Herinneringen en dagboek (3 delen)
(1970)–Ernst Heldring– Auteursrechtelijk beschermd[1935]3 Januari 1935.Het jaar zet op internationaal gebied wat beter in dan men eenigen tijd geleden had kunnen verwachten. De economische toestand is nog troosteloos, althans in ons land. De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij heeft grooter vervoer dan in 1933 gehad, maar de daling van het pond heeft haar netto inkomsten eerder verminderd dan vermeerderd. De laatste 4 maanden waren ondanks talrijke ongunstige factoren, waaronder de insolventie van Duitschland de voornaamste is, beter dan de eerste 8. De opzettelijke uitmergeling der Nederlandsche lijnen welke Duitschland aan zijn betalingsmoeilijkheid doet gepaard gaan, boezemen mij groote zorg in. Het wordt steeds moeilijker voor Duitsche verschepers invoervergunningen te verkrijgen, indien zij niet met Duitsche schepen verladen of vergunning voor vrachtbetaling in de clearing bekomen. Intusschen worden Duitsche obligaties lustig voor Duitsche rekening tot de tegenwoordig sterk gedeprecieerde koersen gekocht. Geen land is zoo duivelachtig geslepen in zijn armoede. | |
10 Januari 1935.Hierbij aanteekeningen over een onderhoud met Brand en een ander met Koning over de betrekkingen van Java-China-Japan Lijn tot Koninklijke Paketvaart Maatschappij, waarbij de laatste zich als volkomen onhandelbaar heeft leeren kennen.Ga naar voetnoot1 Koning, dien ik altijd als een prul, maar tevens een fatsoenlijk man heb beschouwd, blijkt niet te begrijpen wat een commissaris tegenover zijn aandeelhouders wèl en niet mag doen. Met dezen man kan men geen zakelijke besprekingen houden. Wij zullen nu echter aan Colijn verslag over het negatief verloop van de besprekingen moeten doen, daar de Koninklijke Paketvaart Maatschappij zeker haar versie geeft. Dit lichaam wordt zonderling beheerd. Het zwaartepunt van het beleid is in Indië, waar de directie uit opgekomen menschen bestaat, die boven alles doordrongen zijn van de machtspositie der Koninklijke Paketvaart Maatschappij in Indië, monopolistisch denken en slechte manieren hebben. Groote bekwaamheid heeft er sedert de | |
[pagina 1099]
| |
dagen van Op ten Noort ontbroken. Het bestuur hier te lande, dat tegenover aandeelhouders verantwoordelijk is, heeft weinig in de melk te brokkelen. Het bestaat uit een Raad van Bestuur, die eens in de maand bijeenkomt, waaruit 3 gedelegeerden de directeurenambtenaren - verantwoordelijk aan den Raad - over uitvoeringsaangelegenheden bijstaan. Het zijn HummelGa naar voetnoot1 - voorzitter - een gemakzuchtige grappenmaker, die nimmer veel beteekend heeft en nu aan zoo zware verkalking lijdt, dat hij eenigszins ingewikkelde zaken niet zonder schade aan zijn gezondheid kan behandelen - toch blijft hij aan - voorts Koning en Bernard Ruys, die zeer bekwaam op het gebied van scheepvaart is, maar zelden een eigen meening ten beste geeft. De dagelijksche zaken worden door Brand behandeld, een oud-boekhouder die zijn best doet, maar geen prestige bezit. Sedert 1 Januari heeft hij den heer Ter Poorten als mede-directeur, dien ik nog niet kan beoordeelen. Hoewel de maatschappij technisch bekwaam beheerd wordt, berust haar welvaart voornamelijk op haar monopolie-positie in den archipel. | |
14 Januari 1935.KalffGa naar voetnoot2 is gisterenmorgen overleden, een slag voor het ministerie. Gisteren heeft ten huize van Fock een conferentie plaats gehad, waar, behalve Fock, Waller, Bierema en Rutgers aanwezig waren en ik moest ontbreken, daar ik met John Blijdenstein in de duinen van Castricum wandelde en onvindbaar was. Naar ik telefonisch van Waller hoorde, wil men Colijn een opvolger uit liberale kringen suggereeren. Men is niet zeker, dat hij in die richting zal zoeken, daar er pressie op hem uitgeoefend zal worden een Roomsche te nemen, die in dit geval Bongaerts zou zijn, een man van slechten moreelen roep (op financieel gebied). Het zou heel erg zijn, maar er wordt betwijfeld dat Colijn een vermeerdering van den Roomschen invloed zou accepteeren. Hij heeft meer steun voor zijn versoberingspolitiek aan een liberaal, die trouwens onmisbaar is, indien het ministerie zich nationaal wil blijven noemen. Er is echter bitter weinig verschot aan geschikte liberalen. Genoemde heeren schijnen de voorkeur aan den ingenieur Wouter Cool te geven, dien ik alleen van naam ken. Genoemd zijn ook Ringers - zeer bekwaam, maar niet de man om | |
[pagina 1100]
| |
liberale beginselen te verdedigen - Van VlissingenGa naar voetnoot1, dien men echter voor half fascistisch aanziet (ik betwijfel dat dit ten rechte is) en die in sommige kringen niet voor strikt eerlijk aangezien wordt (ik heb slechts het tegendeel bemerkt). MolenaarGa naar voetnoot2, zeer bekwaam, ook als staatkundige, maar scherp en geen persona grata bij Fock in de liberale partij. Waller heeft ook mij genoemd, maar men schijnt daarop niet met animo ingegaan te zijn. Hij had er mij den vorigen avond, toen de berichten over Kalff het naderend einde deden vreezen, over gesproken, maar ik had hem dadelijk gezegd, dat men een ingenieur moest nemen, terwijl ik hem daarna schriftelijk bericht heb, dat financieele en huishoudelijke bezwaren mij zouden beletten, op een ministerschap te reflecteeren. Dezen brief ontvangt hij eerst hedenmorgen. | |
29 Januari 1935.Nadat ik Colijn het mislukken der besprekingen tusschen Koninklijke Paketvaart Maatschappij en Java-China-Japan Lijn op 16 dezer gemeld hadGa naar voetnoot3, kwam Prof. van Gelderen, vergezeld van Mr. Idenburg, bij mij om zich schoon te wasschen van de blaam die ik volgens hem op de delegatie in een gesprek met Snouck geworpen zou hebben. Ik heb inderdaad aan Snouck in een gesprek gezegd, dat naar mijn meening de Nederlandsche delegatie voor de onderhandelingen met Japan de scheepvaartbelangen vrij stumperig behandeld heeft en dit nu aan de privé-onderhandelingen met de Japansche stoomvaartmaatschappijen overlaat, bij wie wij nu min of meer met hangende pootjes terugkomen, omdat wij indertijd met hen hadden kunnen afsluiten, wat wij op wensch der Regeering nalieten. Het gelukte hem niet, ons van zijn gelijk te overtuigen, maar ik kreeg niettemin den indruk met een bekwaam man te doen te hebben. Ook bleek mij uit dit onderhoud, dat de Regeering zoo mogelijk de Japansche scheepvaart uit den archipel verder terugdringen wil en dus achter de Paketvaart staat. Zij wenscht ook op de een of andere wijze amalgamatie van Java-China-Japan Lijn en Koninklijke Paketvaart Maatschappij, maar in elk geval gecamoufleerd.Ga naar voetnoot4 Wanneer men dan ook | |
[pagina 1101]
| |
nog in aanmerking neemt, dat het bestuur der Java-China-Japan Lijn de belangen der aandeelhouders tegen de rücksichtslose Paketvaart te beschermen heeft, is het hier de steen der wijzen die gevonden moet worden. Intusschen zijn de onderhandelingen met de Japanners, die den 25sten te Kobe een aanvang zouden nemen, nog niet begonnen, daar IshiharaGa naar voetnoot1, de nationalist in het gezelschap, den onbeschaafden en onredelijken eisch stelt, dat de Japansche tekst der te sluiten overeenkomst ook bindend zal zijn, terwijl wij alleen den Engelschen tekst bindend willen zien. Op dit punt geven wij niet toe.Ga naar voetnoot2 Achter Ishihara staat het Ministerie van Oorlog, achter de andere Japansche scheepvaartondernemingen de meer gematigde ministeries van Buitenlandsche Zaken en Financiën. Zooals ook in de buitenlandsche Japansche politiek blijkt, wint de militaire partij het van de andere gewoonlijk in daden. HirotaGa naar voetnoot3 hield dezer dagen een bloemzoete rede in het Parlement; tegelijkertijd vielen de Japansche troepen de Chineezen in Tsjahar aan. Komt geen scheepvaartovereenkomst tot stand die onze Regeering bevredigt, dan komt er ook geen handelsverdrag, hetgeen meer spanning beteekenen zou. JanGa naar voetnoot4 moet dezer dagen in Japan aangekomen zijn, op weg van San Francisco naar Hongkong. | |
17 Februari 1935.De Economische Raad heeft in de afgeloopen week (eigenlijk was het de commissie ad hoc) een nieuwe vraag van den Minister om advies in zake de industrie, die uitkomt op: meer protectie en ordening? in behandeling genomen. Er wordt steeds meer op ordening aangedrongen. Zij die dit doen, zien niet in dat zij daarmede smoren zullen wat er nog aan ondernemingsgeest leeft. | |
[pagina 1102]
| |
Java-China-Japan Lijn nu weldra waarschijnlijk de hevigste concurrentie zal ondervinden, te meer daar haar aandeel in het vervoer in het laatste jaar zonder kunstgrepen belangrijk toegenomen is. Wij bereiden ons op een strijd à outrance voor, zonder van onze Regeering, die ons vrijwel in de soep gereden heeft, anderen steun te verwachten dan een zekeren aandrang op ons en de Koninklijke Paketvaart Maatschappij uit te oefenen tot een overeenstemming te komen, waarbij de Koninklijke Paketvaart Maatschappij echter een alleronzakelijkste houding inneemt, zóó dat men niet met haar opschiet.Ga naar voetnoot1 | |
12 Maart 1935.Op uitnoodiging van de Trustees van de Carnegie Endowment, wier president Prof. Nicholas Murray Butler is, woonde ik de vorige week een besloten conferentie bij, die de volgende onderwerpen te behandelen had: trade-barriers, stabilisation of exchanges, further means to strengthen the Family of Nations. Er waren 60 uitnoodigingen uitgegaan, doch zooals gewoonlijk waren niet meer dan 30 à 40 menschen aanwezig, waaronder natuurlijk veel liberalen, maar ook conservatieven als Austin Chamberlain. Hij presideerde den laatsten dag toen de internationale politieke samenwerking behandeld werd, totdat hij weg moest. Toen werd ik plotseling door Butler tot voorzitter gebombardeerd. Den eersten dag was Lord Crewe en als plaatsvervanger Hirst voorzitter, den tweeden dag Spender. Ik moest den eersten dag de besprekingen openen, wat niet eenvoudig was, daar het over handelsbelemmeringen ging, terwijl, zooals de zaken zich ontwikkeld hebben, stabilisatie der wisselkoersen vooraf moest gaan (waaraan vanzelf de opheffing van handelsbelemmeringen als deviezenregelingen, clearing- en compensatieverdragen en een deel der contingenten gepaard zou gaan). Ten slotte vereenigde men zich op een motie, die den voornaamsten crediteurlanden aanbeveelt, hun handelspolitiek tegenover debiteurlanden te herzien, terwijl de conferentie een tweede motie ter aanbeveling van regionale verdragen in den geest van Ouchy en MontevideoGa naar voetnoot2 aannam. Dit was in elk geval | |
[pagina 1103]
| |
een goed teeken. Op het punt van stabilisatie heerschte groote eenstemmigheid, wat zeker merkwaardig was, gezien de Engelsche laatmaar-waaien politiek, die dien dag tot een daling van het pond onder de ƒ 7, - geleid had, hetgeen de Regeering en de Bank van Engeland als een versterking van de Engelsche positie schijnen te beschouwen. Neville Chamberlain verklaarde dien dag in het Lagerhuis, dat de Regeering het Pond niet aan dollar of franc zou verbinden, zoo lang zij niet meer zekerheid nopens de waardevastheid van die munteenheden bezat. Op den duur moet echter - zoo voegde hij er aan toe - op basis van goud gestabiliseerd worden. Onze conferentie vereenigde zich op basis van een door mij ontworpen motie, hier en daar geamendeerd, die tot spoedige stabilisatie strekt. Of die eenstemmigheid ook bereikt zou zijn, indien Sir Henry StrakoschGa naar voetnoot1 tot het einde gebleven ware, weet ik niet. Hij beschouwt devaluatie door de goudlanden voorafgaande aan de stabilisatie als noodzakelijk en noemt in zijn artikel 40% allround, hetgeen bij de zeer uiteenloopende inwendige koopkracht van de munteenheid in de goudlanden dwaasheid is. Daarover zwijgt de motie wijselijk. Sir Arthur SalterGa naar voetnoot2 is sedert eenige jaren tot wereldordening bekeerd - hij sprak dus van een managed currency, waartegen hij opkwam. Den laatsten dag, toen het over de politieke samenwerking ging, presideerde dus Sir Austin Chamberlain en toen die tegen den lunch weg moest, werd ik zijn opvolger. In deze besprekingen speelde Butler zelf de grootste rol. Hij is een groot voorstander van Amerika's actieve deelneming aan de beraadslagingen van Genève en elders, maar legt den nadruk op den argwaan van het Amerikaansche publiek, dat men niet over aansluiting aan den Volkenbond moet spreken. Butler is een man van over de 70, in het volle bezit van zijn geestelijke vermogens en redenaarstalent - de tafelspeech in de Claridge's was prachtig - een idealist met practische noties. Hoe groot zijn invloed in Amerika is, weet ik niet. Hij verklaarde dat de aangenomen moties den diepsten indruk in Amerika zouden maken. Ik ben dienaangaande zeer sceptisch. Zeker is het, dat de Engelsche pers de conferentie vrijwel doodgezwegen heeft. Misschien was het omdat zij geen toegang had (het gevolg was dat er inter muros geen blad voor den mond genomen werd). | |
[pagina 1104]
| |
Het gezelschap was overwegend Engelsch, voorts 5 à 6 Amerikanen, 1 Canadees, Trendelenburg voor Duitschland, Rueff en Seydoux voor Frankrijk, Paul van Zeeland voor België, Knudsen voor Noorwegen, Amorise voor Italië - de laatste een paskwil. Enkele merkwaardige dingen van historisch belang kregen wij te hooren. Butler vertelde ons, dat indien niet door toevallige omstandigheden de stemming van het Congres in 1919 over het verdrag van Versailles 14 dagen eerder plaats gevonden had, een toen tusschen President Wilson en eenige weifelaars bereikte overeenstemming over enkele punten van uitvoering de aanneming van het verdrag ten gevolge zou hebben gehad. Daarmede zou heel wat na-oorlogstragiek voorkomen zijn geworden. Immers de Vereenigde Staten als partij tot het verdrag en lid van den Volkenbond, zouden al spoedig hun invloed ten gunste van een politiek van gezond verstand tegenover Duitschland hebben laten gevoelen. Het is te hopen, dat de geschiedenis van dit drama weldra betrouwbaar geschreven wordt. Bij de bespreking in onze conferentie van het Briand-Kellogg pactGa naar voetnoot1, maakte Butler de opmerking, dat het zóó niet genoemd moest worden, want tegen het oogenblik dat hij het moest teekenen, was Kellogg er tegen. Beter is het als het ‘pact van Parijs’ aan te duiden. Later voegde Chamberlain in zijn toast hieraan de mededeeling toe, dat de eigenlijke Amerikaansche drijfkracht tot dit pact Butler zelf is geweest. Chamberlain maakte op mij niet den indruk van een zeer bekwaam man te zijn; zijn rede ter conferentie was middelmatig, zijn vormen daarentegen veel welwillender dan men op grond van zijn opgeprikt uiterlijk zou zeggen. Alex Henderson, de ontwapeningspresident, sprak ook, maar zeer welsprekend, hoewel min of meer voor de tribune, die er niet was. Hij wil een permanente ontwapeningscommissie, viel Frankrijk sterk aan en stelde zich op het Duitsche standpunt. Hij zag er slecht uit, en volgens anderen is hij een opgeschreven man. Zeer verstandige opmerkingen maakten Sir Herbert Samuel, die alle 3 dagen aanwezig was, en Ramsay Muir, voorzitter van de National Liberal party, en met betrekking tot de verdere ontwikkeling van den Volkenbond Sir Arthur Steel-Maitland. De | |
[pagina 1105]
| |
Duitscher Trendelenburg, dien ik al vele jaren ken, sprak geen Engelsch en verklaarde, dat hij zich ten aanzien van de volkenbondsmotie van stemming moest onthouden, ofschoon zij zijn persoonlijke meening weergaf. | |
19 Maart 1935.Eergisteren bracht de pers het ernstige nieuws van de wederinvoering van den algemeenen dienstplicht in Duitschland, weliswaar de logische consequentie van hetgeen de laatste jaren gebeurd is en van de onwijze kneveling door het Verdrag van Versailles, maar niettemin nu Duitschland weer openbaar toont wat het wil zijn - en feitelijk tengevolge van de moeilijk verheimelijkte bewapening sedert het Hitler-régime jaren al is - een tot de tanden gewapende mogendheid met niet te overziene gevolgen. Ruw-Duitsch is deze daad, eenige dagen voordat het bezoek van SimonGa naar voetnoot1 en Eden aan Hitler zou plaats hebben. Het is de vraag of dit bezoek kan doorgaan want de basis der besprekingen, die in begin Februari was vastgelegd, is geheel veranderd. Ontzettend dom was de publicatie van het Engelsche witboekGa naar voetnoot2, 14 dagen geleden, daarna kwam de brute verklaring van Duitsche zijde van de sterkte der luchtmacht, kort daarop hetzelfde aangaande de Russische legersterkte, toen de plotselinge wederinvoering van den tweejarigen dienstplicht in Frankrijk, en nu dit. Colijn, dien ik gisteren opzocht, kon waarschijnlijk met recht zeggen, dat hij nooit in zijn leven in zoo korten tijd zooveel politieke flaters had zien begaan. Ik kwam bij Colijn om hem over de Japansche situatie te spreken, maar daar de laatste dagen geruchten de ronde doen dat de Regeering aan het bezuinigingsplan, dat zij eerlang zal indienenGa naar voetnoot3, de bevoegdheid zal verbinden in den rentestandaard in te grijpen en zelfs Trip dienaangaande niets weet, alleen vreest dat zij dit van plan is, hetgeen op het vertrouwen van het nog beschikbare kapitaal een funesten invloed moet hebben, vroeg ik Colijn in mijn kwaliteit van | |
[pagina 1106]
| |
waarnemend voorzitter van den Economischen Raad (de Voorzitter is met vacantie) naar den grond van het gerucht. Hij erkende dat er iets van waar is, nl. de Regeering wenscht de bevoegdheid langs wettelijken weg in de rente van het landbouwcrediet en in den rentevoet van pandbrieven in te grijpen, het laatste in den zin van bepaling van een maximum rentevoet van 4%. Ik zeide, dat ik dit zeer gevaarlijk vond en een middel erger dan de kwaal, dreigende executies in den landbouw. Colijn zeide, dat het wetsontwerp nog wel eenige wijzigingen kon ondergaan, terwijl het bij den Raad van State is. Ik ried hem aan zulks dan op het gebied van het credietwezen te doen, het eenige gebied waarop de ontwikkeling van zaken gedurende de crisis vrij bevredigend geweest is, althans wat den rentevoet aangaat. Ik wees hem er op, dat wij wellicht aan den vooravond van ernstige financieele gebeurtenissen stonden als gevolg van de daling van het Pond, dat ondanks alle voortreffelijke camouflage ook een zekere mate van onrust in Engeland verraadt, en de daaruit voortvloeiende wankele positie in België, terwijl de Lire in Italië reeds eenige weken aan het kraken is. Meer dan ooit moet het geld ten onzent voor die debiteuren - de zeer enkelen die nog genade in het oog van den geldschieter vinden: de Staat, hypotheken, provincies, gemeenten - beschikbaar blijven. Ik geloof wel dat Colijn begreep hierop te weinig gelet te hebben, maar de internationale toestand vervulde hem te zeer om daarop niet telkens terug te komen. Spoedigen oorlog in Europa vreest hij niet, maar wel is deze ontwikkeling koren op den molen van Japan. Hiermede waren wij op het andere terrein, waarop ik met hem van gedachten wenschte te wisselen. De arrogantie die de Japanners onder de tegenwoordige verdeeldheid in Europa meenen aan den dag te kunnen leggen, heeft de besprekingen tusschen de Java-China-Japan Lijn en de Japansche lijnen verijdeld, en daarmede is de Java-China-Japan Lijn aan de nu te verwachten aanvallen van die zijde blootgesteld.Ga naar voetnoot1 De Regeering zal nu op haar manier de lijnen willen steunen. Colijn sprak reeds van contingenteeringen van Japansche goederen, waaraan verbonden de bepaling dat 50% met de Nederlandsche lijn moet vervoerd worden. Dit schijnt voorloopig het plan van Batavia te zijn. Ik verzocht hem alvorens zijn goedkeuring aan den een of anderen maatregel te hechten, ons te raadplegen. Op het oogenblik hebben de Japansche lijnen nog geen maatregelen tegen | |
[pagina 1107]
| |
ons genomen. Indien zij den opzeggingstermijn in acht nemen welken de conference-overeenkomst inhoudt, kunnen zij eerst over 2 à 3 maanden tot den strijd overgaan. Wat zij daarna zullen doen, kunnen wij slechts gissen. Allicht een geweldige verlaging van het reeds zoo lage tarief tusschen Japan en Java en een aanval op onze lijnen tusschen China en Japan. Tot voor kort konden zij zich daar niet bewegen, daar de Chineezen de Japansche vlag boycotten, doch Roosevelt's domme zilveraankooppolitiek heeft China, dat daardoor aan een scherpe deflatie onderworpen is, in de armen van Japan gedreven, en het veld is vrij. Het is voor ons echter niet wenschelijk dat de Nederlandsch-Indische Regeering een uitdagende houding aanneemt. Bovendien is ons percentage van het vervoer van Japan naar Java in 1934 langzamerhand van ongeveer 32 op 45% gestegen. Indien wij tot den strijd gedwongen worden, dan beginnen wij hem op een hoog plan. Een en ander neemt niet weg dat het vooruitzicht zeer duister is. Onder de omstandigheden is samengaan met Koninklijke Paketvaart Maatschappij, die de mislukte besprekingen in Japan ook bijwoonde, hoogst gewenscht, maar met zulke onhandelbare lieden als in de directie te Batavia en in den Raad van Beheer hier zitten, valt niet te praten. Colijn deed alsof hij niet wist dat de besprekingen doodgeloopen waren, hetgeen mij de gelegenheid gaf, hem nog eens de persoonlijke moeilijkheden uit te leggen. Hij zeide daarover niet verwonderd te zijn, waarbij, zoo voegde hij eraan toe, nog komt dat de Koninklijke Paketvaart Maatschappij het oor van den Gouverneur-Generaal heeft. Ik gaf hem in overweging een tusschenpersoon, die bij geen der beide maatschappijen betrokken is, op te dragen, ze tot elkaar te brengen. Men moet zich dan den dwazen wensch naar camouflage van het samengaan uit het hoofd stellen. Behalve dat hij niet te verwezenlijken is, heeft de actie der Japanners hem geheel den grond ontnomen. Colijn reageerde niet op deze suggestie. Het gesprek kwam vervolgens op Duitschland. Hij vindt den economischen toestand daar ondoorgrondelijk en zorgwekkend. Hij verwacht devaluatie van de mark en tevens moratorium voor buitenlandsche schuld. Vermoedelijk heeft hij het van Hirschfeld, die pas van Berlijn terug is en met Schacht onderhandeld heeft. Een maand of 6 geleden moet Schacht tot Hirschfeld gezegd hebben, dat hij de mark zoo lang mogelijk tegen devaluatie zou beschermen, omdat hij voorzag dat met de mark Hitler zou gaan. Colijn zeide dat Schacht thans niet meer zoo zag. Indien dit zoo is, dan bevestigt dit den indruk dat niet Hitler de macht heeft, doch het leger, dat hem ge- | |
[pagina 1108]
| |
bruikt zoolang hij voor een groot gedeelte van het domme volk - en politiek dom zijn de Duitschers in grooten getale - de Führer is. Zoover geschreven, lees ik dat de reis van Simon naar Berlijn doorgaat, een verstandig besluit, want afbreking der besprekingen zou het gevaar slechts vergrooten. Colijn zeide dat Schacht Hirschfeld verzocht had zijn Regeering mede te deelen, dat hij het clearing-verdrag opzegde. Hirschfeld weigerde dit, zeggende dat indien Duitschland er een einde aan wilde maken het dan den officieelen weg behoorde te volgen en niet door een onderhandsche boodschap. Schacht kwam er niet meer op terug, hetgeen Colijn een nederlaag noemde. Overigens waren wij het er over eens, dat deze clearing danig aan het mislukken is.Ga naar voetnoot1 De Duitsche uitvoer naar ons land neemt steeds af, een gevolg van de hooge prijzen, die het binnenland betaalt - voornamelijk dank zij uitrusting voor den oorlog, die de industrie krachtig bezighoudt. Over onzen binnenlandschen toestand was Colijn zeer mismoedig. Hij veroordeelt de geheele economische politiek die wij volgen, maar ziet geen alternatief. Liberaal in zijn economische opvattingen moet hij vaak aan zijn Roomsche en Vrijzinnig-democratische ambtgenooten toegeven. Het gevaarlijkste voorbeeld daarvan is de door de Tweede Kamer aangenomen wet op de ondernemingsovereenkomsten.Ga naar voetnoot2 Wat de Regeering aan de ééne zijde doet ter verlaging van het kostenpeil, neemt zij aan de andere zijde terug door maatregelen die de verstarring in de hand werken, zooals contingenteering, landbouwordening en nu laatstelijk deze wet, die zonder twijfel gebruikt zal worden om zwakke ondernemingen in het leven te houden en het loonpeil te verstarren. De mentaliteit van ons zakenleven wordt hoe langer hoe meer van de noodzakelijkheid van uitvoer afgeleid en op het binnenland geconcentreerd - ondanks het steeds waarschuwende teeken der stijgende werkloosheid. | |
21 Maart 1935.Ik stelde Trip op de hoogte van de mededeeling van Colijn betreffende de door de Regeering gewenschte bevoegdheid inzake het vaststellen van hypotheek- en pandbriefrente.Ga naar voetnoot3 Daar dit plan volgens | |
[pagina 1109]
| |
hem van Oud uitgaat en hij hem niet kan verzoeken geraadpleegd te worden, besloot ik ook dezen op te zoeken. De ontvangst was aanvankelijk allesbehalve vriendelijk en kwam eigenlijk neer op zijn meening, dat mijn bezoek een groote nalatigheid en onkunde bij hem moest veronderstellen, terwijl zoo iemand als hij toch wel zou begrijpen hoe voorzichtig men met het credietwezen moest omspringen. Bovendien gevoelde hij zich in het geheel niet geroepen mij mededeeling te doen van hetgeen in het wetsontwerp staat, dat thans bij den Raad van State is. Ik antwoordde zeer koel, dat ik mijn wetenschap door zijn ambtgenoot Colijn bevestigd had gehoord en dat ik mij verplicht achtte hem als waarnemend voorzitter van den Economischen Raad te waarschuwen voor de gevolgen van het voorgenomen ingrijpen in credietvoorwaarden, nu ik wist dat Trip mijn gevoelen ten opzichte van het daarmee gebonden gevaar deelt en niet door hem geraadpleegd was. Daarop draaide hij om, werd mededeelzaam en verklaarde Trip te zullen gaan spreken. Het wetsontwerp was nog maar een voorontwerp (voorontwerpen legt de Regeering niet aan den Raad van State voor) en er kon nog in gewijzigd worden. De positie was zeer moeilijk. Er moet wat gedaan worden om de vaste lasten, met name de woninghuur voor den arbeider, te verlagen, de Economische Raad had toch ook het ingrijpen in de landbouwhypotheken verdedigd, Minister Steenberghe had toch reeds bevoegdheid aan de Landbouwcrisiswet ontleend (die daarvoor niet bedoeld is) om dit zelfstandig te doen enz. enz. Anderzijds begreep hij, zoo besloot hij, dat men met het tornen aan privaatrechtelijke schuldverhoudingen buitengewoon voorzichtig moest zijn. Ik merkte op, dat wat hij voorstelt ver buiten het landbouwcrediet uitgaat en de soepelheid van het geheele credietwezen bedreigt, die eerste voorwaarde is voor de kleine kans op welslagen van deflatiepolitiek - die ik zelf ook voorsta, zoolang zij nog een kans biedt, daar geïsoleerde devaluatie ons naar afgronden van onbekende diepte kan leiden. Oud betoonde zich ook een overtuigd anti-devaluïst. Later vernam ik van Trip dat Steenberghe in den ministerraad van Dinsdag jl. voorgesteld heeft, het bezuinigingsontwerp of althans de paragraaf betreffende de hypotheken in handen van Trip voor advies te stellen en daarin door Colijn (die den vorigen dag mijn bezoek gehad heeft) bijgevallen werd. Oud had daar weinig lust in (het is hem reeds eerder door Van Doorninck geraden) doch moest toegeven. Ik vond hem dus in een ietwat geprikkelde stemming. Deze | |
[pagina 1110]
| |
bewindsman is een buitengewoon bekwaam ambtenaar van de registratie, een knap debater, maar mist allen kijk op markttoestanden, van welk gemis hij zich geen rekenschap geeft. Daardoor vergaloppeert hij zich soms op voor het algemeen welzijn gevaarlijke manier. | |
23 Maart 1935.Lanz plotseling overleden. Hij had waarschijnlijk weinig vrienden - ik behoorde er althans niet toe, ofschoon hij mij in zijn brieven met ‘Lieber Freund’ aansprak - maar hij was een geniaal en zeer oorspronkelijk man. Zijn verdiensten als chirurg worden verschillend beoordeeld, maar wie hem critiseerden, waren vermoedelijk sterk door zijn minder aangename karaktereigenschappen beïnvloed. Anderen stelden hem heel hoog. Hij was ego-centrisch, voortvarend, altijd actief, weinig tactvol, soms hinderlijk vleiend en opdringerig, dan weer rücksichtslos. Zijn kennis van Europeesche, vooral Italiaansche kunst, van de Latijnsche, Duitsche en Italiaansche klassieken was diep. Ik ontmoette hem vaak op het gebied der Italiaansche primitieve en renaissance schilder- en beeldhouwkunst. Zijn verzameling heeft hij door levenslange toewijding opgebouwd, waarbij hij soms meer koopman dan kunstminnaar was. Zij is zeer interessant doch ongelijk van inhoud, met niet veel prima stukken. Voor de verspreiding van de kennis van die kunst hier te lande deed hij veel. Vom Rath kocht alleen op zijn advies en werd door hem gevormd (als men van vorming van den onbeteekenenden braven Pientje kan spreken). Voor de kunstkennis van Schmidt Degener had hij - niet geheel ten onrechte - geringschatting. Pit daarentegen achtte hij - ten rechte - hoog. De buitenlandsche politiek had zijn levendige belangstelling en gedurende den oorlog was hij op ergerlijke wijze pro-Duitsch, vergetende dat hij de gastvrijheid genoot van een land waarin men pro-Nederlandsch in de eerste plaats was en in meerderheid pro-Fransch. Hitler en zijn stelsel beschouwde hij als den ondergang van den ‘vrijen’ Duitschen geest. In Italië, dat hij kende als weinig anderen, werd hij na den oorlog lang geweerd, omdat hij zich in geschrifte, o.a. in een open brief aan de toenmalige Italiaansche regeering, tegen de aansluiting van Italië bij de geallieerden verzet had. Prins Rupprecht van Beieren, eveneens een kunstminnaar, was volgens hem een Dutzfreund. Hij vertelde gaarne - tot vervelens toe - anecdotes over zijn ontmoetingen met hem en de wijze waarop zijn (Lanz') kunstverwervingen tot stand kwamen, meestal ‘ad mai- | |
[pagina 1111]
| |
orem gloriam’. Het laatste verhaal dat ik van hem kreeg, was dat over het bezoek van de vrouwGa naar voetnoot1 van den ex-Keizer, die zich geestdriftig over Hitler uitliet, waarop Lanz al zijn critiek over het tegenwoordige régime zou hebben losgelaten, met het gevolg dat de temperatuur gedurende het verdere samenzijn veel lager dan in den aanvang was. Toorop heeft hem prachtig geschilderd. Hij doet op dat doek aan een Lanzknecht van Hodler denken, woest en onheilspellend, hard en onvervaard. Dezelfde man behandelde in zijn kliniek vele armen zonder loon te vragen. Ik hoop dat van zijn verzameling, die zeker te gelde gemaakt zal moeten worden, want ander bezit dan dat en zijn mooie huis had hij niet, iets voor het Rijksmuseum behouden blijft, maar met Schmidt Degener aan het hoofd, vrees ik aarzeling en ontwijking. | |
26 Maart 1935.Van Trip, die het natuurlijk van Van Doorninck heeft, verneem ik dat Oud de bevoegdheid der Regeering een maximum rentevoet voor pandbrieven en hypotheken uit het bezuinigingsontwerp gelicht heeft - vóórdat hij Trip geraadpleegd heeft. In België, waar de financieele toestand sedert lang dreigend was, heeft het kabinet Theunis, waarin Francqui de verradersrol gespeeld moet hebben (hij had aangenomen Theunis in de handhaving van de Belga te steunen en schijnt achter de coulissen op devaluatie gewerkt te hebben), plaats moeten maken voor een vrij poover samengesteld nationaal ministerie onder leiding van Van Zeeland, die groote bewondering voor Roosevelt koestert en den weg der inflatie opgaat. Naar Trip mij zeide, heeft van Zeeland daarbij zonderling gehandeld. Hij was vice-gouverneur van de Nationale Bank en moet den Koning medegedeeld hebben, dat zijn nieuwe financieele politiek door Franck goedgekeurd werd, wat onjuist is, daar deze de handhaving van de Belga verdedigt. Trip vertrouwt Franck in dit opzicht volledig. Ik ontmoette van Zeeland eenige weken geleden ter Carnegie conference en had eenige vluchtige gedachtenwisselingen met hem, o.a. over de handhaving van den gouden standaard. Toen ik hem zeide, dat België naar mijn meening het laatste land is dat (opnieuw) kan devalueeren, daar de koopkracht van het ruilmiddel er lager is dan waar ook, zweeg hij. Inderdaad is devaluatie of inflatie er gevaarlijker dan b.v. bij ons. Men klaagt er ook over de starheid | |
[pagina 1112]
| |
der vaste lasten, doch in vergelijking met Nederland zijn deze in België laag. Het geldloon laat er geen verdere verlaging toe en ik vrees er sociale troebelen. Het goudblok krijgt door den afval van België een stoot van beteekenis, nadat Italië ook reeds geruimen tijd wankel is en zijn koers met kunst- en vliegwerk op een peil houdt dat ong. 6% disagio beteekent. Wat het effect ten onzent zal zijn, moet afgewacht worden. De eerste uitwerking is een kleine vlucht uit obligaties, waardoor ook de koers der staatsschuld gezakt is en de conversies onderbroken worden. Misschien heeft dit den heer Oud beter dan mijn bezoek doen begrijpen, dat hij den rentevoet niet ter hand kan nemen. De jaarafsluiting der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij is beter dan die over 1933, hetgeen geheel aan vermindering der uitgaven toe te schrijven is. Wat wij aan overtollige schepen bezitten, koopen de Russen van ons, zoodat er een goede kans is dat wij eerlang uit onze schuld aan de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen komen. Echter kunnen wij zonder subsidie niet tot een sluitende exploitatie-rekening - om van dekking der afschrijvingen niet te spreken - komen. Nog steeds wacht de scheepvaart op de indiening der subsidiewet. De positie tegenover onze obligatiehouders blijft zoolang eveneens ongeregeld. Zij leggen zich erbij neer, dat de uitlotingen niet plaats hebben, maar pogingen om ons van den te zwaren rentelast te bevrijden, zouden op hun tegenstand stuiten, daar ons actief waarde genoeg bezit, om bij verkoop de vordering van obligatiehouders te dekken. Hoe onzeker en onbevredigend deze toestand ook is, wij maken eindelijk een begin met de vernieuwing van onze vloot - een bescheiden begin - twee motorbootjes van minder dan 400 brutoregister ton. Het kan niet langer uitgesteld worden. | |
4 April 1935.Het ingrijpen van Steenberghe in het executierecht bij hypotheek op landelijke eigendommen, waarop Oud zich onlangs beriep, is onmiddellijk met een stopzetten van de credietgeving in den landbouw beantwoord.Ga naar voetnoot1 De zaak is in Maart voor de landbouwcrisiscommissie | |
[pagina 1113]
| |
geweest, waar de regeeringscommissarissen en de voorzitter, ook ambtenaar, die de plannen indienen, bijna altijd hun zin krijgen, omdat zij mede stemrecht hebben. Desondanks was er slechts een niet duidelijk afgeteekende meerderheid. Van LeeuwenGa naar voetnoot1 en ik maakten gebruik van ons recht onze afwijkende meening aan den Minister kenbaar te maken (onderling waren wij het niet op alle punten eens, hij keurt wettelijk ingrijpen goed, ik veroordeel alle ingrijpen en wil niet verder gaan dan het in leven roepen van bemiddelingsinstanties). Nu de uitwerking zoo onrustbarend is geweest, zijn er 3 Ministers bij te pas gekomen - Van Schaik, Oud en Steenberghe, die aan een deputatie van credietgeversorganisaties (hypotheekbanken, levensverzekeringsmaatschappijen, spaarbanken, boerenleenbanken en notarissen) hebben moeten toezeggen, dat zij corrigeerende maatregelen zouden toepassen op het Koninklijk Besluit dat thans in werking is en als voorlooper dient van een wettelijke regeling - die niet tot bebouwde eigendommen uitgestrekt zal worden. Voorts zal men een communiqué ter geruststelling van de verontruste beurs en particuliere geldgevers de wereld insturen. Het is te hopen, dat het niet te onhandig uitvalt. De Ministers hebben geweigerd, de credietgevers in de redactie te raadplegen. Gisteren bezocht ik Steenberghe, om te wijzen op de noodzakelijkheid om ondanks de noodzakelijke bezuiniging gelden uit te trekken voor de exportpropaganda, waarvoor niets gedaan wordt en die bitter noodig is, nu onze uitvoer zóó zwaar getroffen is, dat de industrie meer en meer het oog vestigt op het binnenland en tegenover uitvoermogelijkheden onverschillig geworden is. Ik raadde hem aan dit resoluut aan te kondigen en te verdedigen. Daaruit zouden betaald moeten worden handelsmissies, subsidies aan instellingen als het Zuid-Amerikaansch Instituut (dat thans nog niet eens ƒ 5000, - kan loskrijgen, ofschoon Steenberghe het voorgesteld heeft), deelnemingen aan jaarbeurzen in het buitenland enz. Tevens moet onze diplomatieke dienst gereorganiseerd worden. Steenberghe gaf alles toe, noteerde het - maar was weinig hoopvol. Voorts brak ik een lans voor de instandhouding van het Rijksbureau voor de ontwatering, van welks nuttigen arbeid ik door mijn tochten naar verschillende provinciën in gezelschap van Van PanhuysGa naar voetnoot2 in 1934 overtuigd werd en dat men bij Landbouw schijnt te willen opdoeken, ofschoon daarmede geen besparing wordt ver- | |
[pagina 1114]
| |
kregen. Het geeft zeer nuttige adviezen ter zake van de verbetering der gronden, waarvoor de werken meestal in werkverschaffing uitgevoerd worden. De leiding daarvan berust in ettelijke provinciën bij de ingenieurs van het Bureau. Steenberghe bleek niet op de hoogte van de zaak. | |
5 April 1935.Het bovenbedoelde communiqué verscheen gisteren en tracht ten aanzien van hypothecaire vorderingen de gemoederen te kalmeeren. Ik vrees, dat dit effect met betrekking tot het landbouwcrediet niet bereikt zal worden. De zeer bewogen stemming die ten gevolge van den aanval op den gulden heerscht, maakt dat men even moet afwachten. Dezer dagen bezocht ik Fokkers Vliegtuigenfabriek.Ga naar voetnoot1 Fokker meent dat in Duitschland ongeveer 10 militaire vliegtuigen per dag gereed komen. Ons aantal moderne vliegtuigen bedraagt niet meer dan 5, volgens hem. Een verontrustende toestand. In Frankrijk is men bevreesd voor oorlog, in Duitschland legt men er zich op toe met dezelfde ‘Freudigkeit’ als in 1914. Italië rammelt met het zwaard. Niets is gemakkelijker dan om hem te laten uitbreken. Volgens Fokker had in 1933 een preventieve oorlog tegen Duitschland een einde aan het dreigende gevaar van dien kant gemaakt. Polen heeft toen gewild, de anderen niet. Nu is Duitschland veel zwaarder gewapend, ofschoon nog lang niet op het maximum. Het gaat intusschen met koortsachtigen ijver voort zich verder voor te bereiden. Indien Engeland een ferme rol weet te spelen en hetzij zich bij den ring om Duitschland aansluit, hetzij een ontwapening op voet van gelijkheid weet te bereiken met een soort van Europeesch Locarno, is de toestand nog te beheerschen. Helaas wordt Eden ziek en gaan MacDonald en Simon naar Stresa, de ééne onbekwaam, de andere bekwaam, maar ongeschikt om anderen te overtuigen, behalve als advocaat. Het ergste is indien Engeland een weifelende houding aanneemt. Het is echter in hooge mate geïnteresseerd, ware het alleen om den handel tegenover Japan vrij te houden. | |
[pagina 1115]
| |
Regeering in de Schelde-Rijn-verbinding, bezocht ik heden De Graeff en vroeg hem hoe het er mee stond. Het antwoord was geruststellend. Er zijn tal van hangende kwesties - de Wielingen, het Maaswater, de loodsgelden, de stop bij Lanaye, enz. De Graeff heeft het vorige jaar aan Jaspar voorgesteld te trachten die te regelen, doch de Schelde-Rijn-verbinding te laten rusten, aangezien de binnenlandsche gemoederen in Nederland daardoor verontrust zouden worden en de Regeering voor een oplossing in Belgischen zin geen meerderheid verwachtte. Jaspar had hierin toegestemd, doch was daarna spoedig afgetreden, het veld aan Hymans latende, die ook bereid was tot een regeling, maar voor zijn eigen figuur bezwaarlijk erin kon toestemmen, dat de kanaalkwestie niet eens op de agenda zou geplaatst worden. De Graeff had daartegen geen bezwaar gemaakt, op voorwaarde dat zij er weer van af gevoerd zal worden zonder besproken te zijn. Hymans trad ook af voordat de besprekingen begonnen. Dit is nu onder Van Zeeland geschied, aanvankelijk met gunstige augures. De Wielingenkwestie wil De Graeff in den zin van Beelaerts oplossen, de driemijls grens erkennen, behoudens het bekende driehoekje dat als open zee zal gelden en waardoor wij in oorlogstijd vrije communicatie tusschen de Schelde en de open zee zullen behouden. De Graeff deelt de vrees niet, dat het spoedig tot een oorlog in Europa, nog minder tot één in West-Europa zal komen. Simon, dien hij op diens terugweg van Berlijn op Schiphol ontmoet heeft, zei hem, dat Hitler's gedachten geheel naar het Oosten uitgingen. Hij had zich voorgesteld een soort dictator als Mussolini aan te treffen, doch hij vond een visionair die zijn taak van verdediger van Duitschland en van Europa tegen het communisme uiteenzette en daarop steeds weer terug kwam. De Graeff ziet geen oorlogsgevaar. Het komt mij voor dat hij daarbij te weinig denkt aan het mandaat dat Hitler ook meent te hebben, het Duitsche ras te vereenigen. Oostenrijk en Tsjechoslowakije met hun Duitsche bevolkingen (laatstgenoemd land alleen in het Westen van Bohemen) staan steeds aan een actie der Nazi's bloot. De Graeff is zeer over Simon te spreken. De grief die men algemeen tegen hem hoort inbrengen, in Engeland zoowel als daarbuiten, nl. dat hij in zijn omgang altijd de advocaat blijft en daardoor irriteert, koestert hij niet. Hij mag hem gaarne lijden en vindt hem oprecht en soms groot, zooals op den dag te Genève waarop Barthou grof tegen hem uitvoer (geheel tegen de afspraak met diens mede- | |
[pagina 1116]
| |
leden der Fransche delegatie) en Simon zich inhield. Dat deze onrustige, onstuimige Franschman van het wereldtoneel verdwenen is, acht De Graeff geen verlies. | |
13 April 1935.De gulden is weer uit de branding. Voor hoe lang? Intusschen begint men in Engeland meer voor stabilisatie te gevoelen. Als Frijda Clay, den economic adviser van de Bank van Engeland, die op de Carnegie conference in Maart jl. haar monetaire politiek verdedigde, goed begrepen heeft (hij bezocht onlangs Amsterdam), dan is hij thans vol critiek. Lionel Robbins bepleit stabilisatie in het laatste bulletin van Lloyd's Bank, en de laatste Economist vraagt zich af of Engeland wel zoo sterk naar den dollar moet blijven kijken en of stabilisatie met de landen die op goud zijn, niet een grooter belang is.Ga naar voetnoot1 Voorloopig beveelt hij handelsovereenkomsten aan die met een verderen val van het Pond rekening houden. Deze suggestie is een stumperig denkbeeld, maar de neiging tot stabilisatie groeit ook bij den Economist, omdat hij - evenals een toenemend aantal Engelschen - na den afval van België een onbeheerschte depreciatie van de valuta's van Frankrijk, Nederland en Zwitserland en daarmede den chaos vreest. Volgens het Handelsblad is de City grootendeels reeds voor het denkbeeld gewonnen. Mijn oude vriend Henry Bell, een groot man bij Lloyd's Bank, houdt koppig vol, dat vóór alles de handelsbelemmeringen weg moeten en stabilisatie na herstel van de normale goederenbeweging vanzelf komt. Academisch volkomen juist, maar geen land is tot vermindering der handelsbelemmeringen bereid, omdat zij allen meenen, daarmede de binnenlandsche economie en de valuta te moeten beschermen. De stoot moet aan de zijde van het muntvraagstuk toegebracht worden. Vele handelsbelemmeringen, en van de ergste, zullen met stabilisatie vanzelf verdwijnen: clearing, compensatieverdragen, deviezenrestricties. Natuurlijk moet de rest volgen, anders zou stabilisatie niet tot stabiliteit leiden. | |
[pagina 1117]
| |
zetels nog meer dan aan stemmen verliezen.Ga naar voetnoot1 In Amsterdam zijn ook de communisten sterk vooruitgegaan.Ga naar voetnoot2 Voor de Regeering wordt de voortzetting van haar deflatiepolitiek, die trouwens te veel door allerlei tegen deflatie ingaande maatregelen - landbouwsteun, contingenteeringen enz. - doorkruist wordt, daarmede nog moeilijker. Dit gaat aan duistere vooruitzichten gepaard, daar de andere partijen geen gezaghebbende leiders bezitten, tenzij men Mussert daarvoor aanziet, die echter nog niets gezegd heeft waaruit men zou kunnen afleiden, dat hij een bekwaam man is. Hij fascineert een deel van de jeugd en onnadenkende ouderen met allures van wilskracht en hol gebral. De indiening van het drastische bezuinigingsplan, dat, evenals de scheepvaartsteun, al maanden vertraagd is, zal nu wel eerlang plaats hebben.Ga naar voetnoot3 De Graeff en Steenberghe hebben mij beiden gezegd, dat ‘er niets van kwam’. Toch kan ik niet aannemen, dat de Regeering er niet de portefeuillekwestie bij stelt, omdat dit plan den sluitsteen van haar politiek moet vormen en ook geloof ik niet dat de Kamer de verantwoordelijkheid van een verwerping en een crisis, waarschijnlijk nieuwe verkiezingen voor de Tweede Kamer, zal riskeeren. Komt het plan er echter door, dan vrees ik voor verkiezingen met een sterk radicalen uitslag in 1937. Intusschen kan er spoedig veel veranderen, de aanval op den gulden is niet zoo afdoende afgeslagen als wij dachten, de vorige week bestond er nog een aanzienlijk déport op termijnguldens en ging er opnieuw goud naar Amerika. De bankpositie - zoowel de goudpositie der Nederlandsche Bank als de liquiditeit der particuliere banken - is nog steeds sterk, maar hetzelfde kan niet van de particuliere banken in Zwitserland gezegd worden, die alle voor bedragen, hun kapitaal en reserves gelijkkomende of overtreffende, in Duitschland en andere insolvente landen vastzitten, terwijl Zwitserland meer buitenlandsche saldi terug te betalen heeft dan Nederland. Het kan nog eerder tot devaluatie gedwongen | |
[pagina 1118]
| |
worden dan wij, en in beide landen is het gevaar dichter bij gekomen, ook omdat het devaluatie-idee steeds wassenden psychologischen steun vindt. Men ziet geen licht in de tegenwoordige politiek, helt dus meer en meer naar het onzekere, althans iets belovende, maar indien niet vergezeld van stabilisatie, onheil brengende nieuwe over. Ook de internationale politiek kan verrassingen brengen. Engeland is zoo wijs geweest, door zijn houding te Stresa en Genève aan Duitschland te toonen, dat het tot zijn tegenstanders zal behooren, indien het voortgaat op den weg van dreigen met wapengeweld, doch dat het (Engeland) wil voortgaan met bemiddeling om den vrede te verzekeren. De Duitschers hadden klaarblijkelijk gedacht, dat Engeland zich niet aan de zijde der Franschen, Italianen en Russen zou scharen en kijken nu deerlijk op hun neus, hetgeen met woedeuitbarstingen gepaard gaat. Daar Hitler omgeven is van menschen van uiteenloopende meeningen, zoowel in de binnenlandsche als in de buitenlandsche politiek, en hij zelf aarzelt en soms toch op impulsieve manier ingrijpt, weet men van den eenen dag op den anderen niet wat er kan gebeuren. | |
25 April 1935.Bezoek van Van Aerssen BeyerenGa naar voetnoot1 in verband met een grievende behandeling die hem vanwege de Duitsche autoriteiten te Hamburg ten deel gevallen is. | |
[pagina 1119]
| |
gingsontwerp bijeenkomen en naar aanleiding daarvan de economische politiek bespreken. De meeningen zullen sterk uiteenloopen. Kaag wil hooge invoerrechten en het verlaten van den gouden standaard, bovendien de Roomsche ordening. Bonger wil de socialistische ordening, maar behoud van het goud. De VriesGa naar voetnoot1 staat waarschijnlijk tusschen beiden. Welter is vurig devaluïst. Trip heeft de monetaire kwestie nooit in den Raad besproken willen zien (hij ontbrak ter zitting van heden). Ik wil ordening van overheidswege alleen als tijdelijken maatregel, daar waar zij grooter onheil voorkomt, grooter invoerfaciliteiten opdat de productiekosten dalen, bevordering van den export en bovenal bemoeiïngen der Regeering om stabilisatie van wisselkoersen te weeg te brengen en, indien dit op verzet van Engeland afstuit, voortgezette deflatie, evenwel met beschikbaar stellen van kapitaal voor den bouw van arbeiderswoningen, van de noodige lijnschepen, van de industrie waar deze steun behoeft en hij duurzaam economisch kan werken. Indien deze financieele politiek, welke ons van den industrieelen ondergang moet redden, te zeer tegen deflatie zou ingaan, blijft ons niets anders dan devaluatie over, die wellicht ook door gebeurtenissen van buiten af veroorzaakt zal worden. Intusschen moet de bezuiniging aanvaard worden, voor zoover zij geen economische afbraak medebrengt. | |
3 Mei 1935.Dezer dagen bezoek van Willy SpercoGa naar voetnoot2 uit Istanboel over agentuurmoeilijkheden, veroorzaakt door het onrustige karakter van zijn broers. Gisteren met Trip gesproken. Hij is somber en toch moedig gestemd. Engeland weigert alle medewerking tot stabilisatie (dit hoorde ik ook uit Amerika; Statius Muller, onze agent in New York, woonde een déjeuner bij, waar Anderson, de economist van de Chase National Bank, mededeelde dat Roosevelt in die richting na de Carnegie conference een vergeefschen stap gedaan heeft). Intusschen staan wij aan verdere aanvallen bloot en sedert ons onderhoud zette er gisteren ter beurze weer één in. De positie in Zwitserland is précair, ondanks de gouddekking van 95% wegens de positie der banken. Trip vertelde mij dat gedurende | |
[pagina 1120]
| |
den laatsten aanval de Nationale Bank op het punt gestaan heeft, in paniekstemming het goud los te laten, hetgeen Trip, die thans president der Internationale Bank is en te Bazel was, wist te verhinderen, gesteund door den Franschman. Het op 5 Juni te houden referendum over deze vraag (wat een (onleesbaar)!) houdt in Zwitserland de onrust gaande. Ik vrees - en Trip deelt deze vrees - dat de goudlanden hun laatste dagen als zoodanig naderen. Hij voorziet dan algemeene inflatie, en wil dan voorloopig geen vaste goudwaarde. | |
4 Mei 1935.Bezoek bij Van Lidth de Jeude, Minister van Waterstaat. Besproken de directe weg Amsterdam-Den Haag, Oostelijk van Leiden, waarvoor ik al sedert jaren pleit.Ga naar voetnoot1 De eigenwijze ingenieurs willen echter niet van den overbelasten weg via Sassenheim af (Amsterdam-Sassenheim door de Haarlemmermeer). Lidth is de eerste Minister (het gezeur begon met Van der Vegte) die de zaak verstandig beoordeelde. Voorts besproken de nadeelen van de opheffing van het Rijksbureau voor de ontwatering en de positie van Van Panhuys.Ga naar voetnoot2 Daarna bij de Panhuysen koffie gedronken.Ga naar voetnoota | |
11 Mei 1935.Weer een doode dien het mij zwaar valt te missen, want ik hield van hem en had veelvuldig aanraking met hem. WallerGa naar voetnoot3 is niet meer, zijn heengaan werd verwacht. Ik at het laatst met hem na afloop van een vergadering in Januari tezamen met Cremer bij Sauer in den Haag. Hij kreeg daarna griep, die hem lang thuis hield. Toch ging hij te vroeg uit, levendig en actief als hij was, en kwam hij in Maart ter vergadering van het Verbond van Werkgevers te Amsterdam en sprak daar krachtig tegen de ordeningswet. Na afloop bracht hij mij in zijn auto naar kantoor. Het was de laatste keer dat ik hem zag. Ik geloof dat hij zijn huis sedertdien niet meer verlaten heeft. Ik herinner mij niet, wanneer ik hem het eerst ontmoette, maar sedert 1917, toen wij geregeld in de Commissie van Bijstand van het Departement van Buitenlandsche Zaken samenkwamen, later in den | |
[pagina 1121]
| |
Raad van Bijstand en ten slotte in de Vereeniging voor Economische Politiek, werkte ik veel met hem en langzamerhand ontstond een innige wederzijdsche vriendschap, ofschoon hij 11½ jaar ouder was. Hij was een eerlijk en bekwaam man, die de dingen in het groot zag, tot op het laatst toe ondernemend en niet geneigd zich bij iets neer te leggen wat hij verkeerd vond. Hij was een groot bedrijfsleider en een indrukwekkend leider van menschen, ofschoon hij niet gemakkelijk debatteerde of sprak. Hij was hartelijk, maar stak zijn afwijkende meening niet onder stoelen of banken. Ofschoon hij fel kon zijn, had hij niet veel tegenstanders en zeker weinig of geen vijanden. Hij was knap van uiterlijk en had veel charme. In vele opzichten doet zijn lieve zuster, Mevrouw van LeeuwenGa naar voetnoot1, aan hem denken. Hij behoort met Op ten Noort tot de groote en tevens beminnenswaardige mannen die ik op mijn levensweg goed gekend heb. | |
11 Mei 1935.In den Haag geweest en Van Doorninck bezocht in verband met de positie der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, die, na 4 jaren niet gebouwd te hebben, enkele schepen moet bestellen en geen geld heeft. Voorts over den algemeenen toestand, dien hij langs den theoretisch juisten weg tracht te verbeteren, doch die doodloopt - hetgeen hij niet erkent. Hij wordt daarbij minder en minder door zijn minister gesteund, die geen algemeenen kijk op den toestand heeft en buiten hem om maatregelen treft die tegen het stelsel ingaan of waarvan hij de portée niet inziet. Van Doorninck zeide dat de Regeering toch met de funeste inmenging in den rentevoet voor hypotheken zal komen, zonder dat hij erin gekend is. Voorts aan Buitenlandsche Zaken geweest. De Graeff afwezig, Van Kleffens en Snouck gesproken, o.a. in de zaak Aerssen.Ga naar voetnoot2 | |
22 Mei 1935.Het werken valt mij zwaar, maar ik kom er.Ga naar voetnoot3 Voordracht van Robert Wolff uit Parijs over ‘Liaisons entre Prix et Monnaies’. Zeer knap. Engeland draait om inzake stabilisatie, maar ik vrees dat de tijd | |
[pagina 1122]
| |
nog niet rijp is. Het wantrouwt Amerika en acht de positie in Frankrijk terecht labiel. De Regeering heeft voorts het volk en de industrie te veel de voordeelen van het zwevende pond voorgesteld dan dat zij opeens kan draaien, hoezeer sommigen in Engeland het groote gevaar voor chaos beginnen te beseffen. | |
2 Juni 1935.Elken dag groote en verwarring stichtende gebeurtenissen. Het ministerie Flandin ten val gebracht - te midden van een speculatieven aanval op den franc, in Amerika de geheele New Deal door het Supreme Court voor onwettig verklaard. Mussolini blijft met oorlog tegen Abyssinië dreigen, klaarblijkelijk heeft hij deze uiterst gevaarlijke afleiding van binnenlandsche spanning noodig. Hij schijnt er een breuk met Engeland en Frankrijk voor over te hebben en liebäugelt met Duitschland. Mijn oude vriend Albert His-Veillon te Bazel overleden. Mijn grootvader was met zijn vaderGa naar voetnoot1 bevriend. Die band heeft zich steeds tusschen de families gehandhaafd. | |
3 Juni 1935.Steenberghe afgetreden.Ga naar voetnoot2 Ik kwam hem toevallig voor zijn ministerie tegen. ‘Zuiver zakelijk verschil van meening,’ zeide hij. Hij meent dat de aanpassing langs den weg der deflatie niet langer mogelijk is. Misschien heeft hij ook geleerd door zijn ongelukkig Koninklijk Besluit terzake van de landbouwhypotheken, waarmede hij het landbouwcrediet heeft stilgelegd. Thans komt de Regeering met een wettelijk voorstelGa naar voetnoot3, dat weliswaar het chantage-karakter dat aan het Koninklijk Besluit vastkleeft, wegneemt, maar het ingrijpen van de overheid wettigt, terwijl de stringent werkende hypotheekcommissie voor landhypotheekkamers bij de kantongerechten plaats maakt, waarin credietgevers geen vertrouwen stellen. Bovendien kondigt de Regeering haar voornemen aan, dat zij overweegt ook elders - bedoeld wordt de rentevoet bij hypothecaire leeningen op bebouwde eigendommen - in te grijpen. Hiermede begaat zij onder den druk van links den grootsten flater dien zij tot dusver beging en doodt zij | |
[pagina 1123]
| |
het crediet, incluis het staatscrediet. Het eenige gunstige verschijnsel in de crisis is de natuurlijke verlaging van den rentevoet als gevolg van het financieel beleid. Reeds is de pandbrievenmarkt geheel gedesorganiseerd. Is Steenberghe dit gaan inzien? Het eenige alternatief, ofschoon het meest voor de hand liggende, maar tevens gevaarlijkste, is dan nog niet devaluatie, hoewel wij er meer en meer heen gedrongen worden - zoo het niet onbeheerschte depreciatie wordt. Ik betreur overigens zijn weggaan, ofschoon ik zijn solidariteitsbegrippen niet bewonder. Hij is een bekwaam en hupsch man, een harde werker, die den indruk van groote oprechtheid maakt. Zijn opvolger, Gelissen, ken ik niet. Ik hoorde hem zeer verschillend beoordeelen. | |
20 Juni 1935.Nadat het mij niet lukte van Lidth de Jeude te spreken, heb ik hem mijn bezwaren tegen het ingrijpen der Regeering in de hypothecaire verbintenissen in een langen briefGa naar voetnoot1 ontvouwd. Het raakt zijn departement wel niet direct, maar hij is mijn eenige partijgenoot in het ministerie en deze zaak betreft het Kabinet. | |
30 Juni 1935.Acht dagen te Parijs doorgebracht. Mijn schoonvader, die een autoongeluk gehad heeft en op Tweede Pinksterdag in levensgevaar verkeerd heeft (hart en nieren), opgezocht en betrekkelijk goed bevonden. Hij was te Bazemont. De dood van MiekGa naar voetnoot2 heeft hem ook zeer aangegrepen. De Italiaansche tentoonstelling in het Petit Palais is uniek, beter van selectie en rangschikking dan die te Londen eenige jaren geleden. Het kruis van Giotto uit Padua, dat ik meer dan 30 jaar niet gezien had, was overweldigend. Eenige dagen heb ik mij met het congres | |
[pagina 1124]
| |
der Internationale Kamer van Koophandel bezig gehouden, voornamelijk met de stabilisatie-motie, waartegen de Engelschen in den beginnen opkwamen. Gregory was daarin prachtig. Hij brak alle argumenten van zijn landgenooten stuk voor stuk af. Zij is ten slotte goed uitgevallen. Dat de Engelsche industrie, die sterk vertegenwoordigd was, meeging, is bemoedigend. Toch is geen verandering in de houding der Engelsche Regeering te verwachten totdat de nieuwe verkiezingen, die uiterlijk in Januari uitgeschreven zullen worden, achter den rug zijn. Overigens kan ik mij de Engelsche terughouding tegenover den zeer onzekeren monetairen en budgettairen toestand in Frankrijk en de onberekenbaarheid in de V.S. zeer goed begrijpen. Daarbij komt de politieke toestand, die tengevolge van het verrassende accoord tusschen Engeland en Duitschland op marinegebiedGa naar voetnoot1, waarbij Engeland zijn verplichtingen uit de overeenkomst van Stresa voortspruitende, zeer licht gesteld heeft, opnieuw onbehagelijk geworden is. Zelfs gevaarlijk, nu Mussolini in Abessinië va banque gaat spelen en daarmede dreigt den Volkenbond den genadeslag toe te brengen. Hier teruggekomen, vind ik, als verwacht, een nieuwe nederlaag der liberale partij bij de gemeenteraadsverkiezingen en een sterken vooruitgang van de communisten.Ga naar voetnoot2 De toestand is dan ook in Nederland zonder eenig perspectief. De Heer S. van den Bergh Jr., die zes jaar geleden door Provinciale Staten tot lid der Eerste Kamer herkozen werd, zou thans te mijnen gunste aftreden. Deze afspraak schijnt hij vergeten te zijn. Mijnerzijds wordt geen pressie uitgeoefend en ik heb verklaard, nog wel twee jaar te willen wachten. Het partijbestuur zou dienovereenkomstig als voorwaarde van zijn herkiezing willen bedingen, dat hij schriftelijk verklaart na twee jaar af te treden. Tot nu toe schijnt hij daarnaar weinig ooren te hebben. | |
[pagina 1125]
| |
Ik bezocht heden den nieuwen minister van Economische Zaken, Gelissen, die zeer voorkomend was, maar op mij geen prettigen indruk maakte. Hij praat veel, maar keek mij niet in de oogen. Doel van het bezoek was zijn medewerking voor de bekostiging van een officieele handelsmissie naar Argentinië en mogelijk naar andere Zuid-Amerikaansche republieken te verkrijgen. De industrie, voornamelijk Philips, heeft daarvoor reeds ƒ 18.000 bijeengebracht. Ik vroeg ƒ 20.000 van de Regeering. Gelissen zal het in den ministerraad verdedigen. Hij noemde Karnebeek als hoofd der missie. Een goed denkbeeld, mits hij maar niet de koorden van de beurs in handen krijgt. De Graeff, dien ik er eenige dagen geleden over sprak, kwam met ThorbeckeGa naar voetnoot1 aanzetten, den gewezen gezant te Peking, die wegens wangedrag van zijn betrekking ontheven is. Dien kunnen wij dus niet gebruiken. Ik heb ook Edgar Michiels van VerduynenGa naar voetnoot2 genoemd. Gelissen vroeg of ik als tweede man wilde meegaan. Ik heb daarvoor voorloopig bedankt, daar ik in dezen tijd bezwaarlijk van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij weg kan, die in het najaar allicht een regeling met obligatiehouders zal moeten maken, bij de voorbereiding waarvan ik niet mag ontbreken. Gelissen sprak ook over de algemeene politiek. Ik zeide hem dat de Regeering naar mijn meening een catastrophe uitlokt door in den rentevoet te willen ingrijpen. Dit drong niet tot hem door, evenmin als Van Lidth de Jeude het begrijpt, van wien ik intusschen een uitvoerig antwoord ontving.Ga naar voetnoot3 Gelissen vroeg wat ik van het plan der Regeering, de vestiging en uitbreiding van industrieën van een overheidsvergunning afhankelijk te maken,Ga naar voetnoot4 vond. Uiterst bedenkelijk, zeide ik natuurlijk. Colijn is geheel in het Roomsche vaarwater gekomen, nu hij dezen man, die volgens velen die hem kennen, wel een zeker soort bekwaamheid, maar niet de eigenschappen van een bewindsman bezit, in zijn kabinet gehaald heeft. De nieuwe aanpassingsvoorstellen zullen, indien ze door de Kamers aangenomen worden, chaotisch werken en bijdragen tot depreciatie. Dan heb ik liever depreciatie met een gezond credietwezen. Trip weert zich ook, doch tevergeefs. Hij staat | |
[pagina 1126]
| |
zwak, omdat hij het ingrijpen in de landbouwhypotheken principieel goedgekeurd heeft. Ook hij heeft niet voorzien, dat het landbouwcrediet daardoor geheel zou komen stil te liggen. Eenige dagen geleden is de wet op den scheepvaartsteun door de Tweede Kamer aangenomen.Ga naar voetnoot1 Eindelijk. Drie jaar te laat. Nu zullen wij eindelijk met onze obligatiehouders kunnen spreken, zeer verzwakt door aflossingen en rentebetalingen op onze schuld - terwijl wij zware verliezen leden en onze kas uitgeput was. Daarnevens doet zich het vraagstuk van de vernieuwing der vloot, waarin deze wet niet voorziet, steeds meer gevoelen. De Gemeenteraad van Amsterdam nam het groote uitbreidingsplan zonder hoofdelijke stemming aan.Ga naar voetnoot2 Ik herinner mij den dag, ettelijke jaren geleden, toen Mr.D. Hudig mij kwam vragen om met hem samen te werken ten einde met betrekking tot de noodzakelijkheid van systematische stadsverbetering en uitbreiding volgens een bepaald plan te werken, welk inzicht destijds aan het stadhuis geheel ontbrak. Wij richtten toen de groep ‘Groot Amsterdam’ op, waarvan Hudig, Crena de Iongh, TjeenkGa naar voetnoot3 en mijn persoon de actieve leden waren. Nadat ons optreden in den beginne op onverschilligheid en geraaktheid aan de Oude Zijds Voorburgwal gestuit was, draaide men in den loop van jaren bij, en onder den nieuwen directeur van Publieke Werken, De Graaff, kwam het tot geregelde samenwerking. Hij kreeg de middelen en het personeel om aan het ontwerpen van een vast plan te arbeiden, dat in alle stadia met ons besproken werd. Het duurde nog een heelen tijd voordat het officieel ingediend werd, doch ten slotte werd het dan aangenomen, een groote bevrediging voor De Graaff en zijn medewerkers, waaronder Scheffer mij de bekwaamste lijkt. Het is nu de vraag, hoe ver Amsterdam zich nog uitbreiden zal. Indien men op de crisisverschijnselen der laatste jaren afging, kan men zijn verwachtingen niet hoog spannen. In elk geval is zij behoed voor misgrepen als in de 19e en ook wel in het begin der 20e eeuw gemaakt zijn en onze stad blijvend ontsieren en in haar harmonische ontwikkeling belemmeren. Intusschen heeft de organisator deze overwinning niet meer mogen beleven. Hudig verliet ons verleden jaar voor goed. | |
[pagina 1127]
| |
De Koninklijke Luchtvaart Maatschappij wordt door het eene ongeluk na het andere getroffen: Uiver, Kwikstaart, Maraboe en gisteren de Gaai, alle Douglas-vliegtuigen. Het wordt tijd, dat zij onder contrôle komt. Plesman is een pracht organisator, maar naar de publieke meening heeft hij te veel van zijn menschen geëischt en zijn de nieuwe machines minder veilig dan de Fokkers. Misschien niet juist, maar zekerheid is noodig. | |
21 Juli 1935.Vannacht overleed Abram Muller, 74 jaar oud. Een der meest onkreukbare mannen die ik gekend heb. Hij was meer jurist - hoewel niet gestudeerd hebbende - dan zakenman. Was aan de Nederlandsche Handel-Maatschappij, waar mijn Vader hem 30 à 35 jaar geledenGa naar voetnoot1 op aanbeveling uit Rotterdam haalde, niet geheel op zijn plaats en geen groote steun voor mijn Vader, die toen juist president was - ook niet tegenover Van Aalst, wiens slimmigheden en vrijpostigheden mijn Vader niet aanstonden. Toen later Van Aalst president was, ging het met de samenwerking slecht, en Muller trad na eenige jaren af.Ga naar voetnoot2 Hij liet zich daarover zoo goed als niet uit, maar hij kon niet tegen Van Aalst, wiens régime hem te oppervlakkig en te weinig rondborstig was, op. Zijn wetskennis was fabelachtig, zoo ook zijn kennis der parlementaire geschiedenis. Hij was van Thorbeckiaan oer-conservatief geworden. Hij was meer negatief dan constructief van aard, maakte gemakkelijk principieele bezwaren, doch draaide in een vergadering vaak om, indien er een belangrijk besluit genomen moest worden waartegen hij zich eerst verzet had. Als leider van openbare vergaderingen wond hij zich op en maakte menschen die vragen stelden, tot tegenstanders. Hij was overigens een goed en hartelijk man, die als weinig anderen sympathie en achting genoot. Als rechter of als minister van justitie (het laatste 20 à 30 jaar geleden) zou hij wellicht groot geweest zijn. Ik zie hem met groot leedwezen voor altijd gaan. | |
[pagina 1128]
| |
25 Juli 1935.Sedert eergisteren politieke crisis door het roekelooze optreden van de Katholieken.Ga naar voetnoot1 Ik had dit niet verwacht, daar zij zonder de socialisten, met wie zij niet - althans nog niet - willen pacteeren, geen meerderheid kunnen vormen en, ook indien dit wel mogelijk ware, niet de menschen hebben die in de tegenwoordige omstandigheden verstandige leiding kunnen geven. Aalberse wordt ook in hun kringen als een tweede-rangs figuur beschouwd. Intusschen wordt de positie van den gulden meer bedreigd dan ooit, en Colijn heeft hem zelf door zijn ingrijpen in den rentevoet verzwakt. | |
26 Juli 1935.Trip ligt met niergruis in de blaas in het ziekenhuis in Den Haag, vanwaar hij in telefonische verbinding met zijn mededirecteuren aan de Bank staat. Zijn toestand is geenszins gevaarlijk, maar deze omstandigheden werken zeer spannend en agiteerend op zijn gestel. Ik zocht De BeaufortGa naar voetnoot2 gisteren aan de Bank op. Ik vond hem rustig. Eergisteren is 60 millioen goud verscheept, de verhooging van het disconto met 2% heeft goed gewerkt. Gisteren waren de wisselkoersen lager en werd slechts 20 millioen afgegeven. De politieke toestand levert een groot gevaar op. Ik woonde een telefoongesprek met Colijn bij, waarin deze aan De Beaufort vroeg of de Bank het (bedoeld werd de gulden) eenige dagen houden kon, indien de Koningin een staatsman met een kabinetsformatie belast. De Beaufort antwoordde natuurlijk, dat dit van de persoon afhing. Men hoort De Geer noemen, die op de beurs meer vertrouwen geniet dan Aalberse, maar daar hij Dinsdag verklaard heeft, dat hij devaluatie verkiest boven de doorvoering van het vaste-lasten-plan, kan de reactie op den gulden toch ongunstig zijn. Op het oogenblik hangt het van het Nederlandsche publiek, niet van het buitenland af. Een naam noemde Colijn evenwel niet. Woensdag zijn de Beaufort en Westerman Holstijn bij Colijn geweest - Oud tegenwoordig zijnde - en toen | |
[pagina 1129]
| |
werd hun meening o.m. gevraagd naar de uitwerking op den gulden van een bericht van Kamerontbinding. Zij hebben toen te kennen gegeven, dat deze een minder groot kwaad zou zijn dan een Kabinet dat geen vertrouwen inboezemt. Dit antwoord acht ik gevaarlijk, want Kamerontbinding schept weken- of maandenlange onzekerheid met een groote kans op een onregeerbaar parlement, waarin talrijke N.S.B. ers gekozen zullen worden, terwijl de communisten belangrijk versterkt zullen terugkeeren. Naar mijn meening is bij Kamerontbinding de gulden zeker niet te houden. De Bank heeft het disconto nog eens met 1% verhoogdGa naar voetnoot1 - ter waarschuwing, ofschoon de goudafgifte geringer was gisteren. Het is de vraag of hierdoor niet juist onrust verwekt wordt. Het is vandaag 25 jaar geleden dat ik trouwde. Het was niet alles zonneschijn sindsdien. | |
27 Juli 1935.Van Texel uit, waar ik in gezelschap van JetGa naar voetnoot2 ben, telefoneer ik met de Beaufort. Intusschen is bekend geworden, dat Aalberse uitgenoodigd is een parlementair ministerie op breede basis te vormen. Hij zal niet slagen, want hij heeft alleen de socialisten tot bondgenooten, zeer onacceptabel voor het rechter deel van zijn partij, de anderen zullen wel weigeren. De effectenbeurs is vandaag gesloten, de wisselmarkt kalm. Volgens De Beaufort zal er vandaag niet meer dan 9 millioen goud gaan. In het geheel gingen in de laatste 3 dagen 130 millioen. Paniek is er in het geheel niet geweest, maar de staatsfondsen zijn 4 à 5% gezakt, pandbrieven en spoorwegleeningen nog meer. | |
27 Juli 1935.Aalberse is niet geslaagd. Nu De Geer? Het lijkt niet onmogelijk, nu hij zich tegen de gedwongen renteverlaging verklaard heeft en toch zeker den steun der Roomschen noodig heeft, die hem trouwens zeer vage constructieve en interventionistische plannen alleen tegen devaluatie zullen verkoopen. Aangezien De Geer ook verklaard heeft liever devaluatie te zien komen dan de rechtszekerheid zoo te zien ondermijnen als door het vaste-lasten-plan reeds geschiedt - om van | |
[pagina 1130]
| |
de uitwerking op het crediet niet te spreken - zou de devaluatie met hem haar intrede doen. Ik ben van meening dat, nu de Regeering als noodzakelijkheid bij verdere deflatie het ingrijpen in den rentevoet beschouwt, het vechten voor den gouden standaard op het tegenwoordige peil verspilling van geestkracht en nationaal vermogen begint te worden. Het pleit is zoo goed als verloren. | |
28 Juli 1935.De Geer schijnt het niet aangedurfd te hebben. Nu is Colijn weer aan bod. De beurs heeft op het bericht dat hij met een nieuwe kabinetsformatie bezig is, met een sterke stijging van staatsfondsen gereageerd, en over het algemeen is men in den lande verlicht door het gevoel van het gevaar van een regeering Aalberse-Albarda af te zijn. Toch vrees ik dat Colijn teleurstellen zal, indien hij - en het zal wel niet anders gaan - bij zijn interventionistische plannen, die den Roomschen nog niet ver genoeg gaan, blijft. Hij krijgt er een groote meerderheid voor: De Geer - niet eens de Christelijk-Historische partij in haar geheel - en de liberalen zijn er slechts tegen. Met dit vooruitzicht voor oogen heeft het weinig zin meer de waarde van den gulden te verdedigen. | |
31 Juli 1935.Gisteravond telefoneerde Rutgers mij, dat Colijn gereed is. Het ministerie blijft en wordt met een Roomsch lid uitgebreid, die zich met Defensie zal belasten. Daar de persoon nog niet vaststaat en Deckers naar Landbouw gaat, dat van Handel en Nijverheid afgescheiden wordt, zal Colijn Defensie ad interim beheeren.Ga naar voetnoot1 In plaats van Marchant komt als Vrijzinnig-Democraat Slingenberg, die Sociale Zaken krijgt, allicht een vooruitgang, daar SlotemakerGa naar voetnoot2 weinig bekwaam en weifelachtig is. Deze komt nu definitief bij Onderwijs, waarvan hij ook niet veel terecht zal brengen. Gelissen behoudt Handel en Nijverheid. Een en ander wordt als een overwinning voor Colijn aangezien. Het hangt van het program van het gereconstrueerde Kabinet en de uitvoering af. Het schijnt, dat in den boezem der Roomsch-Katholieke fractie de oppositie tegen Colijn door Goseling, den Voorzitter | |
[pagina 1131]
| |
der partij, gevoerd is, die met zijn volgelingen Aalberse met een groote meerderheid (22:6) overstemde. | |
2 Augustus 1935.De Graeff, dien ik gisteren sprak, erkende dat de tegenstelling tusschen de Roomschen en Colijn in het Kabinet blijft bestaan. Eerstgenoemden hebben ten hoogste geleerd dat zij voortaan met hun aanvallen op het Ministerie voorzichtiger moeten zijn. 130 millioen goud zijn we kwijt, en het had niet veel gescheeld of wij waren van het goud afgeraakt te midden van politieke verwarring. De Graeff bejammerde het dat er een vierde Roomsche minister bij komt. Inderdaad maakt dat in den lande een onbehagelijken indruk. Merkwaardig was ook de uitlating van De Graeff, dat het Kabinet met het aanpassingsontwerp ‘zit’. Niemand heeft lust het te verdedigen. De toestand is dus nog zeer verward, en ik verwacht dat depreciatie van de munt met intrekking van de crediet- en rechtszekerheid verstorende plannen, die helaas al zooveel kwaad gedaan hebben, ons in den herfst te wachten staatGa naar voetnoot1, al zal tot op het laatste oogenblik de handhaving van den gulden verdedigd worden. Daar ik elk oogenblik een brief van Gelissen tegemoet zie, waarin de regeeringssteun aan een handelsmissie naar Zuid-Amerika wordt toegezegd en daar het hoofd door de Regeering aangewezen zal worden, kwam ik met De Graeff overeen, dat dit hoofd niet zonder overleg met mij benoemd zal worden. Wij denken voorloopig aan LoudonGa naar voetnoot2 of van Karnebeek. Ik ga heden voor 4 à 5 weken naar Beieren, Tyrol en Venetië, door JetGa naar voetnoot3 vergezeld. | |
1 September 1935.Gisterenavond thuisgekomen van 4 weken vacantie in Beieren, Oostenrijk en Italië met Jet als reisgezelle.Ga naar voetnoot4 We hadden prachtig weer, behalve in de bergen, waar we ons voornemen tochten te maken moesten opgeven, toen we voldoende getraind waren. De laatste 8 à 9 dagen brachten we te Venetië, Padua en Verona, Brescia, Bergamo en Milaan door. Venetië is een oude bekende, die ik gaarne terugzie. Ditmaal was er in het Palazzo Pisaro een prachtige tentoonstelling | |
[pagina 1132]
| |
van werken van Titiaan, waar zijn meesterschap in portretkunst, het coloriet en de compositie, doch ook zijn tekortschieten in geestelijke diepte - geheel overeenkomstig zijn tijd en omgeving - gedemonstreerd werden. Ditmaal bezocht ik ook het oud-Romaansche, half-Byzantijnsche kerkje te Torcello op een afgelegen lagune-eiland. Heel mooi. De Giotto's en Mantegna's te Padua waren een verrukking bij het weerzien na 30 jaren, zoo ook Verona. De musea in beide steden, vooral dat te Padua, vond ik uitmuntend gereorganiseerd. Te Brescia waren we slechts een paar uur tusschen 2 treinen, wegens slagregen grootendeels in een café. Het oude Bergamo op den berg gelegen met zijn door kerken en loggia's omgeven piazza is een juweel. Den internationalen economischen en politieken toestand vind ik bij mijn terugkomst zeer duister, den binnenlandschen weinig hoopvol. Dat Mussolini Abyssinië den oorlog zal aandoen, lijkt nu wel heel waarschijnlijk; dat hij daarmede zijn land in den afgrond stort, ook. De vraag is, wat Engeland zal doen. Het heeft het grootst mogelijke belang bij de handhaving van den Volkenbond, die door Italië allicht verlaten wordt; en een sterke partij verlangt geweld, indien Italië dit doet. Maar Frankrijk? Eenige maanden geleden zou het zich bij Engeland aangesloten hebben, doch het door het Engelsch-Duitsche vlootarrangement geschokte vertrouwen is niet voldoende hersteld. In het binnenland ziet het er naar uit, dat dank zij het toegeven van Colijn aan de Roomschen inzake hypotheekrente het vertrouwen zoo volledig geschokt is, dat de gulden bij de eerste de beste nieuwe bedreiging gaat. Misschien ook maar het minst slechte, want het zg. vaste-lasten-plan is vrijwel onuitvoerbaar. In mijn afwezigheid is de oude Van LoonGa naar voetnoot1 gestorven, een der rijkste menschen der stad (eenige jaren geleden 20 millioen of daaromtrent). Het was een merkwaardig type: van geringe ontwikkeling en algemeene belangstelling, trotsch op zijn patricischen stand, belust op geld, scherp in zaken, een figuur op de effectenbeurs. Door een ongeluk in zijn prille jeugd was hij klein van gestalte gebleven, eenigszins misvormd, naast zijn mooie vrouwGa naar voetnoot2 een schril contrast. Ik verwacht dat met Van Loon's heengaan het verdwijnen der firma Hope | |
[pagina 1133]
| |
een schrede nader gekomen is. Henk van LoonGa naar voetnoot1 interesseert zich niet voor zaken en Ter Meulen heeft niet voor opvolgers gezorgd. Jaren geleden heb ik hem bezworen dit verlies voor de Amsterdamsche markt af te wenden, door tijdige maatregelen te nemen. | |
2 September 1935.Commissarissen-vergadering aan de Nederlandsche Bank. Ik bewonder Trip's moedige houding, maar wanneer ik in mijn geheugen resumeer wat hij over de crisis van einde Juli en den toestand van heden zeide, komt het neer op een eisch tot herstel van het vertrouwen en de erkenning dat het voor de Regeering zeer moeilijk is daarin te slagen, daar Colijn te rekenen heeft met den onwil der Roomsch-Katholieke partij, drastisch te bezuinigen, haar wensch veel geld aan industrialisatie te besteden en met het feit, dat nu de Regeering eenmaal de rechtszekerheid van het leencontract ondermijnd heeft. Ik denk dat Trip de kansen van den gaven gulden zelf ook niet hoog aanslaat. Er zijn veel banksaldi naar Engeland en Amerika verplaatst. Het geld blijft duur en de Regeering zal voor haar schatkistbiljetten bij de Nederlandsche Bank moeten aankloppen. Deze heeft zich in een krassen brief aan de Regeering gewend, waarschuwende tegen een uitgavenpolitiek die zulks in sterke mate tengevolge heeft, waartoe zij haar medewerking niet zal verleenen, aangezien het inflatie zou beteekenen. Gisteren is Kees GuépinGa naar voetnoot2 aan een hartkwaal overleden, die al lang het ergste deed vermoeden. Ik mocht hem gaarne en heb nooit last gehad van de eigenschappen die hem bij sommigen ongeliefd maakten: een overmatige eerzucht, een zekere gezwollenheid, die hij vooral gedurende den tijd aan de Nederlandsche Handel-Maatschappij aan den dag legde. Hij was bekwaam en geestig, maar ging sedert zijn afscheid bij de Nederlandsche Handel-Maatschappij gebukt onder de wijze waarop hij door Van Aalst, zijn neef, behandeld is geworden. Deze schoof de schuld van vele verliezen, gevolg van verkeerde credietgeving, in Guépin's schoenen en maakte hem tot zondebok, terwijl gerust mag aangenomen worden, dat Van Aalst toen reeds de hand in veel fouten gehad heeft. Guépin slaagde er sedertdien niet meer in een betaalde positie in de zakenwereld te | |
[pagina 1134]
| |
krijgen - daarvoor vond men hem te veel advocaat - maar hij was 6 jaar lang Voorzitter van de Maatschappij voor Nijverheid, wat hij goed deed. | |
17 September 1935.De Troonrede is, zooals verwacht, moedeloos en maakt den indruk dat de Regeering geen licht meer ziet. Iedereen wacht thans op devaluatie of depreciatie, die onvermijdelijk schijnt en althans het voordeel van een nieuwen toestand schept, al heeft de Regeering misschien gelijk, wanneer zij (ook in de Troonrede) zegt, dat die gebeurtenis geen baat aan de gemeenschap in haar geheel zou brengen. De gemeenschap heeft echter een glas champagne noodig en nu is het maar beter, dat het spoedig gedronken wordt. Ik ging heden naar Trip toe, om met hem over den critieken toestand te spreken en zekerheid te erlangen, dat hij niet zijn ontslag neemt, indien het met den gulden misloopt. Het bleek mij, dat hij met Colijn en Oud alle maatregelen besprak die noodig zijn wanneer de goudvoorraad der Nederlandsche Bank onder een bepaald bedrag daalt. De Bank zal niet wachten totdat die voorraad de 40% dekking nadert en op een eerder tijdstip, wanneer zij ziet dat het afvloeien van goud (deze week is 36 millioen over de grens gegaan) zóó sterk aanhoudt, dat de val van den gulden niet meer te vermijden is, de Regeering verzoeken haar van haar verplichting tot goudafgifte - de verklaring van 1925 - te ontheffen. Houdt zich de Regeering hieraan, dan blijft Trip, maar besluit zij zonder bepaalde noodzaak te devalueeren, dan verleent hij zijn medewerking niet en treedt hij af. Deze verklaring bevredigde mij en ik denk, dat Colijn den afgesproken weg zal bewandelen. Ik vond Trip er vermoeid uitzien, hij slaapt slecht. | |
18 September 1935.Het ziet er naar uit, dat de Roomschen het bezuinigingsontwerp ten slotte zullen aannemen. Ik vat het verzoek van Aalberse, het aanstonds in de Tweede Kamer in behandeling te nemen op als een aanwijzing, dat hij nu het ontwerp-vaste-lasten afzonderlijk wil bekijken en de bezuiniging niet van de vermindering der vaste lasten volgens het ontwerp afhankelijk wil maken. Dit komt er zeker niet door, omdat het voor den één te groote rechtsonzekerheid handhaaft, volgens den ander niet genoeg verlichting brengt. Trip moet Goseling (Voorzitter der Roomsch-Katholieke Staatspartij) gezegd heb- | |
[pagina 1135]
| |
ben, dat een regeering-Aalberse het geschokte vertrouwen verder zou ontwrichten. De Roomschen, voor zoover zij van Colijn af willen, hopen op het leiderschap van De Geer, die door jonge ordeningsgezinde partijgenooten als Lieftinck in de richting der ordening getrokken wordt, doch zich tot nu toe daartegen verzet. Het komt mij voor, dat men voorloopig Colijn aan het bewind laat, omdat er niemand is die gaarne de verantwoordelijkheid van het bewind na zijn val zal dragen. Hij heeft zeker niet voldaan en groote fouten begaan - zooals het toegeven aan de Roomschen en de vakverbonden, het ingrijpen in den rentevoet, het aanstellen van een man als Gelissen - maar is hij eenmaal weg, dan zal men hem betreuren, omdat hij maatregelen weet te nemen die van moed en inzicht getuigen. Hij is ten slotte onze eerste staatsman. Ondanks Genève verwacht men elk oogenblik het begin der vijandelijkheden in Abyssinië. Engeland heeft duidelijk verklaard, dat het zal verlangen dat de Volkenbond sancties neemt. Alle andere landen, ook Frankrijk (echter niet Oostenrijk, Hongarije en Zwitserland) hebben zich bij Engeland geschaard, maar ik blijf sceptisch over de beteekenis van deze verklaringen. Economische sancties hebben alleen beteekenis, indien zij algemeen zijn. Duitschland staat buiten den Volkenbond, de drie genoemde kleine landen zullen waarschijnlijk om politieke en commercieele redenen toezien. Onder die omstandigheden is er groote kans dat er niets van terecht komt. Eerder zal Italië, dat nergens crediet geniet, na uitputting van zijn goudvoorraad en verkoop van buitenlandsche effecten gedwongen zijn den oorlog te staken. Dus militaire sancties? Europa in vuur en vlam zetten om een oorlog in Abyssinië te voorkomen, hoe onrechtvaardig en onmenschelijk deze ook moge zijn? Ik geloof er niets van. Frankrijk doet daaraan zeker niet mede, omdat het zijn flank tegen Duitschland veilig moet houden. En zonder bijstand van Frankrijk zal Engeland Italië in de Middellandsche Zee niet aanvallen. Het is er dank zij een krachtige vloot en talrijke vliegvelden in Zuid-Italië en Libye zeer machtig. Dan maar liever Mussolini er op los laten slaan, in de hoop, dat hij op een gegeven oogenblik vastraakt, hetzij militair, hetzij financieel. Op het oogenblik heeft hij het grootste deel van het volk, dat fatalistisch (uit nijpende armoede) redeneert, achter zich, maar de Italianen zijn geen vechtersbazen, en die stemming zal spoedig keeren. Intusschen is daarmede het probleem van Italië's overbevolking niet opgelost, en hiervoor dienden Engeland en Frankrijk eindelijk oog te hebben. | |
[pagina 1136]
| |
28 September 1935.Nog geen oorlog. Of het Engelands vloot in de Middellandsche Zee of ongeschiktheid van het seizoen (ofschoon de regens achter den rug zijn) is, weet men niet, maar Mussolini draalt en is wat gekalmeerd. Intusschen blijft de toestand dreigend. De Troonrede was, zooals gezegd, aussichtslos, maar het debat over het bezuinigingsontwerp, dat tot dusver niet dáárover maar over de politieke crisis van Juli liep, heeft de binnenlandsche atmosfeer tijdelijk verhelderd. Colijn's positie is krachtiger geworden, de Roomschen hebben bakzeil gehaald, het bezuinigingsontwerp zal er wel door komen, maar de strijd ontbrandt weer over de kwestie der vaste lasten, en wat het meest noodig is, herstel van het vertrouwen, van het crediet zal niet bereikt worden voordat de belegger overtuigd is, dat alle plannen tot aantasting van de rechtszekerheid van het leeningscontract van de baan zijn. Colijn ziet nu wel in, welken reusachtigen flater hij en Oud - en Steenberghe niet te vergeten - in dit opzicht begaan hebben. Zelfs Trip is niet vrij te pleiten, want hij heeft het ingrijpen in de landbouwhypotheken in den Economischen Raad voorgestaan. | |
30 September 1935.Heden werd ik door de Koningin ten Paleize ontvangen. Het gehoor duurde 1 uur en 5 minuten. Hare Majesteit was goed gestemd, zeker ook naar aanleiding van de hartelijke ontvangst die haar ditmaal van de zijde van het Amsterdamsche publiek ten deel gevallen is. ‘Onvergetelijke dagen’ noemde zij deze dagen. Het gesprek liep als gewoonlijk over tal van onderdeelen van den economischen en politieken toestand. Hare Majesteit was over het algemeen goed op de hoogte en liet doorschemeren, dat zij de politieke crisis van Juli geheel overbodig vond. Het publiek had zich onnoodig ongerust gemaakt. Want een ministerie-Aalberse met de socialisten zou nooit gekomen zijn - zoo verklaarde zij. Vermoedelijk heeft zij geringe bewondering voor het capriool van dien heer. Zij was onder den verkeerden indruk, dat Roosevelt in Amerika niet populair meer was en verwonderd te vernemen, dat die impopulariteit zich tot de financieele wereld beperkt en er geen ernstige tegencandidaat voor zijn herkiezing in 1936 te bespeuren valt. Zijn maatregelen bewondert zij niet, vooral de devaluatie van den dollar duidt zij hem wegens de schromelijke gevolgen op de wereldeconomie ten kwade. Zeer hoopt | |
[pagina 1137]
| |
zij op spoedige stabilisatie, waarvoor, zooals zij opmerkte, eerst de verkiezingen in Engeland, nu waarschijnlijk in het voorjaar van 1936, afgewacht moeten worden. Zij vroeg naar de vooruitzichten en was teleurgesteld van mij te vernemen, dat men Laval een slechte kans geeft, na de heropening van het Parlement. Bij ons, zoo zeide zij Colijn na, moet zoo weinig mogelijk over devaluatie gesproken worden, dat houdt de gemoederen maar in onrust. Ik merkte op dat het eerst noodige de daling van den rentevoet is. Komt deze, dan is dit het beste blijk van vertrouwen en daarvoor moeten de plannen van de regeering ten aanzien van den rentevoet van de baan. Toen zij mij aan het slot vroeg, of ik nog iets te verlangen had, sprak ik de hoop uit, dat de Regeering, ondanks haar strijd tegen devaluatie, maatregelen gereed zal hebben, om een paniek te voorkomen, wanneer deze blijkt onvermijdelijk te zijn. ‘Maatregelen, zooals Meneer Treub indertijd zoo goed genomen heeft,’ zeide zij.Ga naar voetnoot1 | |
3 October 1935.De kogel is door de kerk. De Italianen vallen aan. Het zal het einde van Mussolini worden of hij wordt wereldbeheerscher. De kansen zijn echter zwaar tegen hem. Duitschland, met Polen en Hongarije verbonden, zet Oostenrijk het mes op de keel. Bezoek van Kiès uit Curaçao en Van Waveren uit Buenos Aires. | |
4 October 1935.Snouck zegt mij, dat men aan Buitenlandsche Zaken verwacht, dat de Volkenbondsraad nu aan Engeland machtiging zal geven te doen wat het noodig acht, dat het den uitgang van het Suez-kanaal aan de zijde der Roode Zee voor Italiaansche schepen zal blokkeeren, dat de Italianen daarop Engeland den oorlog zullen verklaren en om de suprematie in de Middellandsche Zee gevochten zal worden. Engeland tracht Frankrijk tot een welwillende neutraliteit te bewegen, waardoor het over de Fransche havens kan beschikken en toch geen troepen van de Duitsche naar de Italiaansche grens te zenden. Intusschen zal de Volkenbond economische sancties tegen Italië afkondigen. | |
[pagina 1138]
| |
Gegeten bij Van Doorninck, die zeer mistroostig over de Regeering en speciaal over Oud is, met wien hij niet meer op speaking terms is. Ook volgens hem heeft Oud geen kijk op economische toestanden. Hij slaat van Doorninck's raad in den wind en raadpleegt hem niet meer, wel Ries. Dat het vaste-lasten-ontwerp pernicieus voor het credietwezen is en den rentevoet in de hoogte drijft, begrijpt hij nog steeds niet. Als straks de gulden breekt, is het in groote mate zijn schuld en die der Regeering, welke naar hem luistert. Ik heb de laatste dagen besprekingen over de samenstelling van de officieele handelsmissie naar Zuid-Amerika, waartoe de Regeering op voorstel van het Zuid-Amerikaansch Instituut besloten heeft. Als voorzitter heb ik Loudon (Parijs), Karnebeek, Steenberghe, ook Michiels van Verduynen (Edgar) genoemd, hoewel de laatste van niet voldoende hoogen rang is (oud-gezant te Praag). Ik hoor van Van Kleffens (Economische Zaken) dat de Regeering Beelaerts wil uitnoodigen; een uitstekende keus, maar wiens naam ik niet noemde, omdat ik aannam, dat de Vice-President van den Raad van State niet twee maanden of meer naar Amerika kan. Hij is de eerste raadsman der Koningin. Als tweede man willen de Werkgevers, dat ik meega. Moeilijk. Ik sprak ook Anton Philips er heden over, die de zaak financieel steunt. Ik moet van de industrie gedaan krijgen, dat de vertegenwoordigers die zij meestuurt, directeuren van groote zaken zijn en niet een soort handelsreizigers, die zich niet in een half-officieele hoedanigheid weten te gedragen. | |
6 October 1935.De actie van Duitschland, Hongarije en Polen tegenover Oostenrijk wordt tegengesproken. Toch ligt zij voor de hand wanneer Italië zich hetzij tegenover Abyssinië of - nog erger - Engeland vastgewerkt heeft. Een voor ons veel grooter gevaar dreigt van de zijde van Japan, dat door Engelands optreden in de Middellandsche Zee in Oost-Azië de handen vrij krijgt. Dit gevaar is voor Engeland even groot en daarom geloof ik niet, dat het zich in Azië geheel zal ontblooten door bijkans zijn geheele vloot in de Middellandsche Zee en de Roode Zee op het spel te zetten. Indien dit zoo is, dan speelt het op het oogenblik een grandioos ‘Game of bluff’. | |
[pagina 1139]
| |
13 October 1935.Bezoek bij Gelissen en Colijn. Gelissen had mij verzocht bij hem te komen om over de samenstelling der missie naar Zuid-Amerika te spreken. Ik maakte echter van de gelegenheid gebruik om met hem overeen te komen dat we tevens de positie der Commissie voor de Handelsverdragen zouden behandelen, waarmede ik zeer ontevreden ben, omdat het Departement, en meer in het bijzonder Hirschfeld, de Commissie niet behoorlijk inlicht. Het is uit de ervaring gebleken, dat de onderhandelingen over handelsverdragen onder de tegenwoordige toepassing van het wederkeerigheidsstelsel zooveel telkens wisselende phases doormaken, dat adviezen van haar, die eens in de maand bijeenkomt en er op een gegeven moment niet ‘in’ zit, niet gegeven kunnen worden. Wij waren het er daarom reeds lang over eens, dat de Commissie in staat gesteld moest worden conclusies uit de onderhandelingen en de werking der handelsverdragen ten aanzien van de mérites der handelspolitiek te trekken en daarvoor te zijner tijd haar oordeel te kennen te geven, doch de noodige documentatie welke vanwege het departement dient te geschieden, blijft achterwege, zoodat ik met demissie gedreigd heb. Dit heeft Hirschfeld wakker geschud en heden kwamen wij bij den Minister en in aanwezigheid van De Vooys (als voorzitter van den Economischen Raad) de toekomstige werkwijze overeen. Ik ben, gegeven Hirschfeld's gebrekkig organisatietalent, niet zeker dat de afspraak nagekomen zal worden. Gedeeltelijk ligt de schuld van den tegenwoordigen toestand ook bij den Secretaris van den Raad, Kruisheer, die niet geheel voor zijn taak berekend is. Ten slotte is het de vraag of de ambtenaren wel aan het aanzien van den Raad willen medewerken. De samenstelling van den Raad, weinig berekend om zich ten allen tijde te doen gelden, werkt dat ook in de hand. Na De Vooys' vertrek kwam Zuid-Amerika aan de orde. Het bleek dat de Regeering Beelaerts gevraagd had haar te leiden, dat hij gaarne wilde, doch dat de Koningin hem het noodige verlof daartoe niet had willen geven, geheel wat ik verwacht had en alleszins begrijpelijk. Overigens was de keus uitstekend. Voorts zijn Karnebeek en Steenberghe in den Ministerraad ter sprake gekomen, waarvan de eerste geketst werd en de laatste bedankt heeft. Nu was de keus op Van RijckevorselGa naar voetnoot1, Commissaris der Koningin in Noord-Brabant, geval- | |
[pagina 1140]
| |
len. Ik verzette mij daartegen, niet wegens de persoon, die ik niet ken, maar omdat zijn rang tegenover de Zuid-Amerikaansche regeeringen niet hoog genoeg is. Men moet evenals België, Engeland en Italië met een missie komen die klinkt als een klok of thuisblijven. Gelissen wilde niet zeggen waarom Karnebeek, dien ik zeer geschikt acht (voor deze taak), niet in aanmerking kwam en stelde mij voor, de zaak met Colijn te gaan bespreken. Ik noemde ook Edgar Michiels. Als tweede man moet ik gaan. Ik bond mij niet, omdat ik niet weet of ik met het oog op kantoor van huis weg kan. Het hangt ook van de keuze van de eerste persoon af. Met nadruk besprak ik ook de noodzakelijkheid het niet-officieele gedeelte der missie te doen samenstellen uit menschen van voldoende standing. Hierover waren Gelissen en Hirschfeld, die door Gelderman over het optreden van het niet-officieele gedeelte der missie naar de Baltische landen ingelicht waren, het dadelijk met mij eens, ook over het meegaan van Henny als secretaris en Van Balen als persman. Daarna zocht ik Colijn op, die mij dadelijk zeide, dat Karnebeek niet in aanmerking kon komen - - - - - - - -Ga naar voetnoota Ik noemde toen Loudon, dien ik onverklaarbaar, tegenover Gelissen, vergeten had. Dit idee viel in goede aarde, maar De Graeff, die juist naar Genève vertrokken is, moet geraadpleegd worden. Loudon is intellectueel verre Karnebeeks mindere, maar als vlag is hij uitstekend, en hij kent door zijn jarenlange functie in Genève vele Zuid-Amerikanen, wat een voordeel is. Colijn was slechts bevreesd dat De Graeff hem in dezen spannenden tijd niet uit Parijs zal willen missen. Het gesprek kwam daarna op het oorlogsgevaar. Colijn gelooft niet aan een oorlog tusschen Engeland en Italië, omdat het zijn positie in Azië daarmede ernstig in gevaar zou brengen. Wel zal het er op uit zijn de economische sancties krachtig te doen toepassen, zoodat Italië, economisch en financieel reeds zeer zwak, zich gewonnen moet geven. Hij ziet meer effect in invoer- dan in uitvoerverboden, hetgeen ik met hem eens ben, hoewel de laatste ook onmisbaar zijn. Morgen verdedigt hij in de Tweede Kamer de wet op de uitvoerverboden. Op het oogenblik loopt alle benzine het land uit naar Duitschland, dit moet onmiddellijk verhinderd worden. Ik vroeg hem of er maatregelen genomen worden om de landbouwcrisissteun in het geval van devaluatie aan de gewijzigde toestanden aan te passen. Klaarblijkelijk niet. Hij vreest politieke pressie om | |
[pagina 1141]
| |
den steun te verhoogen, bv. tarwe van ƒ 10, - op ƒ 13, - of ƒ 14, - wanneer de gulden met 25% daalt. Ik elke geval bleek hij overtuigd anti-devaluïst te zijn. Had hij maar krachtiger medegewerkt om devaluatie te voorkomen! Het gesprek liep voorts over de scheepvaart en haar nooden. Ik kondigde hem aan, dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij wel bij zijn departement zal moeten aankloppen om de lijn op Curaçao vol te houden. De moeilijkheden der Indische lijnen tegenover de luchtvaart eenerzijds en de Duitschers met hun nieuwe, grootendeels door den Staat betaalde schepen anderzijds, interesseerden hem zeer. Voor de zooveelste maal verzuchtte hij - en hoezeer is het waar - dat wij niet uit onze moeilijkheden komen tenzij het internationaal ruilverkeer herleeft. Dit inzicht veroordeelt geforceerde industrialisatie, het stokpaardje van Gelissen. | |
14 October 1935.Gisteren op één dag naar Brussel heen en weer geweest om de schilderijen op de wereldtentoonstelling te zien. De oude Vlamingen - in het bijzonder Rogier van der Weyden en P. Brueghel de oude - waren prachtig vertegenwoordigd. Van de overige tentoonstelling zag ik weinig, maar de uitleg was mooier dan van alle vorige tentoonstellingen die ik zag, die gewoonlijk een ware rommel zijn. Crena de Iongh, pas terug uit Indië, China en Japan, bezocht mij op kantoor. Bracht geen nieuws mede. Het zal wel de eerste keer zijn, dat een president der Nederlandsche Handel-Maatschappij Indië bezocht. | |
25 October 1935.Van Doorninck bericht mij, dat hij met 1 Januari a.s. zijn ontslag neemt, daar zijn minister hem bij voortduring links laat liggen en ondergeschikte ambtenaren raadpleegt. Oud's beleid is zwak en hij heeft geen kijk op het credietwezen, evenmin op de beurs en het buitenland, terwijl hij zijn vrijzinnig-democratische theorieën niet overboord gegooid heeft. De schade die hij door zijn optreden en het niet-verhinderen van het wetsontwerp betreffende de hypothecaire vorderingen (vaste-lasten-ontwerp) heeft gesticht, is geweldig. Het zal één van de hoofdoorzaken van het te verwachten mislukken der regeeringspolitiek zijn. Van Doorninck was het met hem oneens (in den aanvang heeft van Doorninck de portée van het Koninklijk | |
[pagina 1142]
| |
Besluit van 12 Maart op de landbouwhypotheken ook niet begrepen) en wilde bovendien veel sterker bezuinigen, terwijl Oud telkens voor zijn gelduitgevende collega's zwicht. Het is een zwaar verlies voor den Staat, en ik heb groote sympathie voor dezen bekwamen ijverigen man, die zich zonder eenige financieele noodzaak geheel aan zijn schamel gehonoreerde taak gaf. Hij komt met zijn vrouw en zoon Maandag bij ons eten. Gisteren met Hirschfeld geluncht. Van de sancties tegen Italië komt in de praktijk niets, zij schijnen zeer lastig uit te voeren te zijn. Bovendien heeft Engeland zijn draai genomen en bakt waarschijnlijk, door Frankrijk onvoldoende gesteund, zoete broodjes met Italië. Het oorlogsgevaar, dat ik niet voor groot aanzag, schijnt dus geweken, gelukkig want de geruchten over de oorlogszuchtigheid in Japan zijn verontrustend, in de eerste plaats voor ons. Evenwel komt men tot de conclusie dat de Engelsche politiek zeer zonderling is geweest. Eerst Italië zijn gang laten gaan, dan geweldig vastberaden er tegen optreden met groote machtsontwikkeling - en ten slotte terugkrabbelen zonder iets anders van Italië verkregen te hebben dan een vermindering van troepen in Lybië. Het kan de nekslag voor den Volkenbond beteekenen. Klaarblijkelijk speculeert Engeland op een déconfiture van Italië, hetzij door een nederlaag in Abyssinië, hetzij door het te lang uitblijven van een succes aldaar, met den daaraan gepaard gaande economischen en psychischen druk op het volk. Hoe de oorlog ook afloopt, hoogst waarschijnlijk is het, dat Italië er schrikbarend door verarmen en aan het régime van Mussolini een einde komen zal, met communisme als resultaat. | |
27 October 1935.Verjaardag van MiekGa naar voetnoot1, welk een zoete en toch zoo droevige herinnering. Het is een zware dag, een Zondag nog wel. | |
28 October 1935.Bezoek van Rutgers, die meent dat de liberale kamerfractie zich met de katholieke en andere fracties beraadt over de wenschelijkheid bij de begrooting op devaluatie aansturen. Het is mij bekend, dat de liberale fractie devaluïstisch is. Bierema, de leider, reeds lang. Ook erken ik, dat de deflatie is doodgeloopen. Zij is, om succes te bereiken, gebonden aan een betrekkelijk korten tijd van werking. Die tijd | |
[pagina 1143]
| |
is voorbij. Na de tegenvallende begrooting van September 1934 heb ik de hoop op succes in mij zelf opgegeven. We zijn thans een jaar verder en zien geen beter perspectief, wel een slechteren toestand. Het is alleen het ontbreken van een alternatief op Colijn, dat aan devaluatie den weg verspert, en dat waarschijnlijk nog maar een korte poos. Ik heb Rutgers gezegd, dat ik als Voorzitter van onze groep (de Vereeniging voor Economische Politiek) geen meening over de zaak zelve uit, daar de leden over het vraagstuk verdeeld zijn, maar dat men wel moest weten, dat geen krachtige regeering de teugels in handen krijgt, indien Colijn niet zou aanblijven, hetgeen ik niet onmogelijk acht. Rutgers wel. Anders is het roekeloos spel. Ook zeide ik hem te verwachten, dat het effect van devaluatie zal tegenvallen. Rutgers hoopt, dat De Geer de leiding zal nemen en meent, dat een combinatie als deze nagestreefd moet worden, teneinde te voorkomen, dat er een van Katholieken en socialisten komt. Dezer dagen bezocht mij de heer Lebert uit Hongkong, die JanGa naar voetnoot1 een tijdlang onder zich gehad heeft. Voorts Mr. Edmundson uit Iquique. | |
30 October 1935.Colijn heeft aan Bronsing in hun Sommerfrische gezegd, dat er een directeur-generaal voor de Scheepvaart komt, waarvoor hij Van Zalinge van de Paketvaart op het oog heeft, de meest onmogelijke keus die hij zou kunnen doen. De Koninklijke Paketvaart Maatschappij is totaal onwetend op Europeesch scheepvaartgebied en Van Zalinge, evenals de meeste Koninklijke Paketvaart Maatschappij menschen, een kruidenier. Hirschfeld zeide mij het idee belachelijk te vinden. Hij wil wel een administrateur hebben en noemde Kiewiet de Jonge als zoodanig. Dit is een alleszins geschikt mr. in de rechten, goed op de hoogte van binnenvaart, een nieuweling in de zeescheepvaart. Ik heb hem Joon genoemd, dien ik van de Afrika-lijn ken, een zeer intelligente en deskundige jongeman, eerst stuurman bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, daarna aan den wal op kantoor in Afrika - hoofdagent en nu bij de Vereenigde in Den Haag. Bezoek van den zaakgelastigde Methöfer, enkele jaren met ijver en intelligentie in Columbië werkzaam geweest, thans overgeplaatst naar Helsingfors voor Finland en de Randstaten. | |
[pagina 1144]
| |
1 November 1935.Bezoek bij Minister Gelissen over de samenstelling der missie naar Zuid-Amerika. Hij deelde mij mede, dat Loudon het presidium aanvaard heeft, mits de missie reeds begin Maart vertrekt. Voorts zal hij de directeuren der groote bedrijven die iemand zullen medezenden, tot een bespreking uitnoodigen om te verkrijgen, dat, zoo geen directeuren gaan, de officieele representatie der industrie in de missie aan Gelderman opgedragen wordt. Zij willen tot dusver liefst eenige handelsreizigers meezenden, wat toegestaan kan worden, mits zij geen leden der missie zijn. Tegenover de Zuid-Amerikanen moet de missie van de hoogste standing zijn, anders moet zij thuisblijven. | |
2 November 1935.Naar aanleiding van bijgaanden brief aan ColijnGa naar voetnoot1 over het subsidie aan de Java-China-Japan Lijn en de door hem noodig geachte fusie met de Koninklijke Paketvaart Maatschappij heeft hij Prof. van Gelderen opgedragen met mij deze zaak verder te bespreken. Het onderhoud had heden plaats. Van Gelderen is een zeer intelligent man, van wiens socialistische opvattingen men niets in zakelijke besprekingen merkt. Het bleek dadelijk dat Colijn's eisch van fusie, aan de Java-China-Japan Lijn gesteld, die het hare heeft gedaan, reeds bij voorbaat, om tot fusie te komen, doch daarin verhinderd werd door de insolente houding der Koninklijke Paketvaart Maatschappij, niet à la lettre genomen moest worden. Daar het de eerste keer was, dat ik eens rustig met Van Gelderen de aangelegenheid kon behandelen, zal dit onderhoud allicht nuttig blijken. Ik gaf hem alle vereischte toelichting. Hij begreep alles en is voor de subsidie geporteerd, zoo ook voor een bemiddelingsactie door de Minister aan Trip op te dragen. Het gesprek liep daarna over de Nederlandsche en Indische handelspolitiek, die volgens hem veel te veel door Den Haag aan Buitenzorg wordt opgedrongen en in Indië de grootste verbittering veroorzaakt. Reeds ter vergadering van de Commissie voor de Handelsverdragen die gisteren plaats had, werd overeengekomen, dat dit netelige punt het onderwerp van bespreking van een speciale vergadering zal uitmaken. De politiek van wederkeerigheid, waartoe wij nood- | |
[pagina 1145]
| |
gedwongen zijn overgegaan, is de oorzaak van voortdurende conflicten, die slechts door veelvuldig persoonlijk contact kunnen gemitigeerd worden. Aldus zouden tenminste veel misverstanden vermeden worden. Mijn oude schoolmakker en levenslange vriend, Arie van de Werk, is gisteren vrij onverwacht heengegaan. Hij was een ietwat ruwe, gulle, trouwe kerel, vroeger uitbundig, opgeruimd, in de laatste jaren gedrukt en teruggetrokken. Altijd vrijgezel gebleven, leidde hij een vrij eenzaam leven, maar iedereen mocht hem. Toen wij 21 à 22 jaren oud waren, maakten we samen een 7 maanden lange onvergetelijke reis naar West-IndiëGa naar voetnoot1 - dit in den breedsten zin des woords; zoowel Suriname als Curaçao als Venezuela, Cuba, Haïti, Porto Rico, Trinidad, Barbados, Demerary bezochten wij. Daarvoor en daarna beleefden we veel vroolijke dagen. Na mijn huwelijk zag ik hem uit den aard minder, maar hij waagde zich hoe langer hoe minder in damesgezelschap. | |
6 November 1935.Ook LoderGa naar voetnoot2 is heengegaan. Een heel andere figuur. Ik heb hem in de jaren 1900/1914 veel ontmoet. Ik meen dat hij het was die mij betrok in een advies over wijziging van ons zeerecht aan den toenmaligen Minister van Justitie, Van Raalte. Dat was mijn eerste adviseursschap bij de Regeering. Voorts woonde ik ettelijke internationale zeerechtconferenties met hem bij, o.a. een te Venetië van het Comité Maritime en later een officieele conferentie te Brussel waar hij, Molengraaff, Asser en ik regeeringsgedelegeerden waren.Ga naar voetnoot3 Ik ondervond veel vriendschap van hem. Een tijdlang, na den oorlog, was hij voorzitter van den Raad van Bijstand van Buitenlandsche Zaken, wiens aangelegenheden, economisch van aard, evenwel eenigermate buiten zijn gezichtsveld lagen. Daarna zag ik hem sporadisch, het laatst bij de viering van het 300-jarig bestaan der Amsterdamsche Universiteit, toen hij, 83 jaar oud, de meest vigoreuse speech van allen hield. Zijn welsprekendheid in de 4 talen was phenomenaal, zijn rechtskennis uitgebreid, maar toch ondervond hij veel critiek, waartoe zijn stekelige figuur bijdroeg. Vooral in de latere jaren had hij veel conflicten. Hij had de gewoonte zich over tegen- | |
[pagina 1146]
| |
standers zeer geringschattend uit te laten. ‘Ezels’ was een gebruikelijke qualificatie in zijn mond. Van Duitschers hield hij niet. Hij beschouwde hen als ‘grundsätzlich’ onbetrouwbaar. Ik herinner mij, dat hij naar aanleiding van het aanhalen der ‘deutsche Treue’ door een Duitschen collega in een juridisch betoog op een zeerechtconferentie, plm. 30 jaar geleden, opmerkte, gelukkig niet door dien collega verstaan, dat dit begrip een waan was. Heel ver had hij het niet mis. | |
7 November 1935.Prof. van Gelderen telefoneerde mij heden, dat de economische commissie uit den Ministerraad (Colijn, Oud en Gelissen, misschien ook Deckers), ofschoon niet ongunstig over de subsidie-aanvraag der Java-China-Japan Lijn denkende, op zoo korten termijn geen beslissing kon nemen. Het schip zal dus wel niet besteld worden. Bezoek van Wethouder Kropman, die dezer dagen bij Gelissen geweest is en daar den indruk opgedaan heeft, dat de Regeering ertoe overhelt, met de Amsterdamsche reederijen in zee te gaan om de verbinding met Argentinië en Brazilië te continueeren op grondslag van het plan dat zij indienden. Kropman wil bepaald niet, dat Kröller de zaak krijgt, omdat hij meer vertrouwen heeft in de durabiliteit van de verbinding, wanneer zij door de 3 reederijen ter hand genomen wordt en omdat hij Kröller niet vertrouwt. Hij verwacht, dat het college van Burgemeester en Wethouders met hem mede zal gaan. Desnoods zal hij het faillissement van den Koninklijken Hollandsche Lloyd voorstellen, indien de Regeering aan Kröller de voorkeur geeft. De Gemeente Amsterdam is nl. creditrice. Onzerzijds was dit welkom nieuws, temeer daar wij niets gedaan hebben om Kröller er uit te dringen, ondanks onze grief dat hij zich niet aan de afspraak van uitwisseling der voorstellen, die aan de Regeering voorgelegd zijn, gehouden heeft. Wij gaven hem het voorstel der reederijen, wij kregen niets. Kröller heeft de verbinding verkeerstechnisch goed geleid, geheel in het belang van Amsterdam, maar er als stuwadoor en cargadoor eenige tonnen per jaar aan verdiend, die vervallen wanneer wij de leiding krijgen. | |
[pagina 1147]
| |
vaart, maar volslagen leek op het terrein der zeescheepvaart. Hij aarzelt en kwam mijn raad vragen. | |
15 November 1935.Dit gesprek op 14 dezer voortgezet in gezelschap van Zaalberg. De vraag is of Hirschfeld er op uit is de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen als adviseur der Regeering te laten vallen en de scheepvaartzaken aan het Departement te laten behandelen. Zaalberg en ik hebben Kiewiet de Jonge er op gewezen dat dit zeker niet in het belang van de scheepvaart zou zijn, aangezien de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen als adviseur bevrediging geeft. Hij zelf beweert dit in te zien en wil, indien hij solliciteert, bedingen dat hij bij de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen plaatsvervangend commissaris wordt en al hare vergaderingen zal bijwonen, zoodat hij de problemen der zeescheepvaart leert kennen. Wat er thans aan het Departement aan outillage voor de scheepvaartbelangen - zoowel zee- als binnen- en Rijnvaart - is, is diep treurig, volmaakt incompetent en sloom. Bij Gelissen geweest tegelijk met Philips (Dr. A.F.), De Vooys (A.K.U.), Stulemeyer (Holl. Kunstzijde), Noury van der LandeGa naar voetnoot1 en Van der WyckGa naar voetnoot2 (Ver. Chemische fabrieken). Ook Van Kleffens was aanwezig. Gelissen deelde mede, dat Loudon hoofd der missieGa naar voetnoot3 zal zijn (ik had den vorigen dag een telegram van dezen ontvangen, waarin hij nog weifelt) en vroeg de heeren hoe zij over Gelderman als plaatsvervangend leider zouden denken. Dit werd onmiddellijk afgewezen en de heeren kwamen met het voorstel Menten van Heldring en Pierson als zoodanig aan te wijzen, terwijl zij verlangden, dat de heer Wolters, directeur van Philips' Spaansche fabriek, en Daniels, directeur van het verkoopkantoor van de Arnhemsche Kunstzijde Unie en de Hollandsche Kunstzijde Industrie, als leden der missie zullen medegaan. Wolters ken ik niet - later op den dag | |
[pagina 1148]
| |
hoorde ik dat het een brutale Philips-kerel is - evenals de baas zelf - doch Daniels is een ongemanierde burgerman, in het geheel niet van standing en houding om tegenover gevoelige Zuid-Amerikanen te gebruiken als officieel vertegenwoordiger van het Nederlandsche bedrijfsleven. Na mijn onderhoud met Philips is dit een brutaal stukje, tenminste had men mij nog eens kunnen raadplegen. Ik vermoed dat dit een loer is die Daniels Gelderman draait, die zijn optreden bij de missie naar Baltische landen sterk gecritiseerd heeft. Tegen den persoon van Gelderman werd alleen aangevoerd dat hij slecht in zijn Fransch en onbekend met het Spaansch is, maar ik merkte duidelijk dat zij hem ook om andere redenen niet wilden hebben. Zelfs stelde Philips voor dat hij als vertegenwoordiger der ‘kleine’ industrie zou meegaan, dus au pair met de twee verkoopers. Tegen Menten is niets aan te voeren dan dat hij in het land geen groote positie bekleedt; overigens is hij zeer geschikt en zeer verstandig, kent Loudon intiem, spreekt behalve Fransch wat Spaansch en heeft te Buenos Aires als attaché aan het gezantschap gewoond. Ik kon geen bezwaar tegen hem inbrengen, te minder daar ik hem reeds aan Philips genoemd had, vóórdat er van Gelderman kwestie was. Wat de andere twee betreft, wees ik er op dat zij tegenover Ministers van Zuid-Amerika geen voldoende positie bekleeden, doch de Minister gaf onmiddellijk toe. Ik ging dus Menten vragen, die er wel ooren naar had en er met Loudon, die den volgenden dag in Den Haag zou zijn, over zou spreken. Ik bracht hem op de hoogte van mijn bezwaren tegen de samenstelling der missie, zooals de industrieelen in hun onbekendheid met Zuid-Amerika die wenschen. Ook Gelderman deed ik verslag van den loop der zaken, voor hem is het pijnlijk omdat Gelissen hem reeds gevraagd had, wat ik niet wist en zeker voorbarig was. | |
19 November 1935.Gisteren Loudon en Menten gesproken. Loudon heeft wel lust in de zaak, maar moet zijn vrouw nog raadplegen en zou dan eerst tegen Mei willen vertrekken. Menten accepteert, doch beiden stellen de voorwaarde dat de samenstelling van de missie zoo is, dat men er bij de Zuid-Amerikaansche regeeringen goed mee voor den dag kan komen. Daaraan wordt door de heren Wolters en Daniels niet voldaan. We zitten dus min of meer in een impasse. Gelissen heeft deze goedgekeurd en naar mijn meening is het beter de missie thuis te houden dan een gebrekkige samenstelling er op uit te sturen. | |
[pagina 1149]
| |
Gisteren zijn de sancties tegen Italië in werking getreden. Niemand kan beoordeelen hoe zij zullen uitpakken en wat er verder uit kan voortvloeien. Voor de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij beteekenen zij het stilleggen van een aantal schepen. Voor de wereld wellicht een zegepraal van het volkenrecht, waarvoor alle landen wat over moeten hebben, ten koste van een nieuwe inzinking in het proces van economisch herstel. Italië zal er waarschijnlijk doodelijk verarmd uit achterblijven. In den Economischen Raad werd gisteren lang gedebatteerd over de industrialisatie, die De Vooys na veel onduidelijke argumentatie en onzekere bijbedoelingen door een prijszettingspolitiek door middel van een kartelwet wenscht te bevorderen. Mijn contra-speech in de vorige vergadering en de concept-beantwoording van de vragen die de Minister den Raad 10 maanden geleden stelde, waren de uitgangspunten van het debat. Ten slotte kreeg De Vooys een meerderheid van 6 tegen 5. | |
1 December 1935.Wij hebben hier over gehad, door een klein comité uitgenoodigd, Prof. Lionel Robbins, den schrijver van het beste boek over de crisis, ‘The Great Depression’.Ga naar voetnoot1 Hij hield een voordracht getiteld ‘The conditions of stabilisation’, die aan de hand van den inhoud eigenlijk ‘The weakness of changeable parities’ had moeten heeten. Als zoodanig was zij zeer goed. Robbins is een jonge man van 35 à 40 jaar, die er nog jonger uitziet en van een zeldzame veelzijdigheid is. Ik bracht den Zondag met hem door, gedeeltelijk in het Rijksmuseum, gedeeltelijk in de duinen van Cremer, ten slotte bij mij thuis. Behalve een voortreffelijk economist, is hij een goed kenner van de oude en moderne schilderscholen, van de levensgeschiedenis van schilders als Cézanne, Van Gogh en Gauguin, van de Engelsche litteratuur. Hij stal mijn hart door zijn - gewettigde - bewondering voor mijn verzameling Peruaansch aardewerk, die hier niemand weet te waardeeren en een van de fraaiste (ook in het oordeel van Robbins) in Europa is. | |
[pagina 1150]
| |
samenstelling der Zuid-Amerika-missie. Hij durft Philips en De Vooys niet te verzoeken op hun verzoek terug te komen. Loudon en Menten hebben nu definitief aangenomen, mits de samenstelling hen convenieert, maar zij keuren de menschen van Philips en De Vooys niet goed, die geen chefs schijnen te kunnen afstaan. Ik heb De Vooys, dien ik vandaag in de Commissie voor de Handelsverdragen ontmoette, op de hoogte gebracht. Hij ziet niet in, dat zijn man Daniels niet als officieel lid der missie kan optreden, maar zal ten slotte niet insisteeren, wel hun financieelen steun annuleeren, dien ik onder de omstandigheden liever niet heb. De geheele missie staat op zeer losse schroeven. | |
9 December 1935.Otto van LennepGa naar voetnoot1 hedenmorgen op ManpadGa naar voetnoot2 overleden, 70 jaar oud, de laatste van 6 broers - de 7e, Kees, leeft nog, maar is mij nooit zeer sympathiek geweest - waaraan ik de prettigste jeugdherinneringen bewaar. Hij was onbedaarlijk grappig in zijn goeden tijd, daarbij rondborstig en oorspronkelijk. | |
13 December 1935.De zwenking van de Engelsche Regeering ten opzichte van Italië, die in Engeland zelf groote verontwaardiging verwekt, verwekt bij mij hopeloosheid ten aanzien van de toekomst. De vrede op basis van belangrijken gebiedsafstand door het onrechtvaardig aangevallen Abyssinië, dien Engeland en Frankrijk voorstellen, beteekent den doodsteek aan den Volkenbond toegebracht en de overlevering van de kleine naties aan de macht en de willekeur van grootere. Ik kan mij dit verraad, aan de zaak van den vrede gepleegd, slechts verklaren, door de vrees voor de houding van Japan, dat, Engeland in de Middellandsche Zee en de Roode Zee vastgeketend wetende, steeds aanmatigender optreedt, of wel door den uiterst labielen toestand in Frankrijk, waar het optreden tegen Italië bij een groot deel der bevolking - en zeker bij de rechtsche en centrumgroepen - hoogst impopulair is en waar de haat tegen Engeland, op grond van zijn tegen Italië gerichte volkenbondspolitiek, groot is. Dat Frankrijk daarbij inconsequent is en zijn eigen vroegere volkenbondshouding verlaat, komt niet bij de Franschen op. Zij willen geen oorlog, | |
[pagina 1151]
| |
willen niet hun flank tegenover Duitschland ontblooten en gooien daarvoor al het andere overboord. Intusschen verwerpt, zooals te verwachten was, de Negus, die nog geen enkele strategische reden heeft om den oorlog op te geven, de vredesvoorstellen, voordat Mussolini zich geuit heeft, en kan Italië met een langdurige guerilla rekening houden, tenzij nu toch de onontbeerlijke benzine onder de sanctie wordt begrepen, wat mij na dit abortieve vredesvoorstel onwaarschijnlijk lijkt. Wat echter ook de motieven voor de ontgoochelende houding der Engelsche Regeering mogen zijn, zij kunnen niet nieuw zijn. Zij heeft ze als factoren moeten kennen, al den tijd dat zij de leiding in de anti-Italiaansche volkenbondspolitiek nam, een politiek die de hoop op handhaving van het recht tegenover sterken die zwakken aanvallen, vestigde. Een maand geleden was deze politiek nog de inzet bij de Engelsche verkiezingen, die daarom ten gunste van de Regeering uitvielen. Thans is er nergens houvast meer. Geen regeering heeft meer eenig prestige. Overal ontbreken verlichte en wijze staatslieden. Slechts een enkele politicus als Laval onderscheidt zich door handig manoeuvreeren, zonder beginsel aan den dag te leggen. Geen wonder dat de volkeren naar leiders omzien en licht aanvaarden wat zich als zoodanig aanbiedt. | |
16 December 1935.Loudon in Den Haag gesproken. Hij heeft te Parijs bezoek van Philips gehad, die hem heeft weten te overtuigen, dat de Philipsman uit SpanjeGa naar voetnoot1, dien hij (Philips) voor de missie wil aanwijzen, een geschikte figuur was. Ik had thans geen moeite Loudon aan het verstand te brengen, dat het nu niet ging om de persoonlijke eigenschappen van de candidaten, maar om hun positie en dat de Regeering zich aan ernstige verwijten zou blootstellen, indien zij de heer Loudon als leider van een officieele missie door twee ondergeschikten liet flankeeren waarvan de één, in Spanje woonachtig, niet in staat is de Nederlandsche industrie te vertegenwoordigen. Loudon is een schaap in zulke aangelegenheden. Hoe de Regeering dezen braven man indertijd als voorzitter der ontwapeningscommissieGa naar voetnoot2 heeft kunnen handhaven, als hoedanig hij volkomen ongeschikt was, is mij onbegrijpelijk. | |
[pagina 1152]
| |
Intusschen doet Gelissen niets. Ik had een bespreking met De KanterGa naar voetnoot1, voorzitter der metaal-industrieelen, die voor het plan gevoelen. Hetzelfde is het geval met de textielfabrikanten te Enschede, die Gelderman willen aanwijzen. Deze verlangt echter eerst opheldering van Gelissen, die ontkent hem als plaatsvervangend leider uitgenoodigd te hebben, hetgeen Gelderman liegen noemt. Gelissen's rechterhand in deze, Van Kleffens, vermoedt dat Gelderman gelijk heeft. Het is een zonderling bewindsman, hetgeen ik ook bespeur in de commissie ad hoc voor de Evenredige VrachtverdeelingGa naar voetnoot2, waarvan men mij tot voorzitter gebombardeerd heeft. | |
18 December 1935.Hoare afgetreden. Baldwin's prestige zeer gedaald. Ik hoop, dat Chamberlain Hoare opvolgt. Hij is geen genie, maar heeft ervaring en prestige en is een volkenbondsman, maar over de 70. Het is merkwaardig hoe machtig de publieke opinie in Engeland nog steeds is. Het snoeven en hoonen van Mussolini heeft daarbij zijn effect niet gemist. Voor Laval is het verloop een leelijke tik op zijn neus. Men schijnt in Frankrijk toch zeer bang voor een oorlog tegen Italië te zijn, en nu Engeland een krachtige Volkenbondspolitiek schijnt te zullen hervatten, is het opnieuw de vraag of het Frankrijk mee krijgt. Alleen zal Engeland niet militair optreden, dit is niet alleen duidelijk uit de woorden van Baldwin, maar ook uit zijn dezer dagen aan de andere mogendheden aan de Middellandsche Zee gestelde vragen. | |
[pagina 1153]
| |
lossing lang tegengehouden. Nog op het laatste oogenblik ging een adres van 350 sukkels in die richting. De groote vraag is nu: wie zal de bouwmeester zijn? Sedert den dood van De Bazel zie ik geen architect waarvan men met zekerheid kan zeggen, dat hij een monumentaal stadhuis kan doen verrijzen. Het Rotterdamsch stadhuis is karakterloos. Dudok maakte van het raadhuis te Hilversum het hoofdgebouw van een bloemententoonstelling, en wat men in Den Haag op dit gebied gaat doen, lijkt mij al even klein gedoe (architecturaal gesproken) als het Gemeente Museum aldaar, waarmede Berlage het bewijs leverde, dat hij zich overleefd heeft. Ik heb nog eenige hoop op Staal, maar vrees dat hij te veel aan de nieuwe zakelijkheid vastzit. Met moeite - en vermoedelijk op aandrang der Koningin - is gisteren een ministerieele crisis vermeden geworden. De linksche ministers, De Lidth de Jeude - die nog al aan zijn baantje verkleefd moet zijn - misschien uitgezonderd, wilden weg, naar aanleiding van de houding der rechtsche partijen in de Kamer in zake concentratie van het bijzonder onderwijs. Zij zijn echter gezwicht, omdat het belang des lands geen politieke crisis gedoogt. | |
27 December 1935.Eenige dagen te Parijs doorgebracht om mijn ouden schoonvader, die sedert een auto-ongeluk in Mei jl. in ernstiger mate dan voorheen aan een hartkwaal lijdt, op te zoeken. Ik vond de weinige Franschen die ik sprak, waaronder mijn neven Bonzon, die met de Croix de feuGa naar voetnoot1 sympathiseeren, zeer rustig over den politieken toestand, waarvan zij den ernst erkennen. De benoeming van Eden tot opvolger van Hoare werd kalm opgenomen. Men ziet den toestand van Italië somber in, en dit is wellicht de voornaamste oorzaak, dat de Fransche pers sedert eenige dagen de Engelsche Volkenbondspolitiek bijvalt. De Quai d'Orsay steunt ten slotte liever op Engeland dan op een Italië, dat naar de afgrond glijdt, waarbij men vurig hoopt dat niets gedaan zal worden wat Mussolini tot een wanhoopsdaad zou drijven. Met name hoopt men van de oliesanctie verschoond te blijven. Naar mijn meening is er alle kans, dat de tegenwoordige sancties, met name het boycotten van Italiaansche voortbrengselen, waardoor Italië geen geld binnenkrijgt, terwijl het millioenen aan | |
[pagina 1154]
| |
benzine en kolen moet betalen, het land na eenigen tijd doen inéénploffen, voordat het in Abyssinië eenig beslissend succes heeft behaald. In Frankrijk hoopt en denkt men, dat Laval voorloopig aanblijft, hoe weinig populair hij ook zij. Er is geen ander. Of hij het tot de verkiezingen in Mei houdt, is een andere vraag. |
|