Herinneringen en dagboek (3 delen)
(1970)–Ernst Heldring– Auteursrechtelijk beschermd[1934]12 Januari 1934.Verschuur wijst ons verzoek om subsidie af, met een ergerlijk dommen brief (van Hirschfeld, door Van Rhijn geteekend). Vandaag bij Colijn geniet ik beter onthaal. Hij zal er alles op zetten om nog in Februari door de Kamers in een wettelijke regeling van het dwangaccoord buiten faillissement te doen voorzien. Overigens zaten we wel ¾ uur over Indië te praten, waar het financieele défaitisme, zooals hij de mentaliteit daar noemt, hem dwars | |
[pagina 1060]
| |
zit. Hij schiet blijkbaar slecht met De Jonge op, die volgens de meeste berichten, behalve dat van Everts, directeur-generaal der Paketvaart, die hem tegenover mij zeer loofde, niet voor zijn zware taak berekend is. Ik heb zelf slechts één indruk, en wel door een verslag van een audiëntie die zijn neef De JongeGa naar voetnoot1 van de Javahout Maatschappij met hem had. Die werd daarin op een kwajongensachtige manier afgeblaft. Colijn wilde in het voorjaar naar Indië vliegen - 3 weken heen en terug om de atmosfeer daar te kunnen peilen. Hij zal het wel niet doen, ware het alleen om te voorkomen, dat de Gouverneur-Generaal op éclatante wijze zijn ontslag neemt. Colijn gaat vanavond naar Wiesbaden om te herstellen van een angina, die hem plaagt. | |
30 Januari 1934.Colijn is terug, niet beter, naar ik hoor van Van der Waals. Hij heeft er 17 bioscopen bezocht om den invloed van het Nazi-weezen te leeren kennen, terwijl hij in de open lucht had moeten vertoeven. De man speelt met zijn gezondheid, die, hoe krachtig ook, een begrensd weerstandsvermogen heeft. Hij is 64 jaar oud, rookt behalve nu hij zijn keel kapotgerookt heeft, 25 sigaren dagelijks, waaronder ettelijke Havana's en klom een jaar of 4 geleden zonder eenige training plotseling op den Mönch. Ik ontmoette hem daarna te Genève. Hij vertelde mij, dat hij urenlang in de sneeuw naar adem had liggen hijgen. Het is intusschen gebleken, dat het dwangaccoord buiten faillissement slechts in surséance van betaling speelt, en daar surséance de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij den nekslag zou toebrengen, hebben wij een wijziging in de wet op de Naamlooze Vennootschap noodig, krachtens welke een meerderheid van obligatiehouders (bij genoteerde leeningen) de minderheid kan binden. Hierover is Van Haersolte, onze jurist, bij Van SchaikGa naar voetnoot2 geweest, maar het wachten is nu op Colijn en Verschuur, welke laatste eerst heden van 3 à 4 weken verlof terugkomt. Intusschen hebben wij een 2de millioen bij de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen aangevraagd om te kunnen blijven draaien. Dit vermeerderen van schuld bij een exploitatieverlies van 1 millioen is echter verkeerd en gevaarlijk. Verschuur, zoo hoorde ik van Van der | |
[pagina 1061]
| |
Houven van Oordt, wil echter niet van subsidie weten, niet alleen nu niet, zooals Van Doorninck schijnt te meenen met het oog op de actie voor loons- en werkloosheidssteunverlaging, die de Regeering in het voorjaar wil inzetten (ook Colijn bevestigde mij dit onlangs) en die door subsidieering van de scheepvaart, vóór dien ingeluid, zou verzwakt worden (ik ben het daarmede niet eens), maar ook daarna niet. Of hij niet begrijpt, dat daarmede de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij en ook andere lijnen te gronde gaan of dat hij op het oog heeft de scheepvaart onder staatsleiding te brengen, weet ik niet. Hij spreekt niet met ons, althans hij beslist zonder nader overleg. Dit maakt mijn positie in den Economischen Raad, die mij als Voorzitter van de Commissie voor de Handelsverdragen aan hem heeft voorgesteld, moeilijk, doch daar in den boezem van den Raad de indruk bestaat, dat Verschuur ook den Raad een lastige instelling vindt, die hij wel kan ignoreeren, is het niet uitgesloten, dat het tot een conflict komt, dat met de ontslagneming van den Raad, of althans van de voornaamste leden, eindigt. Van VlissingenGa naar voetnoot1 was onlangs bij mij om mij te verzoeken, deel uit te maken van een internationaal comité van 10, dat de Internationale Kamer van Koophandel inzake stabilisatie der wisselkoersen moet adviseeren. De Amerikaansche Kamer van Koophandel, die alle regionale Kamers van Koophandel in de Vereenigde Staten omvat, heeft zich voor stabilisatie van den dollar uitgesproken en wenscht steun van toonaangevende Europeesche zijde om kans te hebben op Roosevelt's medewerking. Ik nam aan onder voorbehoud van deelneming door prima menschen uit andere landen en met name uit Engeland, dat den tijd voor stabilisatie van den wisselkoers tusschen pond en dollar niet gekomen zal achten, voordat de verhouding, die thans ongeveer 5,25 is, aanzienlijk gedaald zal zijn. Ik zie stabilisatie voor het eerst noodige voor wereldherstel aan, omdat niet-internationale zaken door niets in die mate belemmerd worden als door voortdurende hevig schommelende wisselkoersen, doch acht haar slechts mogelijk nadat het schuldvraagstuk opgelost zal zijn, en slechts duurzaam, indien het vrije ruilverkeer tot op zekere hoogte hersteld zal zijn en de interne koopkracht van de nationale munt overal ongeveer dezelfde zal zijn. Dit beteekent niet alleen dat Engeland het pond niet ten onrechte niet aan een te lagen dollarkoers wil vast- | |
[pagina 1062]
| |
leggen, maar dat van den gulden ook plm. 30% moet afgaan. De vraag voor mij is of deze devaluatie van regeeringswege moet geschieden, tegen den tijd dat de stabilisatie een feit zal worden, dan wel of men op zien komen mag spelen. Het is nl. zeer goed mogelijk dat bij het naderen van stabilisatie een zoodanige kapitaalexodus naar dollar en pond plaats heeft dat de gulden vanzelf daalt. Ook is het mogelijk, dat dit niet geschiedt, in welk geval wij ons deflatieproces nog voor onbepaalden tijd voortzetten. Of dat mogelijk is zonder te groote afbraak en ruïne in het productie-apparaat en sociale troebelen teweeg te brengen, valt niet te zeggen. Ik zou het niet wenschelijk achten de proef te nemen, al mag men aannemen, dat stabilisatie een enorme opleving van het wereldverkeer zou veroorzaken, waarin wij ons deel zouden hebben. Hier te lande breidt in zakenkringen het verlangen naar het verlaten van den gouden standaard zich steeds uit, hoewel de argumentatie oppervlakkig blijft. Trip is echter onvermurwbaar. Hij bezit grote overredingskracht. De vorige week bewees ik de laatste eer aan S.P. van Eeghen, op 80-jarigen leeftijd plotseling heengegaan, zittende op een bank in zijn tuin. Hij was geen groote figuur, maar een zeer verdienstelijk man. Ik schreef heden op verzoek van AlexGa naar voetnoot1 een stukje in het HandelsbladGa naar voetnoot2, waarin ik zijn zwakke zijde onvermeld liet. Ik heb veel aan hem te danken. | |
2 Februari 1934.Eergisteren bleven Waller, Kalff, Cremer en ik na een vergadering van de Vereeniging voor de Economische Politiek nog wat napraten. Waller, die devaluatie van den gulden voorstaat, en Kalff, die daartegen is, hadden het met elkaar aan den stok. Ik stond aan de zijde van Kalff, maar sprak mijn beduchtheid uit, dat de Regeering den gouden standaard niet zal kunnen handhaven, eenerzijds wegens het ingevolge den landbouwsteun stijgende prijsniveau, anderzijds wegens de veel te langzame daling der loonen, trouwens twee verschijnselen die tegen elkaar indruischen. Kalff zeide toen vertrouwelijk dat de loonsverlaging in het Kabinet o.a. door Verschuur tegengehouden | |
[pagina 1063]
| |
wordt, terwijl Slotemaker de Bruïne uit weekhartigheid niet in staat is den strijd te voeren. Oud en De Wilde zijn energiek, maar helaas toont zich de sterke man Colijn in zulke gevallen niet de waardige drager van dien naam. De z.g. commissie-HackeGa naar voetnoot1, een commissie van intelligente hoofdambtenaren, is met een zeer goed voorstel van loonsverlaging en werkverschaffing met lagere loonen gekomen. Kalff vreest, dat het Kabinet niet of ten halve overneemt. Heeft hij gelijk, dan krijg ik ten aanzien van den gouden standaard eveneens gelijk. | |
7 Februari 1934.De moeilijkheden voor de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij worden steeds grooter. Het eerste crediet van 1 millioen door de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen gefourneerd, is uitgeput - in December en Januari opgevraagd. Subsidie is geweigerd zonder eenig vooruitzicht dat de Regeering er later anders over zal denken. De uitlatingen van Verschuur zijn dienaangaande zoo onbevredigend mogelijk. Onze schuld te vermeerderen, meer geld van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen te leenen, is alleen veroorloofd indien wij daardoor de obligatiehouders niet te zeer schaden. Om te kunnen doordraaien, hebben wij nog een millioen aangevraagd. Na lang uitstel - op het punt van onze betalingen te moeten staken - willigt de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen dit verzoek in, echter onder beding, dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij zich verplicht de bevelen van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen op te volgen in hetgeen zij in het belang der nationale scheepvaart doen en laten moeten. Deze eischen wezen wij eerst als onredelijk af, doch zonder succes. Wel ontvingen wij haar schriftelijke verzekering, dat zij krachtens haar statuten niet anders kan handelen, te minder omdat andere groote reederijen de voorwaarde reeds aanvaardden. Daar wij zonder nieuwe hulp binnen zeer korten tijd onze betalingen zullen moeten staken, zullen wij ons het juk moeten laten opleggen, in de hoop dat men niet onredelijk zal zijn. Op dit oogenblik wenscht de Maatschappij ter behartiging van de Nationale | |
[pagina 1064]
| |
Scheepvaartbelangen geloof ik, niet meer dan tegen onderlinge concurrentie der Nederlandsche reederijen gewaarborgd te zijn. Onlangs heeft Van UdenGa naar voetnoot1 te Rotterdam het in zijn hoofd gekregen van Brazilië op Nederland te gaan varen, daarmede de koffievracht voor den Koninklijken Hollandschen Lloyd en Van Nievelt Goudriaan bedervende. Van Uden, ook een debiteur van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen, heeft deze vrijbuiterij toen op order van haar geldschieter moeten staken. De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij heeft nooit eenige concurrentie aan andere Nederlandsche reederijen aangedaan, wordt wel door sommige gehinderd, o.a. door Hoboken met zijn EmzetcolijnGa naar voetnoot2, die echter buiten bereik der Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen ligt, daar zij met Spaansche bemanningen vaart en dientengevolge geen crediet van de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen kan bekomen. | |
9 Februari 1934.Een gunstig bericht is dat een wetsontwerp ter wijziging van de wet op de Naamlooze Vennootschap, waardoor de meerderheid van obligatiehouders de minderheid zal kunnen binden (zonder welke wijziging wij met onze obligatiehouders, die niet onder trustverband zijn, niets kunnen beginnen), het Departement van Justitie verlaten heeft en bij den Economischen Raad voor advies is ingekomen. | |
11 Maart 1934.Bedoeld wetsontwerp schijnt thans bij den Raad van State te zijn. Er is dus eenige kans, dat het voor het einde van de maand wet wordt. Geschiedt dit niet, dan zal er van een regeling met obligatiehouders vóór de eerstvolgende aflossing op 1 Juli niets kunnen komen. Dezer dagen ben ik te Parijs geweest, om de stabilisatie te bespreken. Ondanks een reis van Van Vlissingen naar Amerika, waar men in business (volgens Van Vlissingen) zeer naar stabilisatie verlangt, was geen prominente Amerikaan overgekomen. Hetgeen de te Parijs | |
[pagina 1065]
| |
wonende, aanwezige Amerikanen te vertellen hadden, was op zichzelf onbeteekenend, maar hinderlijk om tot een goede redactie te komen. Overigens was er een goede representatie der landen. Rist voor Frankrijk, Anderson voor Engeland, Gutt voor België, Von Stauss en Frowein voor Duitschland, Dapples (Nestlé) voor Zwitserland, Trygger voor Zweden. De Italiaan Bianchini was door Rome sterk gebonden en sprak van het gevaar dat voor het goudblok zou ontstaan, indien men wees op de bedreiging die van voortdurende instabiliteit uitgaat, zeker omdat de Lire zelve de minst stabiele munt van het oogenblik is. Overigens was de wensch naar stabiliteit algemeen, alleen wil Engeland gelijktijdige vermindering der handelsbelemmeringen - hetgeen practisch niet uitvoerbaar is. Ten slotte ging Anderson mede, na een aardig duel met den Amerikaan, die in alles iets beleedigends voor Amerika zag. De discussie ging uit van een nota door Gregory (Londen) opgesteld, een knap stuk. Hij was zelf ook aanwezig. Ik kon niet tot de finale redactie van de resolutie blijven, maar vrees dat zij ten gevolge van deze houding der Amerikanen en die der Italianen slap zal uitvallen. | |
16 Maart 1934.De redactie valt nogal mee - ik tracht er nog wat wijziging in te brengen (zij wordt eerst tegen het einde der week gepubliceerd) waardoor zij nog iets krachtiger wordt en tevens recht gedaan wordt aan den internen toestand bij ons.Ga naar voetnoot1 Anders maak ik bij mijn aanteekening een reserve. Het is nog onzeker of de Amerikaan zal teekenen. Als een der vaste commissies aan den Economischen Raad verbonden, wordt dezer dagen de Commissie voor de Handelsverdragen benoemd. De Economische Raad heeft mij als voorzitter voorgesteld en als leden uit zijn midden Trip, Welter en Kaag. Met deze 3 Roomschen als uitgangspunt stelde ik - in overleg met De Vooys - een commissie van 13 voor, waarin de verschillende bedrijfssferen zoveel mogelijk door algemeen ontwikkelde lieden vertegenwoordigd zouden zijn, aan Verschuur voor. De andere 10 waren: Crone (Voorzitter Kamer van Koophandel, Amsterdam), Engelbrecht (dito R'dam), E. van Welderen Rengers (zuivel), KrelageGa naar voetnoot2 (tuinbouw en | |
[pagina 1066]
| |
bloembollen), Joan Gelderman (textiel), DammeGa naar voetnoot1 (metaalnijverheid), Minderhoud (landbouw), RegoutGa naar voetnoot2 (zuidelijk industrieel), Van VlissingenGa naar voetnoot3 (algemeen internationaal). Verschuur vond dit een schromelijk éénzijdig voorstel; de protestant-rechtschen waren vergeten. Altijd weer politiek. Hij slaagde er echter niet in, een andere samenstelling te leveren, die veel minder liberaal en tevens even deugdelijk was. Rengers moest voor Blink plaats maken, een zuivelexport-figuur, Van Vlissingen voor den Christelijk-Historischen Frowein, directeur Staatsmijnen, een bepaalde qualiteitsvermindering, Krelage werd geschrapt zonder vervanger, daar uit den tuinbouw geen vertegenwoordiger is aan te wijzen, behalve ValstarGa naar voetnoot4, die, ‘regeeringscommissaris zijnde’, niet in aanmerking kwam, Gelderman voor Spanjaard, voorzitter der Contingenteeringscommissie, Regout door zijn geloofsgenoot Steenberghe. Op deze beide laatsten is niets aan te merken. Damme werd ook verworpen en Zaalberg kwam er voor in de plaats. Crone, Engelbrecht en Minderhoud vonden genade. Den laatste ken ik niet, Engelbrecht is een tweede-rangs figuur, die men uit hoofde van zijn positie te Rotterdam niet kan passeeren. Het bleek dat het maximum aantal leden volgens het reglement 12 was. Ik had er dus één te veel op het lijstje gezet. De Commissie zal moeilijk werk hebben. Om te beginnen, valt zij in de moeilijke onderhandelingen met EngelandGa naar voetnoot5; Verschuur heeft in de Eerste Kamer al van een economischen oorlog gesproken. Details der moeilijkheden ken ik niet, eenerzijds heeft Verschuur aan verschillende personen gezegd dat wij aan Engeland onze tanden zouden laten zien, nu het zoo meedoogenloos een groot deel van onzen export heeft afgesneden, anderzijds geeft Hirschfeld toe, dat wij van Duitschland tegenover inschikkelijkheid op contingenteeringsgebied belangrijke concessies verkregen, welke wij van Enge- | |
[pagina 1067]
| |
land niet te verwachten hebben, omdat onze handelsbalans met dat land, niet zooals die met Duitschland, tot voor kort actief en nu ongeveer sluitend is. Engeland, dat ons minder levert dan Duitschland maar nog altijd veel van ons koopt, staat dan ook in zijn onderhandelingen sterker. Het heeft ons laten weten, dat indien wij met strijdmethodes de onderhandelingen begonnen, het onmiddellijk met represailles zou antwoorden. Engeland moge tegenover ons, die tot het laatst toe aan den vrijhandel vasthielden, het slechte voorbeeld geven, met een handelsoorlog kunnen wij slechts verliezen. s'Jacob schrijft mij herhaaldelijk dat dreigen tegen Engeland ons van den wal in de sloot helpt.Ga naar voetnoot1 In elk geval acht ik de woorden van Verschuur, in het publiek gesproken, terwijl de onderhandelingen nog niet begonnen zijn, onverstandig. | |
21 Maart 1934.Gisteren overleed de Koningin-MoederGa naar voetnoot2, een voortreffelijke vrouw, verstandig, lief en goed, algemeen bemind. Voor haar dochterGa naar voetnoot3, die nu nog meer alleen komt te staan dan zij al uit neiging of schuwheid meer en meer doet, een heel ding. Ik heb mij vaak afgevraagd waarom de oude Koningin, die toch zoo door en door menschelijk was en iedereen op zijn gemak wist te stellen, haar kind een zoo geïsoleerde opvoeding heeft gegeven. Lag het misschien aan het karakter van het jonge meisje? De Koningin moet het gemis aan omgang in haar jeugd thans sterk gevoelen, anders verklaart men niet de groote mate van omgang die zij op haar beurt voor Juliana heeft gewild en die bij deze in goede aarde is gevallen. De Koningin-Moeder heb ik helaas nooit ontmoet. Een of twee keer, dat het zou geschieden, deed zich verhindering voor, zoo bijna twee jaar geleden toen zij mij liet weten, dat zij de nieuwe Rembrandt wilde komen zien. Zij deed een val en sedert kwam zij niet meer in het Museum. Zij was altijd vol persoonlijke opmerkzaamheid. Zoo vertelde mij Theo Six, die gisteren zijn 80e verjaardag vierde, dat hij den avond te voren een gelukwensch van de oude Koningin had ontvangen, welke, zooals de adjudant hem daarna liet weten, van haar zelf uitging. Op haar sterfbed dacht zij nog aan een ouden vriend. | |
[pagina 1068]
| |
23 Maart 1934.Van Aalst en zijn vrouw aten gisteren bij ons. Hij gaat nu weg van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, hetgeen nog nergens uitgelekt schijnt te zijn. Crena de Iongh is zijn candidaat-opvolger. Van Tegelberg, die commissaris is, hoor ik dat RehbockGa naar voetnoot1 als waarnemend opvolger van S.P. van Eeghen in zijn rol van president-commissaris de touwtjes veel meer in handen houdt dan zijn voorganger het deed. De administratie schijnt zeer veel te wenschen overgelaten te hebben en Collot d'Escury, de laatst benoemde directeur, moet o.a. in den Augias-stal der effecten-afdeeling goed werk gedaan hebben. Van Aalst sprak van een noodige reconstructie der Maatschappij op basis van 50% afschrijving van het kapitaal.Ga naar voetnoot2 De suikerfabrieken zijn weinig of niets waard, maar ik weet niet hoeveel stroppen het Europeesche bedrijf opgeleverd heeft. Tot nu toe loopt de Nederlandsche Handel-Maatschappij steeds achter Mendelsohn aan. De ex-directeur Bierens de Haan heeft daar zelfs een baantje aangenomen, diep treurig! | |
6 April 1934.Ik ben met Olga en de 5 kinderen naar Parijs getogen om aan de gouden bruiloft van mijn schoonouders deel te nemen. Het was wegens de slechte gezondheid van mijn schoonmoeder een kalme reünie, maar het geestige talent van mijn latijnsche zwagers en schoonzusters zorgde niettemin voor divertissement, dat ook de oude dame hartelijk deed lachen. 15 kleinkinderen waren aanwezig, alle behalve JanGa naar voetnoot3, die in New York zit, en de kleine Irène ChaponnièreGa naar voetnoot4, die met angina te bed lag. Den tweeden Paaschdag ondernamen we allen een rit in autocar naar Fontainebleau met picnic in het bosch - schitterend weer. In Parijs is men nog zeer ongerust over de toekomst op financieel en politiek gebied. De Stavisky-zaak is daar zeer sterk debet aan. Indien er een sterke populaire man was, zou een dictatuur niet lang op zich laten wachten. Wel is men geneigd Doumergue een goede kans te geven. | |
[pagina 1069]
| |
18 April 1934.De ziekte van Verschuur en zijn daaruit voortvloeiende ontslagnemingGa naar voetnoot1 is een ernstige zaak voor het land. Zijn departement is met dat van Financiën in de tegenwoordige omstandigheden zonder twijfel het moeilijkste en, wat werkzaamheden betreft, omvangrijker dan het laatste. Het is meer dan één-mans taak.Ga naar voetnoot2 Verschuur heeft haar met groote virtuositeit gedragen. Hij liet zich weinig wijsmaken, en dat hij een stelsel van landbouwsteun opbouwde, waarin niet het minste perspectief zit, kan hem niet zeer kwalijk genomen worden. Hij deed onder een overmacht van omstandigheden wat hem het minst slechte voorkwam te zijn. Wel mag hem verweten worden, dat hij in alles de politiek op het oog had. De boerensteun is voor een groot deel electoraal en de Roomschen hebben onder hem nog grooteren invloed verkregen dan zij reeds bezaten. Hij had slechte manieren en ik kon niet met hem opschieten, omdat ik den indruk had, dat hij je gebruikte en daarna liet vallen als het in zijn kraam te pas kwam. De reeders heeft hij ook vrij onbehoorlijk behandeld. Hij wist daarentegen wat hij wilde, had moed, groot doorzettingsvermogen en was zeer bekwaam. Last not least, een uitmuntend debater in de Kamer. Zijn departement is alles behalve goed georganiseerd, eerder een janboel. Het was treurig onder Heringa, dien hij wegwerkte en door den veel bekwameren Hirschfeld verving. Deze is door tallooze onderhandelingen met het buitenland van den aanvang af zoodanig in beslag genomen dat hij de organisatie en het overleg met de andere departementen en de landbouwafdeeling van het eigen departement verwaarloosde. Erger is dat hij de nadeelen hiervan niet ten volle schijnt te zien. Dat was althans mijn indruk, dien een gesprek met hem op 12 dezer bij mij achterliet. | |
[pagina 1070]
| |
Dit gaf mij aanleiding gisteren Colijn te spreken te vragen, doch daar Trip op het zelfde oogenblik kwam aanzetten en ook lid van de Commissie is, vroeg ik hem Colijn mijn wensch over te brengen, dat er orde op zaken gesteld worde. Deze bestaat daarin dat de interdepartementale commissie voor de handelsverdragen weer ingesteld wordt, voorzien wordt van een secretariaat, dat enge voeling met het secretariaat der andere Commissie houdt en deze geregeld gegevens omtrent de handelsverdragen verstrekt. Dit heeft Colijn toegezegd. Wij moeten nu verder afwachten. Het is mij geenszins duidelijk hoe deze commissie zich zal ontwikkelen. Plaats voor advies voor elk handelsverdrag afzonderlijk is er nauwelijks. Daarvoor is de materie te gecompliceerd, nu de meestbegunstiging voor een groot deel over boord is gegooid en wij op grond van wederkeerigheid onderhandelen, waarvoor de contingenteering gebruikt wordt. Dit laat aan het opportunisme vrij baan, zoodat de constellatie der verlangens en tegenverlangens zich telkens wijzigt. Eerder kan de Commissie op den duur nuttig werk doen door zich een meening over het aspect der handelspolitiek te vormen, waartoe echter geregeld documentatie noodig is. | |
16 Mei 1934.Gisteren kwamen mijn schilderijen en kunstvoorwerpen in veiling, doch dank zij de armoede der museumkassen en den stilstand in den kunsthandel werd er haast niet geboden en verkocht ik van de schilderijen slechts mijn prachtige Sustermans, die in het land blijft (men zegt een verzamelaar te Wassenaar).Ga naar voetnoot1 Mensing noemde bij het ophouden veel te lage prijzen, wat een lateren verkoop moeilijker maakt. Dit geldt ook voor de kunstvoorwerpen. Mijn mooie leeuwenschaal kreeg het Haagsche museum, voor een laag prijsje. Het is een unicum. Ik had altijd gehoopt dat het Rijksmuseum het eens zou machtig worden, maar Schmidt Degener heeft er nooit de minste waardeering voor aan den dag gelegd. Evenmin voor mijn Florentijnse buste, maar deze behoort mij nog (Goudstikker werd slechts in naam eigenaar), zoodat ik de hoop nog niet opgeef. Deze verkoop is intusschen een heartrending affair. | |
[pagina 1071]
| |
20 Mei 1934.Ik hoor van Goudstikker, dat Van Heek tegen hem geboden heeft om de buste voor het Rijksmuseum te behouden. Waarom heeft Schmidt Degener mij niets te voren gezegd? Mijn lidmaatschap van de Commissie ex art. 25 der Landbouwcrisiswet, in de wandeling de landbouwcrisiscommissieGa naar voetnoot1 genoemd ofschoon er nog een ingeslapen, eigenlijke landbouwcrisiscommissieGa naar voetnoot2 onder Lovink bestaat, alsmede het besluit van den Economischen Raad te onderzoeken of er aanleiding bestaat bij de Regeering inzake de agrarische politiek een ongevraagd advies in te dienen, voor welk onderzoek zij een subcommissie heeft ingesteld, waarvan ik voorzitter ben, heeft mij de wenschelijkheid doen inzien, zelf op het platteland omtrent de uitwerking van de landbouwcrisiswet indrukken te gaan opdoen. Ik ben met Friesland begonnen, waar ik eenige dagen als gast bij HarinxmaGa naar voetnoot3, den Commissaris der Koningin, vertoefde. Hij is een oerconservatief, maar zeer bekwaam en degelijk man, goed op de hoogte van de landbouwtoestanden, waaronder de in Friesland zoo belangrijke veeteelt en zuivelbedrijven. In deze takken van bedrijf is de steun in den hoogsten nood gekomen en over het algemeen niet te hoog. Het is de vraag of hij in alle opzichten juist is. | |
11 Juni 1934.Ook Drente en Groningen heb ik bezocht. Zondag den 3den bracht ik den namiddag bij de ServatiussenGa naar voetnoot4 te Assen door, reed 's avonds naar Groningen, door Bernard ServatiusGa naar voetnoot5 in hun auto gebracht (een aardige jongen) en stapte in De Doelen af. Den volgenden dag reed ik in een huurautootje naar Delfzijl via Stedum (Romaansche halfweg Gothische kerk), Loppersum (dito) en Appingedam (stadhuis uit 1630) om den burgemeester, tevens inspecteur der werkverschaffing in de Provincie, den heer Buiskool, te spreken, vond hem echter niet. | |
[pagina 1072]
| |
Later, in den namiddag, zocht hij mij in het hotel te Groningen op. Ik kreeg toen menige nuttige informatie van hem. Den volgenden dag, Dinsdag, voegde Van Panhuys, hoofdingenieur voor de ontwatering, zich bij mij - ingevolge afspraak. Hij reist het geheele land geregeld door en komt met allerlei landbouwconsulenten en landbouwers in aanraking. Door als vriend met hem te trekken, val ik niet op en hoor ik veel. In Groningen en Drente staat de landbouwconsulent (Wageningsch ingenieur) MansholtGa naar voetnoot1 onder hem. Met dezen gingen wij Dinsdag Drente in. Eerst door den Zuid-West-hoek van Groningen en Noord-West-hoek van Drente in het stroomgebied van de Peize (?). Spraken met een ontwikkelden boer te Roderwolde, .....Ga naar voetnoota genaamd. Daarna langs de Smildervaart over Dwingelo naar Beilen, alwaar koffie gedronken, toen over Westerbork naar Emmen, dat er in tegenstelling met den roep die ervan uitgaat, florissant en koket uitziet. Daarna de veenkoloniën in, rondgeleid door den heer Harders te Valthermond. Nieuwe ontveningen - merkwaardige doorsnede van de hoogveenlaag. Naar Groningen terug over Ter Apel (klooster) door Westerwolde en over Winschoten-Zuidboek. Woensdag over Veendam en Oude Pekela naar een waterschap (Emergo) in de Groningsche veenkoloniën, waar de heer Robertus ons ontving. Toen over Noordbroek, Appingedam, Uithuizen (Menkemaborg) naar de boerderij van de heer Bakker Arkema, een zeer ontwikkeld heereboer, in Wageningen afgestudeerd, in den Noordpolder bij Westernieuwland, niet ver van de Noordkust. In den namiddag een bezoek gebracht bij de familie ZijlmaGa naar voetnoot2, oom van Mansholt, waar ik ook diens vaderGa naar voetnoot3, ambtenaar met verlof van Landbouw (thans Economische Zaken), aantrof. Te half vijf te Groningen terug en per vliegtuig naar Amsterdam, waar ik des avonds aan de Nederlandsche Bank moest vergaderen. Ik ben zeer getroffen door de ontwikkeling van den landbouw in Groningen, nergens geëvenaard. Boerderijen als kathedralen, boeren die bijna professoren zijn. De tarwe wordt echter te zwaar gesteund en zal het volgende jaar weer wat moeten laten vallen, de steun werd van ƒ 12, - op ƒ 11, - (voor 1934) teruggebracht. | |
[pagina 1073]
| |
Vrijdag jl. bezocht ik in gezelschap van Piet van Tienhoven, de Ministers de Wilde en Oud, den oud-Minister Terpstra en het oud-Kamerlid Beumer het Naardermeer en zijn vogelkolonies, een tocht die reeds jaren op mijn program stond, doch die ik nooit had kunnen ondernemen. Na afloop gezellige maaltijd ten huize van Van Tienhoven. De Wilde en Oud kende ik nog niet. De eerste heeft veel bonhomie, de andere zag er slecht en gedrukt uit, maar monterde onder de bedrijven zichtbaar op. Zijn ambt is voor een man die zijn verantwoordelijkheid gevoelt, in den tegenwoordigen tijd zwaar. Hij erkende dat de middelen niet overeenkomstig de verwachtingen vloeien. Het gevolg moet een deficitaire begrooting zijn, zonder mogelijkheid van verdere belastingen, behalve misschien van koffie, reeds lang in de pen, maar nooit daaruit gevloeid wegens de schade daarvan voor handel en scheepvaart te verwachten. Daar de daling van het loonpeil in de beschutte bedrijven heel langzaam gaat, wordt de kans op duurzame handhaving van den gouden standaard geringer. De steeds grootere betalingsmoeilijkheden met Duitschland wijzen ook in die richting. De laatste de vorige week gesloten regeling, waarbij slechts 10% deviezen voor den doorvoerhandel worden toegestaan, beteekent een nieuwe zware slag voor dien handel en de scheepvaart. Wij onderhandelen thans over verdere transfermogelijkheden, terwijl Duitschland zijn clearing-verdragen met alle andere landen heeft opgezegd. De financieele toestand is daar zoo slecht mogelijk. De uitvoer neemt steeds meer af, volgens Trip het gevolg van boycot door Joden en Roomschen (Ieren in de Vereenigde Staten). Het goud heeft het land reeds bijna geheel verlaten en de ineenstorting van de valuta wordt slechts door drastische beperking van de invoeren voorkomen - zoolang dit gaat. De slechte financieele politiek der Nazi's begint zich te straffen; het vertrouwen in het régime, dat zich zooveel vijanden heeft weten te maken, zinkt merkbaar. Het einde is wellicht in het zicht. Wat dan? De natuurlijke reactie is naar het tegenovergestelde extremisme, maar Stahlhelm en de monarchie, wellicht gesteund door de Katholieken, zeker door de Protestanten, zijn er ook nog. Klappen zullen er zeker vallen. Tijdens mijn omzwerving in Groningen ontving ik een briefje van Van Aalst, waarin hij mij zijn definitief besluit tot aftreden en zijn opvolging door Crena de Iongh aankondigde. De laatste is bekwaaam en fatsoenlijk, maar geen krachtige persoonlijkheid. Van Aalst kreeg het grootkruis der Oranje Nassau-orde; de beurs zegt: niet zoo hoog | |
[pagina 1074]
| |
als de onderscheiding aan Vissering verleend, die het heele kapitaal van de Nederlandsche Bank zoek maakte, terwijl Van Aalst slechts het halve der Nederlandsche Handel-Maatschappij verloor. | |
18 Juni 1934.De benoeming van Steenberghe tot Minister van Economische Zaken wordt, na lang een secret de polichinelle geweest te zijn, officieel bevestigd. Ik heb hem slechts enkele malen ontmoet. Hij moet een bekwaam man zijn, is nog jong, 36 jaar, verwoed protectionist, prettig in den omgang. Van belang is het te weten op welke voorwaarden hij in het Kabinet is opgenomen. Verschuur, zijn voorganger, handelde vaak eigenmachtig, ook met financieele consequenties, tot groote ergernis van Colijn, maar hij weerstond met kracht den drang naar hooge invoerrechten, vechttarieven en vergaande ordening in de industrie, uitgeoefend door zijn partijgenooten, wier woordvoerders, resp. in de Tweede en Eerste Kamer, Kortenhorst en Blomjous waren. Hij was hun meesterlijk de baas en dientengevolge door hen verfoeid. Steenberghe komt uit het kamp - was voorzitter der Roomsch Katholieke werkgevers, die deze denkbeelden sedert jaar en dag propageeren. Heeft hij tegenover Colijn moeten inbinden of heeft deze toegegeven om de Roomschen, die hem niet al te best gezind zijn, te vriend te houden? Ik vrees het laatste, ook omdat ik door Kaag, vertegenwoordiger in den Economischen Raad van de Roomsch Katholieke werkgevers, telkens hoor gewagen van de ongunstige werking van de contingenteering (altijd door mij voorspeld), wat niet beteekent, dat hij vrijen invoer wenscht - integendeel. Ik zie Steenberghe ook voor een inflationist aan, maar hij schijnt hiervoor niet openlijk uitgekomen te zijn, zoodat hij zich op dit punt wel met het program van het Kabinet zal hebben vereenigd. Dit wordt naar mijn meening in het einde van 1934 of begin 1935 acuut. Op het gebied der ordening (bevoegdheid, aan de Regeering te verleenen, bedrijfsafspraken bindend te verklaren en te vernietigen), wil Colijn een eersten stap doen. De Economische Raad adviseert ten gunste van het wetsvoorstel, met één stem tegen, die van mij, welke ik in een minderheidsnota motiveer. Volgens Van Doorninck is Colijn minder bezonnen dan hij een tijdlang geweest is - ook op financieel gebied. In elk geval is zijn Zuiderzeeliefhebberij economisch niet te verdedigen. | |
[pagina 1075]
| |
22 Juni 1934.Colijn heden over de Japansche onderhandelingenGa naar voetnoot1 gesproken, met name over de mijns inziens te vergaande eischen van onze Regeering, beïnvloed door de kortzichtige politiek der Paketvaart, die sluiting van de havens in de buitenbezittingen wenscht - ook van die havens die thans reeds door de Japanners aangedaan worden. De Paketvaart wenscht overscheep te Batavia ten eigen bate en ook zeer ten nadeele der Java-China-Japan Lijn, welke thans o.a. van Japan op Padang en Palembang vaart, tezamen met de Nanyo Stoomvaart Maatschappij.Ga naar voetnoot2 Colijn beschouwt het geheele Japansche vraagstuk als onoplosbaar, vooral nu het buiten de Engelsche markten gehouden wordt en de afzet in Nederlandsch-Indië meer dan ooit voor Japan noodig is. Slechts indien het eerst een gevoelig pak slaag van andere mogendheden kreeg, zou het zijn aanmatigend standpunt verlaten, doch daarnaar ziet het niet uit. In een oorlog zou het bovendien winnen, volgens Colijn. Wat de onderhandelingen betreft, zij worden op Batavia geconcentreerd, doch het is niet de Nederlandsch Indische Regeering die onderhandelt, doch de Nederlandsche delegatie, die echter definitieve eischen en voorwaarden aan Den Haag moet voorleggen. Ik waarschuwde Colijn dat de onderhandelingen, voor zoover zij de scheepvaart betreffen, op den rug der kleine Java-China-Japan Lijn afgespeeld worden, welke niet bij machte is, de lijn op Japan, waarop zij in 1933 ƒ 750.000 verloor, veel langer vol te houden. Zij heeft subsidie bij de Nederlandsch Indische Regeering aangevraagd, die zich wel niet zal haasten daarop toestemmend te antwoorden. De Java-China-Japan Lijn zal, hoe ongaarne ook, binnen korten tijd de lijn op Japan moeten staken, indien zij niet gesteund wordt.Ga naar voetnoot3 Zooals gewoonlijk liep het gesprek over vele andere punten. De Engelsche desiderata in het handelsverdrag zijn sedert eenige dagen binnen (sedert 10 dagen weet ik dat o.a. Gelderman ze kent). Zij komen neer op gelijkmaken van de handelsbalans. Het meest stupide standpunt van een 5e klas Balkanmogendheid. Dat van Engeland! Quo vadis! Toch waarschuwde ik tegen handelsoorlog waarmede Colijn accoord ging. | |
[pagina 1076]
| |
Duitschland is archi-failliet. Indien van onze vorderingen ten bedrage van 1½ milliard gulden ⅓ terecht komt, mogen wij blij zijn, aldus Colijn. Elk nieuw clearing-verdrag beteekent terugstelling van het handelsverkeer op de basis van het geringste cijfer, in- of uitvoer. Kwam er maar een nieuwe Richard Cobden! Ik zeide dat een apostel voor den vrijhandel alleen kans zal hebben, wanneer de staten de invoerrechten als bron van inkomsten volkomen uitgeput zullen hebben. Door tarieven te hoog te stellen en den handel door contingenteeringen, ruilverdragen en clearing aan banden te leggen, wordt het cijfer van den invoer tevens verminderd en de bron drooggelegd. Zoolang bovendien in Engeland tories regeeren en ten rechte of ten onrechte op een verbetering in den economischen en financieelen toestand kunnen wijzen, is van dat voor den vrijhandel onmisbare land geen heil te verwachten. Colijn erkent, dat het departement van Economische Zaken, dat hij MaandagGa naar voetnoot1 aan Steenberghe zal overdragen, slecht georganiseerd is. In de landbouwcrisisorganisatie heeft hij groote verbeteringen aangebracht, die reeds ten deel wereldkundig zijn. In de Afdeeling Handel en Nijverheid moet Hirschfeld, die veel te veel afwezig is en geen vervanger heeft, medewerkers krijgen, hetgeen Colijn den secretaris-generaal Van Rhijn heeft opgedragen. Hirschfeld zelf ziet hiervan de noodzakelijkheid niet in, of wenscht geen verandering uit vrees voor vermindering van persoonlijken invloed. Overigens is hij bekwaam genoeg. Ten slotte - of eigenlijk begon hij ermede en niet voor de eerste maal - klaagde Colijn over het bezit van een te groot huis, dat hij niet verkoopen kan. In dit opzicht zijn wij gelijke slachtoffers der crisis. MiekGa naar voetnoot2 is door haar eindexamen lyceum. Deze week de bruiloft van Lou Gleichman bijgewoond; welk een verblijdend slot na jarenlange ziekte! Zij gaat naar Indië, wel een waag, maar zij houdt van het klimaat. | |
3 Juli 1934.De PrinsGa naar voetnoot3 overleden. Een zielige figuur. Goedig, kinderlijk, vroolijk, maar doorloopend gebukt gaande onder zijn scheeve positie, de | |
[pagina 1077]
| |
gemaal der Koningin zonder officieel regeeringsambt of verantwoordelijkheid met een intelligente, maar van humor ontbloote en lastige vrouw. Hun huwelijksidylle heeft kort geduurd, de verhouding liet sedert jaren veel te wenschen over, niet in het minst wegens het weinig stichtelijk gedrag van den Prins, vooral in het buitenland. Hij dronk veel en zijn zijsprongen op zinnelijk gebied waren van vrij laag allooi, zooals hij ook weinig kieskeurig in den omgang met mannen was. Ik ontmoette hem nu en dan op diners of andere plechtigheden en hij verlangde dan dat ik het woord nemen zou, omdat ik hem eens met een tafelspeech geamuseerd had (ik geloof dat het bij gelegenheid van de proefstoomtocht van de ‘Statendam’ was). Ik onttrok mij er zoveel mogelijk aan, geen spreker voor de vuist zijnde. In 1916 heb ik eenige weken tezamen met hem te St. Moritz in het Kulm Hotel doorgebracht. Wij zagen elkaar toen geregeld. Hij werd door een groot aantal gidsen de bergen opgesleept en vond voor die inspanning vergoeding in een overdadige besproeiing, die hem geregeld ‘leutselig’ maakte. Eens met hem pratende, vroeg ik hem of hij niet voor een reis naar Indië voelde. ‘Ach, ik lig aan gouden ketenen,’ zuchtte hij ten antwoord. De plaats van een prins-gemaal is ten allen tijde en overal vaag en moeilijk; ten onzent echter buitengewoon wegens het saaie en afgezonderde hofleven en de ietwat klein-burgerlijke eischen van ingetogenheid, die men aan vorstelijke personen stelt. Was de Prins de man er niet naar - ontbloot van alle intellectueele neigingen - om er iets van te maken, ik vrees, dat een huwelijk van de Prinses licht een herhaling, allicht in andere nuanceering, zal brengen. Men doodverft haar steeds met den een of anderen Zweed.
Het eerste bloed is in Duitschland gevloeid.Ga naar voetnoot1 De fusillades - in het geval van Von Schleicher en zijn vrouw schijnt het een gewone vermoording door afgezonden desperados te zijn - maken den indruk dat Hitler voor zijn huid gevochten heeft, zonder een bepaalde politieke richting te willen doen zegevieren. Die hij gevaarlijk achtte, werden uit den weg geruimd, daaronder ware beesten. De vraag is, of wat overblijft zuiver is. Zeker niet. Er was hevige spanning in de Nazikringen. De oprechte S.A. waren ontevreden over Hitlers in gebreke blijven ten aanzien van de onteigening der groote landgoe- | |
[pagina 1078]
| |
deren en de controle der industrie, terwijl de rechts getinten, die zich bij de Hitlerbeweging aansloten omdat zij lang van het socialistisch-Roomsche régime genoeg hadden en de nationalistische kant der partij hen aantrok, er in slaagden een conservatieve allure aan het Derde Rijk te geven, behalve op financieel gebied, waar een politiek gevolgd wordt die naar nieuwe ruïne moet leiden. Wat na de ‘onderdrukking der revolutie’ de vooruitzichten zijn, is geenszins duidelijk, behalve dat men eerst aan het begin der moeilijkheden staat. | |
22 Juli 1934.Coen StorkGa naar voetnoot1 gestorven. Hij was, zoolang D.W.Ga naar voetnoot2 leefde, niet uit diens schaduw naar voren gekomen, de laatste 10 of 15 jaar wel. Hij was mij te veel allemans vriend; voor zijn zaak werkte hij hard en helaas met geringe baat sedert 1929.Ga naar voetnoot3 Zijn industrie behoort evenals de scheepvaart tot de zwaar getroffenen. Hij droeg dit lot echter met blijmoedigheid. De onderhandelingen met Engeland over een handelsverdrag zijn, zooals te verwachten was, mislukt. Men sluit, om den schijn te redden, een modus vivendi.Ga naar voetnoot4 Ik vrees, dat wij ons nu aan een actieve handelspolitiek en bescherming van de binnenlandsche industrie door hooge invoerrechten gaan overgeven. Mijn commissie voor de handelsverdragen is in geen instantie over deze onderhandelingen gekend. Dat het niet kon - wegens de onvoldoende organisatie van het departement - erken ik; of men anders wil, betwijfel ik. Tevergeefs tracht ik den nieuwen minister te spreken. Het begint langzamerhand op ernstige onbeleefdheid te lijken, welke ik van hem niet verwacht had. Dat hij liever deze commissie niet zag en liever ook een voorzitter zag die minder met vrijhandelsnoties besmet is, wil ik wel aannemen. Eenige weken geleden bezocht ik N.W. OverijsselGa naar voetnoot5, de streek van Staphorst, Giethoorn en Vollenhoven, alweer in gezelschap van Van Panhuys. Het landschap Vollenhoven is als werkverschaffingsobject | |
[pagina 1079]
| |
in ontginning. Ik ontmoette er de landbouwconsulent Nijsingh, de heeren G.W. Stroink, Reinders (uit Hoogezand), Van der Steur, ingenieur, de laatste drie in de een of andere bestuurscapaciteit aan die ontginning verbonden. Er zijn 1000 H.A. in cultuur, op zijn Amerikaansch, omdat de boer den grond niet koopt tot de prijzen die de maatschappij verlangt. In het geheel kunnen 9000 H.A. vrij goede grond aldus drooggelegd worden voor ƒ 1700 à ƒ 2000 de H.A., hetgeen veel minder is dan de Wieringermeer gekost heeft. Het is echter de vraag of de Regeering geld blijft fourneeren. Dezer dagen bracht Van Panhuys mij naar den Achterhoek, waar ik te Lochem den heer Bosch van Rosenthal (schoonzoon van Frans van Hasselt), voorzitter van het waterschap de Berkel, ontmoette en te Doetinchem den heer Remmelink, voorzitter van het waterschap van den Ouden IJssel. Deze is een zeer ontwikkelde boer, die ons bij eenige andere boeren bracht, Kassies te Zeddam, die ook ver boven het peil van de meesten stond, den ouden Giessen bij Steenderen en bij zijn eigen broer, die daar ook een groote boerderij heeft. Het zijn plaatsen van 30 à 40 H.A. De bedoeling van deze tochten is mijn indrukken, die ik uit cijfers van het departement krijg, aan locale indrukken te toetsen. | |
31 Juli 1934.In den tusschentijd is Dollfuss het slachtoffer van nationaal-socialistische misdadigers geworden. De Putsch, die tevens aan zijn régime een eind moest maken, is echter mislukt en daarmede een oorlog voorkomen. Italië heeft nu geen reden in te grijpen. Hoewel geen land oorlog wil, blijft de toestand tengevolge van het misdadig drijven van desperado's gevaarlijk. Hitler bewijst meer en meer geen regeerder te zijn. Men zegt, dat hij zich alleen staande houdt als gevolg van een pact met de Reichswehr. Macht om de ongure elementen in zijn partij in toom te houden, bezit hij niet. Gisteren bezochten wij - Van der Waals van Koloniën en Bisschop van de Java-China-Japan Lijn - De Graeff, Colijn afwezig zijnde, in verband met den stand der onderhandelingen met Japan, die in het geheel niet opschieten. Onze regeering wenscht de scheepvaartbelangen daar eveneens te behandelen. Tot mijn spijt zijn wij (Java-China-Japan Lijn) gedwongen geweest, in de eerste plaats door een fout van onzen vertegenwoordiger Nieuwenhuys te Batavia, die de Regeering verleden jaar buiten onze voorkennis verzocht vervoer van cement met de Nederlandsche lijn voor te schrijven, ons naar het | |
[pagina 1080]
| |
officieele inzicht te gedragen en hebben wij onze onderhandelingen over een pool met de Japansche lijnen gestaakt, ofschoon wij voorwaarden konden verkrijgen die wij desnoods zouden aanvaarden. Hun houding en voornamelijk die van Ishihara is weliswaar zeer usurpeerend, maar wij zijn financieel te zwak om te trachten billijker termen te verkrijgen. Gisteren hadden wij een ultimatum van de Japanners, ten aanzien waarvan Meyer Ranneft, de voorzitter der Nederlandsche delegatie te Batavia, ons ried, de Regeering te raadplegen. Het bleek, dat deze juist in scherpe gedachtenwisseling met Tokio stond over onzen eisch de scheepvaart ter conferentie te behandelen, waaraan Nederland vasthoudt en dien Japan afwijst. Onze Regeering, die den sleutel van den code bezit, welken de Japanners onderling (tusschen Tokio en Batavia) gebruiken, weet dat Japan na zijn échec tegenover Engeland een handelsverdrag met ons wil sluiten - ondanks de arrogante en irriteerende houding der Japansche delegatie op Java - en meent dat Japan bluft, misschien wel het afbreken der onderhandelingen op Batavia riskeert, in de verwachting, dat zij daarna wel te Tokio voortgezet zullen worden. Ons werd duidelijk gemaakt (er was geen zwaar betoog voor noodig), dat wij het ultimatum der Japansche lijnen naast ons moesten neerleggen en hen naar de Regeeringen verwijzen. Onzerzijds werd deze noodzakelijkheid beaamd, maar er op gewezen, dat de Java-China-Japan Lijn niet krachtig genoeg was, om een aanval der Japanners, die onze afwijzing wellicht verwachten, te weerstaan. Wij moeten zekerheid erlangen, dat de Regeering ons met subsidie krachtig steunt. Hierop ging De Graeff niet in, desniettemin steunt de Java-China-Japan Lijn de Regeering door niet met de Japansche lijnen te onderhandelen. | |
3 Augustus 1934.Op 31 Juli een alleraangenaamst onderhoud met Minister Steenberghe. Hij zal de afdeeling van Hirschfeld, zoo jammerlijk ‘understaffed’, op pooten zetten, zóó dat Hirschfeld het onderhandelen meer aan anderen kan overlaten en hier meer ter beschikking van het overleg met de afdeeling Landbouw, de andere Departementen en het bedrijfsleven, zal staan. De Commissie voor de Handelsverdragen kan haar taak niet vervullen, indien dit niet in orde komt, en ik heb Steenberghe niet verheeld, dat ik meende lang genoeg gewacht te hebben. Zie overigens mijn brief aan De Vooys.Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 1081]
| |
De dood van Hindenburg, een der zeer zeldzame waardige figuren in Duitschland, is voor Hitler aanleiding geweest zich van de hoogste macht te verzekeren. Hij kon wel niet anders, om zich te handhaven en voor Duitschland is het, althans tijdelijk, het afweren van een chaos. Reichswehr en Hitler houden tezamen een poos lang de zaak in orde, tenzij er machtige ondergrondsche stroomingen werken, die men hier niet ziet. Wat wel van hier uit gezien en dagelijks gevoeld wordt, is de hopelooze financieele toestand, die elk oogenblik tot een instorting leiden en ook den val van het zich alleen door bluf en terreur staande houdende nationaal-socialisme veroorzaken kan. | |
7 Augustus 1934.Ik ga morgen vergezeld van MiekGa naar voetnoot1 met de ‘Costa Rica’ naar Noorwegen (Drontheim) en kom door Zweden terug. Ik zal slechts 3 weken afwezig kunnen zijn, in verband met de vraag van advies der Regeering aan den Economischen Raad aangaande de wenschelijkheid van het invoeren van Planwirtschaft voor den landbouw. Dit advies moet ik als voorzitter der subcommissie voorbereiden. In September begint dus een nieuw werkjaar, dat vol onopgeloste problemen zit. Waar voert de ontreddering van politieke zeden in Duitschland en Oostenrijk heen? Hoe redt Nederland zich uit het economische moeras? Het gaat hier slechter dan in elk ander West-Europeesch land (tot deze reken ik Duitschland niet). Het peil der kosten van levensonderhoud voor de arbeiders daalt niet, het verschil tusschen dat indexcijfer en dat der groothandelsprijzen blijft grooter dan overal elders, de werkloosheid neemt niet af. Men heeft nog groot vertrouwen in de Regeering, maar zij komt, naar ik hoor, met een gecamoufleerde begrooting. Het werkelijk tekort zal evenals over 1934 reusachtig zijn.Ga naar voetnoot2 Het land kan geen meerdere belasting verdragen, de bezuiniging is geheel onvoldoende. Wij drijven naar depreciatie toe. Tegen alle verschijnselen van depressie en wanbetaling in - wij krijgen zelfs vrachten niet meer door Duitschland betaald - is de hoeveelheid lading van onze booten in alle richtingen stijgende en wel sedert een maand of 7, het nieuwe jaar dus. In den laatsten tijd is deze stijging zelfs aanzienlijk. | |
[pagina 1082]
| |
Mijn grootste zorgen blijven de financiën der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij. Zij heeft met 1 Juli de aflossingen op haar leeningen gestaakt, hetgeen den obligatiehouders, tegenwoordig aan dergelijke onvermijdelijke tekortschietingen gewend, geen aanleiding tot eenige vraag of eenige protest gegeven heeft. Daarentegen heeft de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaart Maatschappij het ons zeer lastig gemaakt, toen wij in analogie van de Juliannuïteit van onze schuld aan haar slechts de rente, niet de aflossing voldeden. Wij zijn geëindigd met die aflossing ook te verrichten, doch wij zullen over deze schuld onze obligatiehouders moeten kennen in volgende betalingen. De houding van sommige leden der Vereenigde-Goudriaan-Holland Amerika Lijn - die het geluk hebben gehad hun schuld in den vorm van duur betaalde schepen af te doen - is weinig kiesch en natuurlijk redeneert de formalistische Bronsing in denzelfden toonaard. Er zijn echter ook leden die meenen dat het niet op den weg van de Vereenigde ligt de moeilijkheden waarin haar moedermaatschappijen verkeeren, of kunnen verkeeren, te vergrooten. Van de Regeering nog geen beslissing inzake valutasteun. | |
8 Augustus 1934.Ik vertrek heden met Miek per ‘Costa Rica’ naar de Noorsche fjorden, land te Drontheim en reis door Zweden terug. Op de thuisreis hoop ik Kopenhagen aan te doen, om een indruk van de zuivelorganisaties te verkrijgen. Verleden week bezocht ik Zuid-Beveland en Tholen. Ook daar hebben de boeren het dank zij den steun goed. Ik sprak den heer W. Kakebeeke te Goes, en de landbouwers P. Vogelaar te Krabbedijke en J.L. Groenewege te St. Maartensdijk. | |
18 September 1934.Eergisteren meldde een telegram van HarinxmaGa naar voetnoot1, den Nederlandschen zaakgelastigde te Konstantinopel, dat BaltGa naar voetnoot2 daar met long- | |
[pagina 1083]
| |
ontsteking lag en zijn toestand ernstig was. Hedenmorgen is hij overleden zonder bij kennis gekomen te zijn, 42 jaar oud. De Harinxma's, of althans Harinxma, waren oude vrienden van hem, hij is zoo goed mogelijk verzorgd. De begrafenis vindt te Konstantinopel plaats.Ga naar voetnoota Ook stierf gisteren Mr. D. Hudig, een ander man, moeilijk voor zichzelf, maar een edel karakter. Dit is het beeld dat mij bij blijft uit mijn vrij veelvuldige aanraking met hem op het gebied van stadsuitbreiding en natuurbehoud. De Troonrede is zeer mager van inhoud en niet geschikt om den menschen eenige opbeuring te geven. De Regeering heeft natuurlijk den mond vol van bezuiniging, doch tot nu toe deed zij niet veel daaraan: de nieuwe begrooting is, volgens Trip, zwaar gecamoufleerd. Dit zal morgen blijken. | |
29 September 1934.De begrooting is helaas een wellicht ongewilde erkenning van onmacht tot de drastische inkrimping van uitgaven te komen, welke noodig is om het bedrijfsleven te redden. Ik verwacht dat, ten einde inflatie te voorkomen, men den weg van devaluatie zal inslaan. Dat zal onder de omstandigheden het minste kwaad zijn, maar niet het panacée, waarvan men alle heil verwachten mag. Onze industrie en veeteelt hebben daartoe te veel grondstoffen uit het buitenland noodig, die zij duurder te betalen zullen hebben. Ook is thans, onmiddellijk na de conversie van de Indische schuld, een dergelijke stap onmogelijk, althans hoogst onbehoorlijk, daargelaten dat Trip op het gebied van de onveranderde waarde van den gulden een diehard is. Wat Colijn in zijn fort intérieur denkt, is mij niet bekend. Het maakt op mij den indruk, dat hij op devaluatie aanstuurt, waarnaar een groot deel van de nijverheid, de vakvereenigingen, vele landbouwmenschen en het geheele Indische bedrijfsleven hunkeren. Via Knottenbelt hoorde ik, dat Kalff zich over Colijn's slapheid beklaagt: naar buiten toe de sterke man, in het kabinet wijkende voor de Roomschen, die van verdere drastische bezuiniging niets moeten hebben. Ook zijn eigen kleine man leidt hem tot op zekere hoogte. Anders kan ik mij voor een realpolitiker, als hij is, niet verklaren, dat de Regeering, tegen een geweldige meerderheid in, De Graeff te Genève tegen de opneming der Sovjets in den Volkenbond deed stemmen. De liberale fractie in de Tweede Kamer heeft zich onder dit alles | |
[pagina 1084]
| |
zeer meegaand gedragen, doch onlangs woonde ik een vergadering van de economische commissie uit de partij bij, waarbij men zich dapper ten aanzien van de begrooting betoonde. Bierema, die de bekwaamste van de aanwezigen (ook van de fractie) is, is echter een agrariër, die niet geneigd is, den overdreven landbouwsteun te critiseeren. De houding der fractie heeft reeds aanleiding gegeven tot tijdelijke stopzetting van den financieelen steun door onze Vereeniging voor de Economische Politiek, waarop Wendelaar, Fock en Van den Bergh zich hevig ontsteld tot ons gewend hebben. Wij zullen ze nog een kans geven. Ik heb echter weinig vertrouwen in de kracht en de bekwaamheid van den partijvoorzitter, WendelaarGa naar voetnoot1, een welbespraakten jongeman zonder veel body. In den Economischen Raad, die door den Minister aangezocht is, een advies in zake den landbouwsteunGa naar voetnoot2 uit te brengen, houdt mij dit vraagstuk meer bezig dan mijn tijd eigenlijk veroorlooft, daar ik de betrekkelijke subcommissie voorzit. Ondanks veel getheoretiseer over overheidsordening, waaraan vooral Prof. F. de Vries zich te buiten gaat, heb ik voorgesteld: verlaging van den tarwesteun, met analoge verlaging van de heffingen (in de meeste gevallen afschaffing) en de toeslagen op andere granen en voederstoffen, waardoor de veeteelt op lagere productiekosten komt en minder steun behoeft. Ten einde die verlichting zoo radicaal mogelijk te maken, heb ik voorgesteld de suiker en vleeschaccijnsen in het landbouwcrisisfonds te brengen, bijdragen van resp. 50 en 6½ millioen, hetgeen mogelijk is, indien de Regeering de bezuiniging indertijd zoo drastisch aanpakt als zij beweert voornemens te zijn. Van Doorninck ondersteunt dit denkbeeld. | |
10 October 1934.Van Walree gaf mij onlangs het manuscriptGa naar voetnoot3 van een opstel ter lezing, waarin hij devaluatie bepleit, een maatregel waarvan hij reeds een jaar lang voorstander is. Het was een der beste betoogen die ik over het onderwerp las, maar mijns inziens niet zeer overtuigend, wat het ook bezwaarlijk zou kunnen zijn, indien men, zooals hij, er geen panacée voor onze kwalen, alleen een verlichting, in ziet. Ik zie die verlichting met vrij groote zekerheid voor de scheepvaart en de | |
[pagina 1085]
| |
Indische bedrijven, in veel mindere mate voor de exportindustrie, en ik heb twijfel omtrent de uitwerking op onze geheele economie. Onze ligging, onze bevolkingsdichtheid en onze bodemgesteldheid brengen mede, dat wij in verhouding tot de meeste landen veel moeten importeeren, dat wij in het geval van devaluatie duurder te betalen zullen hebben. Het voordeel van Engeland, dat een enorme produktie aan zijn valuta verbonden heeft, zouden wij gehad hebben, indien wij dadelijk de depreciatie van het Pond gevolgd hadden. Evenmin bezitten wij het voordeel van Zweden, welks voornaamste export - hout - en derivaten ervan, ertsen, verkregen wordt zonder dat voor de winning buitenlandsche grondstoffen of hulpmiddelen in groote mate noodig zijn. Eerder kunnen wij ons met Denemarken vergelijken, waar de depreciatie van de kroon, met die van het Pond overeenstemmende, niet voldoende steun aan het bedrijfsleven gaf en door een verdere devaluatie gevolgd werd. Daar is men vrij tevreden over de in drie jaren gegroeide ontwikkeling. Het groote gevaar van devaluatie is de ineenstorting van het goudblok en de daaruit voortvloeiende wedstrijd naar de laagste valuta, zooals die reeds tusschen de Vereenigde Staten en Engeland bestaat. Dat leidt tot den chaos. Daar, zooals ik hiervoor zeide, de deflatiepolitiek der Regeering staat te mislukken, zie ik devaluatie als iets onvermijdelijks komen. Met het oog daarop zou de maatregel gezamenlijk door het goudblok te nemen zijn. De vraag is of het vertrouwen onderling groot genoeg is en of men het over het percentage van waardevermindering, dat naar mijn meening voor Nederland 25% (bij de tegenwoordige koersen van dollar en Pond) zou moeten zijn, voor België waarschijnlijk minder, eens zou worden. Ik voorzie, dat Trip, van wien het woord muntvervalsching, als met devaluatie synoniem, afkomstig is, voor overleg niet te vinden zal zijn. Mijn vermoeden dat Colijn wankelt, wordt daarentegen sterker. Walree publiceerde zijn brochure Zaterdag jl. en denzelfden dag schreef Colijn hem eigenhandig, dat hij het 't beste geschrift over het onderwerp dat hem onder de oogen gekomen was, vond en dat hij hem gaarne na de algemeene beschouwingen over de begrooting over het onderwerp wilde spreken - hoewel hij bezwaren tegen devaluatie heeft - die altijd beter is dan inflatie (ook volgens Colijn). Het verpletterende nieuws van de vermoording van den Koning van JoegoslaviëGa naar voetnoot1 en Barthou, die hem naar Marseille tegemoet ge- | |
[pagina 1086]
| |
reisd was, brengt weer nieuwe onrust in de gistende wereld die Midden-Europa in de laatste jaren weer geworden is. Gelukkig is de moordenaar geen Italiaan, maar een Zuid-Slaviër, zoodat er geen onmiddellijk voorwendsel voor een conflict tusschen die beide landen in gelegen is. Zij staan het vinnigst tegenover elkaar. De toenadering tusschen Frankrijk en Italië, door Duitschlands optreden tegenover Oostenrijk veroorzaakt, maakte de verhouding niet beter, want Joegoslavië, minder zeker van Frankrijk als bondgenoot, was bezig zich tot Duitschland te wenden en omarmde zijn erfvijand Bulgarije. Misschien had het bezoek van Koning Alexander aan Parijs ontspanning kunnen brengen. Maar wat geschiedt nu? Zuid-Slavië zou wel eens uit elkaar kunnen vallen. Het werd slechts door de dictatuur van den Koning en de gemeenschappelijke haat tegen Italië bijeengehouden. | |
15 December 1934.Langen tijd ontbrak mij de gelegenheid iets neer te schrijven, voornamelijk in verband met het werk dat het landbouwrapport van den Economischen Raad medebracht. Het werd in het laatst van November uitgebracht. Het weggaan van Lieftinck als secretaris was een geduchte handicap. Zijn opvolger, Kruisheer, zit niet in deze moeilijke materie en mist, naar mij voorkomt, de noodige capaciteiten. Gelukkig kwam Prof. de VriesGa naar voetnoot1 te hulp, die het stuk grootendeels samenstelde en plaats liet voor de meening van een groote minderheid, waartoe ik behoorde. Het gevolg is een advies dat minder krachtig luidt dan ik zou wenschen, maar juist daarom wellicht meer kans heeft bij de Regeering effect te sorteeren, gegeven dat zij de zaak niet krachtig kan of wil aanpakken. Steenberghe, dien ik onlangs sprak, had er althans als voornaamste punt uit genoteerd, dat de tarwesteun omlaag moet. De voorgestelde overbrenging van suiker en vleeschaccijns naar het landbouwcrisisfonds (met het doel verschillende monopolieheffingen af te schaffen en heffingen te verlagen) beschouwde hij als een vromen wensch, daar van de door de Regeering aangekondigde drastische bezuinigingen van plm. 100 millioen volgens hem niets komt. Zoo liet De Graeff zich onlangs tegenover mij uit. Geen verstandig mensch gelooft dan ook meer aan het succes der | |
[pagina 1087]
| |
deflatie-politiek. Zij is doodgeloopen. Ik denk dat de Regeering er op speculeert, dat de stabilisatie van dollar en pond zóó spoedig komt, dat de gulden zoo lang nog op de tegenwoordige waarde gehandhaafd kan worden, om hem daarna met die valuta's op ongeveer gelijke innerlijke koopkracht te stabiliseeren, dus devaluatie en stabilisatie aan elkaar verbonden. In dien geest heeft De Geer ook in de Kamer gesproken en zelfs Oud heeft er op gezinspeeld, nog wel één dag voor de conversie der Indische leening, in zijn zalige onwetendheid aangaande beursstemmingen. Gelukkig is het publiek op het oogenblik te apathisch om zich spoedig te laten influenceeren. De conversie gelukte prachtig, zooals tot nu toe alle conversies slagen - geen andere beleggingsmogelijkheid dan staat- en gemeenteobligaties zich voordoende. Indien mijn veronderstelling betreffende de bedoeling der Regeering juist is, wil ik hopen, dat haar hoop verwezenlijkt zal worden. Mocht de stabilisatie van pond en dollar op zich laten wachten - en ik zie nog niet veel kans, dat Engeland en Amerika elkaar op dit gebied spoedig zullen vinden - dan staat inflatie voor de deur, misschien eenigermate in handen te houden door tijdige devaluatie. Eenigermate, want ik vrees zeer dat de wedijver naar de laagste valuta ontketend wordt, indien wij geïsoleerd devalueeren. De omstandigheden zijn niet te voorzien. De ontwikkeling van zaken in het goudblok is een voorname factor. België en Italië zijn daarin onzekere partners. Eerstgenoemd land kan ondanks zijn lagen levensstandaard zijn budget niet sluitend maken. Mijn vriend TheunisGa naar voetnoot1 heeft deze moeilijke taak thans op zich genomen en wordt geholpen door het onlangs aan België verschafte 100 millioen guldens crediet, een overbruggingsmaatregel, die misschien onvoldoende zal blijken. Het Belgische volk, dat reeds één inflatie doorgemaakt heeft, wil van devaluatie niets weten en inderdaad is het te arm om daarvan eenig heil te verwachten. Verdere deflatie van beteekenis is om dezelfde reden niet mogelijk. Ik acht sociale troebelen in België dan ook niet uitgesloten. In Frankrijk is de toestand ook onzeker en economisch slecht. Het is echter een rijk land, dat zich nog een afwachtende houding kan veroorloven en dit zal doen zoolang het een flinke regeering heeft, zooals die van Flandin schijnt te zijn. Maar mocht dit land of eenig ander goudland ‘omgaan’, dan valt het blok, hetgeen onafzienbare consequenties voor de wereld na zich kan sleepen. | |
[pagina 1088]
| |
Alle openbare debatten en hoofdartikelen in de pers zijn op dit punt onreëel geweest. Zij zijn gegrond op de officieele regeeringspolitiek van voortgezette deflatie. Over de clearingsweeënGa naar voetnoot1 kan ik zwijgen: wij hebben met een failliet Duitschland te doen, voor hetwelk elk middel om aan zijn verplichtingen te ontkomen, goed is. Volgens Hirschfeld heeft Schacht hem gezegd, dat dit allemaal geschiedt om de Mark haar buitenlandsche waarde te doen houden, daar met de Mark Hitler zou gaan. Het Duitsche volk accepteert geen tweede inflatie van welke regeering ook. Echter geloof ik niet aan het succes van Schacht's streven. Al zijn bekwaamheid en cynisme wegen niet op tegen de macht der omstandigheden, verergerd door de autarchische politiek, die den boer bevoordeelt, de industrie ondermijnt, het binnenlandsche prijspeil opdrijft en een financiering op de pof medebrengt, die zich weldra zal straffen. De ontevredenheid tegen het tegenwoordige régime neemt sterk toe. Dit schijnt ook in Italië het geval te zijn, waar de werkeloosheid niet vermindert, de oogst slecht uitgevallen en de financieele toestand zeer gespannen is. Volgens Hirst, die het van een Engelschen in Italië gevestigden vriend heeft, valt Mussolini binnen het jaar. Ik geef den kleineren Hitler een korter leven, al durf ik geen termijn te noemen. Maar wat dan? De wet op de scheepvaartsubsidiesGa naar voetnoot2 is nog steeds niet ingediend, hoewel Steenberghe mij op 7 December zeide, dat zij op een oor na gevild was. Zij moet voor de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij een steun van plm. 1,3 millioen per jaar beteekenen. Er zullen echter voorwaarden aan verbonden worden, die, naar Zaalberg ons zeide, de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij vermoedelijk niet raken. Ik zie nog altijd niet hoe zij van één zwaren last, de rentebetaling op haar obligatieschuld, afkomt, daar haar onbezwaard actief waardevol genoeg is om de obligatiehouders op volledige betaling te doen staan. Ik sprak Steenberghe | |
[pagina 1089]
| |
ook over de kapitaalhulp via het WerkfondsGa naar voetnoot1 aan de Scheepvaart te verleenen en critiseerde de weigering der Regeering een tweede Statendam voor de Holland-Amerika Lijn te financierenGa naar voetnoot2 en bepleitte met nadruk de noodzakelijkheid een vrachtlijn naar Rio en Buenos Aires te Amsterdam te behouden. Op zeer positieve wijze verklaarde Steenberghe dat de Regeering daarvoor zou zorgen, zij het wellicht, dat de Koninklijke Hollandsche Lloyd niet gehandhaafd kan worden - hetgeen hij overigens niet voorziet. Voor de Holland-Amerika Lijn blijft de deur op een kier openstaan. In reederskringen vraagt men zich af, wie de Regeering in deze zaken adviseert. De Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen niet, daar Zaalberg na zijn breuk met het Werkfonds geen persona grata meer is en de Reedersvereeniging evenmin. Het departement beschikt over Van Kleffens - vroeger chef van de juridische afdeeling der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij - en eenige oud-stuurlieden. Mogelijkworden dezen voor deskundigen aangezien. Het is niet zeer bevredigend, evenmin als andere toestanden bij het Departement - Afdeeling Handel en Nijverheid, waar genoeg knappe menschen zijn, maar geen onderlinge coördinatie. Eergisteren te Londen zijnde, hoorde ik van s'JacobGa naar voetnoot3, dat tijdens de huwelijksfeesten van den Duke of KentGa naar voetnoot4 met Marina van GriekenlandGa naar voetnoot5, de gezant van Zweden met Van Swinderen over een mogelijke verbintenis van Karel van ZwedenGa naar voetnoot6 met Juliana gesproken heeft - beiden te Londen zijnde. Genoemde Prins zou den eersten stap moeten doen, deed hem echter niet, zoodat onze prinses ‘onverrichterzake’ vertrok. Ik vrees, dat men haar moet toewenschen ongehuwd te blijven. Zij mist nu eenmaal physieke bekoring, hoe eenvoudig, lief en misschien ook intelligent zij moge zijn, en dit, gepaard | |
[pagina 1090]
| |
aan de toch al moeilijke positie van een prins-gemaal in Nederland, levert een al te goede basis voor een ongelukkig huwelijk. Het is overigens onbegrijpelijk dat het hof in den afgeloopen zomer al de praatjes die over deze would-be verloving liepen, niet gestopt heeft. Colijn was ook te Londen, zeer in het geheim, om met MacDonald over de Japansche kwestie van gedachten te wisselen en tevens de mogelijkheid van een nieuwe suikerconferentie aan te roeren. Ik ontmoette hem niet. | |
21 December 1934.Dinsdag jl. had ik tezamen met Van HengelGa naar voetnoot1 en Van den BoschGa naar voetnoot2 een bespreking met Colijn over de positie der Java-China-Japan Lijn, die door het verloop der onderhandelingen op Java, ten deele het gevolg van het dilettantisme op scheepvaartgebied, en ook als onderhandelaars van onze delegatie, verzwakt is. Wij verlangen niets beter dan de onderhandelingen over de scheepvaartaangelegenheden met de Japansche reederijen zelf te mogen voeren en daarin een groote mate van vrijheid te herkrijgen (op aandrang der Regeering zijn wij op een gegeven oogenblik in Augustus, toen wij met de Japanners konden afsluiten, zoo loyaal geweest daarop niet in te gaan en lieten wij de zaken aan de delegatie over, die de scheepvaart tegelijk met het handelsaccoord wilde behandelen).Ga naar voetnoot3 Zooals gezegd, bracht zij er niets van terug. Colijn stemde na eenig gepraat in ons verlangen toe, bedong slechts dat wij hem geregeld op de hoogte en zooveel mogelijk met de regeeringsinzichten rekening zullen houden. Indien wij niet tot een regeling met de Japanners komen of tot een regeling die hem niet bevredigt, dan zal hij geen handelsaccoord met hen sluiten. Dit wordt de Japansche delegatie medegedeeld. De onderhandelingen zullen te Kobe gevoerd worden, voor ons door onzen hoofdagent Quarles. Wij voldoen hiermede geheel aan de wenschen van de Japanners. Het is te hopen, dat deze capitulatie hen niet al te arrogant maakt. Er zullen moeilijke punten te overwinnen zijn en de Paketvaart, die het recht krijgt, een observer mee te sturen om op haar belangen te letten (overscheeplading en het aandoen van andere havens in de buitengewesten dan die welke reeds aangeloopen worden), kan licht roet in het eten gooien, daar zij er voor alles op uit is, de Japanners er uit te houden. | |
[pagina 1091]
| |
De verhouding tusschen Java-China-Japan Lijn en Paketvaart, wier inzichten vaak uit elkaar loopen en wier terreinen elkaar telkens overlappen, is dikwijls zeer stroef. Roosegaarde BisschopGa naar voetnoot1, thans op reis in Oost-Azië, is een bekwaam maar weinig tactvol man, waartegenover de Koninklijke Paketvaart Maatschappij dikwijls hautaine en onbeschofte allures aanneemt. Beiderzijds is men tot het inzicht gekomen, dat amalgamatie van de kleinere Java-China-Japan Lijn door de groote Koninklijke Paketvaart Maatschappij wenschelijk is. Daartoe vond onlangs een eerste gesprek tusschen Van Hengel en mij eenerzijds en Brand van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij anderzijds plaats, gevolgd door een bezoek van Brand en Pronk (een der directeuren op Java) aan mij. Zij willen liefst meester worden van de aandeelen der Java-China-Japan Lijn. Het gaat er nu om, welke prijs besteed en door ons aan onze aandeelhouders aanbevolen kan worden. De waarde der aandeelen is op grond van een conservatieve berekening van de waarde van het actief 82%, de beurskoers slechts 24%. Er is dus veel ruimte om het niet eens te worden.Ga naar voetnoot2 Colijn sprak eigener beweging den wensch uit, dat een dergelijk samengaan verkregen worde, in reactie op mijn opmerking dat indien de Java-China-Japan Lijn geen overeenkomst met de Japansche lijn sluit, zij zich waarschijnlijk uit Japan terug moet trekken, daar zij de verliezen van een concurrentie à outrance niet dragen kan, tenzij de staat haar subsidieert, hetgeen de Regeering weigert te doen (blijkens een in Augustus ontvangen brief). Colijn zei thans, dat het bezwaar in het precedent gelegen was. Ware de Java-China-Japan Lijn met de Koninklijke Paketvaart Maatschappij één, dan zou het louter een geldkwestie zijn. Wij bleven lang over allerlei zaken napraten en kregen allerlei te hooren. Hij is zeer somber over den economischen toestand en met name over de steeds verdergaande verdwazing in de handelspolitiek en ziet daarin geen licht. Nog dezer dagen had hij van RuncimanGa naar voetnoot3 gehoord, dat Engeland ook de stomme handelsbalanspolitiek zal blijven volgen - ik koop niet van jou indien jij niet meer van mij koopt. Inderdaad is dit een verschijnsel in een Balkanland te verwachten, maar in Engeland onverklaarbaar en gelijkstaande aan opzettelijke bevordering van algemeene armoede. | |
[pagina 1092]
| |
De moeilijkheid die wij aldus steeds meer bij den uitvoer ondervinden, bracht het gesprek op het kostenpeil, dat een ander beletsel bij den export is. | |
Elspeet, 23 December 1934.Met een Maandag als brug hebben we dit jaar 4 Kerstdagen, die we in een onlangs op een wandeling ontdekt hotelletje, ‘Refugium’ geheeten, doorbrengen. Het ligt in het dennebosch, 4 km van het dorp, 6 km van het dichtstbijzijnde station (Hulshorst), eenzaam en juist wat ik zoek. De kinderen, behalve Jan en Jet, en Olga zijn van de partij. Je kunt hier in alle richtingen uitgestrekt wandelen. Het weer is, met uitzondering van eenige dagen in het begin van November, ook nu nog Septemberachtig, zacht en licht mistig. Om tot Colijn terug te keeren: Ik zeide hem, dat ik als gevolg van het uitblijven van onze aanpassing de verandering van de goudwaarde van den gulden niet meer als wenschelijkheid of niet-wenschelijkheid, doch als een onvermijdelijkheid beschouwde, waarvan slechts het tijdstip niet bepaald kan worden. Stabiliseeren Engeland en Amerika hun koers, dan zullen wij den gulden daaraan moeten aanpassen, of wij zien het kapitaal in tientallen millioenen wegvloeien en ons den gouden standaard ontglippen. Colijn beweerde dezer dagen van den ‘Machtigsten’ Engelschen Minister gehoord te hebben ‘We shall not return to gold in our lifetime’. (Trip, wien ik dit overbracht, zeide mij gisteren dat zodra Amerika wil onderhandelen, Engeland daartoe ook bereid is.) Intusschen heeft Neville Chamberlain eergisteren in het Parlement verklaard, dat voor stabiliseering ook een vaste verhouding tusschen dollar en franc noodig is. Het laatste is juist. Eerst nadat Roosevelt zijn bevoegdheid den dollar nog verdere 10% van zijn oorspronkelijke goudwaarde af te nemen, door het Congres zal hebben laten intrekken, zullen de goudlanden voldoende zekerheid aangaande de Amerikaansche bedoelingen gevoelen en kan men het stabilisatietijdstip als nabij beschouwen. De mededeeling van den een of anderen Britschen minister, dat Engeland in afzienbaren tijd niet tot het goud terugkeert, acht ik aannemelijk. Overigens was Colijn het met mijn opvatting over den toekomstigen loop van zaken hier te lande vrijwel eens. Hij beweert echter, de hoop op verdere vermindering van het budget niet opgegeven te hebben. Het Kabinet komt in Februari met een voorstel daartoe en tevens met een voorstel tot afschrijving van ongeveer de helft van de | |
[pagina 1093]
| |
700 millioen voorschotten door den Staat voor woningbouw verstrekt, hetwelk noodig is om de Gemeenten te dwingen hun erfpachttarieven te verlagen. Uit deze gezamenlijke actie moet dan een aanzienlijke verlaging der woninghuren voortvloeien, waarvan de starheid de daling van het loonpeil tegenhoudt. Dit zal de krachtigste stoot in de richting van de deflatie zijn dien wij nog beleefd hebben.Ga naar voetnoot1 Ik merkte op dat het dan aan de wereld duidelijk zal worden, dat de soliede en voordeelige gemeentelijke grondpolitiek, waarop b.v. Amsterdam zoo trotsch is, een kapitaalverlies van honderden millioenen camoufleert. Wij zullen moeten afwachten of men deze onthulling aandurft. Zoo niet, dan zal het wel op devaluatie uitloopen (geïsoleerd, wat hoogst bedenkelijk zou zijn, of als onderdeel van een stabilisatie-actie in overleg met het buitenland ondernomen; dit zal van niet te voorziene omstandigheden afhangen). Colijn zei: als ik ooit devalueer en ik kom U op den weg naar de Tweede Kamer tegen en U vraagt mij naar mijn voornemens, dan zal ik, het voornemen hebbende de noodige maatregelen binnen een uur aan de Kamer voor te leggen, deze bedoeling ontkennen. Ik antwoordde, dat hij een dergelijke vraag van mij niet had te verwachten. Van een verdere verlaging van de ambtenaar-salarissen schijnt hij weinig te verwachten. Een onderzoek had aangetoond, dat de mindere ambtenaren - en dat is de massa - reeds minder dan 150% van voor den oorlog trekken. Het zwaartepunt berust bij de loonen, in de eerste plaats in de beschutte bedrijven; daar zit ook de grootste moeilijkheid. Over den landbouwsteun spraken wij niet, wel deelde hij mij mede, dat de richtprijs voor tarwe met ƒ 1, - verlaagd zou worden. Dit is dus reeds besloten - des te beter - maar in de Centrale Commissie, die daarover advies moet geven is de heele zaak nog niet geweest. Deze Commissie is in de meeste gevallen een wassen neus. Colijn heeft in Engeland ook over onze onderhandelingen met Japan gesproken. Hij wil Japan niet zoover ter wille zijn dat er voor Engeland geen mogelijkheid voor export naar Indië zou overblijven, omdat Engeland voornaam afnemer is en Japan niet. De weg uit deze moeilijkheden schijnt nog niet duidelijk te zijn. | |
[pagina 1094]
| |
Ook heeft hij in Engeland een balletje over een nieuwe suikerconferentie opgeworpen, waarbij hij ‘gebluft’ heeft, van den wensch uitgaande dat Java een minimum productie van 1½ millioen ton zou toegewezen krijgen. Ik vrees, dat deze poging weinig succes zal hebben, hoe onbevredigend de suikerpositie voor bijna alle staten ook is. Men gevoelt reeds allerwegen aan den lijve de noodlottige consequenties van een onzinnige handelspolitiek, maar het schijnt tot een ontploffing te moeten komen, alvorens men van dien weg terugkeert. Wat de bezuinigingsactie der Regeering betreft, die Colijn nog als aanstaande aankondigt, eigenaardig is het dat zijn collega's De Graeff en Steenberghe mij zeiden, dat er niets van kwam. De Graeff haalde als voorbeeld daarbij aan, de door de Regeering overwogen opheffing der Groningsche Universiteit, waartegen zich van alle kanten en voornamelijk van het liberale Kamerlid Louwes verzet geopenbaard had. Bezuiniging in abstracto best, doch concreto gewoonlijk onmogelijk. Steenberghe zeide hetzelfde naar aanleiding van een onderdeel van het advies van den Economischen Raad inzake landbouw, waar deze aanbeveelt de suiker- en vleeschaccijnzen geleidelijk naar het Landbouwcrisisfonds over te brengen en met de opbrengst daarvan de monopolieheffingen op granen en veevoer af te schaffen en de heffingen op boter, kaas, margarine enz. te verlagen. | |
25 December 1934.De Vooys zeide mij na afloop van onze laatste vergadering van den Economischen Raad, dat hij een herbenoeming tot voorzitter wellicht niet aannemen zou, omdat sommige jongere ambtenaren - hij noemde in dit geval een zekeren Gispen - op smalende wijze spreken over zijn betrouwbaarheid. Verleden jaar had Hirschfeld hem reeds niet geraadpleegd inzake de belangen van de Arnhemsche Kunstzijde Unie bij den export en den import van kunstzijde toen hij - Hirschfeld - met de Duitschers onderhandelde. Dit geschiedt thans weer. Hierover zijn beklag bij Steenberghe doende, had deze hem geantwoord, dat er bij het Departement een zeker wantrouwen nopens de nationale gezindheid van internationale concerns als de Arnhemsche Kunstzijde Unie bestond. De Vooys wil hierover een onderhoud met Hirschfeld in het bijzijn van Steenberghe en indien dit niet naar zijn zin verloopt, neemt hij zijn ontslag. Ik kan niet aannemen, dat De Vooys inderdaad geen vertrouwen verdient en | |
[pagina 1095]
| |
ben geneigd in dit voorval een illustratie van de onduldbare knapenregeering aan Economische Zaken te zien. Hirschfeld is een bekwaam man, maar reeds over het paard getild en ontbloot van manieren. Hij laat de hem aangewezen organen van advies links liggen en verschijnt in geen der interdepartementale commissies, evenmin in de centrale commissie voor den landbouw, waar de man van handel en nijverheid niet gemist kan worden, en in den Economischen Raad. Waar is het dat hij overmatig bezet is met onderhandelingen met het buitenland, waar ook dat hij geen organisator is. Zelfs het gewone werk werd niet meer gedaan. Om hierin te voorzien, heeft Steenberghe aan Lamping Van Kleffens, chef van de juridische afdeeling der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, toegevoegd, die, zooals ik hem zelf gezegd heb, voor deze betrekking nòch de noodige kennis nòch de noodige geschiktheid bezit (hij is een goed jurist en een prettig man). Hij behandelt de handelsbelangen met de Balkan, Chili enz. Voor het binnenland is Groeneveldt Meyer, die in Indië den luchtdienst departementaal behandelde, aangesteld. Vele nog jongere krachten zijn er bijgekomen. Dat alles werkt zonder leiding, zonder behoorlijke coördinatie en met groot gevoel van eigenwaarde, want het Departement wordt door steunzoekenden plat geloopen en deze heertjes bevinden zich telkens in de positie van gunstverleeners. De bovengenoemde heer Gispen toonde zich in een zitting van den Economischen Raad, waarin hij inlichtingen in verband met een aanvraag om bescherming van de Maastrichtsche zinkwitfabriek moest verschaffen, van een ontstellende oppervlakkigheid. Hij scheen het type van den ambtenaar die alleen afgaat op hetgeen hij ziet, hetgeen hem door belanghebbenden voorgelegd wordt en die niet onderzoekt welke andere zijden er aan de zaak zitten. Hij sloeg dan ook een droevig figuur en werd door enkele leden van den Raad niet gespaard, hetgeen hem met haat tegen dat lichaam vervuld schijnt te hebben en onder de jonge ambtenaren aan het Departement - de economische jeugdcentrale noemt Zaalberg het - verontwaardiging moet gewekt hebben. Met Van Kleffens - die overigens tegenover mij zeer voorkomend is - had ik tot nu toe één onderhoud, bij welke gelegenheid hij mij in overweging gaf, de belangen der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij niet meer door de Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen naar voren te brengen, doch direct aan het Departement. Hij liet doorschemeren, dat men daar voldoende geoutilleerd is om de scheepvaartbelangen te beoordeelen. Dat | |
[pagina 1096]
| |
licht zullen dus de heeren Van Kleffens zelf, die van de economische zijde van de scheepvaartbelangen niets afweet, en De Ho, een exstuurman van den Koninklijken Hollandschen Lloyd, moeten verspreiden. Waarschijnlijk hebben zij ook Steenberghe van advies gediend, voordat hij in de Kamer zich over steun aan de Holland-Amerika Lijn en Koninklijke Hollandsche Lloyd uitsprak. De burgemeester van RotterdamGa naar voetnoot1 moet onlangs naar De Ho verwezen zijn, toen hij over het belang van Rotterdam bij de Holland-Amerika Lijn den Minister wilde spreken. Enfin, het is een kwajongensboel. | |
26 December 1934.Als Voorzitter van de Commissie van de Handelsverdragen stuit ik op dezelfde moeilijkheden. Hirschfeld kent deze Commissie tot dusver in het geheel niet. Ook de nu pas afgesloten onderhandelingen met Duitschland zijn geheel buiten haar omgegaan. Lamping, die de Vereenigde Staten, België, Frankrijk, Spanje enz. behandelt, doet dit wel, maar ook nog op een wijze die weinig bevredigend is. Belangrijke veranderingen, die zich in de voorbereiding der onderhandelingen voordoen, krijgt de commissie ter vergadering te hooren, wanneer zij er uit gehaald worden. Herhaaldelijk weet het een of andere lid uit eigen bron meer dan de Commissie of haar Voorzitter. In den Economischen Raad, waarvan deze Commissie een onderdeel is, heb ik verslag over dezen toestand gedaan en gezegd, dat zij de zaken gedurende 1935 nog zou aanzien, maar indien de toestand niet verbetert, met den Economischen Raad zal overleggen wat haar te doen staat. Wordt de taak der Commissie onuitvoerbaar, dan is het voor den Economischen Raad niet mogelijk zich met voldoende wetenschap over de handelspolitiek een oordeel te vormen. Een tragische acte in het bestaan der Nederlandsche Handel-Maatschappij heeft zich in de laatste weken afgespeeld. Afschrijving van het kapitaal met 75%, van 80 op 20 millioen en fourneering van nieuw kapitaal ten bedrage van 15 millioen door een internationaal consortium, zg. onder leiding van Ter Meulen, in werkelijkheid onder die van Mannheimer. Daar de oude aandeelhouders onvoldoende vertrouwen in de rendabiliteit van het gereduceerde kapitaal schijnen te hebben, is de uitgifte der nieuwe aandeelen vrijwel mislukt en zullen de buitenlandsche bankiers vermoedelijk een vrij grooten | |
[pagina 1097]
| |
invloed op de Nederlandsche Handel-Maatschappij uitoefenen. Ik acht het weinig minder dan een schandaal dat men niet gepoogd heeft, deze hulpactie binnen de grenzen te houden. Eenvoudig zou het niet geweest zijn, want de hulp der Amsterdamsche bankiers zou beteekend hebben, dat zij de Nederlandsche Handel-Maatschappij voor goed in kluisters geslagen zouden hebben - à la Bank-Associatie, en regeeringshulp zooals Colijn indertijd aan de Rotterdamsche Bank verleende, vereischt thans voorafgaande goedkeuring door de Volksvertegenwoordiging, met al de gevolgen van dien voor het particuliere bankwezen. Men heeft Trip er echter niet in gekend en gaat dus niet vrij uit. Van een man als Rehbock - brave en sympathieke kerel, die hij is - als president-commissaris en van een college samengesteld als dat van den Raad van Commissarissen der Nederlandsche Handel-Maatschappij - is geen groote energie-ontplooiing te verwachten. Dit is nu het droevig resultaat van Van Aalst's beheer. De ongekende tegenslag in de Indische cultures, voornamelijk de suiker, kan niet op zijn rekening gesteld worden, maar wel dat hij dit voor de bankpositie der Nederlandsche Handel-Maatschappij veel te groote belang niet eerder in een afzonderlijke onderneming ondergebracht en de aandeelen ervan geleidelijk verkocht heeft, zooals ik hem vele jaren geleden - het was vóór of eenige jaren na den oorlog - aanried te doen. Ook moet men hem verwijten dat hij bij de keuze van zijn medewerkers er steeds op uit geweest is, volgzame karakters te verkrijgen, geen menschen met een krachtige eigen meening. De enkelen die anders aangelegd waren, hebben het bijltje er bij neergelegd. De tegenwoordige presidentGa naar voetnoot1 is een minzame jongeman, niet onbekwaam, maar niet de geschikte gezagvoerder voor een groot oceaanschip. Van zijn mededirecteuren Taudin Chabot en Collot d'Escury hoor ik goeds zeggen, maar internationale bankiers zijn het niet. Pauw, die de cultures onder zich heeft, wordt algemeen als een tweede of derde rangs kracht beschouwd, terwijl de secretaris Abbing een onbeteekenende figuur is. Ik maak mij ernstig bezorgd over het toekomstige beheer van deze wereldzaak met haar talrijke vestigingen in Indië, Britsch Indië en Oost-Azië, nog daargelaten de invloed dien Mannheimer op de gestie in Nederland kan uitoefenen. Van Aalst is materieel buiten dit alles gebleven en spreidt een levensvreugde ten toon alsof er niets gebeurt dat eenigermate zijn vroegere | |
[pagina 1098]
| |
handelwijze reflecteert. Een zelden geëvenaard cynisme in de aangenaamste vormen, die veel doen vergeven. |
|