Herinneringen en dagboek (3 delen)
(1970)–Ernst Heldring– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 958]
| |
Hitler met kans op oorlog en zekerheid van financieele ineenstorting en waarschijnlijkheid van binnenlandsche troebelen. Amerika kan niet langer anders behandeld worden dan door schuldverzaking. Het ziet er niet naar uit, dat die oplossing verkregen wordt. De verhouding tusschen Frankrijk en Engeland schijnt daartoe lang niet goed genoeg. Eergisteren nam ik afscheid van de Kamer van KoophandelGa naar voetnoot1, gisteren van het personeel. Het was heel hartelijk, ook van den kant van de elementen die veel in oppositie geweest zijn. Ik zie met voldoening op die bijna 10 jaren terug, doch acht mij gelukkig thans wat minder gebonden te zijn. Ook is het werk soms te veel, vooral in verband met de nieuwjaarsrede, waaraan ik enkele weken achter elkaar van 4, 5 of 6 uur 's morgens aan mijn schrijftafel zat. Mijn laatste daad tegenover den Minister was het uitoefenen van aandrang tot wijziging van het kiesrecht voor de Kamer van Koophandel.Ga naar voetnoot2 De uitslag van de Decemberverkiezingen bewijst, dat het gevaarlijk is voor het behoud van het representatieve karakter van de instelling. Het neutrale blok van alle Middenstanders onder aanvoering van de heeren Weiss en Bruinsma bracht 5 nieuwe leden in, wier gehalte voor het meerendeel laag of dubieus is en voor wie zeer behoorlijke en een bedrijfstak vertegenwoordigende leden plaats maakten. Deze partij, die geen partij is, maar een groep van geld voorziene schreeuwerd, die hun eigen belangen vóór alles bevorderen, kan bij een volgende verkiezing weer een gelijk aantal zetels verwerven, vooral in het kleinbedrijf - maar in het grootbedrijf is de vesting ook niet veilig, zoodat de Kamer dreigt in betrekkelijk korten tijd in haar handen te komen en alle aanzien te verliezen. Het evenredig kiesrecht zonder stemplicht is het bestaande slechte stelsel. Ik heb sedert eenige jaren aanwijzing van de leden door de bedrijfsorganisaties voortgestaan, doch de meerderheid in de Kamer, aangevoerd door Chris van Eeghen, wilde kiesrecht met gewone meerderheid. In dien zin heeft zij den Minister eenige jaren geleden geadviseerdGa naar voetnoot3, maar ook dit stelsel zou haar blijkens de ervaring van December niet voor overrompelingen beveiligen. Verschuur heeft de kwestie toen onder het | |
[pagina 959]
| |
loodje gelegd, omdat hij de urgentie ervan niet inzag. Hij moet daarvan teruggebracht worden. Mijn brief van 23 DecemberGa naar voetnoot1 heeft hij niet beantwoord, mij wel een zeer waardeerend schrijven bij mijn afscheid doen toekomen.Ga naar voetnoot2 Ringers bezocht mij op 23 Dec. Er is geen schot in de onderhandelingen met België over een nieuw verdrag. De Belgen laten op zich wachten. Er is een dood punt bereikt. Onze onderhandelaars willen een gesloten kanaal Antwerpen - Dintelsas - desnoods Willemstad toestaan, maar Beelaerts is voor de Rotterdamsche oppositie bang geworden. Ik meen, dat men op het handhaven der openingen in den strekdam niet kan blijven staan en dat daarop een overigens goed verdrag niet moet vallen, al bewonder ik Beelaerts' behendigheid in het aantoonen, dat het dichten van die opening met zijn standpunt van 7 Mei 1929 vereenigbaar is, niet. Het andere geschilpunt ligt in de hoeveelheid water die de Belgen ons in Limburg uit de Maas willen laten aftappen voor het Julianakanaal. | |
5 Januari 1932.De Kamer heeft CroneGa naar voetnoot3 tot Voorzitter gekozen, de voor de hand liggende oplossing. Hij is ongetwijfeld de meest geschikte man uit haar boezem voor dat ambt. Bekwaam, bedachtzaam, een goed stylist en een goed spreker, zeer werkzaam. Zijn blik is wel wat eenzijdig die van den koopman en speciaal die van den koopman in het Indische bedrijf. De toestanden in het kleinbedrijf zijn hem weinig bekend en hij heeft er tot dusver geringe belangstelling voor aan den dag gelegd. Zijn ervaring op sociaal-economisch gebied is nihil en hoewel de Kamer zich er zooveel mogelijk voor moet hoeden, als werkgeversorgaan op te treden, is voor het bepalen van haar gedragslijn, voor zoover dit door den Voorzitter geschiedt, een zekere mate | |
[pagina 960]
| |
van kennis van arbeidsverhoudingen soms zeer nuttig. Hij zal, desondanks, naar ik vertrouw een goed leider der Kamer zijn. Ik zie echter onder de tegenwoordige leden geen aangewezen opvolger voor hem. Het is te hopen, dat hij lang aanblijft. | |
1 Februari 1932.Op 29 Januari bezocht ik Verschuur om van hem te vernemen wat hij bedoelde met een zin in zijn afscheidsbriefGa naar voetnoot1 aan mij als voorzitter der Kamer, betrekking hebbende op een beroep dat hij later op mij zou willen doen. Ik wenschte te weten of hij een bepaalde functie op het oog had, daar ik bestormd word met verzoeken om een presidium van diverse instellingen op mij te nemen (de Ondernemersraad, de Afdeling Amsterdam van den Vrijheidsbond, het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap, de Maatschappij voor Nijverheid, een Commissie om rapport uit te brengen over post- en gemeentegiro) en, voor het geval de Minister iets belangrijks op het oog heeft - lidmaatschap van den Economischen Raad misschien, omdat hij mij daarin indertijd geraadpleegd heeft - ik mijn houding tegenover dergelijke aanvragen naar gelang van omstandigheden bepalen moet. Zijn uiting bleek echter in het algemeen gedaan te zijn en het is best mogelijk, dat hij met de protectionistische wending welke hij aan de handelspolitiek geeft, mij niet gebruiken kan. Verschuur zeide mij, dat het Belgische verdrag zoo goed als in orde is. België heeft op het punt van het Maaswater alles toegegeven. Buitenlandsche Zaken is zeer in zijn nopjes. Verschuur zegt de coulance van België te wantrouwen, waarschijnlijk doet het geen enkele concessie en is het ook niet van plan, het Albertkanaal af te maken. Verschuur zegt: de Belgen zijn slimmer en minder betrouwbaar dan wij. In elk geval hebben zij in Cauwelaert een gewieksten onderhandelaar, die Colijn vermoedelijk de baas is. Ik zal nooit vergeten, hoe deze zich door de Engelschen cajoleeren liet, toen ik in 1918 onder hem te Londen met hem over den aanvoer van levensmiddelen onderhandelde.Ga naar voetnoot2 Bovendien was hij vanouds van meening, dat het Moerdijkkanaal geen gevaar voor onze havens opleverde. Het laatste deel van mijn onderhoud met Verschuur werd door | |
[pagina 961]
| |
Crone bijgewoond. Het onderwerp was het uitermate slechte kiesrecht der Kamer van Koophandel, dat te Amsterdam funeste gevolgen op de samenstelling der Kamer dreigt te hebben.Ga naar voetnoot1 De Minister bleek niets voor een initiatief te gevoelen en vond, dat de kiezers maar beter dienden op te komen. Ik heb afgewezen het voorzitterschap der liberale partij te Amsterdam en Mr. JansmaGa naar voetnoot2 aanbevolen, weliswaar een Streber, maar bekwaam. Helaas is hij niet populair. Afgewezen de Maatschappij van Nijverheid, wier werkzaamheid een doublure is van die der Kamers van Koophandel en den Nijverheidsraad. Het is een eerbiedwaardige instelling van geringe beteekenis. Ik heb met een zeker voorbehoud het presidium van het Aardrijkskundig Genootschap aangenomenGa naar voetnoot3, waarvan ik 30 jaar geleden secretaris, daarna penningmeester geweest ben, terugkeer tot een oude liefde dus, en voorts zal ik de giro-commissie aannemenGa naar voetnoot4, indien ik het met de autoriteiten over de samenstelling ervan eens word. Dit is een tijdelijke functie. | |
4 Februari 1932.Gisteren kwamen Prof. Limperg en de secretaris van het Curatorium mij verzoeken het voorzitterschap van een in te stellen RaadGa naar voetnoot5 | |
[pagina 962]
| |
van Advies voor de Handelsfaculteit der Universiteit te aanvaarden, welke Raad moet dienen om in het thans ontbrekende contact tusschen de faculteit en den handel te voorzien. Hoewel ik van meening ben, dat aan de faculteit geen kooplieden gekweekt worden en de theorie er angstwekkende afmetingen aanneemt, heb ik dit verzoek niet aanstonds afgewezen, daar, nu de faculteit eenmaal bestaat, het gewenschte contact inderdaad noodzakelijk is. Het is nogal eigenaardig dat Limperg, die mijn meening kent, juist bij mij komt aankloppen. Ik moet nu eerst eens zien, welke bevoegdheden men aan den Raad wil toekennen en wie zich willen laten vinden om lid te worden. Eenige dagen geleden bezocht mij ook Welter, voorzitter van de tegenwoordige bezuinigingscommissieGa naar voetnoot1, die mijn oordeel wenschte over de vraag of zij de Regeering moest voorhouden dat wij naar een permanent lager niveau gaan, dan wel ervan kan uitgaan, dat het leven over eenige jaren weer op den ouden voet kan hervat worden. Ik zeide hem, dat het eerste zonder twijfel het karakter van de crisis is, al zullen de prijzen van grondstoffen en eerste levensmiddelen, die thans allerwege ondanks de grootste efficiency met verlies voortgebracht worden, t.z.t. stijgen. Maar ook al ware dit een voorbijgaande crisis, dan nog moet de Regeering tot de meest drastische maatregelen aangespoord worden, omdat zij zonder zoodanige aansporing veel te laks in het aanbrengen van versobering blijft en inflatie onvermijdelijk is, een gevaar dat in breede kringen onderschat wordt. Dit laatste gaf Welter toe: hij ontmoet overal menschen die het heil in het loslaten van den gulden zoeken. Hij leek mij een bekwaam man. Hij was bevreesd dat de Regeering, naarmate zij dichter bij de verkiezingen van 1933 komt, angstiger gaat worden en minder zal doen. De vorige week had ik een bijeenkomst met Waller, Fock en Rutgers. Daar het Dagelijks Bestuur van den Vrijheidsbond zich niet aan de afspraak gehouden heeft om zijnerzijds voor voldoende versterking der middelen te zorgen, ja alle pogingen daartoe heeft nage- | |
[pagina 963]
| |
laten, hebben wij (de Vereeniging voor Economische Politiek) besloten de subsidieering na 1 Juli te staken, tenzij het Bestuur zich voor dien tijd van een inkomen van ⅓ van onze subsidie verzekerd zou hebben. Fock, een onbetrouwbaar heerschap, kwam clementie bepleiten, doch wij houden voet bij stuk. Bevalen hem aan, een zakenman als penningmeester te nemen (S. van den Bergh, thans in die functie, doet er niets aan) en noemden als zoodanig Ligthart, oud-directeur der Javasche Bank. Rutgers is gebleken een zeer goed organisateur der partij te zijn, doch het hoofdbestuur is meer dan slap. Wij hebben echter reeds gedaan gekregen, dat de oude heer Rink en Droogleever Fortuyn, die zich ook in Rotterdam door slapheid onderscheidt, hun ontslag als ondervoorzitters nemen. Zij worden door Wendelaar, burgemeester van Alkmaar, en De Boer, wethouder van Utrecht, vervangen. De laatste moet een flink man zijn, de eerste een goed spreker, maar ook geen krachtige figuur. Hij is bestemd om Fock op te volgen, die na de verkiezingen van 1933 aftreedt. Met de kamerfractie is men ook al weinig tevreden. De leiding van Knottenbelt is zeer onvast en heeft zich laatstelijk gekenmerkt door een ontzettenden flater: het indienen van een motie strekkende tot machtiging van de Regeering, burgerrechtelijke overeenkomsten te ontbinden: fascisme zonder Mussolini, en dat van den pietepeuterigen Knottenbelt.Ga naar voetnoot1 De bedoeling is de verlaging van huren, pachten, loonen te vergemakkelijken, maar alle rechtszekerheid gaat er mede verloren. De dwaasheid zelve. De andere politieke partijen verkneukelen zich reeds in het vooruitzicht van de behandeling van deze motie, n.b. door de geheele fractie onderteekend, welke wel over eenige weken zal plaats vinden. Overigens heeft het vastloopen der gemeentefinanciën in verschillende steden die jarenlang socialistische beginselen hebben toegepast, het oog der menschen voor de juistheid der liberale critiek geopend. De partij wordt sterker door de gunstige atmosfeer, mits zij in en buiten de Kamer goed geleid wordt. Knottenbelt zal moeten aftreden. Wellicht kan Rutgers hem opvolgen. Hij bezit, dunkt mij, de vereischte qualiteiten van fractieleider, maar mogelijk kan hij het | |
[pagina 964]
| |
financieel niet doen. Van Kempen, die in de Kamer zeer is meegevallen, heeft wegens gezondheidsredenen moeten bedanken, doch het gaat hem beter en hij hoopt in 1933 weer candidaat te zijn. Een koloniale specialiteit hebben wij noodig. Vissering heeft nu afgezien van pogingen om commissaris der Nederlandsche Bank te worden. Zelfs Tetrode erkent, dat hij intellectueel sterk achteruitgegaan is, ja zelfs dat hij eenige jaren eerder had moeten aftreden. Bij de Bank waait thans een geheel andere wind. Trip is sterk aan het bezuinigen gegaan, reeds 7 ton in het eerste jaar, terwijl de directie in Mei jl. verklaarde, dat zulks niet mogelijk was. Bovendien achtervolgt hij De Geer, die in de laatste maanden zeer weinig actief is, met krachtige betoogen over de noodzakelijkheid van consolidatie van de vlottende schuld (zie ook mijn jaarrede).Ga naar voetnoot1 | |
27 Februari 1932.Eenige dagen te Parijs geweest (en passant ook te Brussel om de tentoonstelling van Hollandsche schilderkunst 1830-1930 te zien, die zeer goed is). In mijn afwezigheid deed de kleine FrederikGa naar voetnoot2 een val ten huize van CarelGa naar voetnoot3, die slecht had kunnen afloopen. Hij verloor bij het afglijden van de trapleuning zijn evenwicht en stortte een halve verdieping naar beneden. Gelukkig kwam hij op een stoel terecht, die bezweek, maar de kracht der botsing brak. Hij heeft Goddank niets bezeerd. In Frankrijk heerscht de crisis als elders doch is minder dreigend dan ten onzent, waar de toestand er dagelijks somberder uitziet. Het eene bedrijf na het andere wordt stopgezet en de contingenteering brengt ons allerlei moeilijkheden met andere landen, om van inwendigen chaos niet te spreken. Mijn verwachting is, dat deze ondoordachte maatregel zich zelf in de praktijk spoedig zal veroordeelen. | |
[pagina 965]
| |
daarbij een alleraardigst causeur en een man van goeden smaak. Nog niet lang geleden waren wij bij hem op de thee, tusschen enkele van zijn vele ziekten van de laatste jaren. Het banale woord ‘hij zal gemist worden’ gaat hier werkelijk op. De ontknooping in de scheepvaart is gekomen. De Reedersvereeniging is allang aan het vergaderen over een algemeen steunplan, dat naar mijn meening altijd ondeugdelijk moet uitvallen, daar de wilde vaart geheel andere eischen en toestanden heeft dan de lijnreederijen en voor de nationale economie niet dezelfde beteekenis bezit. Een varende tramp is een actief op de betalingsbalans, evenals een export-industrie. Indien de Regeering de tramps zou steunen, ware het hek van den dam. Iets anders is het behoeden voor den ondergang van lijnreederijen, die de verbinding voor handel en industrie met het buitenland verschaffen of die tusschen Nederland en de overzeesche gewesten onderhouden. Onder de bedrijven heeft de Java-China-Japan Lijn de Regeering meegedeeld, dat zij wegens zware verliezen op die lijn, haar lijn tusschen Java en Japan moet opgeven, tenzij de Regeering haar voldoende steunt. Beelaerts is er vlak voor met het oog op het prestige van Nederland in Oost-Azië. Wij bezochten hem gisteren, evenals Verschuur en De Graaff. De laatste ziet het belang in en wil ook steunen, vermoedelijk omdat het niet de Indische begrooting is die er voor zou opdraaien. Verschuur, die Oost-Azië niet kent en wiens geweten zwaar belast is - hij komt o.a. met een gefixeerden melkprijs waarvan de kosten door een accijns op margarine, reuzel en dergelijke vetten, welke 65 millioen moet opbrengenGa naar voetnoota - was niet bemoedigend. Hij vreest ook verdere aanvragen van reederijen en weet niet, waar het heen gaat. De Java-China-Japan Lijn vraagt weliswaar geen geld, maar geeft toch te kennen dat zij voor 1932 ƒ 1 millioen noodig heeft om de Japanlijn voort te zetten en spoedig, daar zij niet bij machte is, het op eigen kracht te doen. De staat van dienst der Java-China-Japan Lijn is overigens zoo mooi, dat zij wel sympathie heeft.Ga naar voetnoot1 Alléén bezocht ik Van Doorninck over deze aangelegenheid, die de noodzakelijkheid van steun wel inziet, maar vraagt te mogen weten wat de reeders in het geheel zullen verlangen. Ik bereidde hem er | |
[pagina 966]
| |
op voor dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij weldra in de onmogelijkheid zal verkeeren haar bedrijf zonder steun voort te zetten, bankierscredieten niet te verkrijgen zijnde. Hij hoopt zeer dat deze kwestie interdepartementaal goed bekeken wordt en dat Verschuur niet alleen beslist. In diens beleid heeft hij een zwaar hoofd, zoowel wegens de protectionistische neigingen van dien bewindsman als wegens de financieele gevolgen van zijn politiek voor den staat. Hij critiseerde sterk de contingenteering - terecht, daar het de slechtste vorm van bescherming is - en het plan voor steun der veehouders. Voorts keurde hij het kortingswetje af, waarmede 3% van de uitkeeringen aan de Gemeenten die hun loonen niet verlagen, ingehouden wordt. Het is volgens hem een halve maatregel, die hetgeen noodig is, belet, nl. goedkeuring der gemeentesalarissen en loonen door de Kroon. Op deze wijze blijven de Amsterdamsche en Rotterdamsche loonen boven het peil van dat der staatsambtenaren en kan dit niet verder verlaagd worden. Hij looft daarentegen zeer het werk van Welter, die de bezuinigingsmogelijkheden bij alle departementen met groote bekwaamheid en tact doorworsteld heeft en in April met een uitstekend rapport komt. De vraag is of de Regeering het ter harte zal nemen. Welter heeft mij reeds zijn vrees dienaangaande te kennen gegeven; bovendien beschouwt hij de gemeentelijke uitgavenpolitiek als de gevaarlijkste, en die heeft hij niet kunnen benaderen. Beelaerts bood mij het voorzitterschap van de Commissie voor de diplomatieke examens aan, dat Patijn neergelegd heeft.Ga naar voetnoot1 Ik behoud het eenigen tijd in beraad. | |
25 Maart 1932.Na 3 jaar vacantie werd de Raad van Bijstand voor Economische Zaken gisteren weer eens bijeengeroepen, en wel om ter zake van een nieuw handelsverdrag met Duitschland te adviseeren.Ga naar voetnoot2 Beelaerts schijnt de vergadering niet noodig te hebben gevonden en ontbrak. In zijn plaats presideerde Verschuur. StirumGa naar voetnoot3 was ook aanwezig. Het tegenwoordige verdrag loopt einde des jaars af. Thans lijden wij onder de onvergeeflijke fout van 1925, toen het crediet tot 1937 | |
[pagina 967]
| |
verlengd werd. Dat hebben we dus niet als troef. De voornaamste vraag was: zullen wij de Duitschers op gronden van redelijkheid trachten te overtuigen of zullen wij met invoermoeilijkheden dreigen? Verschuur was vóór het eerste en ging van het standpunt uit dat de Duitschers ons met welwillendheid behandelen. Op het laatste is wel wat af te dingen, maar daar ik het gevaarlijk vind Verschuur, die niet tegen protectie opziet, argumenten in handen te geven om opnieuw tot invoerbemoeilijking over te gaan, bestreed ik die beweerde welwillendheid niet en liet zulks aan Waller, Frowein en Kröller over. Wel wees ik op het gevaar Duitschland te beletten te exporteeren, nu zijn valuta slechts kunstmatig gehandhaafd wordt en er weinig noodig is, ze te doen ineenstorten. Waarschijnlijk geschiedt dit toch, maar ons belang is het te helpen voorkomen. Natuurlijk moet getracht worden verdere barrières tegen onzen invoer voornamelijk van landbouwproducten tegen te gaan. Spoedig dreigt een verhooging van het Duitsche recht op eieren, waarvan onze uitvoer nog in de tientallen millioenen guldens loopt. Veel hangt van onze onderhandelaars af. Nederbragt is als zoodanig zwak, maar gelukkig zal Heringa door Hirschfeld vervangen worden. Hij was gisteren ook ter vergadering. Heden sprak ik Ter Meulen, die uiterst somber gestemd is, evenals ikzelf. Frankrijk en Duitschland, Frankrijk en Engeland zijn hopeloos verdeeld. Hoe wil dan LausanneGa naar voetnoot1 de oplossing brengen, die Europa moet redden, daargelaten dat de financieele instorting van Duitschland vóór dien tijd kan komen? Van Amerika is geen tijdige verandering van houding in zicht. Men hoopt wel wat in Centraal-Europa in stand te brengen, maar wanneer? De inwendige toestand in de Vereenigde Staten is onveranderd slecht. Dit alles is weinig belovend voor het crediet dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij van Hope en de Nederlandsche Handel-Maatschappij wil hebben, om althans dit jaar nog de aflossingen op haar obligatieschuld te kunnen voldoen en intusschen de besprekingen met de Regeering te openen.Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 968]
| |
bijwoonde en ik o.m. een zone van lage tarieven om de Noordzee bepleitte, om de deur tot een terugkeer tot meer algemeenen vrijhandel open te houden.Ga naar voetnoot1 Ik sprak er ook met Snowden over, die er alles voor gevoelt, maar zeide te vreezen dat zijn collega's zich te Ottawa in Juli al te zeer zullen binden, ook al krijgen zij geen concessies van de Dominions. De uitwerking van zulke conferenties is niet onmiddellijk, maar zij kunnen er toe bijdragen het ergste te voorkomen (dat zeer nabij is!). Deze conferentie was door Hirst op touw gezet en had o.a. de 4 liberal free trade ministers in haar comité. Snowden presideerde in den namiddag. Ik sprak aan het diner namens de vreemde gasten en later gedurende de beraadslagingen. Zaterdag en Zondag ging ik met Hirst forellen visschen in Hampshire bij Droxford. Het is een kunst die ik niet aanstonds te pakken had, maar amusant en in een mooie natuur. Handel-Maatschappij, Hope, Amsterdamsche en Indische BankGa naar voetnoot2 weigeren ons crediet. | |
8 April 1932.Gisteren bezochten wij (Van HasseltGa naar voetnoot3 en ik) de Ministers De Graaff en Verschuur, teneinde een bij hen en andere ministers ingediende nota over den financieelen toestand der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij toe te lichten en die aan te vullen door een verzoek om steun.Ga naar voetnoot4 De Graaff was vaag, maar betoonde sympathie, daar hij wel scheen in te zien, dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij voor de West-Indische koloniën onmisbaar is. Hij vroeg echter welke van haar lijnen het slechtst gaan, klaarblijkelijk met de bedoeling te weten te komen of niet een stuk afgesneden kan worden. Dezelfde vraag stelde later Verschuur. Wij trachtten de heeren duidelijk te maken, dat het net van lijnen van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij één geheel vormt en dat men er slechts enkele weinig beteekenende onderdeelen uit kan nemen of men verzwakt het geheel. Een kustlijntje tusschen Cristobal (Panamakanaal) en Ecuador hebben wij opgegeven en zoo ook, wegens ge- | |
[pagina 969]
| |
brek aan lading (stopzetting der petroleumexploitatie in Venezuela), de vrachtlijn van hier naar Curaçao, Venezuela en Colombia, maar overigens moeten wij, willen wij onze clientèle niet verliezen, ons beperken tot het verminderen van het aantal vertrekken op de lijnen waarop de hoeveelheid lading en de belangen van den handel zulks toelaat. Wij wezen er ook op dat, terwijl de Java-China-Japan Lijn, waarvoor ik onlangs ook bij hen was, na afsnijding der Japanlijn haar bedrijf op China kan voortzetten en dus alleen voorstelt in het algemeen belang in staat gesteld te worden ook de Japanlijn te handhaven, de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij wegens kasverliezen genoodzaakt zal zijn, haar poorten te sluiten indien de Regeering niet te hulp komt. Na lang over Suriname, Indië en de Tweede Kamer uitgeweid te hebben, beloofde hij zijn steun in den Ministerraad. Ik geloof dat hij zijn woord gestand zal doen; het bleek mij althans uit een uitlating van Verschuur, dat hij, zoowel als Beelaerts, krachtig voor het belang van de handhaving der Japanlijn opgekomen waren. (Suriname vindt hij een hopeloos landje en terecht sprak hij eenigermate smalend over de politici, die elken Minister gebrek aan constructieve politiek ten aanzien van de kolonie verwijten, terwijl men er niets anders kan doen dan den boel gaande te houden. Omtrent Curaçao was hij hoopvol, dat het de verstrekte gelden zou terugbetalen; daarentegen liet hij zich duister over den financieelen toestand van Indië uit. Er moet nog 100 millioen bezuinigd worden en hij weet niet hoe. Gelukkig zijn de berichten over den stand der voedingsgewassen gunstig, zoodat er geen honger geleden wordt. Hij vond het heel jammer, dat Deli in de vele goede jaren die het achter den rug heeft, niet de vrijwillige kolonisatie van Javanen begonnen was, waardoor men er thans een blijvende bevolking zou hebben. De nu beginnende emigratie uit Java naar de Lampongs is op zeer kleine schaal.) De belangstelling van Verschuur viel ons mee. Hij vroeg hoeveel wij voor de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij noodig achtten. Wij antwoordden: maximum 3 millioen voor 1932 in den vorm van subsidie om bij den later noodigen opbouw niet overmatig met schuld belast te zijn (Verschuur had eerst van voorschot gesproken). Het is zeer goed mogelijk, dat wij er slechts een deel van zullen opvragen. Onze kas heeft thans nog 2,7 millioen, ons geschat verlies op exploitatie 2½ ton per maand, waarbij plm. 7 ton aan interest komt. Bijzondere aandacht verdient de positie van obli- | |
[pagina 970]
| |
gatiehouders, die in de bezittingen der maatschappij een meer dan voldoend onbezwaard actief hebben en bv. in het geval van niet-aflossing en zeker in dat van niet-betaling van de coupon op executie zullen staan. Verschuur vond het bezwaarlijk iets te zeggen, zoolang hij niet wist welke verlangens door andere reederijen geuit zullen worden. Wij zeiden hem, dat een nota van de reedersvereeniging in de maak isGa naar voetnoot1, die echter niet veel leidraad omtrent de bedragen die voor de lijnreederijen gevraagd zullen worden, zal verschaffen. (Zij behelst een steunplan voor de trampvaart, waarop de Regeering wel niet zal ingaan. Wij hebben er ons tevergeefs tegen verzet.) Ik noemde, met de muts er naar gooiende, een bedrag als 10 millioen wellicht noodig voor de lijnreederijen in 1932. Verschuur erkende de beteekenis der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij voor de nationale economie en de exportbedrijven, roemde haar beleid, maar wees op de ontzaggelijke sommen die voor hulp aan den landbouw en andere takken van bedrijf opgebracht moeten worden. Wij betoogden, dat dit offers waren, door onze handhaving van den gouden standaard meegebracht. Misschien deden wij goed den gulden aan het Pond te verbinden, zei Verschuur. Dat vinden de Engelschen ook, antwoordde ik, maar waar gaat het Pond heen? De rustige psychologie der Engelschen heeft hen voor een paniek behoed en daardoor zijn de gevolgen van het loslaten van het goud voor hen tot dusver niet slecht geweest. Domheid! meende Verschuur. Domheid is een groote kracht. Onze kinderen leeren veel te veel. We moesten ons tot een soort bewaarscholen beperken, tot het 14e jaar, lezen, schrijven, wat rekenen, vaardigheid, zingen, vooral zingen en lichaamsbeweging. Meer is niet noodig, zei de Minister, wien ik opmerkte dat de jaarlijksche uitgaaf van 160 millioen voor onderwijs niet met die opvatting strookte. Daar ben ik ook glad tegen, maar ik preek natuurlijk tegen doovemansooren, besloot de grappenmaker, die eindigde te beloven alle aandacht aan ons verzoek te zullen wijden. Beelaerts heeft de onderhandelingen met België geschorst wegens gerezen moeilijkheden, die men niet voor de verkiezingen van 1933 uit den weg kan ruimen. De pers neemt algemeen aan, dat die moeilijkheden in het kanaal Antwerpen-Dintelsas liggen. In België schijnt men het bericht vrij kalm op te vatten. Nu moet blijken of de neiging tot een inniger samengaan daar en hier werkelijk bestaat, ook | |
[pagina 971]
| |
zonder algemeen verdrag. Nederbragt zei mij onlangs dat de besprekingen over een handelsverdrag zeer goed opgeschoten waren. Toen ik hem vroeg of er dan ook een begin met wederzijdsche tariefverlagingen en een ‘tarif annexé’ gemaakt zou worden, bleek, dat onze fabrikanten daarvan niet willen weten en dat onze boeren meenen, dat hun exportartikelen ondanks de bestaande rechten toch wel in België ingevoerd kunnen worden. Men spreekt dus thans over consolidatie der bestaande invoerrechten, nadat wij ze onlangs van 8 op 10% gebracht hebben en België nog bepaald den protectionistischen weg opgegaan is, hetgeen wij alleen in den vorm van contingenteering deden, helaas een nog slechter methode. De douaneconferentie te Londen is mislukt, een slecht voorspel voor Lausanne. Als dit in Juni niet het keerpunt brengt, breekt het onweer over Europa los. Tot zoolang schijnt Duitschland, zoo eenigszins mogelijk, de rente op de buitenlandsche leeningen te zullen betalen. Daarna: indien Lausanne geen regeling van het reparatie- en schuldenvraagstuk brengt - staakt het. En afgescheiden daarvan zal dan de politieke atmosfeer wel tot ontlading komen. MacDonald en Simon schijnen gebrekkige diplomaten te zijn en Tardieu wordt in Duitschland en Italië zoo gewantrouwd, dat de vooruitzichten hopeloos lijken. Middelerwijl ziet de financieele toestand in Amerika er steeds slechter uit en men vraagt zich af of een groote bankkrach op til is. Dit mankeert nog na de werelddeceptie van Ivar KreugerGa naar voetnoot1 en het politieke imbroglio. | |
3 Mei 1932.Jan meerderjarig. Dat de toekomst voor hem beter moge zijn dan zij er uitziet! In al deze misère heeft men mij plotseling - ter gelegenheid van het 300-jarig bestaan der Universiteit - doctor honoris causa in de handelswetenschappen gemaakt.Ga naar voetnoot2 Het gekke van het geval is, dat ik nooit een bewonderaar van het opdrijven van de studie der zg. handelswetenschappen geweest ben en dit ook niet verborgen heb, ook | |
[pagina 972]
| |
niet toen Burgemeester Tellegen mij indertijd opriep om mijn meening over de wenschelijkheid van de oprichting der faculteit alhier te zeggen.Ga naar voetnoot1 Het is trouwens een gelegenheidsbenoeming, één van de 35, waarvan ik de waarde niet te hoog aansla. | |
9 Mei 1932.Hulp der Regeering kan niet meer ontbeerd worden. De Reedersvereeniging heeft een verzoek bij haar ingediend, met de strekking waarvan ik mij slechts ten deele kan vereenigen, daar steun gevraagd wordt voor alle reederijen en het hun vrijgelaten zou worden, al dan niet ervan gebruik te maken. De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij heeft er zich tevergeefs tegen verzet, omdat zij (ik) begreep dat het een onmogelijk verlangen is. Alles wat men van de Regeering kan verwachten, is steun aan die reederijen die bijzondere diensten aan de nationale economie bewijzen, d.w.z. lijnreederijen, die ondanks verliezen, den handel, de industrie en de landbouwbedrijven geregelde verbindingen met het buitenland bezorgen en daarmede doorgaan totdat de laatste cent uit de kas verdwijnt. Waarschijnlijk onder den invloed van dat adres - of het utopische ervan - is de Regeering in een ander uiterste vervallen en wil zij slechts steun verleenen in den vorm van rentegevende leeningen met zakelijk onderpand, waarmede zij hen die er op in zouden gaan, de das zou omdoen. Officieel weet de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij ondanks het dringende van haar positie, welke zij reeds op 30 Maart door middel van een nota aan de Regeering bekend maakteGa naar voetnoot2, nog niets. De mededeeling is door de Commissie ad hoc - Van Doorninck, Hirschfeld en Heringa - aan den Koninklijken Hollandschen Lloyd gedaan. De crediteuren van deze ondernemingen hebben zoo weinig kans, hun geld terug te krijgen en de Staat zit er reeds zóó diep in, dat de Regeering daar wellicht haar zin kan krijgen. Bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij is de positie echter geheel anders en ik maak mij ernstig bezorgd, dat dit al te fiscale inzicht gehandhaafd wordt. De Geer en Van Doorninck, wier onderlinge verhouding overigens slecht is, zullen het ten deze wel eens zijn. Men wil voor deze ‘financiering’ van de scheepvaart een N.V. met staatsgeld oprichten, waarvoor het wetsontwerp met | |
[pagina 973]
| |
spoed wordt voorbereid.Ga naar voetnoot1 Einde Mei wil, naar ik hoop, de Kamer met reces, en al wordt het Juni, dan is het hoog tijd dat verandering in de plannen komt. Ik heb daarom persoonlijk op 3 Mei een brief aan de betrokken Ministers gericht.Ga naar voetnoot2 Gisteren was ik bij Van Walree buiten, die tot mijn verwondering mijn meening niet deelt en zegt dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij geen scrupules behoeft te gevoelen om geld in leen te ontvangen en daarvoor zakelijk onderpand te geven. Obligatiehouders hebben hun geld gegeven, wetende dat latere geldschieters onderpand kunnen eischen en dus den voorrang boven hen kunnen erlangen. Bovendien is het behoud der onderneming naar zijn meening ook in het belang van obligatiehouders. Met dit laatste ben ik het in het geheel niet eens. Ons bedrijf laat zwaar verlies en zou zich, door voor de voortzetting ervan geld te leenen, geheel in het moeras werken en de positie van obligatiehouders ten zeerste benadeelen. De eerste vraag is: zal de Regeering de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij helpen de eerstvolgende aflossing van haar obligatieschuld ƒ 623.000 op 1 Juli a.s. te doen plaats hebben? Naar de meening van haar rechtskundige, Van Haersolte, dreigt faillietverklaring, indien zij haar niet doet geschieden en haar eigen middelen veroorloven het haar niet. De Java-China-Japan Lijn heeft na lang wachten en na een rappel gezonden te hebben de mededeeling ontvangen, dat de Regeering geen steun in den vorm van een staatssubsidie kan verleenen.Ga naar voetnoot3 Dit dwingt haar tot drastische inkrimping van haar Japanlijn, hetgeen in Japan, naar ik vrees een noodlottigen indruk zal maken. Ik formuleerde een antwoord aan de Regeering, dat heden verzonden werd.Ga naar voetnoot4 Tevens schreef de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij een tweeden brief aan de betrokken Ministers waarin haar kaspositie behandeld en op spoedige hulp aangedrongen wordt. Zij | |
[pagina 974]
| |
verklaart daarin geld te kunnen leenen om andere schuld af te betalen, niet om een verlieslatend bedrijf voort te zetten.Ga naar voetnoot1 Morgen vindt Ministerraad plaats. Ik ben benieuwd of deze brieven eenige verandering in de houding van De Geer zullen brengen. Hij denkt zeer fiscaal en de scheepvaart heeft niet, als de boeren, politieke macht. | |
14 Mei 1932.Verschuur heeft mij geantwoord, zeer onbevredigend. Zoowel zijn brief als mijn repliek liggen hierbij.Ga naar voetnoot2 | |
23 Mei 1932.De steunwet is de vorige week ingediend en beantwoordt aan de verwachting: geen subsidie, alleen voorschotten met rente en onderpand.Ga naar voetnoot3 Men heeft dus niet naar ons geluisterd. Uit een gesprek dat Van Hasselt en ik heden met Van Doorninck hadden, bleek wel, dat het reedersadres: vraag om subsidie voor het geheele reederijbedrijf, de Regeering kopschuw gemaakt en het belang van aanvaardbare gevallen voor subsidie geschaad heeft. Bovendien blijkt nu, dat deze algemeene wet het middel was om den steun aan de Koninklijke Hollandsche Lloyd er door te halen. Op zich zelf beoordeeld, zou deze geen genade in de Tweede Kamer vinden. De wetenschap dat de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij zeer spoedig geholpen moest worden, maakte volgens Van Doorninck dat men er onder die omstandigheden van af zag, overleg met de reedersvereeniging of met de steunaanvragende maatschappijen te plegen, alvorens het wetsontwerp in te dienen. Dat voorschotten, nog wel rentedragend, een met verlies werkende onderneming verder in de soep helpen, gaf Van Doorninck toe, maar er zijn nog wel andere regelingen te maken als het eenmaal zoover is, waarmede hij te verstaan gaf, dat de Staat nooit tot executie zal overgaan en in geval van nood deze voorschotten het karakter van subsidie zullen blijken te hebben. Intusschen het gevaar dat de ‘gesteunde’ scheepvaartondernemin- | |
[pagina 975]
| |
gen langs dezen weg in handen van den Staat komen en men staatsexploitatie aldus voorbereidt, is niet gering, zoo ook het vooruitzicht dat de directies, voor een vrij hopelooze taak staande, aan toewijding zullen verliezen. Op het dringende punt, waarvoor wij kwamen, een voorschot van den Staat om ons in staat te stellen den aflossingstermijn groot ƒ 623.000 van onze obligatieleening op 1 Juli a.s. te voldoen, vonden wij een boven verwachting gunstig onthaal. Niet alleen dat het geld daarvoor beschikbaar gesteld zal worden onder de bepalingen van de wet, maar Van Doorninck maakte zich sterk, dat de Regeering in afwachting van de goedkeuring van het wetsontwerp door de Staten-Generaal ons een verklaring zal willen geven - nog deze week, want de uitloting moet in Mei plaats hebben - op grond waarvan wij deze uitgaaf met gerustheid zullen kunnen doen. Bij deze gelegenheid zeide Van Doorninck: ‘De Regeering zal de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, die de Nederlandsche vlag op bijna alle zeeën vertoont, nooit laten vallen.’ Uit alles bleek, dat zij in regeeringskringen in een goed blaadje staat. Krijgen wij ter zake van de subsidieering niet onzen zin, wij gevoelen ons grootelijks verlicht door het vooruitzicht, dat wij aan onze verplichtingen kunnen blijven voldoen.Ga naar voetnoot1 Loopen de zaken niet al te zeer tegen, dan zullen wij het wellicht dit jaar nog kunnen bolwerken zonder voor de vraag te komen of wij bedrijfsverliezen met geleend geld moeten gaan financieren. Daartegen heb ik haast onoverkomelijk bezwaar, en ware het niet, dat de tijd ras nadert, dat ik wegens den achteruitgang van mijn beleggingen en hun opbrengst, van mijn salaris zal moeten leven (en hoe?), dan zou ik bij voorbaat zeggen, dat ik mijn betrekking zou neerleggen, indien de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij gedwongen werd zich dien strop om den hals te laten doen. | |
25 Mei 1932.Wij ontvingen de Regeeringsverklaring, die echter niet anders behelst dan de verzekering dat wij over 7 ton voorschot zullen kunnen beschikken, indien en wanneer het ontwerp wet wordt. Dat is onvoldoende en niet overeenkomstig de afspraak zooals Van Hasselt en ik haar begrepen hebben. Van Hasselt, die daarover met Van | |
[pagina 976]
| |
Doorninck telefoneerde, kreeg te hooren, dat de Regeering onmogelijk verder kon gaan, doch dat naar zijn en haar meening, het risico zeer gering is, omdat de Kamers het wetsontwerp zonder twijfel zullen aannemen, wellicht nog iets ten gunste der reeders zullen amendeeren. Dit neemt niet weg, dat indien wij tot aflossing op 1 Juli overgaan en de Staat kan ons niet helpen, de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij over eenige maanden vastloopt. Toch zijn wij en ook onze voorzitter, S.P. van Eeghen, van meening dat wij het kleine risico moeten loopen en aldus de groote kans moeten ontloopen, dat wij door obligatiehouders reeds in Juli gedwongen worden surséance aan te vragen. | |
4 Juni 1932.In de Economisch-Statistische Berichten een artikel over de meestbegunstiging geschrevenGa naar voetnoot1 en met Colijn correspondentie over den deviezenmaatregel gevoerd, dien de Tweede Kamer dezer dagen goedgekeurd heeft, zoo ook over den door de Regeering voorgestelden steun aan de scheepvaart.Ga naar voetnoot2 Ik acht dien deviezenmaatregel een allergevaarlijkst wapen, dat ons - indien wij het ooit gaan hanteeren - veel meer zal schaden dan baten. De schreeuwers onder leiding van Posthuma, die op zijn beurt door zijn boeren geduwd wordt, hebben het pleit gewonnen, tot groote satisfactie van de krekels in ons politiek insectarium. Gisteren had ik bezoek van den heer Michielsen, een der directeuren der Javasche Bank, die op het punt stond naar Java terug te vliegen. Hij was zeer somber over de toekomst gestemd en gelooft dat de wereld ten onder gaat. ‘Nearer unto thee, my God,’ kunnen wij zingen, zoo zeide hij. Inderdaad, zoo is het - als er te LausanneGa naar voetnoot3 geen wonder gebeurt. Ik vroeg hem hoe De Jonge als Gouverneur-Generaal voldoet. Hij zeide, dat hij door zijn gebrek aan bekendheid met personen en toestanden zwaar gehandicapt is, maar bovendien geen breede visie bezit. Zijn raadslieden zijn nog veelal die van zijn voorganger. Bang om | |
[pagina 977]
| |
kleinere ambtelijke moeilijkheden op te lossen, is hij overigens niet. Het PleinGa naar voetnoot1 oefent sterken invloed uit, misschien niet onverstandig, want De Graaff weet wel wat hij wil en heeft een goed inzicht. | |
23 Juni 1932.Buitenlandsche Zaken heeft ons plotseling met een handelsverdrag met België verrast, dat de meestbegunstiging overboord gooit. Juist 14 dagen geleden betuigde Beelaerts mij zijn instemming met mijn artikel in de Economisch-Statistische BerichtenGa naar voetnoot2, waarin ik tegen het verlaten van dat stelsel waarschuwde o.a. in verband met een verdrag met België, dat Kortenhorst c.s. op de basis van preferentieele rechten wenschen, iets waartoe Buitenlandsche Zaken toen nog niet overhelde. Ik ben benieuwd te zien hoe dat uitpakt. Indien Duitschland of Engeland niet met de aan België te verleenen voorkeur accoord gaan, komen wij voor de keus te staan het plan op te geven, of met die landen te vechten, om van andere complicaties niet te spreken. | |
8 Juli 1932.In de tweede helft van Juli een paar dagen te Parijs geweest, waar ik mijn schoonmoederGa naar voetnoot3 achteruit gegaan vond. De stemming in Frankrijk leek mij moede van al het gezanik over reparatie-schuld en geneigd er een einde aan te maken. Daarna bracht ik een paar dagen te Hamburg door, om JanGa naar voetnoot4 te bezoeken, met wien en vergezeld van zijn vriend De MonchyGa naar voetnoot5 wij den Zondag op de Lüneburger Heide en in het oude stadje Lüneburg doorbrachten. Zaterdag aten wij bij Jacob in Blankenese, Zondag in het Uhlenhorster Fährhaus. Het was verrukkelijk weer. Maakte kennis met Jan's chef, Engel. Al weer een Duitscher die openlijk van den a.s. oorlog met Polen spreekt. Dit schijnt wel het eerste en groote avontuur der Nazi's te moeten worden wanneer zij aan de Regeering komen, hetgeen als uitslag der Rijksdagverkiezingen aan het einde der maand waarschijnlijk is.Ga naar voetnoot6 Men schijnt te hopen, dat Frankrijk Polen niet zal helpen, | |
[pagina 978]
| |
maar is overigens vrij onverschillig nopens de gevolgen van een nieuwe conflagratie. Ik vermeld dit niet onder den indruk van de uitlatingen van den heer Engel, die mij een intelligenten, rücksichtslosen Hanseaat leek, maar onder dien van het overkokende militarisme, dat men overal in Duitschland aan den dag ziet treden, nu het uniformverbod is opgeheven. | |
9 Juli 1932.LausanneGa naar voetnoot1 is geslaagd! Nu kan de victorie beginnen. Ik ben echter niet gerust t.a.v. de houding der Nazi's en Duitsch-nationalen, die in staat zijn roet in het eten te gooien en zeer uittartend te werk te gaan.Ga naar voetnoot2 In Duitschland zag ik nieuwe zilvermunten, waarop ongeveer het volgende te lezen stond: ‘Der Rhein ist Strom deutschen Gebietes, nicht deutscher Grenze.’ Dit beteekent dus hernieuwde aanspraak op Elzas-Lotharingen, nadat Duitschland er officieel en vrijwillig afstand van gedaan heeft (in de een of andere verklaring in de laatste jaren). Stresemann bedroog de Fransen, zooals uit zijn aanteekeningen blijkt, toen hij het deed voorkomen of Duitschland Elzas-Lotharingen nimmer zou terugverlangen. Thans wordt dit standpunt openlijk overboord gegooid. Geen wonder dat de Franschen zich met hand en tand tegen verdere ontwapening verzetten. Economisch zijn wij er met de overeenstemming te Lausanne nog lang niet, maar zij was de prealabele voorwaarde voor de mogelijkheid van verder herstel. Het vertrouwen kan nu weer vasten voet krijgen, doch Amerika zal zijn schuldvorderingen op de geallieerden moeten prijsgeven terwijl zijn budget 1931/2 met 3 milliard te kort sluit.Ga naar voetnoot3 Zal het dit doen? De president die in November gekozen wordt, zal daarop het antwoord geven. Het Oosten gevoelt langzamerhand dat het noodig is - ook voor het wel der Vereenigde Staten - maar de Middle West en West staan nog zeer vreemd tegenover | |
[pagina 979]
| |
het vraagstuk. Misschien is het daar niet eens een vraagstuk en acht men het vanzelfsprekend dat Europa betaalt. Dat zou noodlottig zijn. In elk geval schijnt voor de verkiezing de opheffing van het drankverbod de strijdvraag te worden, met een groote kans dat het ervan komt. Gelukkig, want het heeft ontzettend depraveerend gewerkt. Dringend noodig is voorts definitieve en geleidelijke verlaging van douanerechten. De democratische candidaat voor het presidentschap, Roosevelt, zegt die te willen. In Frankrijk en Duitschland denkt men er niet aan en Engeland is verdeeld en weifelend, zal zeker de uitkomst van de Ottawa-conferentieGa naar voetnoot1 afwachten. Dat Engeland en Amerika een nieuwe economische wereldconferentie willen, is in elk geval een goed ding. Het concept-verdrag tusschen België en Nederland ter verlaging van tarieven wordt in Volkenbondskringen en in Engeland met ingenomenheid begroet. Indien Engeland en/of Duitschland er zich echter tegen verzetten, d.w.z. er niet toe toetreden en ook niet hun meestbegunstigingsaanspraken willen prijsgeven, zal deze Belgisch-Nederlandsche poging in het zand verloopen. Zelfs zal volgens Buitenlandsche Zaken Fransche oppositie dit gevolg hebben. Het moet dan het belang der Belgen zijn, dat den doorslag geeft, want onze omzetten met Frankrijk zijn niet zoo groot, dat wij daarvoor een voordeelige overeenkomst met België, die de sympathie van onze grootste afnemers en leveranciers heeft, opofferen. Uit meerder vertrouwen en lagere rechten zullen grootere handelsomzetten en hoogere prijzen voortvloeien en de deviezenmaatregelen zullen allengs verdwijnen. In Nederland moet, wil het tenslotte ondanks Lausanne niet ten onder gaan, een zeer spoedig einde komen aan het leven op te grooten voet door gemeenten en staat. Heden werd bekend, dat de Regeering de conclusies van het rapport-WelterGa naar voetnoot2 aanvaardt en in de volgende begrooting verwerken zal. Meer dan 100 millioen bezuiniging op de staatsbegrooting en goedkeuring der loonen en salarissen bij andere publiekrechtelijke lichamen door de Regeering. De schrandere onder de socialisten zien in, dat de loonen omlaag moe- | |
[pagina 980]
| |
ten, maar geven nog niet toe, dat hun stelsel zich zelf reeds in de practijk veroordeeld heeft. Hun oppositie zal dus wel heftig zijn en versterkt worden door de democratische en demagogische elementen in andere partijen. De Regeering verdient lof voor haar besluit, elf maanden vóór de verkiezingen. Zij moet eindelijk wel van het nabije gevaar van den financieelen ondergang overtuigd zijn. Toch behoort er durf toe, die wel voornamelijk bij Verschuur en De Geer zal zitten. De economische maatregelen waartoe zij haar toevlucht heeft genomen, kunnen ons nog veel ellende bezorgen en ik zie met gemengde gevoelens het optreden van den Economischen Raad tegemoet, die nu dóór de Staten-Generaal is en waarin de reeders willen, dat ik hen vertegenwoordig.Ga naar voetnoot1 Verschuur heeft mij over de samenstelling tot dusver niet geraadpleegd. Intusschen heeft Patijn als Voorzitter van den Raad van Bijstand plotseling dit college bijeengeroepen, nadat hij nooit eenig initiatief aan den dag gelegd heeft en niets deed om de positie ervan tegenover de Regeering te handhaven. Het is thans volkomen overbodig geworden, maar ik zou er veel voor gevoelen, indien de Regeering de leden en bloc in den Economischen Raad overhevelde. Enkelen zullen allicht bedanken, omdat de Economische Raad veel arbeid zal medebrengen. Amsterdam heeft op uitbundige wijze en ondanks hopelooze gemeente-financiën feest gevierd ter herdenking van het 300-jarig bestaan der Universiteit. De Vlugt is doctor en commandeur in den Nederlandschen Leeuw geworden. Het laatste heeft hij zeker niet verdiend, want hij is een slap bestuurder, wiens voorname drijfveer ijdelheid is en op wien men geen staat kan maken. | |
16 Juli 1932.Patijn heeft den Raad van Bijstand opgeroepen om te beraadslagen over zijn positie, nu een Economische Raad weldra benoemd zal worden. Wij kwamen gisteren bijeen en besloten ons mandaat ter beschikking te stellen. Men was weinig gesticht over de behandeling die men van Karnebeek en Beelaerts ondervonden had; de eerste raadpleegde den Raad niet meer, te beginnen met het Belgische verdrag, de ander eigenlijk, ondanks zijn aangekondigd voornemen, in het geheel niet. De voor eenige maanden gehouden en door Verschuur gepresideerde vergadering was uitsluitend bedoeld om in de | |
[pagina 981]
| |
Tweede Kamer te kunnen zeggen, dat hij den Raad inzake het handelspolitieke regeeringsbeleid geraadpleegd had, wat feitelijk onwaar is. Van VlissingenGa naar voetnoot1 was bevreesd dat Buitenlandsche Zaken nu geheel van advies van menschen die het buitenland goed kennen en de zaken breed zien, verstoken zal zijn, want hij slaat de Commissie voor de Herziening der Handelsverdragen niet hoog aan. Het kan natuurlijk wezen, dat Verschuur den Economischen Raad uit zulke lieden samenstelt, maar daaromtrent bestaat geen zekerheid. Ik merkte op dat indien Verschuur zulks niet deed (indertijd - een jaar of meer geleden was het wel zijn bedoeling) de geheele Economische Raad een onding zou zijn. Waller was als vanouds fel tegen het beleid der Regeering in de buitenlandsche handelspolitiek, met name tegen het niet tijdig kennen der belanghebbenden - naar mijn meening eenzijdig, met een grond van waarheid, omdat nog niets georganiseerd is -, Hirschfeld wordt voortdurend met crisismaatregelen bezig gehouden en komt niet tot de organisatie. Er werd ook nog gepraat over een zonderling plan van Patijn, die weer in een paniekstemming is, ons land in een Britsche muntunie te laten opnemen, waartegenover Engeland naar zijn meening wel bereid zou zijn, onzen uitvoer welwillend te behandelen. Iedereen was er tegen. Kröller wil daarentegen devaluatie van den gulden bij de wet om onzen loonstandaard op een concurreerend peil te brengen, ook al een bedenkelijke gedachte. Fel bestreden door Trip en Van Aalst. Ik liet een nota achterGa naar voetnoot2, daar ik de vergadering moest verlaten, om de installatie van de Commissie voor het Girowezen door den Minister van Waterstaat bij te wonen.Ga naar voetnoot3 De benoeming daarvan heeft twee jaar getraineerd, eerst door den dood van Treub, daarna door de benoeming van Trip tot President van de Nederlandsche Bank en niet minder door de traagheid der ambtenaren. Van de leden waren alleen Van Gijn en Westerman Holstijn aanwezig. Ik vond Van Gijn schrikbarend achteruitgegaan. Ik vrees, dat hij het niet lang meer zal maken. Gisterenmorgen bezocht mij Van der Houven van Oordt om mij te raadplegen over een verzoek van Verschuur op te treden als direc- | |
[pagina 982]
| |
teur (Zaalberg zal de andere directeur zijn) van de op te richten scheepvaartbank.Ga naar voetnoot1 Ik zeide hem, dat ik eenerzijds hoopte, dat hij er op in zou gaan omdat iedereen hem vertrouwt en wij anders licht een minder soort man krijgen (Nierstrasz ambieert het baantje), anderzijds moest ik erkennen, dat ik van de bank na de reorganisatie van de Koninklijke Hollandsche Lloyd geen of geringe activiteit verwacht, daar het aanvaarden van de door de wet gestelde voorwaarden door een verlieslatend scheepvaartbedrijf gelijk staat met het zich laten wurgen en de hulp der instelling wel uiterst spaarzaam ingeroepen zal worden. Daarbij komt dat, voor zoover zij wel hulp verleent, de kans groot is, dat het geldnemende bedrijf uiteindelijk toch haar schuld niet zal kunnen terugbetalen, de Regeering tot executie zal overgaan en de bank het door haar van den Staat opgenomen geld evenmin zal kunnen rembourseeren. Zij is dus voorbestemd een failure te worden, waaraan men beter doet niet zijn naam te verbinden.Ga naar voetnoot2 Ik zag echter wel, dat Van Oordt neiging had om er op de een of andere wijze aan verbonden te zijn - waarschijnlijk gevoelig zijnde voor de eer, het eerst van alle reeders benaderd te worden - en raadde hem den Minister voor te stellen, maar één directeur, Zaalberg, te benoemen en hem, Van Oordt, als een der twee commissarissen uit het particuliere bedrijfsleven te nemen of - indien de Minister meent 2 directeuren te moeten hebben (die niets te doen zullen hebben) - dezen post te aanvaarden en de betrekking van Voorzitter van de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij te blijven bekleeden. De Minister had op de mogelijkheid van het laatste reeds gezinspeeld - ofschoon zonder verbintenis. De Vereenigde komt nl. in afzienbaren tijd niet in aanmerking voor steun, daar zij nog over een ruime kas beschikt. De benoeming van Zaalberg als directeur is een uitvloeisel van zijn ontslagneming als directeur-generaal van den Arbeid na langdurige oneenigheid met den Minister, waaromtrent Zaalberg mij indertijd inwijdde. Weliswaar is de vrede in naam hersteld en prijst Verschuur hem als een zeer bekwaam man, maar hij laat hem toch maar schieten, hetgeen zonde en jammer is, want Zaalberg kent den socialen en economischen toestand in den lande als geen ander en is diep | |
[pagina 983]
| |
doordrongen van de noodzakelijkheid van versobering en loonsverlaging. Verschuur maakt gemakkelijk ruzie als gevolg van zijn slechte manieren en eigenzinnigheid. Of een ander echter aan de herrie met Posthuma ontkomen zou zijn, betwijfel ik, want deze is eenerzijds al te zeer doordrongen van zijn majesteit, anderzijds te zeer verbonden aan de opgewonden boterboeren, om redelijk te zijn. Nu heeft Verschuur evenwel ook al openbare ruzie met Kan over zijn ‘passiviteit’ in zake de verbetering van den toestand te IJmuiden.Ga naar voetnoot1 Ik zou waarschijnlijk bij meerdere aanraking ook tot spoedige botsing met hem komen. Zijn weigering verder overleg met ons in zake den scheepvaartsteun te plegen, was op het kantje, en de Reedersvereeniging heeft hij in het geheel niet willen ontvangen.
Eenige weken geleden kwam Bronsing als gedelegeerd commissaris van de Holland-Amerika Lijn mij vragen of ik er bezwaar tegen zou hebben, indien Valstar de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij verliet om directeur bij de Holland-Amerika Lijn te worden met als taak, die te reorganiseeren en weer omhoog te brengen. Natuurlijk heb ik ernstig bezwaar, want Valstar is bij ons onmisbaar, maar ik mag Bronsing niet verhinderen hem erover te spreken. Zoover is hij echter nog niet. Hij moet daarvoor eerst andere commissarissen der Holland-Amerika Lijn raadplegen. Bronsing is bij de Holland-Amerika Lijn zeer energiek te werk gegaan, maar overeenkomstig zijn aanleg zeer tactloos. Hij heeft een bewonderenswaardige werkkracht en een zeer vlug verstand, dat zuiver mathematisch werkt en met psychologie geen rekening houdt. Daardoor kan hij veel kwaad stichten, vooral omdat hij nu meent de geboren hervormer der Nederlandsche scheepvaart te zijn. Wij krijgen veel ellende indien de Minister hem commissaris der scheepvaart maakt, waar kans op is. | |
[pagina 984]
| |
hem niet veel. Hij was vol humor en zijn gezelschap waard, evenals zijn charmante vrouwGa naar voetnoot1 het is. Ik bewonder vooral zijn etskunst. Een tijd lang had ik zijn gansche oeuvre op dit gebied, maar ik heb te weinig tijd om portefeuillekunst te genieten en verkocht de collectie weer. Zijn schilderij ‘De graven der Khaliefen’, in mijn bezit, is ook een mooi werk, dat eigenlijk in een museum thuishoort. 18 Juli Moorrees ten eten, 19 Juli Lucien Bonzon, heden Paul Gleichman en zijn mij nog onbekende vrouwGa naar voetnoot2, een dochter van den oud-Gouverneur-Generaal De Graeff. Gisteren gesprek met Brand van de Paketvaart over samenvoeging van zijn onderneming met de Java-China-Japan Lijn.Ga naar voetnoot3 Men wil daar wel, maar spreekt over beheer van de Jana-China-Japan Lijn door de Paketvaart, wat voor de aandeelhouders der Java-China-Japan Lijn een onvoldoende garantie zou zijn. Brand zou het zwaartepunt naar Indië willen verleggen, zooals bij de Koninklijke Paketvaart Maatschappij geschiedt. Bij de ‘Nederland’ schijnt men zulks niet te willen. | |
21 Juli 1932.Gisteren zijn de onderhandelingen met de Deutsche Levante Linie over de vernieuwing van onze poolovereenkomst definitief afgebroken. In 1926 werd dat contract voor het eerst gesloten, voor 3 jaar, en in 1929 voor denzelfden termijn verlengd met concessies onzerzijds. Thans eischten de Duitschers weer een grooter deel van het vervoer van Griekenland voor zich op, wilden ons van Antwerpen en Bremen en van de kleine havens van Kreta uitsluiten. Ik herinner mij, dat toen voor het eerst van een dergelijke overeenkomst met de Duitsche lijn sprake was, ik aan Bock, den directeur, gezegd heb dat zij alleen waarde voor ons zou hebben indien daarmede de toestand in de Levant voor langeren tijd geconsolideerd werd en men niet telkens over de grootte van ieders aandeel had te kibbelen. Wij zijn | |
[pagina 985]
| |
het toen over de proporties eens geworden, maar hebben de zwakheid gehad in een 3-jarig contract toe te stemmen, met het gevolg dat de wederpartij, overeenkomstig zijn gulzigen aard, telkens meer vroeg. Thans hebben wij geweigerd iets toe te geven, en ofschoon Bock ten slotte de meeste van zijn eischen liet vallen, wilde hij aan zijn bazen, den Norddeutschen Lloyd en de Hamburg-Amerikanische Paketfahrt Aktien-Gesellschaft iets medebrengen, waarop de besprekingen, tusschen hem en Van Hasselt gevoerd, doodliepen. Het zal ons beiden geld kosten, maar ik zie niet hoe de strijd te vermijden was, willen wij ons niet geleidelijk door den onverzadiglijken Duitscher laten verdringen, waarmede in den loop der jaren reeds een begin gemaakt is. De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij had indertijd het monopolie in de Levant, thans heeft de Deutsche Levant Linie 50 à 60% van de retourlading en in het uitgaande verkeer nog meer. Het is waar, dat zij er steeds geld heeft verloren, terwijl wij er tot eenige jaren vrij goed uit kwamen, maar geen winsten behaalden. Die zijn sedert 1920/1 niet teruggekeerd. De algemeene resultaten van het bedrijf zijn in de laatste 3 maanden iets minder ongunstig, dank zij de geweldige besparingen op salarissen, onderhoud en proviand. Toch zijn wij nog bij het zeer slechte jaar 1931 ten achter. Tot nu toe hebben wij geen geld bij den Staat behoeven op te nemen. | |
23 Augustus 1932.Ten slotte zijn de Deutsche Levant Linie en Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij dank zij het geduldig werken der Van der Zee'sGa naar voetnoot1 toch tot elkaar gekomen. Het eenige wat wij toegaven is een reductie van 5% van ons aandeel in de lading van Griekenland. Daarentegen is het contract voor 4 jaren hernieuwd, terwijl de Duitschers het oorspronkelijk voor 1 jaar wilden sluiten. Wij hadden sedert Juli den indruk verkregen, dat wij bij een strijd in Griekenland veel meer dan die 5% zouden verliezen, en al zouden wij ons in Smyrna gehandhaafd hebben, het ware ten koste van vrachten van 5 à 10Ga naar voetnoot2 geweest, hetgeen ons thans slecht zou passen. Sedert mijn vorige notitie zijn er 3 belangrijke feiten of verschijnselen. 1. Hitler heeft bij de verkiezingen van eind Juli zeer in macht ge- | |
[pagina 986]
| |
wonnen, doch niet de meerderheid in den Rijksdag verkregen.Ga naar voetnoot1 Hindenburg wil hem niet de leiding geven. De vraag is wat nu? Sommigen denken dat hij toch de macht krijgt, anderen dat hij met het Centrum zal pacteeren. Helfferich, dien ik te Hamburg sprak en die zelf sterke nazi-sympathieën heeft, verwacht het eerste. Het gaat in dat geval naar willekeurige particuliere schuldverminderingen toe. Ik vroeg Helfferich wat hij dacht dat Hitler t.a.v. de door hem bepleite nationaliseering der banken zou doen, als hij het heft in handen heeft. ‘Dat is de groote vraag,’ meer wist hij niet te antwoorden. 2. Een ‘boom’ heeft zich op de New Yorksche effectenbeurs ontwikkeld, die door velen als het signaal van beterschap in de wereldeconomie wordt aangezien. I have my doubts. 3. OttawaGa naar voetnoot2 heeft helaas het resultaat gehad, dat Snowden er in April van verwachtte, en Baldwin's verzekeringen, dat de belangen van het Britsche Rijk een combinatie van de economische betrekkingen met ‘foreign countries’ medebrachten, hebben niet verhinderd, dat Engeland de rechten op levensmiddelen gaat verhoogen om de Dominions voorkeur te verschaffen.Ga naar voetnoot3 Het is een noodlottige beslissing voor de geheele wereldeconomie. Voor Nederland worden de vooruitzichten steeds duisterder.
Ik heb twee reisjes gemaakt, één met JérômeGa naar voetnoot4 naar oude Duitsche stadjes rondom het Harzgebied en in Westfalen (Soest en Halberstadt bevielen mij zeer, om van Hildesheim, dat ik van 1912 kende, niet te spreken) en één met onze ‘Colombia’ naar Hamburg, Kopenhagen en Oslo, waarop ik JetGa naar voetnoot5 en IsaGa naar voetnoot6 meenam. Prachtig weer en volledig succes. De boot was vol en de passagiers verrukt. Ik had aan tafel den Heer en Mevrouw KoningsbergerGa naar voetnoot7 (oud-Minister), Van Doorninck en Mevr.Ga naar voetnoot8 (Thesaurier-generaal), de Neeve en Mevr. | |
[pagina 987]
| |
(Nieuwe Rotterdamsche Courant), heel prettig. Te Hamburg aten wij bij Van AerssenGa naar voetnoot1 (consul-generaal) en ontmoetten Von Roedern (voorzitter Verband Deutscher Reeder), Burckhard (senator,) Hübbe (oud-president Handelskammer), Helfferich en hun dames. Te Hamburg gaf ik een contra-déjeuner aan boord, waar ik o.a. Carl Sillem en zijn vrouw (25 jaar niet gezien) uitnoodigde. Te Kopenhagen kwamen de secretaris van de legatie, Van Pallandt en zijn Russische vrouw,Ga naar voetnoot2 en te Oslo de zaakgelastigde, Van Harinxma met zijn echtgenooteGa naar voetnoot3 (Scheidius) aan boord. Groote zakenlunch te Kopenhagen aan Deensche relaties, met A.P. Møller als voornaamste gast. | |
26 Augustus 1932.Gisteren de Cators ten lunch gehad, tegenwoordig Sir Ralph en Lady Cator. Hij is rechter in de gemengde rechtbanken in Egypte, treedt over eenige maanden af. Zij is Adé von Schmidt auf Altenstadt, dochter van den vroegeren resident van Batavia.Ga naar voetnoot4 Of ik haar uit Indië ken of van mijn secretariaat van het Aardrijkskundig Genootschap, omstreeks 1900, herinner ik mij niet meer, wel haar levendigheid en aardig uiterlijk. Zij hield toen een alleraardigste voordracht.Ga naar voetnoot5 De Vereeniging Rembrandt is thans bezig de verwerving van de Verloochening van Petrus door Rembrandt met nog 2 kleinere schilderijen van denzelfden grootmeester voor te bereiden. De stukken komen uit de Hermitage en zijn niet duur. De Verloochening is in den toon van den Claudius Civilis te Stockholm, je krijgt er een klap van, voor mij ongeveer het mooiste werk van Rembrandt. Indien de zaak gelukt, heeft de Vereeniging bij haar 50-jarig jubileum in 1933 in de lijn van haar aanwinsten een culminatiepunt bereikt.Ga naar voetnoot6 Er zijn echter nog ernstige moeilijkheden op te lossen. Gelukkig hebben wij in Van Doorninck een warm voorstander. | |
[pagina 988]
| |
31 Augustus 1932.Gisteren trouwde mijn nichtje OlgaGa naar voetnoot1, oudste dochter van mijn overleden broeder Jérôme, te Hilversum met Floris van Hall, zoon van Adriaan van Hall, van H. Oyens & ZonenGa naar voetnoot2, en Nel Boissevain. Het huwelijk valt niet in den smaak van mijn schoonzusterGa naar voetnoot3, die ouderwetsch is en het bohémienachtige van deze van Hall's niet kan zetten en bovendien allerlei andere slechte hoedanigheden in hen ziet. Nu, Adriaan ken ik sedert mijn prille jeugd. Hij is in hooge mate slordig en men kan niet op hem bouwen, ofschoon hij zich het air geeft van een intelligente belangstelling in allerlei zaken te hebben. Hij is bekwaam en prettig in den omgang. De firmaGa naar voetnoot4 geniet geen bijzonder goede reputatie, van speculatief tot onbetrouwbaar toe, wat evenwel niet van den jongen Van EeghenGa naar voetnoot5 gezegd kan worden. Deze is thans met Gerrit OyensGa naar voetnoot6 partner, of liever directeur: de laatste catastrophe heeft er een Naamlooze Vennootschap van gemaakt, waarin Adriaan commissaris is. De zoon Floris heeft een assurantie-zaakje. Hij lijkt mij niet ongeschikt, is als Pa zeer slordig. De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij is in een staking van zeelieden en officieren gewikkeld, geproclameerd door de vakbonden naar aanleiding van de poging der wilde reederijen, lagere gages in te voerenGa naar voetnoot7, en onder hen, vanGa naar voetnoota Van der Vorm om indien dit niet gelukt, zijn schepen onder Engelsche vlag te brengen, die van de depreciatie van het pond geniet. De geregelde lijnen, die zelve niet wenschen te verlagen - althans voorloopig niet - hebben de wilde vaart eindelijk deze vrijheid moeten geven. Zij ligt volkomen stil, maar kan met verlaagde gages weer aan den gang gaan. De kortzichtige tegenstand van de vakbonden zal door de macht der omstandigheden vrij spoedig gebroken worden: in elk geval zijn wij, | |
[pagina 989]
| |
geregelde lijnen, onmachtig den tramps onzen wil op te leggen, al zouden wij zoo dom zijn, de vakbonden te willen steunen. De staking strekt zich niet tot de ‘Nederland’ en de Rotterdamsche Lloyd uitGa naar voetnoot1, zoodat onze lieden en in de eerste plaats onze officieren de ezels zijn die de kastanjes uit het vuur trachten te halen en daaronder zijn de ouderen vlak tegen de staking. De jongeren laten zich gemakkelijker opwarmen door een bestuur dat niet door diep inzicht uitblinkt. De nivelleering van loonen in Nederland en omringende landen zal niet belet kunnen worden. Hoe langer het proces duurt, hoe ernstiger voor Nederland. Anderzijds mogen wij het als werkgevers niet te zeer forceeren, nadat wij in 1931 en begin 1932 reeds zeer krachtige maatregelen ter bezuiniging hebben genomen, die de inkomens der officieren en machinisten in vele gevallen tot 50% hebben teruggebracht. Heden 52ste verjaardag der Koningin. Zij heeft niet aan populariteit gewonnen. Telkens laat zij een gelegenheid ongebruikt om te toonen, dat zij de gracieuse belangstelling der souvereine niet mist, laatstelijk met het universiteitsfeest, toen zij niets van zich liet hooren, terwijl de Prins aanwezig was en haar moeder een telegram zond. Het maakte destijds in het Concertgebouw een pijnlijken indruk. Hirschfeld bericht mij, dat hij Lamping als chef van den voorlichtingsdienst verworven heeft. Een goede keus wat bekwaamheid, buitenlandsche ervaring, aangenamen omgang betreft. Als hij maar niet te veel ambtenaar is, om de zaak op business-lines in te richten. | |
6 September 1932.De staking houdt aan. Wel vragen onze officieren zich af, waarom zij eigenlijk staken, nu de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij niet van plan is, in de eerste 6 maanden de gages te verlagen en de officieren van de ‘Nederland’ en Rotterdamsche Lloyd niet behoeven te staken, maar deze twijfel heeft tot nu toe niet verhinderd, dat Brautigam het heft in handen houdt en onverminderd zijn eisch handhaaft dat alle geregelde lijnen zich voor 6 maanden binden, alvorens de staking opgeheven wordt. Wij hadden tot gisteren geen maatregelen ter zelfverdediging genomen, doch hebben toen alle officieren en machinisten die zich niet bereid verklaarden te gaan varen, ontslagen terwijl wij het overbodig geworden wal- | |
[pagina 990]
| |
personeel zoveel mogelijk zullen ontslaan, met inachtneming van den wettelijken opzeggingstermijn, in de hoop dat in dien tijd de zaken een wending nemen, welke ons in staat zal stellen, het bedrijf op den tegenwoordigen omvang voort te zetten. Onze benepen kaspositie dwingt ons elke nuttelooze loonuitgaaf te vermijden en doen wij dit niet, dan zal het verschil tusschen stilliggen en varen niet groot wezen, van den directen financieelen kant bezien. Komt de oplossing niet spoedig, dan zal ik liquidatie der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij bepleiten. Het bedrijf kan toch in de eerstvolgende jaren bij onzen loonstandaard niet bestaan, en dat die in omringende landen zal stijgen, waardoor wij weer konkurrenzfähig worden, is onmogelijk zoolang het wereldverkeer tengevolge van invoer- en credietbeperkingen steeds weer belemmerd wordt. De zg. steunwet kan ons niet helpen. De voorwaarden zijn te bezwarend. | |
7 September 1932.Dankzij de tactvolle bemoeiingen van Valstar, die eenige besprekingen met Brautigam voerde, en de agitatie onder onze officieren, welke vermoedelijk eenigen indruk bij de tegenpartij verwekte, is er eenige kans, dat de staking bij ons opgeheven wordt. Gisteren bespreking met den heer Terpstra, Minister van Onderwijs, over de verwerving van de schilderijen van Rembrandt.Ga naar voetnoot1 Het zal wel lukken, de Minister is er voor en Van Doorninck eveneens gunstig gestemd. Eenig gevaar dreigt nog van de zijde van De Geer, maar de begrooting van Kunsten en Wetenschappen wordt er niet door verhoogd. De acquisitie van de verheven Verloochening van Petrus voor het Rijksmuseum zou een heerlijke daad zijn. | |
10 September 1932.Eergisteren audiëntie bij de Koningin, die mij uitgenoodigd had, evenals Van Aalst, Van EeghenGa naar voetnoot2, Trip, Crone en eenige anderen, haar over den toestand in te lichten. Zij behield mij ongeveer ¾ uur, ondanks den indruk van vermoeidheid die zij maakte. Hetgeen ik haar over den economischen toestand en de taak der Regeering zeide, belichaamde ik in een nota.Ga naar voetnoot3 Een eigen meening gaf zij als gewoonlijk | |
[pagina 991]
| |
niet. Ik herinner mij dat alleen van 1919, toen zij tegen den schepenroof door de Amerikanen uitvoer en de Engelschen welwillend uit de hoogte noemde. Het gesprek dwaalde later naar wat zonniger sfeer af. Zij was zeer onder den indruk van de Rembrandt-tentoonstelling, in het bijzonder van de teekeningen, die zij meesterlijk vindt en toetst aan haar eigen neiging tot teekenen. Zijn etsen zijn naar haar smaak te veel af en voor zijn magische kleureffecten bleek zij geheel ongevoelig te zijn. Zijn schilderijen kon zij wel droomen - zooveel reproducties ziet men er van, zeide zij. (Ik vind deze tentoonstelling in zoover onbevredigend, dat Rembrandt's schilderijen meerendeels ieder op zichzelf zoo grootsch zijn, dat zij er zich niet toe leenen, in een veertigtal in een kleine ruimte naast elkaar gehangen te worden, waarbij komt dat het licht in den binnenhof van het Museum, waar de tentoonstelling ondergebracht is, te schel is, althans bij zonneschijn.) Hoe weet ik niet, wij kwamen ook over de bevrediging die de mensch in zijn werkkring kan vinden, te spreken - o ja, ik sprak over de Vereeniging Rembrandt, hetgeen haar aanleiding gaf op te merken, dat het goed en prettig was iets naast zijn dagelijksche bezigheid omhanden te hebben, die den geest te eenzijdig in beslag neemt. Ik gaf dit toe, maar zeide dat er toch wel beroepen zijn waarin men geheel kan opgaan en die den geest toch gaaf houden. Zoo zeide ik, dat ik, als ik weer op de wereld kwam, er sterk over zou denken dokter te worden. ‘O, ik zou nooit alleen kunnen schilderen,’ zei Hare Majesteit. Nu, een groote artiste schuilt niet in haar, doch haar olieverfproductie viel mij onlangs toch mede toen zij hier tentoongesteld was. Op St. Lucas en Arti ziet men nog minder werk. Zij zeide mij, dat het haar speet, dat ik mijn ontslag bij de Kamer van Koophandel had moeten nemen en vermoedde, dat ik ook wel het gevoel zou hebben, veel te missen. Misschien wel, maar het schrijnt bij mij niet, want ik geef er mij rekenschap van, dat ik vruchteloos tegen al de economische verkeerdheden van den heer Verschuur zou gestreden hebben, verkeerdheden, tot op zekere hoogte onvermijdelijk, omdat het buitenland ons ertoe dwingt, maar die in vele gevallen ingevoerd werden om stemmen voor de verkiezingen te behouden en bovendien onnoodig duur. Dat wordt de moeilijkheid waarmede de nog steeds niet benoemde Economische Raad te kampen zal hebben, indien hij althans uit verstandige menschen wordt samengesteld. | |
[pagina 992]
| |
11 September 1932.De leiding der stakingGa naar voetnoot1 is aan werkgeverszijde in handen van den Voorzitter Goudriaan, een knap en scherp man, maar een Prinzipienreiter, geflankeerd door Van der Vorm, een eveneens bekwaam, maar volkomen gewetenloos man, waarmede Goudriaan rekening te houden heeft, omdat van der Vorm hem voor zijn bedrijfGa naar voetnoot2 groote bedragen voorgeschoten heeft. De leiding heeft steeds het belang van de trampreeders op het oog gehad en dat der geregelde lijnen daarbij ten achter gesteld. Na herhaalde waarschuwingen geuit te hebben is de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij er voor 8 dagen uitgetreden en dezer dagen hebben de meeste andere lijnen met hetzelfde gedreigd, daar zij bij het volharden bij het standpunt van Goudriaan, die de staking opgeheven wil zien, vóórdat de lijnen zich verbinden de gages niet te verlagen, in den strijd, dien zij nietuitgelokt hebben, verwikkeld blijven. Gisteren heeft Goudriaan tegenover de werknemers kamp gegeven, waarmede deze de feitelijke overwinnaars waren. De staking zou opgeheven zijn, als niet op het laatste oogenblik Bronsing geweigerd had, de dienstweigeraars a/b van ss. ‘Rotterdam’ weer aan te nemen. Dit is heel ernstig, want de Holland-Amerika lijn heeft de dienstweigering uitgelokt, door het bevel te geven, dat de boot van Boulogne een tweede reis naar New York moest ondernemen zonder Rotterdam aan te doen, daarbij steunende op een bepaling van de monsterrol, die tegen de tegenwoordige rechtsopvattingen ingaat en niet voorkomt in de nieuwe wet op het arbeidscontract ter zee, welke reeds lang door de Staten-Generaal is aangenomen doch nog niet in werking getreden. Bovendien heeft de kapitein zeer onbetrouwbaar gehandeld door te beloven dat de boot naar Rotterdam zou stoomen en naar het Westen koers te zetten. In het licht van deze feiten en gezien dat alleen daardoor de staking voortgezet wordt, zal Bronsing bakzeil halen. Doet hij het niet, dan zal, vrees ik, de staking bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij ook aanhouden, ofschoon Brautigam Valstar beloofd heeft, dat zij bij haar in elk geval overmorgen of Woensdag uit zal zijn. Ik voorzie, dat de leden der vak- | |
[pagina 993]
| |
organisaties, die tegen hun verwachting een volledige zege binnenhalen, op dit punt, waarop het moreele gelijk aan hun kant is, niet zullen toegeven. (Nader verneem ik, dat Bronsing na hevigen twist met de directie der Holland-Amerika Lijn, die hij als gedelegeerd commissaris en vertegenwoordiger van obligatiehouders geducht ringeloort, ingezien heeft, dat hij kwesties waarin het gezag der directie betrokken is, aan haar moet overlaten en zich tot financieele aangelegenheden te beperken heeft. Het zou mij echter in het geheel niet verwonderen, indien hij in den beginne de stroeve houding der directie geïnfluenceerd had.) | |
15 September 1932.De staking is uit, geëindigd met een volledige zege der werknemers.Ga naar voetnoot1 Men heeft haar op onberaden wijze uitgelokt en het gevolg kan van ernstige beteekenis voor de geheele loonsverlaging-beweging in den lande zijn. Gisteren vergaderde het bestuur van de Vereeniging voor de Economische Politiek. Rutgers, secretaris van den Vrijheidsbond, woonde haar gedeeltelijk bij. De vraag was: ‘Kunnen wij de partij blijven steunen?’ De liberale kamerfractie is zeer regeeringstrouw geweest en heeft daarmede herhaaldelijk in strijd met de liberale beginselen gehandeld. Ten deele was zulks verdedigbaar, omdat de crisistoestand maatregelen noodzakelijk maakte, welke in normale tijden economisch ontoelaatbaar waren. Ook een liberale regeering zou sommige van zulke maatregelen moeten voorstellen, maar de meeste van de door de Regeering voorgestelde steunwetten hadden zulke practische gebreken, dat zij niet door den beugel konden. Dat de tarwewetGa naar voetnoot2 het areaal van tarwebouw zou opdrijven, was te voorzien en is voorspeld, bovendien is zij omslachtig en duur. Zij kreeg den libe- | |
[pagina 994]
| |
ralen steun. De beetwortelsteunwetGa naar voetnoot1, die den Staat 14 of 16 millioen 's jaars kost, werd door de leden Bierema en Van Rappard verdedigd, de contingenteeringGa naar voetnoot2 en alle volgende maatregelen, waarvan de uitwerking averechtsch zal zijn en waardoor de verbruiker met meer dan 100 millioen per jaar prijsverhooging belast wordt, werden zonder mokken aanvaard. Eenige kracht is van de fractie niet uitgegaan, de leiding van Knottenbelt was onvoldoende. Ondanks de onmogelijkheid met dit soort economie door te gaan zonder de geheele economische en financieele structuur van het land in gevaar te brengen, en ondanks de slapte der Regeering inzake loonen en groote gemeenten, bestaat er een sterke neiging bij de fractie en ook daarbuiten, de Regeering te blijven steunen. Gelukkig bleek uit de mededeelingen van Rutgers, dat het Hoofdbestuur van den Vrijheidsbond daarin de dood van de Partij ziet. Ik vestigde er echter de aandacht op dat men eerst de indiening der begrooting over een week dient af te wachten. Mocht de Regeering inderdaad krachtdadig bezuinigen in den geest van het rapport-Welter en te kennen geven, dat zij de groote gemeenten flink wil aanpakken, dan kan men met haar vrede hebben. Steeds sterker geruchten doen echter de ronde, dat niet alleen nieuwe belastingen geheven zullen moeten worden, doch de Regeering met een nieuwe verhooging van invoerrechten zal komen, terwijl Rutgers gehoord had, dat zij om de katholieke stemmen in de Kamer te winnen, de wet op de bedrijfsradenGa naar voetnoot3, die van een economisch standpunt geheel ontijdig komt, ‘erdoor’ zal trachten te krijgen. Wij kwamen overeen, na de indiening der begrooting en na inwendig partijberaad weer bijeen te komen - op 30 September, maar onzerzijds zal zeer waarschijnlijk op een meer principieele houding aangedrongen worden. Met dat al geloof ik, dat het nog lang zal duren, voordat de meerderheid in het parlement tot een liberale politiek zal terugkeeren, al wordt de juistheid van haar grondslagen dagelijks meer gedemonstreerd. De arbeiders, geleid door de besturen der groote gemeen- | |
[pagina 995]
| |
ten, die zij in handen hebben, en, sedert de verschijning van het rapport-Welter, gesteund door alle categorieën van salaristrekkers, die hun inkomen bedreigd zien, ambtenaren, onderwijzers, rechters enz., kunnen voorloopig op een meerderheid in het Parlement rekenen. Valt deze Regeering, dan wordt zij door een meer linksche opgevolgd, zooals ook de verkiezingen wel een verschuiving naar links zullen opleveren. Niet voordat de zaken in het honderd zullen zijn geloopen, zal er orde op gesteld worden - door Colijn, indien hij dan nog krachtig genoeg is. Voorloopig is hij onmogelijk, ware het alleen wegens den haat dien men hem in Roomsche kringen toedraagt. | |
17 September 1932.Gisterenavond was Walrave Boissevain bij mij, die door JansmaGa naar voetnoot1, voorzitter der afdeeling Amsterdam van den Vrijheidsbond, vernomen had, dat het hoofdbestuur een actie tegen een bezuinigingspolitiek der Regeering à la Welter wil met het doel om de radicale leden der Roomsche fractie te beletten tegen de Regeering te stemmen, dus een tactische politiek, die lijnrecht tegen de liberale beginselen zou indruischen. Komt de berekening niet uit, en stemmen de Roomschen tegen de begrooting, waardoor de Regeering zou vallen, dan ware het oogenblik voor een nationale Regeering aangebroken met eenige liberale ministers. Daargelaten dat deze conclusie allerminst voor de hand ligt, is deze geheele mededeeling zoo zeer in strijd met hetgeen ik tot nu toe van Rutgers hoorde, terwijl ook Jansma mij er niets van gezegd heeft - hij was nog eergisteren bij mij - dat ik de positie nog eens moet sondeeren. Gisteren ook bezoek van Van Kempen, die na zijn ziekte zoo mogelijk weer in de Kamer moet komen, aangezien hij daar als Indische specialiteit zeer voldaan heeft - mijn geringe verwachting beschamend. Ik verzuimde nog te vermelden dat ik te Hamburg aan een diner bij Van Aerssen Graf von Roedern ontmoette, die zoo iets als regeeringscommissaris bij de Hamburg-Amerikanische Paketfahrt Aktien Gesellschaft en den Norddeutschen Lloyd is. Ik kende hem wel van vroeger. Hij liet zich verheugd uit over het ontslag van Glässel bij de Norddeutsche Lloyd, dien men à bout portant weggejaagd heeft, naar het schijnt o.m. wegens zijn contract met de Koninklijke Hol- | |
[pagina 996]
| |
landsche Lloyd, dat de Hamburg-Amerikanische Paketfahrt Aktien Gesellschaft een doorn in het oog is. ‘Daran wollen wir jetzt etwas rütteln,’ zei Roedern. Er valt echter niets te ‘rütteln’, want het contract loopt nog 8 jaar. Ik vroeg hem hoe hij zich het beheer van de Norddeutsche Lloyd voorstelde zonder een deskundig leider, want de afdeelingschefs daar kunnen geen leider zijn. Hij vertrouwde op de menschenkennis van AlbertGa naar voetnoot1, den nieuwen machthebber door Berlijn aangesteld, een advocaat, die ‘seine Leute zu wählen versteht’. Het is een zegepraal voor de Hamburg-Amerikanische Paketfahrt Aktien Gesellschaft in haar ouden strijd tegen de Bremensche concurrentie, die haar onder de bekwame leiding van Glässel te machtig werd. Zoowel Hamburg-Amerikanische Paketfahrt Aktien Gesellschaft als Norddeutsche Lloyd zijn ondanks de onlangs uitgevoerde reorganisatie vrijwel failliet en Hellferich zeide mij, niet te begrijpen hoe iemand hun nog crediet gaf. Zelf kan ik Glässel niet beoordeelen. Ik ken hem er te weinig voor, maar heb een onaangenamen indruk van hem. Hellferich heeft sterke Nazi-sympathieën. Hij liet zich ontvallen: ‘Wir müssen jetzt unanständig werden’, op de rentebetaling van particuliere schulden doelende. Het ‘jetzt’ was eenigermate misplaatst. | |
22 September 1932.Dezer dagen ontmoette ik op de Java-China-Japan Lijn den heer De Roos, tolk te Kobe, die goed op de hoogte van de Japansche toestanden is. Hij ziet ze somber in. De macht is in handen van de militair-fascistische partij, die met Mantsjoerije tegenover de rest van de wereld een zoodanig succes heeft gehad, dat haar houding steeds uitdagender wordt. Intusschen holt het land op financieel gebied naar een débacle. De Yen daalt voortdurend. Er is geen reden, waarom hij niet het verloop van de Mark in 1919/25 zou hebben. Voor de positie van Nederlandsch-Indië is het Mantjoerijsche avontuur een gelukkige afleiding. Anders ware een greep naar Celebes niet uitgesloten, hoewel voorloopig nog de Filippijnen en Fransch Indo-China in den weg liggen. De Java-China-Japan Lijn ondervindt wel | |
[pagina 997]
| |
de autoritaire neiging der Japansche regeering. De met haar concurreerende Japansche lijnen zijn het onder elkaar eens geworden; de outsider Ishihara, die een groot figuur in de fascistische partij moet zijn, is op wensch van de regeering in de conferenceGa naar voetnoot1 toegelaten en aan de Java-China-Japan Lijn is, eveneens op voorschrift der regeering, een ultimatum gesteld, inhoudende de voorwaarden waarop zij mag blijven varen. Er blijft haar niets over dan onder het juk door te gaan. Van Doorninck zond mij vertrouwelijk copie van een zeer sombere nota, die hij aan De Geer naar aanleiding van de begrooting aangeboden heeft. Inderdaad is deze begrooting, hoewel in de troonrede en in de millioenenrede de stormklok geluid wordt, een camouflage van een toestand die veel ernstiger is dan hij voorgesteld wordt. Zoo wordt over het hoofd gezien, dat - daar wij niet met een crisis van één of twee jaar te doen hebben, doch met een deflatie naar een blijvend lager niveau - de millioenen die ten laste van het crisisfonds gebracht worden, bij het tekort gevoegd dienen te worden. In hetzelfde licht zijn andere overbruggingsmaatregelen ontoelaatbaar: zoo het gebruik van overschotten uit vorige jaren, tot voor kort voor aflossing van schuld aangewend, doch nu in het credit der begrooting gebracht, zoo de aanval op de pensioenfondsen. Van het verlies op woningbouw (600 millioen heeft de Staat erin) wordt niet gerept. De bezuinigingsmaatregelen zijn ten eenenmale onvoldoende en veel te zware lasten worden op de bevolking gelegd. Met name is de verhooging van invoerrechten verwerpelijk. Ik ben benieuwd te zien wat Colijn er van zal zeggen. Verleden jaar heette het bij hem, hierna niet meer! Aan de werklozen-onderstanden wordt niet getornd. Vermoedelijk is deze begrooting het maximum waarvoor de Regeering in de Kamer een meerderheid denkt te krijgen en zou Roomsch tegen drastische maatregelen stemmen. Zullen de liberalen regeeringstrouw blijven of tegen stemmen? Doen zij het laatste niet, dan kan de partij zich gerust oprollen. Hoe het ook zij, de stoomwals der verarming is door geen verzet van Rome, socialisten en verontwaardigde onderwijzers tegen te houden. Hoe hardnekkiger de strijd tegen loonsverlaging, hoe vollediger de uiteindelijke verplettering. Arm Nederland! De groote gemeenten, met hun vabanque politiek, schijnen den dans weer te ontspringen, al zegt De Geer rake dingen aan hun adres! Ik vertrek heden naar Baden-Baden, misschien naar Italië. | |
[pagina 998]
| |
8 October 1932.Eergisterenavond teruggekomen. Ik vertoefde eerst 2 dagen te Baden-Baden in gezelschap van s'Jacob, over wiens gezondheid ik van Van Swinderen eenigen tijd geleden minder goede berichten ontvangen had. Het schenen voornamelijk geldzorgen te zijn, die hem kwelden en slapelooze nachten bezorgden. Hij scheen nu allright en zeide het ook te zijn - het tegendeel zegt hij niet gauw. Daar hij ook geen gebrek aan omgang had en in een sanatorium vertoefde, waar ik hem niet geregeld kon zien, zette ik de reis naar Venetië door, waar ik van Zondag den 25sten September tot Zaterdag den 1sten October bleef (Hotel Regina). Ik meen dat mijn laatste bezoek van 1907 dateerdeGa naar voetnoot1, toen ik er een zeerechtcongres tezamen met Loder en Asser en hun dames bijwoonde. Voor dien tijd was ik er nog eens of tweemaal geweest. Welk een schilderachtige stad en welk een rust, al hebben op het water de gondels het rijk niet meer alleen. Die stoombootjes op het Canal Grande zijn echter niet hinderlijk. De stad verliest haar cachet niet, trots de leelijke ijzeren bruggen bij het Station en de Academia. Er wordt niet veel gebouwd, want de exploitatie van vreemdelingen is de voornaamste nijverheid. De byzantijnsch-romaansche en byzantijnsch-gotische stijl der oude paleizen en van het inwendige van sommige kerken noch het vele barok der late 16e eeuw en uit de 17e en 18e eeuw, is rijk en zinnelijk, niet verheven als de bouwwerken van Toskane, maar uiterst bekoorlijk in zijn ensemble. De kerken zijn feestzalen, de schilderijen erin somptueus - Veronese, Titiaan en vele volgelingen. Tintoretto die je alleen te Venetië leert kennen en wiens ongelooflijke werkkracht en meesterschap ontzag inboezemen, is mystischer. Zeer trof mij Carpaccio, waarvan men buiten Venetië niet veel aantreft dat sterk boeit. Hij is de verteller bij uitnemendheid. Venetië verlaten hebbende, deed ik Castelfranco even aan, om het jeugdwerk van Giorgione in de Kathedraal aldaar te bewonderen (het midden der stad ligt in een 13e of 14e eeuwsch castello met hooge, gekartelde muren) en bracht den namiddag te Vicenza door, de stad van Palladio, vol paleizen. Ik had haar ook 25 of 30 jaar niet gezien. Een goed schilderijmuseum - ook in een paleis van Palladio. Interessant is ook het Olympisch theater van dezen grooten meester, die onze 17e eeuwsche architecten geïnspireerd heeft. | |
[pagina 999]
| |
Ik overnachtte te Brescia en bracht den Zondag in die mij onbekende stad door, modern in het grootste gedeelte, dat in een wijden kring den renaissance kern omgeeft, waar men echter bezig is skyscrapers in modern-italiaanschen smaak te bouwen. De mooie Piazza della Loggia laat men gelukkig onaangeroerd. Ik leerde er de schilderkunst van Moretto meer waardeeren dan ik tot nu toe deed. Zijn mooiste stuk hangt in de San Francesco rechts van den ingang. Het museum (pinacotheek) heeft veel goede stukken, o.a. twee Rafaels en een mooi portret van Boccacino. 's Avonds over Milaan, waar ik 5 uur in de cinema en restaurants moest zoek brengen (welk een imposant nieuw station!), naar Genève; daar 2 dagen bij de Chaponnières vertoefd, onze volkenbondsdelegaties vermeden, de familie te Nyon opgezocht en ten slotte een dag te Parijs, ook voor de familie. Behalve te Baden-Baden altijd mooi weer gehad, in Italië heel warm en nu weer in den tredmolen. De internationale toestand is er niet beter op geworden en de economische zeker ook niet. Het conflict Duitschland-Frankrijk is onoplosbaar, maar zal misschien nog jaren in latenten vorm voortwoekeren, zonder tot oorlog te leiden, die het einde der beschaving zou beteekenen. De houwdegens die thans in Duitschland aan de regeering zijn, maken geheel Europa tegen zich, doch de Hitlerianen schijnen hun kans verspeeld te hebben door Hindenburg te lijf te gaan. Met belangstelling mag men naar den uitslag der nieuwe verkiezingen op 6 November uitkijken. Ongeveer tezelfder tijd vindt de presidentsverkiezing in de Vereenigde Staten plaats. Een van de weinige lichtpunten in den toestand is de groote kans, dat Hoover, die geweldige mislukking, verslagen wordt en de democraten met Roosevelt aan de regeering komen. Hij belooft schappelijk te zijn op het gebied van invoerrechten en schuldinvordering. | |
11 October 1932.Gisteren is Jan Willem IJzerman heengegaan, 81 jaar oud, tot het laatst toe vol geestkracht. Ik heb in de jaren 1899-1907 bijna dagelijks met hem samengewerkt, als secretaris, later penningmeester van het Aardrijkskundig Genootschap, welker onvolprezen voorzitter hij was. Samen hebben wij destijds in dat dommelende lichaam nieuw leven ingeblazen, waarbij hij, wel te verstaan, verre mijn meerdere was. Nimmer is er een wolk tusschen ons gerezen en ik gedenk die jaren steeds met dankbaarheid en het meeste genoegen. Hij was een kerel. Men schreef hem fouten toe, maar zijn schitterende eigen- | |
[pagina 1000]
| |
schappen blonken ver daarboven uit. In Amerika zou hij multimillionair geworden zijn. Hier was hij de man van de daad en de wetenschap, die een groot Nederlander van hem maakte. | |
16 October 1932.Eergisteren at Zimmerman bij mij, waarna hij in het Koloniaal Instituut een lezing over Mexico hield, die men over het algemeen heel goed, maar ik niet heel brillant vond; herhalingen over natuurschoon tusschen economische opmerkingen door, positieve beweringen over de oude pre-colombiaansche beschavingen, die er naast waren. Hij is er vier maal in verband met een arbitrage geweest. Heden kwam Ter Meulen mij polsen over de vraag of ik de betrekking van Commissaris-generaal van den Volkenbond in Rumenië, dat onder voogdij gesteld moet worden, zou ambieeren. Hij had er met niemand te Genève over gesproken en kon dus niet garandeeren, dat men zijn keus zou steunen. Ik moest het denkbeeld dadelijk afwimpelen, daar ik de opvoeding van 5 kinderen (Jan volgt reeds zijn eigen weg) niet in de waagschaal mag stellen. Rumenië is het meest corrupte land dat ik ken (ik ben er vóór den oorlog eenige malen geweest). Ook zou het mij aan het hart gaan, mijn vele belangen hier op geestelijk gebied in den steek te laten. Wel wordt het tijd, dat ik naar een andere betrekking omzie, omdat ik bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, na 10 jaren sterk door de Kamer van Koophandel in beslag genomen geweest te zijn, wel een algemeen leidende positie inneem, maar mij niet met dagelijksch werk bezig houd, een overgangspositie, die naar retraite leidt, welke over eenigen tijd ook voor de jongeren bij de maatschappij gewenscht kan zijn en dus ook voor haar zelve. Mijn middelen veroorloven mij echter niet, zonder salaris te leven en daarom moet ik degelijk te rade gaan met mijn belangen en die van mijn kinderen voordat ik een besluit neem. Veel anders dan ‘waiting for something to turn up’ doe ik niet en Ter Meulen, die mijn inzichten en verlangens kent en lid van het financieele comité van den Volkenbond is, was op het idee | |
[pagina 1001]
| |
gekomen mij voor deze moeilijke doch goed betaalde betrekking te noemen. Een maand of tien geleden wees ik een andere positie af, omdat ik meende de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij in haar uiterst hachelijken toestand niet te mogen verlaten.Ga naar voetnoot1 Ik had toen nog hoop, dat zij met hulp van den Staat te redden zou zijn. Die hoop heb ik thans niet meer. Hoewel de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, dank zij drastische bezuinigingen nog niet op gebrek aan kasmiddelen vastgeloopen is, gaan haar inkomsten hollend achteruit. Misschien brengen de laatste 3 maanden van het jaar een tijdelijke verlichting (goede oogsten in Klein-Azië en Zuid-Europa), maar het ziet er niet naar uit, dat wij de volgende aflossing van onze 5% obligatieleening in Juli 1933 kunnen doen plaats hebben. Dan staat ons slechts het crediet van het semi-officieele lichaam ten dienste tegen rentebetaling en verschaffen van onderpand, hetgeen m.i. slechts voor het aflossen van bestaande schuld aanvaard kan worden, niet om het bedrijf te financieren. Daar ook daarvoor middelen vereischt zullen worden en intusschen de vloot, zonder mogelijkheid van vernieuwing, veroudert, moet de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij ten gronde gaan, tenzij wij besluiten de belangen van onze obligatiehouders te veronachtzamen. In hun belang ware liquidatie, welke daarentegen strijdt tegen het algemeen belang en dat der werknemers. | |
20 October 1932Bezoek van Waller over candidatuur-Van Kempen in Den Haag, welke door intrigues van Van Beresteyn en vrienden bedreigd werd. Voorts over mogelijke candidatuur van Molenaar, den bekwamen, maar wat militanten secretaris van het Verbond van Werkgevers, die echter niet de middelen bezit om zijn goed betaalde betrekking tegen een kamerlidmaatschap te verruilen. Ik zie geen bezwaar erin, hem daarvoor uit de kas der (Commissie voor) Economische Politiek een toelage te verstrekken, zooals de Roomsch-Katholieke werkgevers met Kortenhorst en de Sociaal Democratische Arbeiders Partij met haar vertegenwoordigers doen, waarbij wij hem zouden vrijlaten in de Kamer te zeggen wat hij wil. Wij kunnen hem echter onmogelijk duurzaam steunen. Ook is het de vraag of hij zou willen. Voorts had- | |
[pagina 1002]
| |
den wij het over de kolencontingenteeringGa naar voetnoot1, waarin geen nieuws. Wel bevestigde Waller dat het Verbond een groote boycot-actie tegen Duitschland voorbereidt en daarvan vertrouwelijk mededeeling aan het Reichsverband der deutschen Industrie heeft gedaan, dat verzocht heeft de actie nog even aan te houden, daar het hoopt bij de Duitsche Regeering succes te hebben in zijn streven tegen haar contingenteering van boter en groenten. Van Waller hoorde ik voorts, dat Anton Jurgens niet meer de groote man in de margarinetrust is. Na twee longontstekingen en een val - en veel inwendigen strijd (men verweet hem o.a. ongeoorloofde bevoordeeling van een broeder) - is hij moeten aftreden. De leiding schijnt nu bij de Engelschen te zijn. Tengevolge van speculaties moet Jurgens zijn fortuin vrijwel kwijt zijn. Ik heb hem slechts eens ontmoet, eenige jaren geleden in West-Afrika - aangelegenheden waarin de reeders nog steeds tegen zijn concern vechten. De werkgevers en -nemers in de scheepvaart streven naar een regeling, waarbij een verlaging van 20% der loonen zal verkregen worden, 5% te dragen door de werknemers en 15% door den Staat. Ik acht deze subsidieering van een geheelen bedrijfstak uiterst bedenkelijk en hoop dat Verschuur haar zal afwijzen. Onder de reeders sta ik echter zoowat alleen met mijn inzicht, waarin ik nog gesterkt word door de strooming in Engelsche scheepvaartkringen tegen buitenlandsche gesubsidieerde scheepvaart met represailles op te komen. Dit zou voor de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, die enorme passagebelangen in Engeland heeft en wier Pacific lijn tegenwoordig van lading van Peru naar Liverpool bestaat, doodelijk kunnen zijn. Gisteren aan de lunch H. Halbertsma en zijn vrouwGa naar voetnoot2 uit Batavia (achterneven). | |
22 October 1932.Gisteren lezing van Emil Ludwig, den schrijver en vogue, in het Concertgebouw. Viel niet mee, en toen hij vragen moest beantwoorden, maakte hij er zich zeer oppervlakkig van af. Daarna een souper in het Amstel Hotel, waarvan het hoogtepunt een schitterende rede van Prof. Laqueur was, een ouden vriend van den grooten man. Ik heb juist Ludwig's gesprekken met Mussolini gelezen, die eigenlijk | |
[pagina 1003]
| |
interessanter, d.w.z. goede journalistiek, zijn dan zijn goed geschreven biographieën. Eergisteren werd ik door de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Brussel opgebeld met de vraag of ik op 28 November te Brussel ter gelegenheid van het 30-jarig bestaan der Kamer wil spreken na Jaspar, dus een manifestatie ten gunste van Belgisch-Nederlandsche toenadering. Ik verwees haar naar Colijn, die daarvoor eerder in aanmerking komt. Hij bleek reeds geweigerd te hebben, omdat hij naar Rome moet. Ik behield de vraag eenige dagen in beraad en sprak gisteren Beelaerts en Colijn (den laatsten per telefoon). Zij moedigden mij beiden aan het verzoek in te willigen. Vandaag blijkt echter Jaspar minister in het kabinet-De Broqueville geworden te zijn, zoodat hij wel niet zal optreden. Daar het voornaamste thema in Brussel wel het verdrag van OuchyGa naar voetnoot1 zal zijn, vroeg ik Beelaerts naar den stand van zaken. Hij is niet zonder hoop, dat Engeland nog zal bijdraaien, daar ons handelsverdrag met Engeland onze positie vrij sterk maakt en hij voorts den indruk heeft, dat de weigering van Engeland, het verdrag van Ouchy goed te keuren van den Board of Trade afkomstig en door de Foreign Office nauwelijks gezien is. Hij had de kwestie met Simon te Genève willen bespreken, doch deze vloog voortdurend tusschen die stad en Londen heen en weer en was niet te pakken geweest. Colijn bleek, behalve door zijn reis naar Rome, door overwegingen van politieken aard verhinderd te zijn naar Brussel te gaan. Hij achtte een ministercrisis reeds in de volgende week mogelijk indien de verhooging van invoerrechtenGa naar voetnoot2 afgestemd wordt. Dezen maatregel heeft hij reeds als een dolksteek aan het verdrag van Ouchy gekenschetst, terwijl hij er nu aan toevoegde, dat de wereldconferentie van begin 1933Ga naar voetnoot3 op niets zou uitloopen, indien deze eenige kans | |
[pagina 1004]
| |
om de zaken in de goede richting te sturen, door een der vaders van het denkbeeld zwaar gehandicapt wordt. | |
25 October 1932.Bezoek van Vink, secretaris der Nederlandsche Kamer van Koophandel te Brussel. Jaspar heeft moeten bedanken als Belgisch spreker op te treden. Vink had mij telefonisch Carton de Wiart genoemd, die zich in de speciale antipathie van Beelaerts verheugt en mij dus minder raadzaam voorkwam. Na overleg met Franck (Nationale Bank) kwam hij thans met Devèze, Waal, hoofd van de liberale partij, die de vorige regeering tot aftreden gedwongen heeft. Ik ken hem alleen van naam, geen bezwaar. Vink zou heden nog door Beelaerts ontvangen worden en diens meening vernemen. Een onaangename geschiedenis in het algemeen en bijzonderlijk in dit verband is het wetsvoorstel tot verhooging der invoerrechten, dat de erkenning van het verdrag van Ouchy door de a.s. wereldconferentie aanzienlijk vermindert (indien het niet vóór dien tijd door Engeland naar de doos verwezen wordt). Ik plaats nog hedenavond een waarschuwend woord in het HandelsbladGa naar voetnoot1 ertegen, maar ik vrees zonder effect, daar de Christelijk-Historischen er wel tegen zijn, maar ervóór zullen stemmen om De Geer te redden. Anti-revolutionair stemt - behalve Colijn en misschien Schouten - ook vóór. | |
4 November 1932.Niet 2 maar alle anti-revolutionairen behalve één zouden met Colijn meegegaan zijn en zoo lag de beslissing niet bij de Christelijk-Historischen doch bij hem. De Geer leed dan ook de nederlaag, ofschoon het niet tot een stemming kwam. De behandeling van het ontwerp is tot die der begrooting uitgesteld. Men verwacht, naar ik hoor, kamerontbinding. Is dit zoo, dan zal weldra blijken, of Colijn op een meerderheid voor zijn geheele begrootingspolitiek kan rekenen. Het zou mij verwonderen daar de stemming in het land over het algemeen nog zeer roekeloos is en hij in het Roomsche kamp veel vijanden heeft. Gisteren heb ik met Maier van Colnaghi den koop der twee Rembrandts: de Verloochening en den Monnikskop voor ƒ 800.000 afgesloten, onder voorbehoud van goedkeuring door de Staten-Generaal | |
[pagina 1005]
| |
en fourneering van het geld aan de Vereeniging Rembrandt door het Koloniale Pensioenfonds. Het is een prachtige aanwinst, de mooiste die het Rijksmuseum in de 50 jaar gedurende welke de Vereeniging bestaat, gedaan heeft.Ga naar voetnoot1 Het landschap, waaromtrent Rotterdam geen besluit kon nemen, moeten wij laten schieten. Vink telefoneerde mij dezer dagen dat Devèze aanneemt te spreken. Het wordt 3 of 10 December. Dit hangt van den Hertog van BrabantGa naar voetnoot2 af, die uitgenoodigd wordt tegenwoordig te zijn. Heden interview van den hr. Joseph de Geynst, ex-redacteur van l'Etoile, Brussel, die mij een verstandige Belg leek. Van Zaterdag tot Dinsdag heeft De Boislisle bij mij gelogeerd. | |
12 November 1932.De verkiezingen in Duitschland en de Vereenigde Staten hebben een betrekkelijk gunstig verloop gehad. Het kabinet-Von Papen is eenigermate versterkt door den aanwas der Duitsch-nationalen en de verzwakking van Hitler; Roosevelt komt te Washington in de plaats van den stroeven Hoover, hetgeen een soepeler houding der Vereenigde Staten tegenover Europa zoowel in de schulden- als in de tariefkwestie kan beteekenen. Von Papen-Schleicher in Duitschland beteekent vermoedelijk een ordelijke ontwikkeling van zaken en zuiniger financieel beheer dan onder het Roomsch-Roode régime mogelijk was, dat op een nieuwe débacle zou uitloopen. De Duitschers hebben nu eenmaal een vaste hand noodig en gevoelen zich daaronder gelukkig. Hadden de Franschen na den oorlog een tegemoetkomende houding tegenover de revolutionaire regeering aangenomen en het nieuwe régime een kans van slagen gegeven, dan zou de mentaliteit der Duitschers zich allicht in meer democratischen zin ontwikkeld hebben. Hun concessies zijn echter te laat gekomen en hun afgedwongen. Het tegenwoordige kabinet is van de overwinning van den ouden Duitschen geest de uiting. Dat het zich - zij het ook op grove wijze - op het standpunt stelt van gelijkheid in ontwapening of bewapening, heeft de sympathie van iederen Duitscher en zal misschien tengevolge hebben, dat Frankrijk op dat gebied eieren voor zijn geld kiest, hoe zeer het - gedeeltelijk tengevolge van zijn eigen politieke speldeprikken - reden heeft, op eigen bodemverbe- | |
[pagina 1006]
| |
tering bedacht te zijn. Wij zullen de beteekenis van het nieuwe plan van HerriotGa naar voetnoot1 moeten afwachten. Voor Nederland is de economische oriëntatie van Von Papen - sterk agrarisch en autarchisch - nadeelig, maar het kan meevallen, nu de verkiezingen achter den rug zijn en Von Papen niet langer den wind uit de zeilen van Hitler behoeft te nemen. Het gerucht loopt reeds dat men ons op het gebied van de botercontingenteering meer ter wille zal zijn.Ga naar voetnoot2 In dit opzicht wordt het tijd voor ontspanning der gemoederen, want wij staan dichtbij een heftigen strijd, oorspronkelijk geboren uit de zeer onbehoorlijke houding van Duitschland jegens ons, maar zeer aangewakkerd door Posthuma en de zijnen, sedert ettelijke maanden gesteund door het Verbond van Werkgevers, dat onder den invloed van den bekwamen, maar militanten secretaris Molenaar staat. De reeders, en onder hen voornamelijk zij die voor rekening van Duitschers goederen vervoeren, betalen het gelag, daar de Duitsche lijnen van de boycot en contingenteeringsplannen van Nederlandsche zijde gebruik gemaakt hebben, een Hetze tegen de Nederlandsche lijnen in de Duitsche pers op touw te zetten. Ik heb Gelderman, den Voorzitter van het Verbond, op die uitwerking gewezen, terwijl Van Beuningen hem bij diezelfde gelegenheid (een bespreking op 10 dezer in Den Haag) over zijn meegaande houding inzake kolencontingenteering aanviel. Hij verdedigt zich door te wijzen op den drang van het meerendeel der leden en op het resultaat dat hij (het Verbond) ten slotte behaald heeft. Door zijn dreigende houding en overleg met het Reichsverband der deutschen Industrie, dat niets van de autarchische politiek van Von Papen-Von Braun moet hebben en invloed op dat kabinet uitoefent, draait Duitschland bij en komt er ook van kolencontingenteering ten onzent niets. Dacht men eergisteren nog, dat een kamerontbinding aanstaande was, thans schijnt men Ruys' kabinet tot aan den normalen verkiezingsstrijd in het leven te willen houden. Colijn is plotseling vriendelijk geworden en het gemitigeerde ontwerp verhooging van invoerrechten (de 30% wordt alléén op artikelen geheven die wij niet voortbrengen) wordt blijkbaar goedgekeurd.Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 1007]
| |
Ik bezocht eergisteren Van Doorninck, die verheugd was te vernemen, dat ik het plan Goudriaan-Brautigam (loonsubsidie voor de reederijen) ten eenenmale veroordeel. Hij zeide mij, dat De Geer ook heel goed begrijpt, dat toegeven aan dien aandrang volkomen verkeerd van een financieel en van een economisch standpunt zou zijn, maar Verschuur heeft het nog niet losgelaten. Die heeren schijnen tegenwoordig niet met elkaar te spreken, de zaak wordt telkens naar hem (Van Doorninck) en Hirschfeld verwezen. De reeders-commissarissen begrijpen ook wel, volgens van Doorninck, dat de Staat niet kan beginnen de loonen in een bedrijfstak gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen. Tot die heeren behoort ook Donker, die in de reedersvereeniging een sterk voorstander van het ongelukkige voorstel is. Het is een vreemde afdwaling van het gezond verstand of een staaltje van sterk opportunisme. Van Doorninck is overigens vol vertrouwen, dat de nieuwe bankGa naar voetnoot1 zegenrijk voor de scheepvaart zal werken, hetgeen ik niet kan inzien. Hij herhaalde mij (hetzelfde verklaarde hij mij reeds in den afgeloopen zomer) dat hij zijn betrekking zal neerleggen, indien het volgende ministerie op het gebied der staatsfinanciën even slap als het vorige is. Van Walree, die hoopt in den nog steeds niet benoemden Economischen Raad te komen en er aan Buitenlandsche Zaken telkens naar vraagt, zeide mij, dat dat departement aan Verschuur de leden van den Raad van Bijstand (thans demissionair) plus hem, Van Walree, heeft voorgesteld, met de bedoeling dat ik Voorzitter zou zijn.Ga naar voetnoot2 Verschuur noemde het een liberaal clubje en schijnt aan vertegenwoordiging uit verschillende provincies en bedrijven te denken - als hij überhaupt au sérieux denkt. Ik vermoed dat hij het zoolang mogelijk buiten dien Raad zal stellen, daar goede economische raadgevingen niet in zijn politieke kraam te pas komen. Ik houd mij geheel op den achtergrond om volkomen vrij te staan, voor het geval hij mij polst - of mij niet polst.Ga naar voetnoot3 Ik voorzie ook, dat de Economische Raad, gegeven de mentaliteit in regeeringskringen, weinig vruchtbaar werk zal kunnen leveren en evenmin een sinecure zal zijn. | |
[pagina 1008]
| |
14 November 1932.Heden bezoek van Joseph Asscher, druk als altijd, die een déjeuner te Parijs in elkaar wil zetten, waar Herriot moet spreken en aan Nederland concessies op tariefgebied moet doen. Asscher beweert geconstateerd te hebben, dat hier te lande tengevolge van de Fransche politiek jegens Duitschland een anti-fransche stemming ontstaan is (wat bepaald onjuist is, daar de verbittering zich tegen Duitschland keert, dat ons veel meer schade dan Frankrijk berokkent). In elk geval is men zich in Frankrijk bewust, dat het in de geheele wereld geïsoleerd is komen te staan. Daar het tevens in zijn overdreven contingenteeringspolitiek vastgeloopen is, wil het deze opgeven, hetgeen vermoedelijk beteekent, dat het de contingenten door prohibitieve rechten zal vervangen. Het ziet er niet naar uit, dat Herriot veel voor ons zal kunnen doen, want al heeft hij onder zijn ministers enkelen die vrij liberaal-economisch aangelegd zijn, de macht der belanghebbenden bij bescherming heeft reeds den doorslag gegeven. Ik gevoel niet heel veel voor Asschers plan op dit oogenblik, waarvoor hij Beelaerts wil winnen, maar ik zal hem niet tegenwerken. De kans is groot, dat Herriot weldra zal struikelen over de opheffing van het bankgeheim. | |
17 November 1932.Bespreking met Trip en Crone aan de Nederlandsche Bank over de Nederlandsch-Belgische toenadering. Ik heb nu bericht dat mijn spreekbeurt te Brussel op 10 December doorgaat en de Hertog van Brabant aanwezig zal zijn. Dit beteekent dat het Hof te Brussel er zich van vergewist heeft, dat men hier een gelijke manifestatie op touw zal zetten, eenige maanden later, met een lid van de Koninklijke familie erbij. Crone vond het te vroeg, daarvoor reeds voorbereidingen te treffen, maar ik zeide hem, dat ik te Brussel zijnde, moet kunnen zeggen, dat wij er ons op voorbereiden. Hoewel Trip, pas uit Genève terug, zeer pessimistisch nopens de houding van Engeland is, waren wij het er alle drie over eens, dat België en Nederland het verdrag van Ouchy spoedig moeten ratificeeren en tegenover de buitenwereld duidelijk moeten laten blijken, dat zij er de grootste waarde aan hechten. Dit is ook de meening van Buitenlandsche Zaken. Niet dat ik de Belgen geheel vertrouw. Zij willen zonder twijfel het pseudo-Moerdijk kanaal er door halen en hun vriendelijke houding zal daardoor ten deele verklaard moeten worden, als ook door | |
[pagina 1009]
| |
de onverschilligheid waarmede hun economische belangen door Frankrijk behandeld worden. Trip zeide, dat de Amerikaansche gedelegeerde in de commissie van voorbereiding van de wereldconferentie naar Amerika teruggekeerd was, doordrongen van de noodzakelijkheid, coulant inzake de schuldkwestie te zijn, mits Europa zijn tarieven verlaagt, waartegenover Amerika ook zijn tarieven moet verlagen. Het is echter zeer de vraag of dat inzicht door het Congres gedeeld wordt. Hij gelooft dat er weinig van de wereldconferentie terecht komt. Ook de Engelschen zijn weinig handelbaar. De conservatieven verwenschen haar in stilte en MacDonald begrijpt bitter weinig van economische problemen. Trip moet niets van Asschers plan hebben. | |
19 November 1932.Gisterenavond eerste bijeenkomst van de Commissie van Contact tusschen de Handelsfaculteit en het bedrijfsleven, welke ik tezamen met Trip en Crone en in overleg met Prof. Limperg in elkaar zette: ongeveer 40 zakenlieden en hoofdambtenaren van de regeeringsdepartementen. In MaartGa naar voetnoot1 bezocht mij Limperg dienaangaande, zeggende dat de professoren zeer het gebrek aan aanraking met de zakenwereld gevoelden en deze leemte zoo mogelijk wenschten aangevuld te zien. Voor mij bestond geen twijfel aangaande het bestaan van deze leemte en ik zegde mijn medewerking toe. Met weinig uitzonderingen namen alle uitgenoodigden aan. Aan dezen stap van de professoren ligt ten grondslag de - wat zij aanzien voor - miskenning van het hooger onderwijs en van de afgestudeerden door den handel. In hoeverre die miskenning bestaat en werkelijk miskenning is, zal nu moeten blijken. Indertijd - in het laatst van den oorlog, geloof ik - werd ik met eenige anderen door het Curatorium der Universiteit geraadpleegd over het nut van de oprichting van een handelsfaculteit.Ga naar voetnoot2 In de vergadering werd zij bepleit op grond van de wenschelijkheid van een betere en diepere opleiding van den koopman. Ik gaf toen als mijn meening te kennen, dat ik den toestand waarin de economische wetenschap aan de Amsterdamsche Universiteit slechts als bijvak van de rechtsfaculteit onderwezen werd, onjuist vond, maar dat men zich niet wijs moet maken, langs academischen weg betere en knappere | |
[pagina 1010]
| |
kooplieden te kunnen vormen. Een koopman kan men bezwaarlijk genoeg vinden, maar hij wordt geboren met een koopmansaanleg en flair, die het onderwijs hem niet bijbrengen zal. De academische opleiding die zijn schooltijd met tenminste 4 jaar verlengt, onthoudt hem gedurende dien tijd aan de praktijk, juist in de levensjaren waarin de jongeling soepel en geschikt is om de atmosfeer van het zakenleven in hart en nieren op te slurpen. In die jaren valt ook meestal de mogelijkheid, dat hij naar het buitenland kan gaan om zich verder te ontwikkelen en zijn talen beter te leeren. De afgestudeerde van 22 à 23 jaar is als beginneling in de praktijk niet nuttiger dan de jongste bediende van 18 jaar en moet voor lief nemen van onder af aan te beginnen, wat velen niet willen. Inschuiven in hoogeren rang zou moeilijk en soms onbillijk zijn, daargelaten dat men dan met een zekere mate van zelfoverschatting te doen krijgt. Ik achtte en acht nog de kans niet groot, dat de afgestudeerden der handelsfaculteit bedrijfsleiders worden - eerder accountants en specialisten. In deze eerste vergadering, die door een heel gezelligen maaltijd gevolgd werd, zette Limperg het karakter en de doelstelling van het onderwijs uiteen, waarbij hij erkende dat de faculteit er niet is om bedrijfsleiders te maken, maar om economisch onderwijs te geven. De naam is dus glad verkeerd. Overigens bepleitte hij het nut der theorie, maar overtuigde, naar ik geloof, niet velen die de zaak ongeveer zien zooals ik. DunlopGa naar voetnoot1, die slecht en langdradig spreekt, opponeerde. Trip liet blijken dat de jongelui van de handelshoogeschool veelal problemen stellen of scheppen en dus in zaken lastig zijn. Van Vlissingen vond, dat ze te achterlijk in de vreemde talen zijn. Kessler verdedigde ze in een heel aardige speech en Charles Boissevain zei ook wat te hunnen gunste, dat niet heel veel om het lijf had. Alle 6 maanden zullen wij bijeenkomen op dezelfde ongedwongen wijze. Hirschfeld was ook aanwezig. Ik sprak hem over de Belgische toenadering en vroeg hem of hij handelscijfers had over het goederenverkeer sedert 1929. Hij bleek de Belgen te wantrouwen en geloofde niet aan het in werking treden van het tractaat van Ouchy, daar de Engelschen den voet dwars zullen houden. Hij was het overigens eens, dat wij er zoo lang mogelijk voor moeten vechten en beloofde steun. | |
[pagina 1011]
| |
Ik sprak hem tevens over een idee, mij uit Buenos-Aires toegewaaid, den Vice-President der Argentijnsche republiek Roca, die eerlang te Londen verwacht wordt, om van de Engelschen zoo gunstig mogelijke voorwaarden voor den Argentijnschen invoer van maïs, lijnzaad en vleesch te bedingen, ook hierheen uit te noodigen. Wij leggen in tegenstelling met de Engelschen geenerlei moeilijkheden aan den invoer uit Argentinië in den weg en koopen veel meer van de Argentijnen dan zij van ons. Wij moeten dus zorgen dat onze uitvoer naar Argentinië niet bij dien uit Engeland ten achter gesteld wordt. Hij dacht dat Verschuur er wel iets voor zou gevoelen. Ik schrijf er Beelaerts ook over. De oude heer HintzenGa naar voetnoot1 is op 81-jarigen leeftijd overleden aan een prostaat-operatie. Hij was tot het laatste toe helder. Een uitmuntend econoom, een hoogstaand man, die alles voor het algemeen belang over had, wars van alle Streberei en met een voortreffelijk inzicht in zaken, iemand waarvoor men het hoofd buigt. Ook Carry van Bruggen stierf plotseling. Ik kende haar niet, maar wist veel van haar door haar man, mijn vriend Pit, die haar op lateren leeftijd huwde, verbonden door gelijken filosofischen aanleg. Zij was de laatste jaren neurastenisch en abnormaal, hetgeen Pit's leven zeer versomberde. Ik ging heden ter begrafenis waar niemand uit de letterkundige wereld sprak, hoewel de gelegenheid geboden werd. Pit stond daar hoog en toch zielig, omgeven door de onaanzienlijke Joodsche bloedverwanten van de overledene. Het was een droevige geschiedenis. | |
22 November 1932.Bruins sprak ik gisteren aan de Nederlandsche Bank. Volgens zijn zeggen, maakt men zich te Parijs in bankkringen ernstig ongerust over inflatie in verband met het vervallen van 21 milliard francs aan schatkistbiljetten. Inderdaad is de positie der Fransche financiën slecht, dankzij de zorgelooze politiek door Tardieu ingeluid en onder Herriot niet veel verbeterd. Maar inflatie met een ongekende hoeveelheid goud? Vandaag bezocht ik Beelaerts. Het blijkt dat hier niets geen plannen voor een contra-manifestatie ter zake van Ouchy bestaan en men ook geen overleg t.a.v. de aanwezigheid van den Hertog van Brabant | |
[pagina 1012]
| |
heeft gepleegd - het tegendeel van hetgeen de heer Vink verwachtte. Beelaerts vindt dezen een busy body. Over een uitnoodiging aan den Vice-President Roca zal Beelaerts het telegrafisch oordeel van Teppema, gezant te Buenos Aires, inwinnen. Waarschijnlijk bedankt hij en dan is de beleefdheid gedaan. Beelaerts is niet ongerust over de plannen van Japan t.o.v. Indië, waarover bij de Java-China-Japan Lijn nog al eens alarmeerende berichten binnenloopen. Hij geeft toe, dat zij in een amokstemming verkeeren, maar gelooft, dat zij zich in Mantsjoerije zullen vastwerken, waardoor zij voorloopig geen gelegenheid zullen hebben zich naar het Zuiden uit te breiden. Hun financiën bevinden zich in een deplorabelen toestand. Zij loopen hard naar een Krach, dit is mijn meening. De chargé d'affaires wordt niet alleen te Bogotá, maar ook te Mexico gehandhaafd, geheel overeenkomstig mijn advies aan Snouck. Het consulaat te Kaapstad wordt niet opgeheven, zooals beweerd wordt, maar. waargenomen door den jongen Van LennepGa naar voetnoot1 - zoon van Frank, die zich nog goed ontwikkeld moet hebben. LudenGa naar voetnoot2, de consul, is teruggeroepen. Kettwich Verschuur, gezant te Konstantinopel, wordt naar huis gestuurd, omdat hij op zeer onoordeelkundige, oppervlakkige en beleedigende wijze den consul te Smyrna, Stein Parvé, behandeld heeft. Het geval was ons reeds lang bekend en aan het Ministerie door een speciaal uitgezonden consul (Van Woerden) bevestigd. | |
26 November 1932.Verschuur heeft inzake het voorgestelde loonsubsidie voor de scheepvaart kamp moeten geven. Naar het schijnt, waren zijn eigen adviseurs (Hirschfeld o.a.) er tegen.Ga naar voetnoot3 Heden installatie van het bestuur der stichting ‘Gooireservaat’ te Haarlem door Röell, ambtshalve voorzitter. Aan het daaropvolgend déjeuner op het gouvernementshuis zat ik tusschen De Vlugt en Henri Polak. Wij hadden het o.m. over den zesdaagschen wielerwedstrijd in het Rai-gebouw en waren het erover eens, dat hij een symptoom is van een zich ontbindende cultuur, die aan de laatste dagen van het Romeinsche keizerrijk herinnert. Polak ziet in de economische problemen niet het minste licht. Ik | |
[pagina 1013]
| |
zeide hem, dat ik al 2½ jaar lang den onafwendbaren ondergang tegemoet zie. En aanstonds moet ik te Brussel het Ouchyverdrag gaan verdedigen! Men moet nimmer kunnen zeggen, dat wij lauw in pogingen tot verbetering of afwending van het ergste gevaar geweest zijn, maar hoe futiel zijn die pogingen tegenover het noodlot dat de wereld over zich heen haalt. Daarna bezocht ik den jongen Den TexGa naar voetnoot1, burgemeester van Bloemendaal, om hem voor het behoud van het duin tusschen den Bloemendaalschen Zeeweg en IJmuiden te interesseeren. Ik heb Van Doorninck daarvoor belangstellend gevonden, hetgeen veel beteekent, al wordt het een heele kluif voor den Minister van Financiën in deze tijden. Maar nu of nooit, want dit eenig terrein van oernatuur in Noord-Holland is sterk bedreigd door de zich uitbreidende bevolking en de eigenaren zijn allicht thans meer geneigd schappelijk bij den verkoop te zijn dan eenige jaren geleden. Het deel dat onder Bloemendaal ligt, behoort bijna geheel aan de Erven Van der Vliet en dit verkeert wegens de nabijheid van den zeeweg in bijzonder gevaar, evenals de Noordelijkste strook, het Heerenduin van Boreel, dat aan de bebouwde kom van IJmuiden grenst - ook met het oog op den hoogen leeftijd van den eigenaar. Den Tex toonde levendige belangstelling en wil ook Elswout voor zijn gemeente behouden. Hij zal beginnen met den rentmeester der Van der Vliets te polsen en mij laten weten. Laat ons doen, alsof onze maatschappij voortbestaat. | |
8 December 1932.De vorige week bracht ik eenige dagen te Londen door om JanGa naar voetnoot2 op te zoeken, wiens chef, de heer Layman, zeer tevreden over hem bleek te zijn. Hij wordt door de Hirsts zeer hartelijk en vriendelijk aan allerlei soort kennissen geholpen en gaat als mensch zichtbaar vooruit. Een goede Engelsche omgeving is daar zeer geschikt voor. Ik vond Hirst, Molteno en anderen zeer somber gestemd naar aanleiding van de moeilijkheden met de Vereenigde Staten inzake de schuldafbetaling. Geen wonder, want wat moet er van de wereld worden, indien deze last niet van haar afgewenteld wordt? Ik woonde als gast een freetraders' lunch bij, waar Snowden en Herbert Sa- | |
[pagina 1014]
| |
muel het woord voerden, de eerste zeer caustiek jegens zijn vroegere collega's in het kabinet - zeer ten rechte - de laatste veel minder to the point, maar geheel overnemende het denkbeeld dat ik in April in mijn speech in het Metropole Hotel te Londen met betrekking tot de schepping van een lowtariff-zone om de Noordzee lanceerde, thans een vrome wensch.Ga naar voetnoot1 Tot mijn verrassing ontmoette ik er ook Lord Revelstoke (Cecil Baring), dien ik sedert jaren op zijn kantoor spreek, maar in wien ik geen freetrader vermoed had. | |
12 December 1932.Eergisteren had de viering van het 30-jarig bestaan der Nederlandsche Kamer van Koophandel te Brussel plaats. Zij verliep naar wensch: een zoo groot mogelijk succes - goed in elkaar gezet. De heer Devèze, chef der liberale partij, sprak voor de Belgen, ik voor Nederland in de groote zaal van het Paleis der Academiën. Franck had de vriendelijke attentie gehad, ons tevoren aan de Bank voor het déjeuner te vragen, waar ik met onzen gezant, den heer Van Nispen, kennis maakte, verder met August Vermeylen, rector van de Gentsche Universiteit. Devèze is een rasechte Belgische politicus en maakt geen bijzonder betrouwbaren indruk. Verpolitiekt is België nog veel meer dan Nederland, waarbij de verdeeling van het land in twee rassen een groote rol speelt. Bij de plechtigheid in het Paleis der Academiën en 's avonds aan het banket waren talrijke Belgische ministers en oud-ministers aanwezig, waaronder ettelijke die wij niet lang geleden niet als vrienden van Nederland konden tellen. Het streven naar toenadering is van hun zijde bepaald oprecht, maar niet gebaseerd op sympathieën, doch op zakelijke overwegingen. Frankrijk behandelt België in de laatste jaren op tariefgebied zeer onverschillig en duwt het naar ons toe. Verandert dit gegeven, dan laat de Fransch-sprekende Belg ons weer met pleizier in den steek. Een andere overweging is de heimelijke hoop, de door hen zoo vurig gewenschte Antwerpen-Rijn verbinding eerder naar binnen te halen door ons vriendelijk te stemmen. Wij moeten het geval met ons verstand beschouwen. Een goede verhouding tot België, samenwerking op alle mogelijke gebied zijn van zeer groot belang: een offer waaronder wij blijvend gebukt zouden gaan, zeker niet. Het verdrag van | |
[pagina 1015]
| |
Ouchy bevat die fout niet, integendeel het brengt ons vrijer ruilverkeer en is de kern voor een liberaal régime in een veel grooter gebied, indien andere landen het niet onmogelijk maken, waarop helaas veel kans is. Laat ons dan met warmte dit verdrag steunen en hopen dat daaruit de verstandhouding, die de laatste jaren zooveel beter geworden is, een blijvend goede zal worden. Misschien leggen zij zich ten slotte bij de onbereikbaarheid van hun Antwerpen-Rijnwenschen neer. Het gevaar is echter groot, dat Colijn het ten slotte klaar speelt het hun te bezorgen. Posthuma heeft in een grof-humoristischen toast aan het banket mijn verstandelijk standpunt aangevallen en op vrij goedkoope wijze het gevoel in internationale kwesties verdedigd. Deze critiek voor het Belgische forum leek mij van twijfelachtigen smaak, verraste mij niet van dezen steeds blaffenden waakhond, die soms als een dolle aan zijn ketting heen en weer springt. Het ware te wenschen dat de berichtgeving door de correspondenten van onze groote bladen beter ware. De meesten stellen zich op het Vlaamsche standpunt en sympathiseeren soms duidelijk met de Vlaamsche extremisten, zeer ten nadeele van onze verhouding tot België, daar het de Regeering prikkelt en niet ten voordeele van de Vlaamsche zaak, die er aldus steeds op aangezien wordt, haar steun uit het buitenland te verkrijgen. Van Boetzelaer, de secretaris van het Gezantschap, naast wien ik aan tafel zat, en later Romburgh, de consul-generaal, vertelden mij, dat Wessel, de nieuwe, uit Berlijn overgeplaatste correspondent van het Handelsblad, zich dezer dagen bij den laatsten voorgesteld en zeer extremistische meeningen geventileerd had. Hij zou gezegd hebben, België geen levensvatbaren staat te achten. Het is voorbestemd uiteen te vallen, waarop de Vlamingen zich bij Nederland zouden voegen. Over Dr. Borms, die zelfs bij de Vlamingen matige sympathie geniet, liet hij zich vol bewondering uit. De heer Romburgh was ten zeerste verbaasd over dergelijke uitlatingen van den vertegenwoordiger van een voornaam blad als het Handelsblad en rapporteerde ze aan den Gezant, die ze niet minder betreurde, daar het optreden van een man, met dergelijke vooropgezette ideeën uitgerust, de taak van het gezantschap slechts kan verzwaren. Ik heb hetgeen mij ter oore kwam, heden aan Von Balluseck, den hoofdredacteur, overgebracht en sprak er later AlexGa naar voetnoot1 over, dien ik toevallig in den trein naar Den Haag ontmoette. | |
[pagina 1016]
| |
Beiden waren ten zeerste ontstemd en verwonderd, daar Wessel voor zijn vertrek de boodschap meegekregen had zijn eigen politieke meeningen over België, voor zoover hij ze bezat, op te bergen. Von Balluseck bleek te weten, dat hij zeer sterke Vlaamsche sympathieën had. Het is reeds een fout, een man voor de berichtgeving naar België te zenden die met zijn gevoelens sterk in het een of andere Belgische kamp staat. Heden werd de wereld verblijd met het goede bericht uit Genève, dat Duitschland weer aan de besprekingen over ontwapening zal deelnemen, nu die op den grondslag van pariteit zullen plaatsvinden. Daarmede is een groote verlichting verschaft, maar de moeilijkheden om den juisten modus te vinden, blijven zeer groot; tevens kwam - en dit was niet onverwacht, maar niettemin jammerlijk - het bericht dat Amerika de onvoorwaardelijke terugbetaling van den Decembertermijn der geallieerde schulden eischt en het beding door Engeland en Frankrijk gesteld, een andere regeling voor de toekomst met hen te bespreken, afwijst. Men ziet niet in, dat deze landen, na het stellen van dit beding, volgende op hun eerste nota's, waarin zij de noodzakelijkheid van een uitstel van betaling bepleitten, onvoorwaardelijk zullen betalen. Zij worden dus waarschijnlijk wanbetalers, een voorbeeld dat allicht door minder ernstige landen gevolgd zal worden en de bedenkelijkste gevolgen voor het credietwezen kan hebben. Anderzijds zou de geforceerde betaling van £ 20 millioen goud door Engeland een verdere verzwakking van het Pond veroorzaken met verdere prijsdaling en ruïne in den nasleep. De onhandelbaarheid van Amerika, die bij het congres en den onwetenden kiezer zit, kan alleen door straf aan den lijve genezen worden, maar wanneer zal deze als zoodanig erkend worden? De ellendige toestand in dat land, die ook reeds een gevolg van zijn dwaze economische politiek is, wordt daaraan door de Amerikanen, met uitzondering van de economisten en wellicht de bankiers, niet toegeschreven. Bij het scheiden van de markt heeft de Tweede Kamer goedgekeurd, dat de tarwewet, die de boer ƒ 12, - voor zijn product geeft, terwijl de wereldprijs ƒ 4,50 is, die de bebouwde oppervlakte verdubbeld heeft en de meelfabrikant dwingt 40% binnenlandsche tarwe in zijn meel te gebruiken, die hij voor ƒ 16, - moet koopen, tot 1937 verlengd wordt.Ga naar voetnoot1 Daarmede wordt de afbraak van de tegenwoordige kunstmatigheid naar normale toestanden ernstig gepreju- | |
[pagina 1017]
| |
diceerd. Opnieuw heeft de liberale kamerfractie met de meerderheid meegestemd. Naar mijn meening is de tijd gekomen, den band met de partij af te snijden. Ik heb daarover een korte nota opgesteld, die ik aan Waller ingezonden heb.Ga naar voetnoot1 Bovendien is de kans groot, dat onze candidaat Van Kempen in Den Haag het tegen den intrigant Van Beresteyn afleggen zal. Op Kerstdag stierf plotseling Van LyndenGa naar voetnoot2, de onder-voorzitter van den Raad van State, dien ik meermalen ontmoet heb en mij altijd als een uitstekende candidaat voor het presidentschap der Nederlandsche republiek, als het daartoe eens kwam, voorgekomen is. Hupsch, algemeen ontwikkeld, het beste type van den edelman. Men heeft indertijd gehoopt, dat hij door zijn verzetting naar Den Haag en zijn benoeming aan het Hof, invloed op de zoo afgezonderde Koningin zou verkrijgen. Deze hoop is niet vervuld, de Koningin gaat haar eigen weg zonder veel raad in te winnen. Zij zal den opvolger moeten kiezen. Ik ben benieuwd wien zij nemen zal. De keus is niet groot. | |
31 December 1932.Met Waller tezamen Fock bezocht - op diens verzoek. Bastiaans, griffier der Tweede Kamer, liberaal en vrijhandelaar, was ook aanwezig. Het ging over de weinig verkwikkelijke toestanden in de Haagsche afdeeling, waar Mevrouw Boon, de invloedrijke echtgenoote van het niet algemeen geachte KamerlidGa naar voetnoot3, tracht Van Beresteyn in plaats van Van Kempen gekozen te krijgen, of naar het schijnt, als pis-aller de verkiezing van een liberale afgevaardigde te doen mislukken. Onzerzijds werd onze groote ontstemming over de houding der liberale kamerfractie in economische aangelegenheden te kennen gegeven, die ons doet aarzelen verder met de partij samen te werken. Wij zullen de andere bestuursleden van onze Vereeniging voor de Economische Politiek raadplegen. |
|