een dood spoor gerangeerd, als zijnde ondoelmatig, en in Goseling, den opvolger, ziet men niet de beheersching die een leider noodig heeft. Vermoedelijk krijgen partijen als de liberalen en Vrijzinnig Democraten weer een duw naar beneden.Ga naar voetnoot1 Zij hebben geen figuren van beteekenis in de Tweede Kamer en de leiding is slap. Is tegen het voorjaar de economische toestand belangrijk beter, dan zullen de partijgangers van het tegenwoordige kabinet ervan profiteeren. Alles te zamen genomen, ziet het er naar uit, dat we een ministerie als het tegenwoordige behouden. Het was aanvankelijk het plan, dat ik na de aanneming der grondwetswijziging in de Eerste Kamer zou komen, ter opvolging van S. van den Bergh, die dan zou aftreden. Thans is het mijn voornemen in September een reis naar Oost-Azië en Indië te maken, die wenschelijk is in verband met de onhoudbare betrekkingen tusschen | |
[pagina 1214]
| |
Paketvaart en Java-China-Japan LijnGa naar voetnoot1 en met het oog op mijn plichtsvervulling als lid der Eerste Kamer. Het lidmaatschap van dit college zou mij aantrekken, wanneer ik, eenmaal als directeur der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij afgetreden zijnde, ik denk voorloopig aan het voorjaar van 1938, behoefte aan bezigheid zal hebben - ware het niet, dat de liberale partij vleesch noch visch is. De overneming in de algemeene ledenvergadering van 19 December van het amendement-SmidGa naar voetnoot2 na zijn sterk agrarische, voor ordening en tegen de vrije prijsvorming pleitende toelichting is een typisch staaltje van de karakterloosheid van haar leiders (zie mijn brief hierover aan de leden der Vereeniging voor Economische Politiek).Ga naar voetnoot3 |
|