Herinneringen en dagboek (3 delen)
(1970)–Ernst Heldring– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1018]
| |||||||||||
komen. De wereld in het algemeen zal er misschien niet slechter aan toe geraken, mogelijk treedt eenige verbetering in, hetgeen voornamelijk van Roosevelts actie inzake schulden en tarieven zal afhangen - optimistisch ben ik daarover niet - in ons land staan ons nog zeer groote moeilijkheden te wachten. De openbare financiën zullen den druk op den duur niet zonder verzwakking van den gulden kunnen weerstaan, onze economische toestand wordt eerst beter door verbetering elders - de crisismaatregelen belemmeren het herstelproces, de bevolking beseft nog niet de noodzakelijkheid van aanpassing en het parlement ziet alles door een politieken en electoralen bril, waardoor de grootste belangen opgeofferd worden aan groepsbelangen. | |||||||||||
6 Januari 1933.Dezer dagen heeft De Geer een commissie voor de technische herziening van het tarief benoemd, waarvan de eenzijdige samenstelling mij zeer verdacht voorkwam: Lovink, voorzitter, Kortenhorst, een der leden, beide verpolitiekte protectionisten. Als ambtenaren zitten o.a. Hirschfeld en Meyers erin, die beiden op het punt van invoerrechten lauw zijn.Ga naar voetnoot1 Bruins is het eenige lid dat ik voor gezond denkend op dit gebied aanzie, maar hij laat zich dadelijk ompraten. Intusschen deelde hij mij gisteren mee, een gesprek met De Geer te hebben gehad dat de ergste verwachtingen overtreft. De opdracht van de commissie is, vliegensvlug een herziening van het tarief van invoerrechten op specifieken grondslag (dus radicale wijziging - want thans is ons tarief ad valorem) samen te stellen, zóó dat het betrekkelijke wetsontwerp er vóór de verkiezingen doorgejaagd kan worden. Vandaag wist Crone mij te berichten, op grond van een mededeeling van het lid Meyers, ambtenaar van Financiën, dat er 20 millioen meer uitgehaald moet worden. Dit besluit wil de Regeering doen nemen, vóórdat het lot van Ouchy bezegeld is en vóórdat Roosevelt gelegenheid gehad heeft te toonen of het hem ernst is met de door hem verdedigde verlaging van tarieven en dus ook vóór of hangende de wereldconferentie. Het is weinig minder dan een schandaal. | |||||||||||
[pagina 1019]
| |||||||||||
10 Januari 1933.Ook Cuno is dezer dagen plotseling gestorven, evenals Van Lynden en Coolidge, aan hartverlamming. Hij was een onbeteekenend man, maar naar het schijnt een onmisbare schakel voor de Hamburg-Amerikanische Paketfahrt Aktien Gesellschaft met Berlijn, omdat de eigenlijke scheepvaartmenschen van dat lichaam, en zeker met den ‘stellvertretenden’ voorzitter Böger, salonfiguren zijn. Bovendien bezit deze laatste tact noch fatsoen in zaken. Toch wordt hij als opvolger genoemd, evenzoo Von Roedern, als Cuno meer een paradepaard - en katholiek. Van Manen van de Nederlandsche Spoorwegen is de 4e door een hartaanval getroffen. Hij is tijdelijk buiten gevecht gesteld. De spoorwegen missen in deze moeilijke tijden zeer de vaste hand van Kalff. Van Manen heeft weinig initiatief en is slap, zelfs tegenover een pauvre sire als Reymer. CremerGa naar voetnoot1 over verkoop van zijn duin gesproken. Hij is in beginsel daartoe bereid, ‘being hard up’. Met den ouden heer BoreelGa naar voetnoot2 is dat in nog hoogere mate het geval. Het tusschen hun terreinen liggende duin van Van Hoorn zal ook wel te krijgen zijn. Daarentegen is met LudenGa naar voetnoot3 over het duin van Van der Vliet niet te spreken, zooals Den Tex mij meldt. Hij is op winstbejag uit. Van TienhovenGa naar voetnoot4 meent, dat we met de drie terreinen van Cremer, Van Hoorn en Boreel, samen ongeveer 1000 ha en het mooiste duin, volstaan kunnen. Ik vind het jammer, indien het duin Van der Vliet, dat minder hout bevat, maar nog veel natuurlijke duinflora, verloren ging. Over den prijs heb ik niet gesproken. Van Tienhoven meent dat ƒ 750, - per ha betaald mag worden. | |||||||||||
12 Januari 1933.Gisteren den geheelen dag in Den Haag geweest en gesproken:
| |||||||||||
[pagina 1020]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 1021]
| |||||||||||
| |||||||||||
24 Januari 1933.Het rapport der commissie-Trip, voorbereiding der economische wereldconferentie, luidt hoopvoller dan verwacht werd.Ga naar voetnoot2 Trip, dien ik heden even sprak, meent inderdaad, dat er van Amerika meer te verwachten is. De Amerikaansche gedelegeerden te Genève waren volgens hem zeer verlichte mannen. Dadelijk na de publicatie van het rapport kwam uit Washington het bericht, dat de Vereenigde Staten met Engeland over de schuldkwestie en stabilisatie der wisselkoersen wil onderhandelen. Ik zeide tot Trip, dat ik de grootste moeilijkheid in Engelsche tariefverlaging zag. Zonder tariefverlaging en afschaffing van andere invoermoeilijkheden heeft stabilisatie weinig zin en zal zij van korten duur zijn. Hij antwoordde dat de Engelschen te Genève van tariefverlaging spraken. Hoe kunnen ze er toe overgaan, zoo kort na het ongelukkige Ottawa? | |||||||||||
[pagina 1022]
| |||||||||||
Gisteren afloop der diplomatieke examens, alle vier candidaten geslaagd. Verreweg primus is Van RoijenGa naar voetnoot1, oudste zoon van den gezant; zeer goed, maar theoretisch en zwaarwichtig: Flaes; beperkt van verstand, maar vlijtig: Van der WijckGa naar voetnoot2; oppervlakkig, vrij onwetend, maar niet onbekwaam: Reuchlin.Ga naar voetnoot3 | |||||||||||
26 Januari 1933.Gisteren het Nederlandsch Zuid-Amerikaansch Instituut geopend met speeches van mijzelf, Beelaerts, den Portugeeschen gezantGa naar voetnoot4 (die voor den zieken Braziliaanschen collega sprak), Prof. van Dam (uitmuntend in het Spaansch) en Van Balen in het Portugeesch. Wel wat veel show voor een ding dat misschien niet belangrijk wordt. Er waren veel menschen, o.a. menig ingenieur die vroeger in Zuid-Amerika werkte. Het is bij toeval dat ik erin verzeild raakte, gedurende de reis van Valstar naar Zuid-Amerika, toen hij de zaak begonnen was, voornamelijk op aandrang van Van Balen en Van Dam. Ik vervulde zijn plaats tijdelijk, en zoowel op zijn verzoek als op dat der anderen bleef ik Voorzitter, weinig tot mijn genoegen, daar ik er veel kleine moeilijkheden van voorzie, te meer omdat ik niet ter plaatse van het secretariaat - Den Haag - woon. Goed geleid, kan het op den duur wel nut stichten, want in Zuid-Amerika is veel voor Nederland te doen. Met Goudriaan, die als voorzitter der Werkgevers in de koopvaardij bezig is van de Regeering gedaan te krijgen, dat de Staat een deel van een loonsverlaging van zeevarenden voor zijn rekening neemt, had ik een lange gedachtenwisseling. Zijn argumentatie vond ik zwak. Hij is nu ook bij Ruys de Beerenbrouck geweest, die hem als gewoonlijk welwillend ontving en het denkbeeld met De Geer zou bespreken. Antwoord is nog niet ingekomen. | |||||||||||
[pagina 1023]
| |||||||||||
Rijksdag bezit. Wordt deze ontbonden en komt er een meerderheid voor deze combinatie (Nazi, Duitsch-nationaal en staalhelm), dan kan zij gevaarlijk worden. Eindelijk zal ook blijken of Hitler iets meer dan het leeghoofd is waarvoor men hem hier aanziet. Gisterenavond voordracht van Eetje Polak over de financiën van Amsterdam, in de afdeeling Amsterdam der Maatschappij van Nijverheid.Ga naar voetnoot1 Zij was buitengewoon laag bij den grond en verwekte bij de aanwezigen den indruk, dat deze wethouder de problemen waarmede een stadshuishouding te worstelen heeft niet begrijpt of zijn gehoor zoo geringschatte, dat hij er zich met eenige banaliteiten en gemeenplaatsen van kon afmaken. | |||||||||||
3 Februari 1933.Rijksdag ontbonden. Gisteren met de Van Swinderen's in het Hotel des Indes gedéjeuneerd. Als van ouds. In Londen verwacht men de economische wereldconferentie niet vóór Juli. Hij vroeg mij of ik dacht deel van de Nederlandsche delegatie te zullen uitmaken. Ik antwoordde dat ik mij daarvoor niet zal opwerpen, omdat ik er een maandenlang gezeur van voorzie en ik mij slecht schik in een positie waarin ik mijn eigen baas niet ben. Colijn, wiens onderofficier-manieren ik niet gemakkelijk verdraag, moet eerst gedelegeerd worden. Bovendien ben ik niet zeer in den pas bij Verschuur. Van Swinderen vertelde mij van de Koningin gehoord te hebben, dat zij in Van Lynden zooveel verloren had, terwijl zij hem in werkelijkheid links liet liggen. Het laatste is bij haar gebruikelijk. Over de opvolging van Van Lynden sprekende, waarvoor hij het op HarinxmaGa naar voetnoot2 (Leeuwarden) houdt, zeide hijGa naar voetnoota - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - | |||||||||||
[pagina 1024]
| |||||||||||
Röell schijnt men evenmin te willen hebben, hetgeen ik, ondanks 's mans bekwaamheid, begrijpelijk acht. Van de Commissarissen is Starkenborgh uit Groningen de geschiktste, maar te jong voor dit hooge ambt, dat trouwens alleen maar wat beteekent als rechter in bestuursgeschillen en in het onwaarschijnlijke geval van een regentschap. De Geer lijkt mij nog altijd de vermoedelijke opvolger - indien de Koningin hem hebben wil. Van Swinderen zeide mij dat, toen de Prins van WalesGa naar voetnoot1 onlangs aangeboden had, de Koningin op zijn terugweg van Scandinavië te bezoeken, zij heeft laten antwoorden dat dit bezoek zeer inofficieel moest zijn, daar de tijden haar tot beperking van uitgaven dwingen! Hij heeft zich hier dan ook zeer inofficieel gedragen. Een voorbeeld van diplomatie geeft onze vorstin echter niet. | |||||||||||
6 Februari 1933.Lunch in de Carlton van de Afdeeling der Liberale Partij. Van HamelGa naar voetnoot2 spreker over de economie na de crisis. Zeer dun. Hij beschouwt den Volkenbond als volledige mislukking en zeide dat we ons maar op een all round fight gedurende twee generaties moesten instellen. De handelsguerilla van tegenwoordig zou geperpetueerd worden. Dat is nog zoo erg niet, volgens Van Hamel, de handel vindt altijd wel spleetjes, waardoor hij kruipen kan. Ik presideerde de tafel en bevond mij in het onaangename parket den spreker te moeten bedanken en tevens te bestrijden. De indruk dien hij achter liet, was bij zakenlieden erbarmelijk, niet zoo echter bij opportunisten als Dr. Vos en Jansma.Ga naar voetnoot3 | |||||||||||
9 Februari 1933.Heden had een lang uitgesteld onderhoud tusschen Dr. Vos, Jansma en mij plaats naar aanleiding van de houding van Dr. Vos in het bijzonder en de liberale kamerfractie in het algemeen in economische aangelegenheden gedurende de laatste maanden. Mijn zienswijze heb ik neergelegd in een nota, die ik hen overhandigde. Vos gaf toe, | |||||||||||
[pagina 1025]
| |||||||||||
dat hij in December met zijn anti-dumping rede niet ‘duidelijk’ geweest was, maar zeide dat hij dit den volgenden dag ‘hersteld’ had. Overigens was hij, zoo verzekerde hij, een rasecht vrijhandelaar, hoewel hij vroeger als wethouder van Amsterdam wel eens andere theorieën verkondigd had. Hij had de landbouwpolitiek der Regeering niet geprezen, zooals ik beweerd had, maar ik diende toch te begrijpen, dat de liberale partij zich niet op het standpunt kon stellen, dat de landbouw geen steun noodig had. Dit was une porte enfoncée intrappen, want ik heb reeds bij de indiening der tarwe-wet een zekere mate van steun onvermijdelijk geacht. Ik critiseer echter den vorm en den omvang van den steun aan verschillende bedrijfstakken verleend, die de werkeloosheid doen stijgen en het land ruïneeren. Het onderhoud verliep min of meer in het zand, omdat Vos geen werkelijke kennis bezit en het hem alleen om politieke tinnegieterij te doen is. Hij erkende dat zijn collega Van Rappard een hopelooze protectionist is (als landjonker), maar Bierema is volgens hem slechts gedwongen een agrarische politiek voor te staan. Ik wees erop, dat in Overijsel voor de volgende verkiezingen een derde agrariër gesteld zal worden: Louwes, waardoor de partij zich nog meer aan de voortzetting der landbouwbeschermingspolitiek zal verbinden. | |||||||||||
10 Februari 1933.Denzelfden dag telefoneerde mij Waller, die mij zeide, dat het Dagelijks Bestuur der partij hem en mij uitnoodigde, Zaterdag (den 11den) een bespreking bij te wonen, waarbij van de kamerfractie Knottenbelt en Bierema aanwezig zullen zijn en waarin het verkiezingsprogram behandeld zal worden. Bierema wil een graanmonopolie als cry! Nun hört alles auf! Helaas kan ik niet komen, daar ik een vergadering van het Aardrijkskundig Genootschap moet presideeren. Ik schreef echter Waller, die niet heel vast in zijn schoenen staat, maar in elk geval sterk tegen monopolies is, een brief,Ga naar voetnoot1 terwijl ik hem de hiervoor genoemde nota over de houding der kamerfractie reeds eerder gestuurd had. Alles moet gezet worden op geen nieuwe bescherming in afwachting van de komende wereldconferentie. De liberale kamerfractie eindigt haar flaterrijk bestaan met een | |||||||||||
[pagina 1026]
| |||||||||||
laatste domheid: de motie-BoonGa naar voetnoot1, met behulp der Christelijk-Historischen en Socialisten aangenomen, geeft de Regeering een welkome aanleiding de Kamer te ontbinden en de nieuwe verkiezingen met een valsche bezuinigingsleus in te gaan en die tegen de liberalen uit te buiten. De koningin komt Maandag uit Zwitserland terug en men zal dan wel spoedig hooren wat geschiedt. | |||||||||||
11 Februari 1933.De muiterij aan boord der Zeven Provinciën kan een keerpunt in den toestand der Marine zijn, door en door ondermijnd door socialistische en communistische propaganda, erkenning van vakbonden en te veel inlandsch personeel op de schepen. De houding der jonge zee-officieren aan boord van die schuit is ook beschamend geweest, om niet te spreken van den officier van de wacht, die op de reede van Oleh-leh het veege lijf redde door in het water te springen. | |||||||||||
18 Februari 1933.Dus Kamerontbinding.Ga naar voetnoot2 In de positie der Regeering is dit alleszins begrijpelijk en verdedigbaar, al beweren de liberale bladen dat de Kamer had moeten blijven en de aanneming van de motie-Boon geen reden tot conflict is. Vermoedelijk zullen uiterst links en uiterst rechts wat winnen. Colijn wordt sedert zijn militaire taal over de muiterij en de (desnoods) noodzakelijke torpedeering der Zeven Provinciën voor den man van het behoud aangezien. Helaas spreekt hij, om bij de boeren in het gevlei te komen of te blijven, telkens van den onvermijdelijken ‘ombouw’ van onze bodembedrijven, alsof hij nooit te Genève geweest was. Gisteren vergadering der Vereeniging voor de Economische Politiek. Besloten, door tussenkomst van Kalff, die lid van het hoofdbestuur van den Vrijheidsbond is, te laten weten dat dit niet het | |||||||||||
[pagina 1027]
| |||||||||||
oogenblik is om landbouwbescherming duurzaam te maken. Heden vergadering van dat bestuur, waarin de agrarische stroomingen sterk zijn. Onze onderhandelingen met Duitschland zijn mislukt. Ik geloof dat men beter gedaan had te wachten tot na de Duitsche verkiezingen van begin Maart, ofschoon het twijfelachtig is, dat Hugenberg, indien nog aan de regeering, dan minder intransigent zou zijn. Thans kan hij zeker niet zijn eigen woorden opeten. Nu zullen onze boerenbonden en nijverheidsvereenigingen niet meer te houden zijn en onze grens met Duitschland evenzeer willen sluiten als Duitschland dat met ons doet. Onze scheepvaart, in de eerste plaats de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, die zoo afhankelijk van Duitsch vervoer is, zal het gelag betalen. Haar toestand is hachelijker dan ooit. Ondanks bezuinigingen verminderen de verliezen niet. De aflossing van onze leening in Juli e.k. lijkt mij zonder hulp niet mogelijk. Om zoo mogelijk niet in handen van den Staat te vallen, hebben wij de ‘Nederland’ over haar bereidheid gepolst, onze aandeelen Vereenigde à pari over te nemen (ruim 2 millioen). Zij wil niet, maar Bronsing suggereerde de Vereenigde voor te stellen deze aandeelen zelve in te koopen. Wij wenschen echter onze zwakheid niet op de bestuurstafel van dat lichaam te brengen, geheel daargelaten, dat de kans van instemming met zoo'n voorstel gering is. Dezer dagen vernemende, dat Van Doorninck door Goudriaan voor het loonsubsidie-denkbeeld gewonnen is (het subsidie wordt als crediet gecamoufleerd, terug te betalen uit overwinsten), heb ik hem geschreven, hem wijzende op het nuttelooze van dezen maatregel en op het gevaar van represailles, dat van Engelsche zijde dreigt. HudigGa naar voetnoot1 is daarvoor speciaal naar Londen gegaan en heeft dit bevestigd gevonden. Wel zijn de Engelsche reeders bereid nog een International Shipping Conference bijeen te roepen, ten einde te pogen de buitenlandsche regeeringen alsnog van hun subsidiestelsel terug te doen keeren. De commissie-Trip, die deze subsidieering in haar rapport als vicieus brandmerkt, zinspeelt in haar rapportGa naar voetnoot2 op een dergelijke actie. | |||||||||||
[pagina 1028]
| |||||||||||
Duitschland, altijd zoo lang de Duitsch-nationalen met hem verbonden blijven. Een zeer ernstig vooruitzicht voor de economie en de politiek in Europa. Ons werelddeel is opnieuw aan de Duitsche fureur blootgesteld, hetgeen wij voornamelijk te danken hebben aan de ezels die het verdrag van Versailles maakten en aan de Poincarés, Millerands, Tardieus, die in de eerste 10 jaren na den oorlog in Frankrijk den boventoon voerden. Ons arme land, welks uitvoer door Duitschland tot op het uiterste belemmerd zal worden, gaat een zeer kommervolle toekomst tegemoet, te meer daar het geen betere behandeling van Engeland te verwachten heeft. De eenige hoop ligt in een ontspanning, door een schuldenregeling teweeg te brengen, met alles wat daaruit voortvloeit. Zoolang daarop kans bestaat, moeten wij niet tot een fundamenteele wijziging van onze handelspolitiek besluiten, waarop de landbouw en de nijverheid steeds sterker aandringen en waartoe de Regeering het oor leent. Op verzoek van de redactie der Economisch-Statistische Berichten heb ik over het onderwerp een artikel geschreven, dat op 1 Maart gepubliceerd werd.Ga naar voetnoot1 Ik voorzie er geringe uitwerking van. Intusschen brak gisteren de verwachte bankcrisis te New York uit, voorafgegaan door een stijgend aantal plaatselijke moratoria. Tegelijk aanvaardt Roosevelt het bewind en is de wereld van Hoover verlost. Het credietwezen aan de overzijde schudt op zijn grondvesten. Zal de nieuwe man met verstand ingrijpen en zal de dollar op goudpariteit gehandhaafd worden? Een zwevende dollarkoers, de laatste internationale verrekeningsbasis, ware het einde van den normalen handel. Slechts ruil zou nog overblijven, met chaos, anarchie en hongersnood in den nasleep. Voorloopig is men hier kalm. De positie van onze banken is zeer liquide. Alleen de onverbeterlijke Bronsing praat van een noodzakelijke wettelijke devaluatie van den gulden, ondanks een gesprek dat ik tusschen hem en Trip arrangeerde.Ga naar voetnoot2 | |||||||||||
[pagina 1029]
| |||||||||||
Ik vrees zeer dat de gulden, gegeven den economischen toestand waarin het land verkeert, het hooge loonpeil en de overdreven uitgaven van staat en gemeenten, het op den duur niet houdt, maar dat wettigt nog geen kunstmatige devaluatie, die niet de duurzame verlichting zou brengen, welke Bronsing ervan verwacht, groote kapitaalvlucht in het goud zou veroorzaken en een sterkere depreciatie dan men wil. Het hek ware van den dam. | |||||||||||
8 Maart 1933.Hier geen vrees voor den gulden. Eenige onrust, eergisteren merkbaar, is verdwenen. Slechts weinig goud ging over de grens, van de Bank maar 10 millioen. In Engeland dacht en hoopt men weer, dat het hier zou misloopen. Trip zeer rustig bij dit alles. Gisteren bij den nieuwen Japanschen gezant gedéjeuneerd om den heer Matsoeoka, den onverzettelijken gedelegeerde uit Genève, te ontmoeten. Beelaerts, Van Aalst en Welter waren er ook, Walree eveneens, aan wien ik de uitnoodiging te danken had. Des morgens hadden de couranten een opzienbarend intervieuw gepubliceerd, hetwelk Matsoeoka aan Belinfante van het Nederlandsch correspondentiebureau verschaft had en waarin hij de belangstelling van Japan voor kolonisatie en landbouw in ons gedeelte van Nieuw Guinea aan den dag legde. Beelaerts, met wien ik later opliep, was daarover op Belinfante ontstemd, wiens broodje het toch is. Wat Matsoeoka eigenlijk bewogen had zoo te spreken, wist Beelaerts niet. Hem heeft Matsoeoka er niets over losgelaten. Matsoeoka is geen diplomaat, vice-president van de South Manchurian Railway. Hij was als alle Japanners in eenige positie op het eerste gezicht ondoorgrondelijk en het gesprek dientengevolge banaal. Daarentegen had ik een lang onderhoud met Welter, die zeer somber over onze financiën gestemd was, minder over de Indische. Hij zegt, dat De Geer den waren toestand steeds maar camoufleert. Het eenige volgens hem geldige excuus van het nalaten der bezuinigingen, is de zekerheid dat de rechtsche partijen daarmede 3 à 400.000 stemmen bij de verkiezingen verloren zouden hebben. Zooals de zaken nu staan, met de Zeven Provinciën als toegift, hebben de uiterst linksche partijen een slechte kans, maar toch vreest hij, dat een ministerie-Colijn, dat de zaken drastisch aanpakt, in de Kamer niet sterk genoeg zal staan, om lang aan te blijven. Net wat ik geloof. De tijd zal ook na de verkiezingen nog niet rijp zijn voor de zwenking die ons voor het vallen in den kuil moet behoeden. De menschen moeten er eerst in zitten. | |||||||||||
[pagina 1030]
| |||||||||||
Welter - en dit werd mij door Beelaerts bevestigd - zeide mij, dat Tarakan en Balikpapan eindelijk versterkt zullen worden tegen een (Japanschen) coup de main, ondanks den ongunstigen toestand der financiën. Japan is op de olie van daar voor zijn marine aangewezen en zal zich niet ontzien zich van die havens meester te maken, desnoods in vollen vrede wanneer de omstandigheden gunstig zijn. Overigens beschouwt Welter China op den duur als een grooter gevaar voor ons dan Japan. Ook dit ben ik geheel met hem eens. Indien China eens een krachtige staat wordt, dan zal het, geholpen door de paar millioen Chineezen die in Indië wonen, spoedig een einde aan ons bestuur aldaar maken, terwijl Japan meer uit is op een sterke maritieme positie en zijn menschen voor kolonisatie niet geschikt zijn. Het is een meer nabij gevaar, dat ons in leelijke conflicten kan brengen, maar ons koloniaal voortbestaan niet bedreigt. Het kan ook niet tegen de andere mogendheden op die bij den status quo in Azië belang hebben: Amerika, Engeland en Frankrijk, die daarentegen een wereldmacht China niet zouden kunnen bedwingen. Een inwendig verdeeld China is daarom voor Europa een voordeel, en hoe weinig het Japansche imperialisme lof verdient, practisch gezien heeft het de goede zijde van China klein te houden. Slechts moet het niet door te groote successen op militair of politiek gebied aangewakkerd worden, dan zou het ook wel eens in onze richting amok kunnen maken. Zijn overwinningen te Jehol en te Genève, de machteloosheid van den Volkenbond zijn wel geschikt den boordevollen emmer van nationalisme te doen overloopen. Een leege schatkist is dan geen afdoend beletsel. | |||||||||||
21 Maart 1933.Hetgeen Roosevelt ter bezwering van de crisis doet, maakt tot dusver een goeden indruk. Het Hitler-régime ontpopt zich naar verwachting. Grattez l'Allemand et vous trouverez le barbare. Luther is van de Rijksbank weggezonden en door Schacht opgevolgd. Deze man is weliswaar loslippig en impulsief, maar bekwaam en een goed kenner van het buitenland. Het is misschien beter, dat hij, die bij de regeering gezien is, de leiding van de Rijksbank heeft dan Luther, die niet in het kamp der nieuwe heeren staat en met hen overhoop zou liggen. Zij hebben hem trouwens, vermoedelijk op advies van Schacht, een mooie retraite op den post te Washington gegeven. Dezer dagen sprak ik den Burgemeester over eenige universiteits- | |||||||||||
[pagina 1031]
| |||||||||||
belangen (leerstoelen voor het Russisch en de aardrijkskunde) en over het entréegeld in het Rijksmuseum. De conversatie sloeg op de gemeentefinanciën over. Hij ziet ze zeer duister in en beweert te haken naar een drastische regeeringsinmenging in de salarissen en loonen. Het beste zou volgens hem zijn, indien zij voor rekening van den Staat kwamen. In hoeverre deze uitlating ernstig is, weet ik niet. Van Doorninck heeft mij herhaaldelijk gezegd, dat De Vlugt De Geer van krasse maatregelen tegenover Amsterdam heeft doen afzien. Met Van Doorninck heb ik dezer dagen correspondentie gevoerd over een couponbelasting ten bedrage van de meerdere rente dan 4%. Ik hoop dat ik hem dit onzalige plan uit het hoofd gepraat heb. Het zou het crediet van den Staat een geweldigen schok toebrengen. De nood is wel hoog gestegen, dat zoo'n verlicht man met een dergelijke oplossing komt. Colijn denkt ook in die richting. | |||||||||||
31 Maart 1933.Mijn achting voor De Geer is zeer sterk gedaald door de indiening van de machtigingswetGa naar voetnoot1, niets anders dan een zeer groote verkiezingsmanoeuvre, die door deze Kamer niet behandeld zal worden. Het is een holderdebolder bedachte Planwirtschaft ten behoeve van den landbouw, geheel buiten controle van het Parlement om, met onbekende lasten op den verbruiker en onoverzichtelijke risico's voor de schatkist, en dat in dezen tijd, waarin deze in zoo'n precairen toestand verkeert. Het Handelsblad heeft een hoofdartikel erover onder den titel ‘Vi coactus’ van zijn boeren-redacteurGa naar voetnoot2, die lijnrecht tegen | |||||||||||
[pagina 1032]
| |||||||||||
de opvattingen van zijn financieele collega's het beginsel half en half aanvaardt en in liberale kringen veel kwaad zal kunnen doen. Gisteren Beelaerts met zijn benoeming gelukgewenscht.Ga naar voetnoot1 't Kon slechter. Een bekwaam en fatsoenlijk man, maar een krachtigen steun zal de Koningin niet aan hem hebben. Dien zoekt zij trouwens niet. Briefwisseling met Van Aerssen, consul-generaal te Hamburg, die vindt dat de groote Nederlandsche pers tendentieus tegen het Hitler-régime bericht geeft. Ik deel die meening niet en wellicht ziet Van Aerssen sedert den nu geproclameerden boycot der Joden door de Nazi's in, dat hij wat eenzijdig oordeelt. | |||||||||||
8 April 1933.Gisteren te Hamburg geweest. Geen tijd voor Van Aerssen. Slechts zakenlieden gesproken, die tevreden zijn met het nieuwe régime. Men gelooft, dat Hitler zich door verstandige menschen zal omgeven. In hemzelf ziet men geen Mussolini. Ik acht het vervangen van Luther door Schacht een wijze daad, ondanks de gevaarlijke eigenschappen van dezen. Beter een man aan het hoofd der Rijksbank die op de regeering invloed heeft en bekwaam is als Schacht, dan een eveneens verstandig man als Luther, die ver van de partij afstaat en met wien de regeering wrijving zou hebben. Den boycot der Joden vinden de vooraanstaande Hamburgers zoo kwaad niet, hoewel ze in angst verkeerd hebben, dat hij tot tumult aanleiding zou geven. Alles is prachtig disciplinair verloopen en gelukkig wordt hij niet herhaald. Naïef gelooven ze dat er in het buitenland een Greuelhetze bestaan heeft, die aan de Nazi's een gegrond motief voor dien boycot verschafte. Men verwacht van het nieuwe régime een duchtige schoonmaak in de administratie, die zeer corrupt geworden moet zijn. Ik sprak Alfred Blohm, Max Edye van Sloman (den opvolger van mijn onlangs overleden ouden kennis Bruno Richter) en Dahlström. Gelukkig heeft de Tweede Kamer de behandeling der machtigingswet op voorstel van Knottenbelt geketst. Verschuur wilde haar doordrijven, gesteund door de Christelijk-Historischen. Ik heb er schriftelijk en mondeling van gedachten over gewisseld met Van Doorninck, die zich bij de kunstmatige prijsvorming neerlegt en in deze wet de mogelijkheid ziet, het beleid van Economische Zaken afhankelijk van de medewerking van Financiën te maken. Ik vrees boven | |||||||||||
[pagina 1033]
| |||||||||||
alles het gevaar een dergelijke bevoegdheid aan den Minister te geven, zich uitstrekkende over het geheele terrein van onze handelspolitiek, die zonder debat overhaast principieel ondersteboven gegooid zal worden, en dat wellicht door een man die een zoo gering economisch inzicht heeft als Verschuur. Morgenochtend ga ik voor een week naar Parijs, waar ik hard zal moeten werken aan een lezing, die ik aangenomen heb voor 4 Mei voor de Dunford House Association te Londen te houden. | |||||||||||
18 April 1933.Eenige dagen te Parijs vertoefd en daarna Prépatour bij Vendôme bij mijn zwager en schoonzuster.Ga naar voetnoot1 Heerlijke streek, vooral in dit jaargetijde en met dit prachtige weer. Alles bloeide. Liefelijk als nergens anders. Bezochten eenige kasteelen. Dat van Courtanvaux bij Bressé, aan de Montesquieu's behoorende, ligt als een tooverslot in de bosschen verborgen. Bezochten ook het kasteel van Blois, dat ik in geen jaren gezien had. In het Museum een mooie Corneille de Lyon, portret van(?). Déjeuneerde te Parijs bij Brincard, president van het Crédit Lyon-nais, wiens vrouw eenige jaren geleden bij ons dineerde. Ontmoette daar haar nichtje, Madame de Margerie, de vrouw van den Franschen gezantschapssecretaris te Berlijn, een alleraardigst type, dat al 10 jaar aldaar verblijft en daar iedereen kent. Zij spreekt met verstand van Hitler en met verachting van Von Papen. In den trein las ik gisteren, dat het Kortenhorst toch gelukt is de machtigingswet op de agenda van deze week geplaatst te krijgen. Een waar schandaal zoo vlak voor de verkiezingen. Ik heb in Frankrijk hard gewerkt aan de z.g. Cobden Lecture over het ‘economisch labyrinth’Ga naar voetnoot2. De moeilijkheid om iets goeds samen te stellen wordt vergroot door de onzekerheid van het verloop van de besprekingen te Washington, die men waarschijnlijk over een dag of 10 zal kennen, terwijl ik op 4 Mei spreken moet. Dit zal de 5e lecture zijn. Mijn voorgangers waren Sir Charles Mallet over Cobden, Murray Butler over ‘Nation Building and Beyond’, Moritz Bonne over ‘The World Crisis and the Teaching of the Manchester | |||||||||||
[pagina 1034]
| |||||||||||
School’ en Caillaux over? Ik kan dus niet met een praatje voor de vaak komen. | |||||||||||
26 April 1933.De machtigingswet bleek tot enkele artikelen die in nood verkeeren, zooals bloembollen, ingekrompen te zijn. Zij is er met vlag en wimpel doorgegaan, de laatste daad van de Tweede Kamer; heden verkiezingen. Goed nieuws was het dat de onderhandelingen te Berlijn over een nieuw handelsverdrag na veel moeite tot afsluiting geleid hebben.Ga naar voetnoot1 Onze concessie bestaat in rentevermindering op ons crediet, die der Duitschers in dragelijke rechten op kaas, eieren en wellicht andere artikelen. Het is een heele verlichting, want de individueele handelsbetrekkingen worden steeds meer gespannen. Laat ons hopen, dat het duurzaam is. De Vereeniging ‘Rembrandt’ heeft vandaag den aankoop van de twee schilderijen van Rembrandt uit Rusland en den afstand aan den Staat beklonken. Het geheim is goed bewaard. In Juli, ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan, wordt het wereldkundig.Ga naar voetnoot2 | |||||||||||
27 April 1933.De verkiezingen zijn uitgevallen zooals men verwachten kon.Ga naar voetnoot3 Een kleine verschuiving naar links en naar rechts. De figuur van Colijn heeft aan zijn partij een paar zetels meer bezorgd, de communisten en revolutionaire socialisten wonnen ook 3 zetels. De liberalen hebben zich in het land vrij goed gehouden, maar een zetel verloren. Daarentegen is het agrarisch element versterkt in de fractie. Dat zou wel eens tot een interne breuk kunnen leiden. Colijn zal nu wel aangezocht worden een kabinet te vormen, hetzij rechts, hetzij nationaal. Voor een rechtsch kabinet is de meerderheid (52) te zwak. De vraag is of de Roomschen met zijn bezuinigingsideeën meegaan. De linkervleugel is daarin versterkt. | |||||||||||
[pagina 1035]
| |||||||||||
10 Mei 1933.Colijn moet gisteren de antwoorden der geraadpleegde partijen: de rechtschen en liberalen en vrijzinnig-democraten ontvangen hebben. Den 28sten had ik een vergadering met Knottenbelt en Bierema, waarbij ook Kalff, Prof. C.W. de Vries, Wendelaar en Rutgers tegenwoordig waren en waarin de financieele en economische punten vastgesteld werden. Zij komen vermoedelijk vrijwel met die van Colijn overeen. Bierema zeide niets over de graanrechten, toen ik mij daartegen verklaarde. Den 4den een lezing voor de Dunford House Association in de Royal Society of Arts (een mooi gebouw van Adam) gehouden, de zg. Cobden-lectureGa naar voetnoot1. Volle zaal, veel legatievertegenwoordigers, maar het was preeken voor bekeerden. Engeland is in het geheel niet bereid tot concessies op tariefgebied. Alles hangt van Amerika af, dat door zijn onverantwoordelijke monetaire politiek pressie op Europa uitoefent. De immoraliteit van den Amerikaan komt vooral voor den dag bij het eenvoudig ignoreeren der goudclausule in de obligaties. Overigens zijn Roosevelt en Norman Davis wel vrijhandelsgezind, voor zoover men dat in een sterk protectionistisch land kan zijn. Op het oogenblik van mijn vertrek liet Verschuur mij bij monde van Hirschfeld vragen, of ik lid van den Economischen Raad wilde zijn. Na kennismaking met de samenstelling, waarin het klein-Roomsche en de middenstand overheerscht, en na een onderhoud met Prof. de Vooys, den voorzitter, een gelukkige keus, heb ik den Minister na eenige dagen verzocht, mij te willen verontschuldigen, maar aan deze mededeeling toegevoegd, dat mijn bezwaar tegen de weinig internationaal georiënteerde samenstelling grootendeels opgeheven zou zijn, indien Trip alsnog benoemd werd. Ik beschouw elken Economischen Raad zonder Nederlandsche Bank als abortief. Trip, die niet uitgenoodigd of geraadpleegd was, deelde mij mede, dat hij zou aannemen. Verschuur is toch in vele opzichten een gevaarlijk man. | |||||||||||
12 Mei 1933.Van Gijn overleden. Hij was reeds lang een opgeschreven man, den laatsten tijd was hij nauwelijks verstaanbaar. Een van de weinige volkomen eerlijke menschen die ik in het openbare leven ontmoet heb. Daarbij zeer bekwaam, maar helaas al te heftig en dan wel eens niet-objectief. Zijn bête-noire was Vissering. | |||||||||||
[pagina 1036]
| |||||||||||
13 Mei 1933.Gisteren kwam Hirschfeld mij namens Verschuur mededeelen, dat Trip een benoeming in den Raad zou aanvaarden en mij vragen of ik in die omstandigheden op mijn weigering wilde terugkomen, hetgeen ik accepteerde, onder de reserve, dat ik mij weer terugtrek wanneer ik zie, dat de werkzaamheden te veel zouden zijn. De benoeming van Trip moet echter eerst door den Ministerraad goedgekeurd worden. Ook Prof. F. de Vries komt erin, wat een belangrijke versterking is. Van Aalst daarentegen niet - heeft bedankt, hetgeen ik niet betreur, daar hij de stukken niet leest en met veel grappen zijn oppervlakkig gevormde meeningen in een vergadering er dikwijls door krijgt. Van Manen, die pas van een angina pectoris hersteld is, heeft tot mijn verwondering wel aangenomen. Van Beurden, de pater, die er voor den middenstand in moest komen, heeft bedankt, omdat hij zich niet van voldoende portuur vond en tevens meende dat één pater (Beaufort is de andere) in den Raad genoeg is, overwegingen die hem eer aandoen. Bijleveld komt in zijn plaats, een antirevolutionaire advocaat. Die partij is ook nog door DiepenhorstGa naar voetnoot1 vertegenwoordigd, met wien ik het wel eens aan den stok zal hebben. Verder Posthuma, eenige Katholieken (behalve Trip en Beaufort), Groothoff, directeur van de Billiton, van wien men veel goeds zegt, Bruins en de totaal onbekende heer Stokdijk uit Rotterdam, een exporteur die door Engelbrecht sterk aanbevolen is. Alles te zamen een prestigeloos lichaam.Ga naar voetnoot2 De kasmiddelen van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij zijn sedert één jaar weer met een millioen gedaald, zoodat wij de besprekingen over staatshulp, die wij verleden jaar met de Regeering voerden en die met de toezegging van 7 ton crediet, waarvan wij geen gebruik maakten, eindigde, thans met de Benas (Maatschappij te Behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen) openden. Ik had een gesprek met Zaalberg, den directeur, bij | |||||||||||
[pagina 1037]
| |||||||||||
Polman alhier, waarin ik hem duidelijk zeide, dat indien wij tot dezen stap overgingen, dit uitsluitend in het vertrouwen is, dat de Regeering de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij nooit laat zinken. Anders ware het financieren van een verlieslatend bedrijf met geleend geld niet te verdedigen. Zaalberg, die een zeer verstandig man is, begreep dit volkomen en hoorde mijn verklaring, dat wij wel nooit de voorschotten welke de Regeering ons eventueel verstrekken zal, zullen terugbetalen, met een welwillenden glimlach aan. Ik heb genoeg tegen dezen vorm van steun gestreden. Hij bleek ook ertegen gekant geweest te zijn. | |||||||||||
14 Mei 1933.Colijn ter begrafenis van Van Gijn gesproken. Hij was mismoedig, daar de Roomschen (hun linkervleugel) geen ministerie op breede basis willen. Hun linkervleugel wil van geen bezuiniging weten, in elk geval niet van een samengaan met de meer conservatieve-niet-rechtschen. Hij ziet zeer sterk tegen een rechtsch ministerie op, dat in het Parlement geen kans heeft. Wordt er tenslotte een crisis-ministerie gevormd, dan heeft het ook een zwakke kans. Ik zeide hem, dat de geschiedenis geleerd heeft, dat een volk den geesel moet gevoeld hebben, voordat het zich voor het gevaar der inflatie buigt. Trip woonde een deel van het gesprek bij en toonde zich bezorgd, zelfs eenigszins zenuwachtig over dezen loop van zaken, daar er een stijgende onrust in zakenkringen heerscht en de Nederlandsche Bank voortdurend goud verliest. Er wordt zeer veel goud gepot. Hij zeide voor niets in te staan als de ministerieele crisis niet spoedig door de formeering van een sterk kabinet opgelost wordt. Ik geloof niet, dat het gevaar van depreciatie zoo imminent is, mits de bank maar ad libitum goud blijft afstaan. Met Colijn had ik ook nog een kort gesprek over de mijns inziens urgente reorganisatie aan Buitenlandsche Zaken, waarvan niets uitgaat, in het geheel geen leiding aan de vertegenwoordigers in het buitenland geeft en ongeschikt voor onderhandelen is. Snouck is verstandig, maar neemt geen initiatief. Van Kleffens is in zijn afdeeling (politiek) goed, doch Nederbragt is in het geheel niet voor zijn taak berekend.Ga naar voetnoot1 Hij kent het verdragsrecht goed, beter dan menig | |||||||||||
[pagina 1038]
| |||||||||||
buitenlandsche collega, is totaal gespeend van economische kennis en feitelijke toestanden, doet niets aan de leiding van gezantschappen en consulaten en is geen onderhandelaar. Hij zou in een hoogeren rang op een dood spoor gezet en door een frissche bekwame, talentvolle kracht aan de directie van Economische Zaken vervangen moeten worden. Colijn betwijfelde of men zoo iemand op een rijkssalaris zou kunnen krijgen. Ik deel die vrees in den tegenwoordigen tijd in het geheel niet. Colijn was in de maanden gedurende welke ik hem niet gezien heb, oud geworden. Zijn oogen waren flets en als weggezonken in hun kassen. | |||||||||||
16 Mei 1933.Vandaag meldt de courant dat Colijn in opdracht heeft een crisisministerie te vormen. Ik acht zulks beter dan een rechtsch kabinet, dat in zijn economische politiek te veel op autarchie zou aansturen, waarvan Colijn zelf ook niet afkeerig is. Ik at gisterenavond bij de Van Doornincks. Van Doorninck, die veel met Colijn gesproken heeft, zeide dat hij als voorzitter van den Zuiderzeeraad de verdere inpoldering in zijn kop heeft, om onze productie van tarwe te vergrooten. Grond die ons ƒ 5 à 6000 de hectare zal kosten, terwijl tarwe voor ƒ 4 à 4,50 te koop is. Nu reeds betalen wij aan de boeren krachtens de tarwewet ƒ 12,50 en moeten de meelfabrieken ƒ 16,50 betalen. Hoe kunnen wij er ons met zoo'n politiek ooit uit werken? | |||||||||||
25 Mei 1933.Het ministerie is er: alle knappe menschen, meerendeels knapper dan hun voorgangers en toch ...?Ga naar voetnoot1 Het is geen ministerie van den krachtman Colijn. Hij heeft met rose gepacteerd en aldus al de liberale ezels die op hem gestemd hebben, teleurgesteld. Weldra zal men weten of het nieuwe bewind krachtig zal bezuinigen dan wel het heil in zware belastingen zal zoeken. Ik ben niet gerust. Ook niet ten aanzien van de economische politiek, daar alle partijen - behalve de liberalen - en daarin zijn ook invloedrijke dissidenten - en de socia- | |||||||||||
[pagina 1039]
| |||||||||||
listen - een boerenpolitiek voorstaan. Protectie wint steeds meer aanhangers en op een vergadering aan Buitenlandsche Zaken waar men de houding ter conferentie te LondenGa naar voetnoot1 besprak, was Hirschfeld niet minder in die richting dan Kortenhorst, die verwacht en van harte hoopt, dat die Conferentie mislukt. Men wil zich zelfs niet binden tot een douanebestand. Gelukkig zal Colijn het voorloopig nog wel in de goede richting sturen, maar zijn boerenhart heeft ook hij niet verloren. Mocht die conferentie mislukken, wat ik nog weiger te gelooven - er zijn teekenen, dat men den ernst van den toestand begrijpt, maar ook teekenen van roekeloos onverstand, vooral in Amerika - dan zullen we in onze handelspolitiek noodgedwongen het element der wederkeerigheid moeten brengen, op gevaar af dat zij op protectie uitloopt. Dit verkondig ik echter niet. Om op het ministerie terug te komen. Een zeer zwakke stee is de schepping van een nieuw ministerie van Sociale Zaken, waaronder de werkeloosheid, onder den braven en zwakken Slotemaker de Bruïne. Kalff aan Waterstaat is daarentegen een zeer goede benoeming. Van De Graeff aan Buitenlandsche Zaken vrees ik het ergste, Oud aan Financiën kan meevallen, bekwaam is hij. Het program van Van Doorninck zal hij wel niet overnemen. Een voornaam punt is de rol die De Wilde aan Binnenlandsche Zaken tegenover de gemeenten zal spelen. Klaarblijkelijk heeft Colijn de hoop met deze samenstelling langen tijd een flinke meerderheid in het parlement achter zich te hebben. Een krachtiger bezuinigingskabinet zou waarschijnlijk spoedig den nek breken, maar de verantwoordelijkheid zou dan bij de Tweede Kamer rusten. De dezer dagen te verwachten ministerieele verklaring zal allicht meer licht geven. Of deze ministers homogeen zullen kunnen werken, is ook de vraag. | |||||||||||
30 Mei 1933.Uit Weenen, waar de Internationale Kamer van Koophandel haar tweejaarlijksch congres houdt, ontving ik plotseling het telegrafisch verzoek, door alle of de meeste ex-voorzitters geteekend, mij voor het tweejarig presidium beschikbaar te stellen. Na een nacht beraad heb ik er voor bedankt, den voor mij afdoenden grond van gebrek aan tijd en slapeloosheid aanvoerende. Daarbij gelden nog de volgende overwegingen: de inwendige organisatie der Kamer is alles | |||||||||||
[pagina 1040]
| |||||||||||
behalve in orde, de secretaris Dolléans een poseur, er wordt ontzaggelijk veel werk aan den winkel gehaald, veel gepraat en ten slotte weinig gedaan, ofschoon bij de Engelsche, Fransche en Duitsche medewerkers knappe menschen schuilen. Ook de Belgische expert Gérard is zeer goed. De macht berust bij de ex-Presidenten, met wie de omgang prettig is. Zij bekleeden allen hooge posities in hun landen. Toch heeft de Kamer geen grooten invloed, ten deele omdat toonaangevende leden niet overeenkomstig de schoone beginselen handelen welke zij verkondigt. Dan acht ik het waarschijnlijk, dat de post voor mij meer uitgaven zou medebrengen dan mij heden ten dage schikt. Het besluit spijt mij in zeker opzicht, want ik heb behoefte aan meer internationale aanraking dan mij ten deel valt, en allicht zou mijn invloed in regeeringskringen hier te lande erdoor winnen. Trip, die de beteekenis der Internationale Kamer van Koophandel overigens niet overschat, ried mij aan de benoeming te aanvaarden, doch ik liet tenslotte het zwaarst wegen wat het zwaarste was. | |||||||||||
9 Juni 1933.De Pinksterdagen te Bergen op Zoom doorgebracht met Jet en Miek.Ga naar voetnoot1 Prachtig weer. Heerlijk bloeiende rhododendrons in de bosschen van de Woudsche Plantage. Gisteren bezocht ik De Graeff, den nieuwen Minister van Buitenlandsche Zaken. Hij herinnerde zich mij bij zijn schoonvader Van der WijckGa naar voetnoot2 op Buitenzorg in 1898 gezien te hebben, toen ik met Herman van der Wijck en Ferdinand de Beaufort Indië bereisde. De ontvangst was zeer vriendelijk, ofschoon ik hem in mijn nieuwjaarsrede gecritiseerd heb.Ga naar voetnoot3 Het gesprek dwaalde later af naar weder- | |||||||||||
[pagina 1041]
| |||||||||||
zijdsche bekenden en relaties, geconcentreerd in zijn allerliefste dochter Miek, die met Paul Gleichman getrouwd is. Het voornaamste doel van mijn bezoek was hem op de zeer groote leemte aan zijn departement in de organisatie en de behandeling van Economische Zaken te wijzen, die voornamelijk daarin schuilt, dat Nederbragt wel een expert in verdragstoestanden is, maar geen leider van een afdeeling, noch een goed onderhandelaar en tegenover het bedrijfsleven in den lande absoluut vreemd staat. Er bestaat geen geregelde uitwisseling van intelligente gedachten tusschen het Departement en de buitenlandsche vertegenwoordigers, die de wereld ingezonden en aan hun lot overgelaten worden. Klachten daarover zijn legio bij goedwillende gezanten, secretarissen en attachés, maar langzamerhand verstommen ze, want de toestand werkt geestdoodend. Het gevolg is dat het zwaartepunt voor economische aangelegenheden met het buitenland in de laatste jaren meer en meer naar het Departement van Landbouw, Handel en Nijverheid verplaatst is en men er daar, in den laatsten tijd beter georganiseerd zijnde, op uit is het heft geheel in handen te krijgen. Ik heb dezen toestand onlangs met Snouck besproken, die de juistheid van mijn critiek erkende, maar zelf nooit iets gedaan heeft om hem te verbeteren. Naar mijn meening dient Buitenlandsche Zaken aan het hoofd van Economische Zaken een man te hebben die de realiteit van het zakenleven kent, economisch geschoold is en de noodige vlotheid voor onderhandelen bezit. Nederbragt kan dan tot Raad Adviseur verheven worden. Ongelukkig beseft hij allerminst zijn tekortkomingen.Ga naar voetnoot1 Het bleek, dat De Graeff wel door hem en Snouck tegen het streven van Landbouw gewaarschuwd was, maar tegenover de aangelegenheid overigens vrij vreemd stond. Ik had zelfs den indruk, dat het bij hem nog niet heelemaal vaststond, dat men de behandeling van economische aangelegenheden niet geheel aan het andere departement overdragen kon. Dan zou Buitenlandsche Zaken een morsdood geraamte worden, en hoe zou de Minister van dit departement zijn verantwoordelijkheid voor het buitenlandsche beleid kunnen dragen? Negen-tiende van dat beleid ligt toch op economisch gebied en beïnvloedt het politieke gedeelte zeer sterk. | |||||||||||
[pagina 1042]
| |||||||||||
Ter vergadering van de Vereeniging voor Economische Politiek vernam ik van Rutgers nog het volgende over de kabinetsformatie: Colijn wilde onder alle omstandigheden een regeering waarin liberaal en vrijzinnig-democraat naast katholiek, antirevolutionair en christelijk-historisch vertegenwoordigd waren, om een tegenwicht tegen Roomsch te vormen. Roomsch-katholiek verijdelde het parlementaire kabinet op die basis, om vrijzinnig-democraat naar zich toe te halen, hetgeen in de kraam der linksch-roomschen past. (Veel rechtsch-roomschen moeten op Colijn en liberaal gestemd hebben.) Colijn wilde vrijzinnig-democraat in elk geval bij zich hebben, om die partij in de toekomst in een roomsch-roode formatie onmogelijk te maken. Bovendien zag hij in Oud den eenigen parlementariër die De Geer in de Tweede Kamer kan staan. Zelf kan hij dat niet. Dus moest Oud de portefeuille van Financiën hebben, waartoe Marchant alleen wilde medewerken als hij Onderwijs kreeg. Daar Colijn's financieel program, ofschoon door compromissen verzwakt, sterk tegen vrijzinnig-democratische opvattingen in gaat, voorziet men van het optreden van hun leiders in dit Kabinet zeer nadeelige gevolgen voor die partij. Nadat Colijn, geheel in overeenstemming met de wenschen van zijn fractie, geweigerd had een rechtsch ministerie te vormen, kwam hij tot het extra-parlementair kabinet, waarin de Roomsch-Katholieken eerst vier zetels verlangden, d.w.z. de drie die thans zitten en Hermans of een dergelijken linkschen broeder voor sociale zaken! Dit weigerde Colijn. Aan liberaal werd eerst de portefeuille van justitie (Knottenbelt) aangeboden en toen deze weigerde Buitenlandsche Zaken, waarvoor Colijn PatijnGa naar voetnoot1, den gezant te Rome, en Starkenborgh (Groningen) noemde, die de liberale partij afwees, daar zij nooit voor liberaal te boek hebben gestaan. Ook schijnt Colijn Prof. Kielstra voor Koloniën of voor Defensie wel te hebben willen gehad. Liberaal stond op Waterstaat voor Kalff. Dit geschiedde eerst nadat Colijn dezen eveneens Buitenlandsche Zaken had aangeboden. Teneinde raad nam hij De Graeff, over wien hij zich eerst vrij kleineerend had uitgelaten. Vermoedelijk was Colijns oorspronkelijke plan geweest, Waterstaat aan De Wilde te geven en kreeg deze P.T.T. en radio mede naar Binnenlandsche Zaken, om den noodigen invloed op benoemingen en omroep te kunnen uitoefenen. | |||||||||||
[pagina 1043]
| |||||||||||
De geheele affaire is nogal een heen en weer gescharrel geweest, waarin Colijn zich behalve tegenover Roomsch-Katholiek niet krachtig getoond zou hebben. Volgens Rutgers deelt men in politieke kringen niet de verwachtingen van sommige buitenstaanders, dat de Vrijzinnig-Democratische leden der regeering, gesteund door hun Roomsche collega's, zich na eenigen tijd tegen de financieele politiek van Colijn zullen verzetten en de homogeniteit zal verbroken worden. Eerder vreest men, dat De Geer, die Colijn ongaarne als de beredderaar van door hem in slechten staat achtergelaten financiën ziet optreden, hem op een gegeven oogenblik laat struikelen, om dan zelf weer aan het bewind te komen. Rutgers zegt, dat het plan der nieuwe regeering is geen andere belasting dan de omzetbelasting, waarin de weeldebelasting opgenomen wordt, voor te stellen, plm. 100 millioen te bezuinigen en de tekorten van 1931 en de 2 volgende jaren door leeningen te dekken. Het is de vraag of het laatste mogelijk zal zijn. De toestand is dezer dagen verscherpt door het onbehoorlijke moratorium van DuitschlandGa naar voetnoot1, dat tegelijkertijd het redisconto-crediet aan Amerika afbetaalt en zijn obligaties tot door allerlei manipulaties gedrukte koersen ingekocht heeft. De moraliteit is op een ontstellende wijze zoek. | |||||||||||
13 Juni 1933.Kielstra moet nu gouverneur van Suriname worden, volgens ieder die hem kent, een slechte keus. Ik had via Van Hasselt den Ondernemersraad Ligthart aan de hand gegeven, doch Colijn had zich reeds verbonden. Evenals Treub faalt hij vaak op het punt van karakterkennis. Gisteren is de economische conferentieGa naar voetnoot2 begonnen. Langs constructieve redeneering kan men er geen succes van verwachten en, in tegenstelling tot Lausanne, dat ondanks alle verwachtingen wel het gewenschte resultaat opleverde, spelen hier de Amerikanen de eerste viool, die volkomen op hol zal zijn. | |||||||||||
[pagina 1044]
| |||||||||||
te werken ontneemt aan de Economische Conferentie alle hoop op succes. Meer en meer dringt het gerucht door, dat de plotselinge omkeer van Roosevelt naar inflatie aan dreigende revolutie onder de landbouwbevolking in de graanstaten toe te schrijven is. Wat nu in de Vereenigde Staten geschiedt, is uitstel van executie met nog grooter onheilen in den nasleep. | |||||||||||
28 Juni 1933.De gulden heeft weer een aanval te doorstaan gehad. Er is een latente ongerustheid sedert langen tijd, die tot goudaankoopen op groote schaal en tot koopen van ponden en dollarwaarden geleid heeft. Aandeelen in guldens zijn belangrijk in koers gestegen, doch nog altijd is de positie der Nederlandsche Bank sterk. Bezuiniging is dringend noodig, doch de man in wien het publiek vertrouwen stelt, verdoet zijn tijd op de Economische Conferentie.Ga naar voetnoot1 Middelerwijl hokt alles op de regeeringsdepartementen. Men hoort hem verwijten, dat hij zich door zijn ijdelheid - een internationale reddersrol te spelen - laat leiden. Heel billijk is dat verwijt niet, al zal ijdelheid wel een drijfveer bij Colijn zijn. Hij kon van deze conferentie, na de groote rol die hij te Genève gespeeld heeft, niet weg blijven en eenmaal daar, moest hij wel het presidium der commissie voor de economische aangelegenheid aanvaarden. Maar met dat al voelt men zich onbehagelijk en telkens krijgt dat gevoel nieuwe impuls. Zoo onlangs de staking van rentebetaling en aflossing door Duitschland, die ons 50 à 100 millioen per jaar scheelt. Dezer dagen heeft Deterding weer eens tegen onze monetaire politiek op kwajongensachtige wijze geschetterd.Ga naar voetnoot2 Hoe hol deze aanval ook was, zijn naam maakt dat er aandacht geschonken wordt, en er vond weer een flinke vlucht uit den gulden plaats, die thans tot stilstand schijnt gekomen te zijn. Ook Bronsing moest een duit in het zakje doen en deed zulks door een zeer oppervlakkig artikel in De | |||||||||||
[pagina 1045]
| |||||||||||
TelegraafGa naar voetnoot1, waarin hij Deterding bijviel, tot geringe instemming van zijn collega's van de ‘Nederland’. | |||||||||||
12 Juli 1933.Voor het oogenblik heerscht er weer kalmte op de valutamarkt, maar het is noodig dat de Regeering spoedig met een financieel overzicht komt, waaruit blijkt dat de begrooting van 1934 sluit. Van Doorninck, die eergisteren met zijn vrouw bij ons at, is zeer tevreden over zijn nieuwen Minister, bekwaam, bescheiden en doortastend, maar meer belastingman dan financier of econoom.Ga naar voetnoot2 Er schijnt dus behalve de omzetbelasting nog meer belastingdruk op ons gelegd te zullen worden, hetgeen gevaarlijk is. De bezuiniging vindt bij alle departementen plaats, behalve bij die welke onder Roomsche ministers staan, vooral niet bij Van Schaik's departement van Justitie. De groote steden krijgt men vrij aardig onder de knie. Het duistere punt is Verschuurs agrarische politiek, terwijl het den indruk maakt alsof hij den Economischen Raad op een dood spoor gerangeerd heeft.Ga naar voetnoot3 | |||||||||||
[pagina 1046]
| |||||||||||
In Amsterdam zijn eindelijk de eerste loonsverlagingen erdoor, met de stemmen der socialisten tegen. De Roomschen zijn echter ook hier dubieus van politiek, daarentegen zijn de Vrijzinnig-Democraten niet meer te herkennen. Marchant is de felste bezuiniger in Den Haag en de kleine Abrahams blaft braaf mede. Eergisteren de beide Rembrandts in het Rijksmuseum onthuld.Ga naar voetnoot1 Prachtige dingen. Het viel samen met het 50-jarig bestaan der Vereeniging Rembrandt, die flink gehuldigd werd. Zoowel van de Regeering als van de Stad ontving ik de gouden medaille, die ik op rekening van de Vereeniging schrijf. De medaille van Amsterdam is in werkelijkheid verguld zilver. Een vergissing of een gebrek aan waardigheidsgevoel. Tot mijn groote genoegen kreeg Van Hasselt - hoewel laat - den Leeuw. | |||||||||||
18 Juli 1933.Heden gesprekken met Hirschfeld en Snouck over de taakverdeeling en samenwerking tusschen Buitenlandsche Zaken en Economische Zaken. Het blijkt nu, dat voordat De Graeff minister was, vergaande toezeggingen aan Verschuur ten aanzien van de overbrenging van een goed deel der economische bemoeiingen van eerstgenoemd departement naar het ander in den Ministerraad gedaan zijn - dus met goedvinden van Colijn, waartegen ik hem juist gewaarschuwd heb. Hoewel De Graeff zich daardoor niet gebonden achtte, weet Snouck nog niet, welk standpunt hij ten slotte zal innemen. Krachtens bedoelde toezegging zou zelfs de behandeling der handelsverdragen bij Economische Zaken komen. Snouck acht de positie van Buitenlandsche Zaken ondermijnd, indien de onderhandelingen over economische aangelegenheden niet bij Buitenlandsche Zaken komen respectievelijk blijven, erkennende dat het Departement niet over een geschikte kracht daarvoor beschikte.Ga naar voetnoot2 Volgens hem is dat ook bij Economische Zaken het geval, want hij acht Hirschfeld wegens persoonlijkheid en naam evenmin de aangewezene. Het laatste is waar in Duitschland, het eerste betwijfel ik. Wel is het juist, dat hij nòch | |||||||||||
[pagina 1047]
| |||||||||||
Lamping veel afwezig kunnen zijn, zonder den boel hier in het honderd te laten loopen. Snouck is overigens tot de ontdekking gekomen, dat de Economische Raad krachtens de wet niet alleen den Minister van Economische Zaken heeft te adviseeren, doch de geheele Regeering. Hij zegt zulks niet geweten te hebben toen De Vooys bij hem was. Hirschfeld betoogt, dat de Minister geenszins van plan is, den Economischen Raad op den achtergrond te laten. Enfin, voorloopig dient afgewacht te worden de regeling van de verhouding tusschen de beide departementen. | |||||||||||
29 Juli 1933.In de heden verschenen Memorie van Toelichting op de gewijzigde omzet- en weeldebelasting kondigt Minister Oud behalve de crisisuitgaven een tekort op de begrooting van 100 millioen aan. Het is nog niet eens de geheele waarheid, want klaarblijkelijk laat hij de 50 millioen tekort over 1931, welke feitelijk op '33 moet komen, buiten rekening. Hij spreekt van verdere belastingen en slechts in de tweede plaats van verdere bezuinigingen o.a. van salarissen. Daar hij onder die overwogen belastingen een op coupons noemt, vrees ik van deze uitlatingen ernstige gevolgen op den koers der staatsschuld. Van Doorninck, door mij opgebeld, wist van niets. De tegenwoordige ministers handelen zonder hun hoofdambtenaren. | |||||||||||
31 Juli 1933.Gisteren met JetGa naar voetnoot1 Den Bosch bezocht onder leiding van den geestdriftigen en grappigen burgemeester Mr. F.J. van Lanschot. Het stadhuis met de schilderijen van Van Thulden, die hier blijkt een zeer goede leerling van Rubens geweest te zijn, mooi goudleer, goede 18e eeuwsche meubels, de schilderijen van Der Kinderen, een imposant trappenhuis, kende ik niet, de St. Jan had ik nooit zoo goed gezien (hoewel nog het laatst dezen winter). Doet binnen aan Amiens denken. Prachtig Gotisch koperen kroontje, altaarstukje uit Heeswijk, doopvont uit plm. 1490, renaissance preekstoel uit plm. 1550. | |||||||||||
[pagina 1048]
| |||||||||||
Het is de mooiste kerk in Nederland. Op Zwijnsbergen koffie gedronken bij zijn talrijk gezin. Gracieus ontvangen door Mevrouw, geboren Van Meeuwen.Ga naar voetnoot1 In den namiddag den IJzeren Man te Vught, het kasteel Mourik en in het kleine kerkje in het afgelegen Bokhoven aan de Maas de overweldigend mooie graftombe van een De Montmorency en zijn vrouw plm. 1647, door Quellinus, een meesterwerk, zoo goed als onbekend. Die De Montmorency waren heer van Bokhoven, Aalst, Loon enz. Later kwam de heerlijkheid in het bezit van de Levis-Mirepoix; thans is Van Aalst seigneur. | |||||||||||
5 Augustus 1933.Ik vertrek vandaag met Jet naar Champéry in Zwitserland, welks landelijke bekoring ik vaak heb hooren roemen. Ik stel mij voor er ongestoord 3 à 4 weken door te brengen zonder kranten en economische litteratuur - tezamen met mijn zwagers Chaponnière en Alec Bungener, die er met hun gezinnen een chalet gehuurd hebben. Ik voorzie een zeer moeilijken winter en niets dan duisternis in de volgende jaren, mag deze vacantie wel hebben. Juist dezer dagen vroeg de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij de eerste storting op het crediet bij de Benas op - geheel à bout de ressources. | |||||||||||
6 September 1933.Zondag teruggekomen. Prachtig weer in Zwitserland. Veel geloopen en geklommen, meer dan ik dacht nog te kunnen. Hart en longen zijn geen bezwaar voor het stijgen, maar bij langdurig dalen gevoel ik de knieën meer dan vroeger. Champéry is mooi, maar wat ingesloten, men heeft er nergens uitzicht op de sneeuwbergen en ook de wandelingen brengen je niet naar zulke uitzichtspunten. Was ik eenige dagen langer gebleven - ik bracht er ruim 3 weken door - dan was ik de Dent du Midi opgegaan, vanwaar men wel de Walliser Alpen en de Mont Blanc groep ziet, maar het moet een vermoeiende en eentonige toer zijn, waarin ik niet al te veel lust had. Wij hadden het vroolijke gezelschap van de Chaponnières en Alec Bungener met vrouw en zoons. Twee dagen brachten we ook te Zermatt door, waar ik het onvolprezen gezicht van den Görnergrat voor het eerst sedert 29 of 30 jaar weer genoot en den volgenden dag naar | |||||||||||
[pagina 1049]
| |||||||||||
Schwarzsee wandelde. Ik had PernetteGa naar voetnoot1 bij mij (en natuurlijk Jet). Te Zermatt troffen wij BaltGa naar voetnoot2 en de De Bruyns aan. Wij waren tenslotte een dag en een nacht de gasten van deze laatsten te Spiez, waar zij in een oud en aardig chalet hun prachtige collectie Rembrandt-etsen benevens een twintigtal goede schilderijen uit de Hollandsche school, waaronder Saskia, houden. Zij brengen hun leven met reizen, verzamelen en bergklimmen door, hoewel De Bruyn deze sport tegenwoordig slechts in mijn tempo beoefent. Het was een ongebroken vacantie van 4 weken, zooals ik jaren niet gehad heb. Zij deed mij meer goed dan het rondboemelen door Italië of Frankrijk, hoeveel aantrekkelijker dit voor den geest ook zij. Den toestand hier vind ik weinig veranderd, rustig en slecht. Prof. de VriesGa naar voetnoot3, Prof. Goudriaan en Bronsing hebben bij Colijn een aanval op den gouden standaard gedaan, zonder eenig succes (Trip was er bij aanwezig). Gisteren woonde ik een commissievergadering van den Economischen Raad bij, waar Prof. de Vries aanmerkelijk bekoeld bleek. Wij besloten den Raad voor te stellen zijn standpunt in zake de economische politiek vast te stellen en wel aan de hand van een memorie, door Hirschfeld samen te stellen. De positie van den raad is overigens nog zwevende en de machtige centrale commissie voor de LandbouwcrisiswetGa naar voetnoot4 is niet aan den Raad aangeschakeld. Wel schijnt Verschuur van plan te zijn, mij te verzoeken daartoe als lid toe te treden, maar tot nu toe is het duidelijk dat die heeren maling aan den Raad hebben. De Vooys, die zeer pessimistisch over den Raad blijft, maar naar de meening van Trip niet krachtig genoeg optreedt, omdat hij er te weinig tijd aan besteden kan, heeft op dringend verzoek van Hirschfeld, die beweerde dat de werkverdeeling en samenwerking tusschen Buitenlandsche Zaken en Economische Zaken op een oor na geregeld was, nagelaten tot dusver verdere stappen bij de Departementen te doen, om in deze zaak schot te krijgen. Intusschen hokken onderhandelingen en besprekingen met het buitenland. Ik heb daarover in Juni een langen brief aan Colijn geschreven en een weinig zeggend antwoord ontvangen. | |||||||||||
[pagina 1050]
| |||||||||||
7 September 1933.Dezer dagen de Koningin tweemaal gesproken. Gisteren bezocht zij de nieuwe Rembrandts in het Rijksmuseum, waarbij ik haar moest rondleiden. Zij bewonderde zeer den Petrus, minder den Titus. Zij verwonderde zich er over dat Rembrandt - ‘zoo kort na de Hervorming’ monniken - misschien dacht hij wel aan St. Franciscus - heeft kunnen schilderen. Van de ‘Saskia’ vond zij het oor misplaatst, te dicht bij den neus. Het meest gevoelde zij zich weer door de teekeningen van den meester aangetrokken. De Prinses was blij zoo weinig schilderijen te zien te krijgen en de PrinsGa naar voetnoot1 bleef ten eenenmale ongevoelig. Vanmorgen particuliere audiëntie. Ik kon in tegenstelling met vorige jaren geen lijn traceeren, doch hield mijn allersomberste verwachtingen voor mij. Ik sprak mijn hoop uit, dat dit Ministerie den gouden standaard zal kunnen handhaven, waartoe zeer drastische verlaging van uitgaven, in het bijzonder van loonen en steun, noodig is. Ook geloof ik, zoo zeide ik, zal het volk zulks slikken, mits met vastberadenheid ingevoerd en niet in het onredelijke gaande. De vooruitzichten der scheepvaart noemde ik ellendig en achtte subsidieering van geregelde lijnen over eenigen tijd onafwendbaar. Wij spraken over Suriname: hopeloos; Curaçao daarentegen vrij gunstig en over honderd andere zaken, eindigden met Anna Paulowna als leerling-schilderes in de collectie der Hermitage, waarvan de Koningin nog een product bezit in den vorm van een copie van een Murillo. | |||||||||||
12 September 1933.Het bezoek der Koningin is ditmaal voortreffelijk verloopen. De houding van het publiek was sympathiek, er werd veel Oranje gedragen en op Zaterdag, den dag van het défilé in het Stadion, kon men van een ouderwetschen Oranje-dag spreken.Ga naar voetnoot2 Het voortreffelijke weer deed veel om dit effect te bereiken. Onder de oppervlakte schuilen echter minder goede tendenzen. Hoewel er zonder twijfel een golf in behoudende richting zich onder het volk voortplant, is van deze gelegenheid gebruik gemaakt om voor de nationaal-socialistische en fascistische stroomingen propaganda te maken, naar ik vermoed | |||||||||||
[pagina 1051]
| |||||||||||
met volledige medewerking van het Hof, waarschijnlijk niet van de Koningin zelve, die echter de onvoorzichtigheid begaan heeft, de hulde in het Stadion van de jongelieden Thoolen c.s. te aanvaarden, zonder den Burgemeester te raadplegen. Thoolen, medisch student, die onder zijn tijdgenooten niet zeer gezien en wegens niet zeer correcte handelingen uit de Burgerwacht geroyeerd is, heeft de zaak voortreffelijk georganiseerd met talent en brutaliteit. Generaal Snijders, het paradepaard van de partij ‘Nationaal Herstel’, heeft hem daarvoor uitbundigen lof toegezwaaid en hem min of meer gekenschetst als den man die in de toekomst de nationalisten tegen de anti-nationalisten zal aanvoeren. De mislukking van het evenredig kiesrecht, dat de politiek hopeloos verknoeid heeft, de lamlendigheid van het Kabinet Ruys-De Geer, de werkeloosheid onder jongelui van beschaafden stand heeft de rangen van volgelingen van Mussert en anderen doen aanzwellen. Het is bedenkelijk, dat zulke elementen als Thoolen in zoo'n strooming een rol gaan spelen. Ik geloof niet aan de duurzame vestiging in ons land van een fascistisch régime, dat de willooze onderwerping aan van boven gedecreteerde regels medebrengt, maar met de toeneming van den invloed, nu reeds zeer merkbaar, heeft men te rekenen en zij kan tot heftige botsingen aanleiding geven. En daar de wederpartij ook extremistisch en door de meerderheid van het volk niet gewild wordt - het communisme - zal er wellicht een periode komen, dat iets als een fascistisch bestuur een tijdlang een oppermacht krijgt. De S.D.A.P. treedt in dien tijd op den achtergrond, zij lijdt aan hevige coliek en schijnt zich zelve overleefd te hebben, al steunt zij nog op de vakvereenigingen. Zooals ik zeide, heeft het Hof de huldebetooging sterk aangemoedigd. Ik hoor indirect van Lottgering, den jeugdigen voorzitter, dat Van Geen voortdurend met hem in aanraking is geweest en den wensch te kennen gegeven heeft, lintjesjagers als de Burgemeester en Vattier Kraane er buiten te laten. De karakteristiek is niet onjuist, maar het is gevaarlijk tegenover zoo'n troep jongelieden, den Burgemeester van Amsterdam zoo te declineeren. De Vlugt is door Thoolen vrijwel als oud vuil behandeld, nadat hij het succes bij de Koningin buiten hem om bereikt had, hetgeen De Vlugt niet verhinderd heeft het eere-voorzitterschap van het comité onder Röell te aanvaarden. Thoolen had mij ook tot het lidmaatschap uitgenoodigd en ik had aangenomen onder voorbehoud dat de Koningin de hulde aanvaardde, De Vlugt eere-voorzitter werd - en de zaak geen politieke strekking had. Ik heb er sindsdien niets meer van gehoord. | |||||||||||
[pagina 1052]
| |||||||||||
16 September 1933.JanGa naar voetnoot1 is gisterenavond goedsmoeds en opgeruimd naar Amerika vertrokken. Wellicht blijft hij ettelijke jaren weg. In het gezin is het een groot gemis, want hij brengt er vroolijkheid. Zijn toekomst is geheel onzeker. Voorloopig zal hij werken bij de CuraçaoscheGa naar voetnoot2 te New York en misschien op San Domingo. Wat wordt er van Roosevelt's bokkesprongen? Sociale troebelen? Kan een oorlog in Europa, tevens het einde der beschaving in ons Westen, nog lang uitblijven? Ik hoop het, maar betwijfel het. Wanneer zal Japan in Indië verschijnen? Het zal zich wellicht eerst op Rusland werpen, maar het is in elk geval het meest oorlogsvaardige volk ter aarde. Dit zijn alles dreigende problemen, die de toekomst van onze jeugd overschaduwen. Jan trekt er zich gelukkig weinig van aan. Zijn kantoorprestaties worden door mijn neef CarelGa naar voetnoot3, zijn patroon, zeer geroemd. Des te beter. | |||||||||||
21 September 1933.62 jaar oud vandaag. Je niet ouder gevoelen dan 20 jaar geleden ondanks 20 jaar slecht slapen, is niet onbevredigend. Dat ik het nog een jaar of 15 moge uithouden en krachtig blijven. Dan staan alle kinderen op eigen beenen. Hoe het met de financiën zal losloopen, is een andere vraag. Ik verlaat dit mooie huis eerlang en hoop het grootste deel van mijn kunstverzameling te kunnen verkoopen. ‘Hopen’ is een wrang woord in dit verband, want ik ontdoe mij dan van hetgeen mijn plezier in het leven geweest is. Ik heb echter geleerd te berusten. De begrooting van het kabinet Colijn beantwoordt aan de verwachting. De camouflage van De Geer wordt geopenbaard, het evenwicht (op papier) hersteld in de eerste plaats door belastingen, in de tweede plaats door bezuinigingen. De troonrede spreekt van de noodzakelijkheid van leven op een lager peil, maar de omzetbelasting en de kunstmatige prijsvorming in den landbouw maken het leven duurder. Op deze wijze komt de welvaart niet terug en wordt de gouden standaard niet gehandhaafd. Het lager onderwijs, dat nog meer dan 100 millioen kost, wordt nauwelijks besnoeid, over vermindering van den werkloosheidsteun nauwelijks gesproken. La critique est aisée, mais - | |||||||||||
[pagina 1053]
| |||||||||||
Intusschen is een enorme macht in handen van de centrale commissie ex art. 25 der landbouwcrisiswet gelegd, die uit agrariërs, gedeeltelijk kamerleden als v.d. HeuvelGa naar voetnoot1 en Hubar, laatstelijk ook Hiemstra, en ambtenaren als Van Doorninck en Hirschfeld bestaat.Ga naar voetnoot2 Zij is adviseerend, maar Verschuur doet wat zij voorstelt. Invoeren worden verboden of aan heffingen onderworpen, uitsluitend ten voordeele van land- of tuinbouw en zonder consideratie voor de belangen van derden. Evenals in den oorlog zijn talrijke kantoortjes ontstaan van een fruitcentrale, aardappelcentrale, tarwecentrale, waar dergelijke maatregelen bekokstoofd en uitgevoerd worden. Behoorlijke controle op de aanwending en het beheer der geïnde gelden bestaat tot dusver niet, ook geen centrale leiding. Het is een wilde en gevaarlijke boel. Hirschfeld zegt den Minister tegen de consequenties van die ‘je-doe-maar’ politiek gewaarschuwd en hem er toe aangespoord te hebben, eenige lieden uit industrie en handel aan de commissie toe te voegen, voor de nijverheid Van Leeuwen (van de Gist- en Spiritusfabriek) en voor handel en nijverheid mijn persoon, die tevens qualitate qua voor den Economischen Raad zitting zou nemen. Van Leeuwen heeft aangenomen en dringt er bij mij op aan hetzelfde te doen, ofschoon deze commissie niet aan den Economischen Raad gesubordineerd is. In den boezem van den Economischen Raad wenscht men dat ook. Het is een vraag van beschikbaren tijd voor mij, of ik deze missie van Daniël in den leeuwenkuil zal kunnen aanvaarden.Ga naar voetnoot3 S.P. van Eeghen neemt wegens hoogen leeftijd (80 jaar) zijn ontslag als president van commissarissen bij ettelijke ondernemingen, o.a. bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, commissaris blijvende. Hoewel hij geestelijk nog geheel ‘bij’ is, moet men dit besluit prijzen. Ik heb 34 jaren met hem in de Maatschappij gewerkt. Hij is een goed voorzitter geweest, ofschoon niet een man van de allure als Op ten Noort indertijd. Paul den Tex wordt zijn opvolger, de onder-voorzitter, Van Aalst, voor de eer bedankt hebbende, ondanks mijn aandrang, dien ik meende te kunnen uitoefenen daar hij geen ambities meer heeft, die vroeger de zakelijke behandeling van aangelegenheden doorkruisten. Hij zegt te groote zorgen | |||||||||||
[pagina 1054]
| |||||||||||
met de Handel-Maatschappij te dragen, om er nieuwe bij te nemen. Hij zegt, dat zij tot een reconstructie van kapitaal moet komen, omdat zij haar suikerbelangen op Java op o zal moeten afschrijven. Inderdaad is die industrie voor ¾ ten doode opgeschreven. Jaren geleden, in den tijd toen Walree directeur was, heb ik hun aangeraden, hun toenmaals bloeiende suikerfabriek in een afzonderlijke onderneming onder te brengen en de aandeelen ervan aan de markt geleidelijk te verkoopen, daar ik vond, dat de Nederlandsche Handel-Maatschappij op die kaart te veel had staan. Men heeft er waarschijnlijk nooit ernstig over gedacht. De ondergang der Java-suikerindustrie is, behalve voor de aandeelhouders, een ontzaglijke ramp voor de geheele Nederlandsche economie. | |||||||||||
25 October 1933.De kogel is door de kerk; wij verhuizen naar een etagewoning in de Lairessestraat.Ga naar voetnoot1 Ik had het sedert 3 jaren zien aankomen en ben dus met de gedachte verzoend. Het technische werk: nazien van honderden brieven, waaruit een selectie te bewaren is, van boeken en meubels die men weg wil en moet doen, geeft een overmaat van drukte. Heerengracht 478 is in plm. 1814 door mijn overgrootvader SillemGa naar voetnoot2 van de Boreels gekocht, dus ongeveer 120 jaar in de familie geweest. Er zijn vele herinneringen aan verbonden en evenzoo aan alle kunstschatten, die ik in den loop van tijd verzameld heb en nu voor het grootste deel aan Mensing ten verkoop moet toevertrouwen. De personeele belasting aan Heerengracht 478 verbonden, plus de bediening, is hooger dan de etagehuur, belasting en loon in de nieuwe woning. Verkoop ik het huis, thans is er geen vraag naar, dan wordt de positie belangrijk beter. | |||||||||||
Parijs, 28 November 1933.Verhuizing eindelijk achter den rug. We mogen niet klagen, we zijn klein, maar goed geïnstalleerd in een vrij moderne flat, waar de huishoudelijke zorgen voor OlgaGa naar voetnoot3 minder vermoeiend dan in het groote huis op de Heerengracht zullen zijn. Maar mijn gedachten gaan naar | |||||||||||
[pagina 1055]
| |||||||||||
dat oude huis vaak terug en ik herinner mij mijn spelen met Herman van Lennep, ook al 30 jaren dood, aan de voeten van mijn grootmoeder, die in de huiskamer aan hetzelfde venster placht te zitten, aan den tuinkant, waar ik later zoo vaak mijn moeder en daarna mijn lieve vrouw zag. Dat groote mooie huis, misschien het mooiste van Amsterdam, dat nu koud en verlaten staat en wel nooit meer voor de vroolijke kinderstemmen geopend zal worden, die er eenige generaties in geschald hebben. Mijn prachtcollectie van schilderijen en oude meubels zal door Frederik MullerGa naar voetnoot1 in het voorjaar geveild worden, tenzij het oogenblik daartoe ongunstig mocht zijn. Ongeveer 1000 boeken zond ik naar HertzbergerGa naar voetnoot2, die ze in Februari zal verkoopen, een deel van mijn postzegels, Engelsche koloniën, naar Londen, waar ze £ 900 opbrachten, vele boeken naar de Economisch-Historische Bibliotheek, andere naar de boekerij van het Aardrijkskundig Genootschap (ten geschenke), mijn verzameling van moderne Fransche en Deensche ceramiek in bruikleen aan het Stedelijk Museum, enkele prachtige Javaansche krissen deed ik aan het Oost-Aziatisch museum voor inkoopprijs over, mijn collectie Japansch metaalwerk, die in dit museum in bruikleen aanwezig is, zal, hoop ik, geleidelijk in zijn bezit overgaan. De hoop, dat enkele van mijn schilderijen, o.a. de Velasquez, het mansportret van Titiaan, dat van Tintoretto, dat van Caravaggio, de prachtige Florentijnsche buste, de unieke majolicacoupe, op leeuwen geschraagd, te eeniger tijd in het Rijksmuseum zouden komen, gedeeltelijk als mijn schenking, wordt helaas niet verwezenlijkt. Schenken kan ik mij niet meer veroorloven, en in mijn positie van voorzitter van de Vereeniging Rembrandt is verkoop zelfs tot inkoopprijs niet zonder bedenking, vooral met een dubbeltongigen man als Schmidt DegenerGa naar voetnoot3, die bovendien van Italiaansch aardewerk en sculptuur en Fransche meubelen (waarbij tenminste één museumstuk is, nl. de commode Louis XVI van Wolff) weinig verstand heeft. Ik blaas thans eenige dagen te Parijs uit, waar een bezoek aan mijn zieke schoonmoederGa naar voetnoot4, helaas ongeneeslijk, gewenscht was. Van die rustdagen maak ik gebruik om mijn verwaarloosde particuliere cor- | |||||||||||
[pagina 1056]
| |||||||||||
respondentie en mijn notities in dit boek bij te werken, want de verhuisdrukte viel met veel ander werk samen. In de eerste plaats geeft mij mijn oude Koninklijke, die sedert den val van den dollar meer en meer het punt nadert waarop zij geheel vastraakt, veel zorgen. Wij moeten trachten Zaalberg, den directeur der ‘Maatschappij ter behartiging van de Nationale Scheepvaartbelangen’, en Van Doorninck, en door hen de Regeering, te doen inzien, dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij moet blijven voortbestaan in het belang van de Nederlandsche economie en dat daarvoor staatshulp in anderen vorm dan crediet noodig is. Dat gaat niet in eens. Veel pleidooien zijn er voor noodig. Mijn nieuwe lidmaatschap in de landbouwcrisiscommissie geeft mij veel werk, voorloopig vruchteloos, want de verpletterende meerderheid van agrariërs wil niet van vermindering van steun hooren, die inderdaad overmatig is en het bedrijfsleven meer en meer ontwricht en beknelt. Te oordeelen naar verzekeringen van Verschuur aan den Nijverheidsraad gloort echter eenige hoop, dat de Minister den Nijverheidsraad en den Economischen Raad voortaan over landbouwmaatregelen zal hooren. Ik vrees evenwel, dat de hoogte van den steun voor 1934 vastgelegd is, zoodat wij op zijn best iets tegen 1935 bereiken kunnen. De vraag is overigens of Verschuur, die heel goed weet dat zijn steunmaatregelen meer op politiek dan op economie berusten, niet politiek zal blijven denken en het oor niet aan den Roomschen heer Wintermans, een vriendelijk maar uiterst bekrompen landbouwman van extreme agrarische noties, feitelijk directeurgeneraal van den landbouw, zal blijven leenen. De notulen der zittingen en mijn nota's geven overigens licht. De Economische Raad begint zich heel langzaam in zijn positie te vestigen. Zat De Vooys er meer achterheen, dan zou het vlugger gaan, al wordt hij b.v. door den Nijverheidsraad en nog meer door de Landbouwcrisiscommissie met argwaan en geringschatting beoordeeld. Overigens vallen de debatten in den Economischen Raad, wat peil betreft, mede. Slechts de benoeming van den heer Stokdijk, een pauvre sire met minder dan middelmatig middenstandsintellect, blijkt meer en meer een vergissing te zijn. Men komt thans tot de samenstelling van zg. vaste commissies, die gedeeltelijk uit leden van den Raad samengesteld en daaraan aangeschakeld zullen zijn. Men wil mij als Voorzitter van de Commissie voor de Handelsverdragen, waartoe ik bereid ben onder voorbehoud van een juiste samenstelling, waaromtrent Verschuur waarschijnlijk | |||||||||||
[pagina 1057]
| |||||||||||
overleg met mij zal plegen. Het zal de eerste maal sedert langen tijd zijn, dat zoodanig overleg plaats vindt en ik betwijfel of het hem aangenaam zal zijn. Hoe machtig hij is, bleek in den laatsten tijd uit zijn overwinning op Colijn en Oud terzake van de uitkeering van ƒ 5, - per koe, waarmede zeven millioen volkomen onrechtmatig aan de veehouders toegestopt wordt.Ga naar voetnoot1 Dit landbouwbeleid zou ons ook wel eens den gouden standaard kunnen kosten, indien hij niet reeds eerder onder aanvallen van buiten zwicht. Nergens in het buitenland wordt de goudpositie van Nederland voor sterk aangezien en technisch is zij b.v. minder sterk dan die van Frankrijk met zijn kleineren buitenlandschen handel en zijn enormen goudvoorraad. Hier in Frankrijk windt men zich echter op, als er een paar milliard goud over de grens gaan en naar ik hoor, zijn de hoofdambtenaren van het Departement van Financiën inflationist, terwijl de publieke meening één keer inflatie genoeg vindt. Intusschen houdt de successie van zwakke radicale ministeries de onrust gaande. Men zegt, dat Herriot zijn tijd beidt en hoopt een rol à la Poincaré te spelen, wanneer het oogenblik naar zijn oordeel gekomen is. Het zou de eerste keer zijn, dat hij zich om de financiën des lands bekommerde, maar ook Poincaré wist niets van financiën toen hij het roer in handen nam en het land redde. Alles wat noodig is in zoo'n tijdsgewricht, is vertrouwen in den leider. De evoluties van Roosevelt, die misschien met een spoedige stabilisatie van den dollar eindigen, maar de graan- en katoenboeren nog niet tevreden hebben gemaakt, en de argwaan die men hier ten opzichte van Duitschland koestert, maken den wereldtoestand buitengewoon onzeker, om van mogelijke verrassingen in het Verre Oosten niet te spreken. | |||||||||||
[pagina 1058]
| |||||||||||
te langzaam, rentelast in het geheel niet. Hoe lang zal dit duren? Vermoedelijk eenige jaren, want ons productiekostenpeil en dat van het levensonderhoud zijn nog ten minste 20% boven dat van het concurreerende buitenland. Maar er zijn machtige tegenstanden aan het werk, die het deflatieproces doorkruisen - dat is het streven naar autarchie en het daaruit voortvloeiende rijzen der prijzen voor de landbouwproducten. Ik acht het meer en meer waarschijnlijk, dat de invloed daarvan en het te langzame tempo van de loondaling, waartoe in de eerste plaats vermindering der werkloosheidsuitkeeringen noodig is (waarmede men, naar men zegt, in het voorjaar een krachtig begin zal maken) ons van den gouden standaard afdringen. Ik begin het zelfs te hopen, nu de Regeering, naar het schijnt, niet bereid is de noodzakelijke conclusies uit haar muntpolitiek ten aanzien van onmisbare bedrijven, welke ten gevolge van die politiek dreigen ten onder te gaan, te trekken. Tot die bedrijven behooren de lijnreederijen, die de eenige gelegenheid tot export overzee en een niet te vervangen gelegenheid tot aanvoer voor ons overig bedrijfsleven verschaffen. De gesprekken welke Van Hasselt en ik, eerst met Verschuur, daarna met Colijn hebben gevoerd, ten slotte ook met de Maatschappij ter behartiging van Nationale Scheepvaartbelangen, stemmen mij althans vrij pessimistisch. Men zal de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij nog wel meer geld willen leenen, maar geen subsidie geven, en dat terwijl onze kas uitgeput is en het exploitatieverlies, zonder rente en afschrijving, over het afgeloopen jaar ongeveer een millioen zal bedragen. Waren er geen algemeene belangen in het spel en moesten wij als directie niet alles doen om stilstand van het bedrijf en daarmede verlies van clientèle en goodwill te voorkomen, dan zouden wij het crediet moeten weigeren, de belangen van obligatiehouders en aandeelhouders aldus zooveel mogelijk sauveerende en het op faillissement - of men ons surséance zou verleenen, is uit hoofde van den verlieslatenden gang van zaken en het overschot van actief op passief twijfelachtig - laten aankomen. Daarmede zouden echter de hervatting van het bedrijf en het bestaan van meer dan 4000 werknemers in gevaar gebracht zijn. Indien de Regeering ons maar verklaarde, dat zij bereid zou zijn het volgend jaar te subsidieeren, mits aandeel- en obligatiehouders de noodige offers brengen (daarvoor is een wettelijke regeling van het dwangaccoord buiten faillissement noodig, waarop wij aandringen doch dat op verzet bij Justitie en ook bij Financiën stuit), dan zouden wij een overbruggingscrediet voor één jaar nog wel durven aanvaarden. | |||||||||||
[pagina 1059]
| |||||||||||
De aarzeling met subsidies te beginnen, kan ik mij zeer goed begrijpen, maar de ondergang van bedrijven als dat der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij is een nog grooter gevaar voor het interne evenwicht dan subsidies ten bedrage van ettelijke millioenen, om van het nationale prestige dat met de handhaving van de 79-jarige Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij en haar uitnemende reputatie in een groot gedeelte der wereld verbonden is, niet te spreken. Iemand als Verschuur, op het binnenland georiënteerd, gevoelt dat niet. Colijn weet wel beter, maar soms geloof ik, dat bij hem de gouden standaard doel is geworden en niet het middel is, om het land zoo goed mogelijk door de branding heen te sturen. Het is inderdaad een middel, en indien uitvoerbaar, het meest deugdelijke. De uitvoerbaarheid hangt in de eerste plaats van de vraag af of wij de inkomsten- en uitgavenposten op onze betalingsbalans ermede in evenwicht kunnen houden. Zoo niet, dan maken wij onverbiddelijk vroeg of laat den sprong in het duister, want aan een beheersching van de depreciatie geloof ik niet, in tegenstelling met de Rotterdamsche geleerden.Ga naar voetnoot1 Indien onze valuta met 20 of 30% deprecieerde, zou een bedrijf als het onze voorloopig uit de moeilijkheid zijn, onze inkomsten zouden met eenige millioenen verminderen, onze uitgaven veel minder, maar niemand kan zeggen, waartoe de sprong ten slotte leidt. Ga ik aldus 1934 met bezorgdheid in, laat ik althans dankbaar zijn, dat ik mijn gezondheid bewaar en de kinderen gedijen en vroolijk zijn. Onlangs maakten we op een prachtigen Zondag in een landschap van Van der Neer een schaatsentocht naar de Nieuwkoopsche plassen. Als je dit nog kunt doen en genieten op 62 jaar, heb je niet te erg te klagen. |
|