Herinneringen en dagboek (3 delen)
(1970)–Ernst Heldring– Auteursrechtelijk beschermd[1929]2 Januari 1929.Het afgeloopen jaar is gunstig voor het land en de stad geweest, en de naaste toekomst laat zich eveneens met matig optimisme aanzien. Het dreigende gevaar voor de ontwikkeling van het internationale handelsverkeer is de in aantocht zijnde mislukking van de pogingen tot algemeene tariefverlaging. De woorden van 1927 blijken meer en meer schoone klanken, althans op het gebied der invoerrechten, te zullen zijn, en indien Engeland overgaat tot het toepassen van safeguarding op groote schaal, waarnaar de strooming steeds krachtiger wordt, dan is alle kans op een beteren toestand verkeken. Dan zal het moeilijk worden, het protectionisme bij ons buitenshuis te houden. Zoowel wollen goederen van Tilburg als katoenen weefsels | |||||||||||
[pagina 779]
| |||||||||||
van Twente gaan thans voor een groot gedeelte naar Engeland. Wordt dit afzetgebied gesloten, dan zal de aandrang om textielgoederen hier te weren en onze industrie althans de binnenlandsche markt te verzekeren, dien de Tilburgers al lang uitoefenen, buitengewoon sterk worden. De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij consolideert zich verder: ik heb hoop dat zij over eenige jaren weer behoorlijke winsten zal kunnen maken - aan de eene zijde door geleidelijke uitbreiding der passagiersvaart, anderzijds door het laag houden der uitgaven. Valstar heeft in dit opzicht veel bereikt en heeft de zaak goed in handen. In de derde plaats moet het type vrachtschepen, voor zoover het nog uit de oude doos is, zoo snel mogelijk gemoderniseerd worden. Helaas heeft Den TexGa naar voetnoot1 zijn voornemen te kennen gegeven, aan het einde van 1929 te zullen aftreden. Vijf jaar geleden bracht ik hem daarvan af, thans zullen wij er ons bij moeten neerleggen. Hij is een rustig werker, die door zijn nuchteren kijk op zaken en personen en zijn groote kennis van het assurantie-vak groote diensten aan onze zaak heeft bewezen. Zijn besluit bevestigt mij in mijn voornemen het voorzitterschap der Kamer van Koophandel op hetzelfde oogenblik neer te leggen. Dit voornemen heb ik op reeds nieuwjaarsdag van 1928 aan Du Mosch meegedeeld, die mij kwam vertellen dat hij ook aan het einde van 1929 wegging. Eenige dagen later hoorde ik van Dubois, dat Du Mosch onaangenaam getroffen was door het feit, dat ik geen poging in het werk gesteld had hem van het voornemen af te brengen. Hij is wegens zijn serviliteit tegenover grootere heeren dan hij en door zijn langdradigheid volkomen ongeschikt voor het Voorzitterschap. Crone is de aangewezen man. De Burgemeester is den 27 Dec. voor 4 maanden naar Indië vertrokken. Den dag voor zijn vertrek ontving hij van den Minister van Waterstaat bericht, dat deze definitief zijn keus op het plan Geldersche Vallei gevestigd heeft en eerlang een definitief voorstel aan de Gemeente zal doen. Het lijkt mij zeer de vraag of deze het zal aannemen, want de campagne welke Donker en Köhler (de laatste ondanks zijn hoedanigheid van gemeenteambtenaar) tegen de Geldersche Vallei voeren, heeft Ter Haar, met wien ik dezer dagen telefoneerde (hij vervangt den Burgemeester), den moed in de schoenen doen zinken, terwijl velen in den Gemeenteraad terecht zoodanig op | |||||||||||
[pagina 780]
| |||||||||||
den Minister gebeten zijn - die het plan-Wijk, dat Amsterdam nu eenmaal wilde, op zijde blijft schuiven (ofschoon het technische bezwaar ertegen - de stuw, door Waterstaat noodig geoordeeld - vervallen is) - dat zij reeds daarom tegen elk ander plan zouden zijn. Te elfder ure komt nu ook nog een bacterioloog, Dr. Jan Smit, betoogen, dat de verdeeling van het IJmeer in twee deelen, door een kanaal met leidammen, de zuivering van het water in het Zuidelijk deel, waarin de riolen van Amsterdam zich ontlasten, onmogelijk zal maken. Ik zie dus een beslissing weer voor onbepaalden tijd uitgesteld. De Geer, dien ik onlangs over deze aangelegenheid sprak, zeide ik, dat, hoewel mij beide kanalen goed zijn, ik het verstandig zou vinden indien de Regeering met het plan-Wijk kwam, omdat daarover in Amsterdam geen verdeeldheid bestaat. Van België moet dezer dagen een nota over de technische zijde van de verbinding Schelde-Volkerak inkomen of ingekomen zijn. Daar de Belgen zoowel als wij parlementsverkiezingen in het voorjaar hebben, wordt deze zaak zeker weer een jaar vertraagd. De Geer belde mij op oude jaar op, om mij te vragen lid van den nieuwen Beleggingsraad te worden. Ik bedankte er voor - gebrek aan tijd - en noemde hem RehbockGa naar voetnoot1 en Abr. Muller als geschikte personen van standing - niet in bankzaken. | |||||||||||
19 Februari 1929.Een Flamingante leeraar heeft namens activisten AlexGa naar voetnoot2 ter publicatie aangeboden een afschrift van een militaire conventie tusschen België en Frankrijk, waarbij Engeland ook partij zou zijn en waarin o.m. wordt gezegd, dat men Nederland in een eventueelen oorlog tegen Duitschland zou dwingen partij te kiezen. Als ik het wel begrepen heb, zou er in staan dat een reden tot oorlogsverklaring een agressieve houding van Nederland in zake de Schelde enz. kan zijn. Het origineel van het stuk, dat uit de nalatenschap van een der medeteekenende Belgische generaals gestolen moet zijn, heeft D.G. van Beuningen gekocht. Het is gedateerd op Sept. 1927. Hij heeft er een afschrift van aan Buitenlandsche Zaken getoond. Alex, die er met Snouck over gesproken heeft, vernam van dezen dat men het daar voor echt aanziet. Het Handelsblad zal het niet publiceeren, omdat het geen 100% zekerheid der echtheid bezit en omdat zijn | |||||||||||
[pagina 781]
| |||||||||||
redactie niet in staat is zoo'n zaak rustig en intelligent te behandelen. BrunaGa naar voetnoot1, die het zou moeten doen, is reeds sterk pro-Duitsch en ophakkerig. Kalff, de hoofdredacteur, is een nul. De activisten hebben zich daarop tot het Utrechtsch Dagblad gewend, welks redacteur Ritter er zeker op aangevlogen is, maar welks directeur, volgens Alex een bezadigd man, ook slechts een kalme behandeling wil. Eigenaardig is het, dat men de Nieuwe Rotterdamsche Courant voorbij geloopen is, naar de activisten in kwestie zeggen omdat zij te formeel is en de zaak eerst met de gezantschappen zou gaan bespreken. Dergelijke militaire afspraken verwonderen mij niet, maar ze toonen hoe weinig wij gevorderd zijn. Dat Engeland meedoet is wel heel sterk. Ik hoop, dat het stuk openbaar gemaakt zal worden, doch ik begrijp dat het Handelsblad het niet aandurfde.Ga naar voetnoot2 Den 15den woonde ik een zitting van den Raad van Bijstand aan Buitenlandsche Zaken bij, waarbij ook de Minister van Waterstaat en de ingenieurs Rosenwald en Schönfeld aanwezig waren, de beide technici die met de Belgische delegatie in October (of November) gesproken hebben. Het Belgische memorandumGa naar voetnoot3, naar aanleiding daarvan opgesteld, is niet onwelwillend. Het brengt de zaak echter niet veel verder, maar geeft den indruk dat men over het Kreekrakkanaal wel eens zal worden, ofschoon zij op de uitmonding bij Willemstad staan. Het is jammer, dat Van Konijnenburg niet bij de officieele besprekingen met de Belgen betrokken is geworden, doch ik heb den indruk, dat de Belgen, die eerst particulier met hem gesproken hadden, verontwaardigd of verbaasd geweest zijn, dat hij wegbleef, zooals Nypels beweert. Evenmin heeft Waterstaat een karikatuur van Konijnenburgs plan geleverd. Wel zal dit departement, waar de heer Rosenwald in hem een mededinger naar het directoraat-generaal ziet, hem links laten liggen. Toch heeft de Minister van Waterstaat den wensch uitgesproken, dat hij zijn plannen schriftelijk uiteenzet. Ook de kwestie van de doorvaart bij Maastricht in verband met den | |||||||||||
[pagina 782]
| |||||||||||
mogelijken aanleg van een kanaal om Nederlandsch grondgebied heen van Petit Lanaye (Luik) naar de Zuid-Willemsvaart eenerzijds en naar Antwerpen en de Kempensche kolenmijnen anderzijds is uitvoerig besproken. Er is op groote haast bij onze werken aangedrongen. In zake de Amsterdam-Rijnverbinding heeft Van de Vegte einde December eindelijk voor de Geldersche Vallei geopteerd - voorloopig slechts persoonlijk.Ga naar voetnoot1 Kort daarop hebben B. & W. geantwoord, dat zij accoord gingen - teleurgesteld zijnde de route-Wijk niet te krijgen en zekere voorwaarden stellende, die gedeeltelijk wel uit hun vroegere houding voortvloeien (waarborgen voor het gereedkomen binnen 10 jaar, die wel niet te bekomen zullen zijn), gedeeltelijk tegen het advies van de Kamer van Koophandel door den onverzoenlijken Köhler ingegeven zijn (o.a. een rijweg over den Zuidelijken leidam in het Zuidelijk gedeelte, geheel overbodig en 4 of 5 millioen kostende). Antwoord van den Minister is niet ontvangen. De zaak begint er hopeloos vóór de verkiezingen uit te zien. Ter Haar, de waarnemende burgemeester, is een uiterst zwak man, die geen beslissing zal forceeren. Ik ben sedert nieuwjaar eenige malen te Londen en te Parijs geweest, in eerstgenoemde plaats in verband met de Hollandsche tentoonstelling in de Royal Academy. Mijn laatste bezoek te Parijs gold de Internationale Kamer van Koophandel, waar men o.m. over de collectieve verlaging van invoerrechten confereerde. De nationale comités hebben te dien aanzien uiterst ongunstig geadviseerd - met uitzondering van Nederland en België wordt er vrijwel het doodvonnis over uitgesproken, hetgeen het einde van de aanbevelingen van de economische conferentie beteekent, indien de Internationale Kamer van Koophandel volgens deze adviezen handelt. Zij zijn intusschen ter kennis van het Economisch Comité van den Volkenbond gekomen, dat zijn pogingen tot verlaging van invoerrechten reeds tot enkele artikelen beperkt had - nadat pogingen om tot een gradueele algemeene reductie te komen opgegeven waren; genoemd Comité is er hevig van geschrokken. Serruys was ter vergadering, zoogenaamd in persoonlijke qualiteit, en wist door een meesterlijke uiteenzetting het onheil te bezweren. Pirelli, de president, verklaarde, dat de Kamer zich niet door de verklaringen der nationale comité's (der Kamer) zou laten leiden, aangezien deze zich heel anders | |||||||||||
[pagina 783]
| |||||||||||
uitgesproken zouden hebben, indien zij Serruys hadden kunnen aanhooren. Dit beteekent dus dat de Kamer en het Comité économique te zamen den schijn aannemen dat de zaak voortgang zal hebben, terwijl zij in werkelijkheid doodloopt. Ook de ratificaties der conventie tot afschaffing van in- en uitvoerverboden komen niet er in. Men vreest het ergste. Nederland zal teekenen, Nederlandsch-Indië niet, omdat dit land onder den invloed der suiker- en tabaksplanters het recht tot verbod van uitvoer van zaad van die gewassen wil behouden. Een dwaze houding. Hoe wil men zoo'n verbod in dat groote eilandenrijk effectief maken? En kreeg Indië zelf zijn cultures voor een groot deel niet uit andere landen? Hoe het zij, al tracht men het te bemantelen, we gaan naar den economischen oorlog toe. Amerika zal onder Hoover ultra-protectionistisch zijn - Engeland doet, tenzij Labour aan het roer komt (en dan nog niet eens zeker, want Labour is op het punt van vrijhandel verdeeld), niet mee aan tariefverlaging en zal met de eerste beste zwenking naar rechts nog openlijker beschermen dan het thans doet, en daarmede is een algemeene verlaging en verzachting uitgesloten. Rest nog de vraag, of het Europeesche vasteland onder één régime te brengen zou zijn. Ik geloof het evenmin. Onze protectionisten juichen - want nu wordt hun kans hier iets gedaan te krijgen beter, ofschoon het nationaal belang handhaving van het tegenwoordige stelsel - technisch verbeterd - voorschrijft. Het is deze maand ongekend koud geweest. Dientengevolge is de ketel van mijn centrale verwarming gesprongen en genieten wij de temperatuur ten volle. Gelukkig trekken de kinderen, die gezonder dan ooit zijn, er zich niets van aan. | |||||||||||
3 Maart 1929.De militaire bom is gebarsten. Het Utrechtsch Dagblad is met de onthulling gekomen, en wel in twee tempo's - eerst een uittreksel zonder de namen der betrokken Franschen en Belgische militairen, daarna volledig.Ga naar voetnoot1 Dit schijnt de wensch van Van Beuningen geweest | |||||||||||
[pagina 784]
| |||||||||||
te zijn, maar het is verkeerd gezien, want de gedeeltelijke onthulling maakte tegenspraak en de bewering dat het stuk valsch is, zeer gemakkelijk. Intusschen heeft de geheele Nederlandsche pers, behalve ‘De Nederlander’Ga naar voetnoot1, die deze afwijkende houding met het ontslag van zijn steunpilaren De Visser en De Vos van SteenwijkGa naar voetnoot2 heeft moeten betalen en het Handelsblad, (?) Het eerste blad heeft de publicatie gecritiseerd, het andere heeft voorbehoud aangaande de echtheid gemaakt. De Nieuwe Rotterdamsche Courant is bijzonder heftig en voorbarig.Ga naar voetnoot3 Natuurlijk ontkennen België en Frankrijk, hetgeen in alle gevallen - gelogen of niet - te verwachten was, maar hun beleedigde onschuld heeft daar een vijandige stemming tegen ons doen ontstaan. Zelfs de vraag om inlichtingen vanwege de Nederlandsche Regeering wordt er kwalijk genomen. Een dergelijke vraag is te Londen niet gesteld, en daarom is de Engelsche pers rustiger, hoewel zij alle verdenking van een Britsch-Belgisch militair overleg afwijst. Mijn aanvankelijke neiging de openbaar gemaakte notulen voor authentiek aan te zien, is sterk aan het wankelen geraakt, nu blijkt dat in België geen enkele van de urgent geoordeelde maatregelen - verdubbeling en verviervoudiging van verschillende spoorwegen naar de Nederlandsche grens - genomen zijn of dat men er over denkt ze te nemen. Dat militaire staven met elkaar spreken - in elk geval die van België en Frankrijk - is natuurlijk, maar dat er iets tegen Nederland overeengekomen zou zijn, betwijfel ik. Waarom deze zaak niet te Genève voorgelegd? Te Parijs vertelt men, naar ik hoor, dat dit stuk door België opzet- | |||||||||||
[pagina 785]
| |||||||||||
telijk gefabriceerd is, om Nederland erin te laten loopen en dit in zijn onderhandelingen met België, nadat het duidelijk geworden zou zijn, welk een mal figuur het sloeg, zwakker te doen zijn. Hoe dit ook zij, de onbekooktheid der Nederlandsche pers is te betreuren. | |||||||||||
4 Maart 1929.B. & W. van Amsterdam zijn, in afwezigheid van De Vlugt, bezig het belang der stad bij de Rijnverbinding op erbarmelijke wijze te verknoeien. Toen zij indertijd (October) besloten hadden het kanaal door de Geldersche Vallei in beginsel te aanvaarden, zeide De Vlugt mij (en dit werd later door het college schriftelijk bevestigd) dat men voor één belangrijk onderdeel, de vaart tusschen de leidammen op de toekomstige IJ- en Eemmeren, op het advies der Kamer van Koophandel zou zeilen. Dit werd op 12 Nov. na het hooren van vaartdeskundigen uitgebracht.Ga naar voetnoot1 Niettemin werd, toen op 11 Jan. B. & W. definitief hun voorwaarden aan den Minister noemdenGa naar voetnoot2, dit advies geheel genegeerd, terwijl na het vertrek van De Vlugt geen contact meer met de Kamer van Koophandel gezocht werd. Die brief van 11 Januari verraadt trouwens een standpunt dat geen Minister kan aanvaarden: boete voor den Staat indien de kanaal-aanleg langer dan 10 jaar duurt, medezeggenschap in de uitvoering, en wat de leidammen betreft: veel hoogere dammen dan de Kamer verlangt en aanleg van een doorgaanden rijweg op den Zuidelijken dam tegen het advies van de Kamer, eindelijk: geen vermelding van de verlichting die de Kamer noodig oordeelt en van den door deze veroordeelden te grooten afstand tusschen de dammen. Op dezen brief heeft de Minister, ik meen bij brief van 18 Februari, begrijpelijkerwijs afwijzend geantwoord.Ga naar voetnoot3 Met dit negatieve doel moet hij ontworpen zijn - geheel door Köhler, die B. & W. onder zijn zweepslagen doet bukken, vooral nu De Vlugt weg is. | |||||||||||
[pagina 786]
| |||||||||||
Dat de Minister geantwoord heeft, vernam ik eerst nadat ik hem gevraagd had (per telefoon) wanneer hij dacht te antwoorden. Op mijn verzoek deelde hij toen de stad mede, dat hij tegen het zenden van een afschrift van zijn brief aan de Kamer geen bezwaar had. Wij kregen dit afschrift echter eerst nadat wij een dag of 10 later van Verschure gehoord hadden, dat hij met Donker, maar met geen vertegenwoordiger van de Rijnvaart, uitgenoodigd was om over de leidammen van advies te dienen. Verschure had een varensman meegebracht, die de door Waterstaat ontworpen leidammen hoog genoeg vond. Donker fulmineerde ertegen, en de aanwezige wethouders gaven, met uitzondering van Boissevain, den indruk van tegen de Geldersche Vallei gekeerd te zijn. Daarop vroegen wij inzage van den brief van den Minister, dien ons schoorvoetend gegeven werd, en op 28 Februari bezocht Dubois den wethouder Abrahams, die hem zeide dat B. & W. den Raad zouden voorstellen de onderhandelingen met dezen Minister af te breken, omdat hij alle voorwaarden van de Gemeente afwijst en ofschoon hij eindelijk definitief een kanaalplan wil indienen en daarvoor den vollen steun van Financiën, ook wat tijd van voltooiing betreft, heeft. Verontwaardigd over dezen loop van zaken, besloten wij de zaak in een algemeene spoedvergadering der Kamer te brengen en den Gemeenteraad ernstig tegen het voorstel van B. & W. te waarschuwen. Intusschen ging Vattier Kraane, lid der Commissie (in de Kamer), bij Frijtag DrabbeGa naar voetnoot1 opspelen, die hem naar den bibberenden Ter Haar medenam, met het resultaat dat wij hedenmiddag een bespreking met het college zullen hebben. | |||||||||||
5 Maart 1929.Deze bespreking, waarbij alle wethouders, behalve Drabbe en de gemeente-secretaris, aanwezig waren, leidde in zoover tot een verbetering, dat B. & W. afzien van de boete, van de medezeggenschap in het beheer bij den aanleg en van den rijweg. Zij handhaven daarentegen hun quotum 27 7/9% (de Minister verlangt dat Amsterdam ⅓ der kosten betaalt) en weigeren erin toe te stemmen, dat de leidammen in de IJ- en Eemmeren om te beginnen de geringe hoogte krijgen die Waterstaat voorstelt (85 cm boven A.P. water), voor rekening van den Staat te verhoogen, indien zij in de praktijk mochten blijken te laag te zijn voor een veilige vaart (Köhler beweert dat die | |||||||||||
[pagina 787]
| |||||||||||
verhooging niet zonder stremming van de vaart kan verkregen worden). Overigens bleek, dat men de Kamer een verkeerd plan van die leidammen had voorgelegd, waarop zij haar advies uitbracht. De fout ligt waarschijnlijk op het stadhuis. Het werkelijke plan ontwerpt nl. niet een doorgaanden dam van de Eemmonding tot Schellingwoude, den zuidelijken oever van de vaargeul vormende, doch een dam alléén daar waar de kust in de buurt niet hoog en veraf gelegen is. Wij moeten dit punt dus opnieuw onderzoeken. Intusschen was het duidelijk, dat de lust om de Geldersche Vallei met kracht bij den Raad te verdedigen, zwak was en waarschijnlijk bij den Wethouder Abrahams in het geheel niet bestaat. Wantrouwen tegenover den Minister, wiens woord het stadsbestuur op grond van ervaring niet vertrouwt, het vooruitzicht, zoo niet de zekerheid, dat het wetsontwerp voor de verkiezingen niet meer afgedaan zal worden, al werd het ingediend, de verwachting, dat men in Juli allicht een beteren Minister zal krijgenGa naar voetnoot1 dan Van der Vegte spelen bij die houding een voorname rol. Indien de coalitie terugkomt, schijnt Colijn dit baantje voor De Vlugt te willen reserveeren, die niets liever wil dan Minister worden. Velen gelooven daarentegen, dat het herstel van de coalitie voorshands onwaarschijnlijk is en we opnieuw een extra-parlementair kabinet krijgen, waarin Van der Vegte graag een plaats zal innemen, maar de meesten hem niet wenschen te zien.Ga naar voetnoot2 Intusschen krijgen we ons kanaal voorloopig niet, dank zij de gecombineerde traagheid van een minister en stumperigheid van Amsterdams gemeentebestuur. | |||||||||||
6 Maart 1929.Zondag meldden de couranten de arrestatie te Brussel van den z.g. falsaris van het militaire stuk. Het Handelsblad neemt nu aan dat het stuk valsch is, maar al is dit juist, en evenzoo de bewering van zijn correspondent Nypels dat het stuk gemaakt is aan het Belgisch ministerie van oorlog, teneinde het door middel van een spion - den arrestant of een ander - in handen van den Duitschen staf te spelen en zóó achter diens plannen tegen België te komen, dan bewijst dit de hoogst bedenkelijke mentaliteit in de militaire kringen aldaar en verontschuldigt het in zekere mate het geloof dat men in Nederland aan het document gehecht heeft. | |||||||||||
[pagina 788]
| |||||||||||
Het treurigste deel van de gebeurtenis is evenwel de jammerlijke regeeringsverklaring van De Geer, die Beelaerts zoowat desavoueert, met geen woord van den bedenkelijken aard van het document gewaagt en in kenbaar vreeselijke angst tot België en Frankrijk uitroept: vergeef ons, o edele lieden, vol goede bedoeling, wij willen voortaan Uw vrienden en onderdanige dienaren zijn! Dat is de strekking van het lamlendige stuk.Ga naar voetnoot1 Ware het niet dat het geval zijn internationale kant had, dan zou men deze regeering aanstonds willen wegjagen. Hoe kan zij de waardigheid des lands ophouden en zijn belangen verdedigen? | |||||||||||
7 Maart 1929.Gisteren was Van Konijnenburg bij mij, die mij tot mijn verbazing (eigenlijk behoorde ik mij niet meer over iets wat de departementen van Buitenlandsche Zaken en Waterstaat doen of nalaten, te verbazen) zeide, dat hij nimmer een uitnoodiging ontvangen had zijn plan van het Kreekrak-kanaal op papier te zetten. Zeer duidelijk was zulks in de laatste vergadering aan Buitenlandsche Zaken van den Raad van Bijstand afgesproken en na de vergadering zeide Snouck mij, dat hij van Konijnenburg zou vragen bij hem te komen. Intusschen is het plan van Konijnenburg door de Nationale Unie gepubliceerd. Wellicht is men daarom niet tot den stap overgegaan. Van Konijnenburg verhaalde mij nog eens uitvoerig, hoe hij met medeweten van Buitenlandsche Zaken alle besprekingen te Brussel gevoerd heeft en ook den Minister erover gesproken heeft. Zelfs heeft het departement hem verzocht zijn reiskosten te declareeren, welke hem evenwel nooit uitbetaald zijn geworden. Dit klopt geheel met mijn eigen wetenschap, doch in het geheel niet met de verklaringen van Beelaerts in de laatste vergadering, die het voorstelde of van Konijnenburg geheel voor persoonlijke besprekingen te Brussel is geweest, waarvan hij maar zeer oppervlakkig kennis droeg. | |||||||||||
[pagina 789]
| |||||||||||
8 Maart 1929.Snouck, dien ik gisteren opzocht, herinnerde zich eerst niet, dat hij Van Konijnenburg zou uitnoodigen, doch daarna zeide hij dat de declaratie van reiskosten hem dwars zat. Volgens hem heeft Van Konijnenburg om vergoeding van kosten gevraagd, omdat hij in 's lands belang gehandeld had. Snouck erkent dat Van Konijnenburg met voorkennis van Buitenlandsche Zaken te Brussel gesproken en alles voornamelijk met Van Kleffens besproken heeft. Een bepaald uitgewerkt plan heeft hij echter nooit overgelegd. Dat is nu door de Nationale Unie voor het eerst gepubliceerd. Ik laat deze zaak nu maar voorloopig rusten. We spraken over de ellendige regeeringsverklaringGa naar voetnoot1, die inderhaast door De Geer moet zijn opgesteld en in den Ministerraad voorgelezen, zonder dat de Ministers tijd hebben gehad den inhoud te overwegen. Er wordt nu volgens Snouck aan een aanvullende verklaring gewerkt, die evenwel nooit den slechten indruk van de eerste kan uitwisschen. Snouck ziet het nu voor valsch verklaarde stuk nog altijd half en half voor echt aan, maar laat ook ruimte voor de veronderstelling, dat het met opzet door de Belgen in onze handen gespeeld werd om ons er in te laten loopen en hun positie in verdere onderhandelingen te versterken. Tot nu toe zijn zij - indien deze veronderstelling juist is - wonderwel geslaagd. Wat de Fransche houding betreft, de vraag om opheldering van onze regeering is te Parijs zeer wel ontvangen en beleefd beantwoord. Eerst den volgenden dag is een omslag gekomen, waarschijnlijk door Berthelot, die niet te vertrouwen is, veroorzaakt. Toen is de boulevardpers losgebarsten. Naar men aan Buitenlandsche Zaken meent, is dit een poging om Beelaerts, wien men zijn optreden in zake de minderheden kwalijk neemt, onmogelijk te maken. | |||||||||||
2 April 1929.Het publicatie-incident, dat de relaties tusschen België en Nederland opnieuw ten eenemale verstoord heeft, is officieel gesloten door de mededeeling der Regeering dat de stukken blijkens onderzoek valsch zijn, de handteekeningen eveneens. Van Beuningen vertelde mij, dat hij met de valschheid der handteekeningen op de zg. notulen | |||||||||||
[pagina 790]
| |||||||||||
steeds bekend geweest is. Naar zijn meening waren zij er op geplaatst om het stuk een ‘echter’ aanzien te geven, zij behoorden er niet op, omdat het een in veelvoud vervaardigd afschrift was. Het begeleidende stuk, de brief van Generaal Galet, ook in zijn bezit, is ook onderteekend en behoort onderteekend te zijn. Hij ziet beide stukken nog steeds voor echt aan, doch is nog geen tweede handteekening van Generaal Galet kunnen machtig worden, waaraan hij die in zijn bezit kan toetsen. Intusschen heeft menigeen zich in deze zaak geblameerd en buit België onze houding uit, om anderen te onzen nadeele te beïnvloeden. Zoo vertelde mij Bruins, dien ik 8 dagen geleden in den trein van Berlijn ontmoette en die het van Schacht had, dat Franqui in de vergaderingen der experts voor de herziening van het Dawes-plan de Nederlandsche bankiers als onder Duitschen invloed staand uitschildert en het laatste ‘incident’ er bij haalt, om te verhinderen dat de internationale bankGa naar voetnoot1, die men voor de controle en transfer oprichten wil, te Amsterdam gevestigd worde - iets waarvoor op zich zelf veel te zeggen zou zijn. Dat België van het ‘incident’ de hoofdschuldige is - immers daar werd het valsche stuk vervaardigd (aangenomen dat het niet echt is, wat voor mij niet vaststaat) - ziet België over het hoofd. De toon der Belgen wordt zelfs buitengemeen brutaal, getuige de braltaal van Segers te Antwerpen, die tegenover de Noordelijke naburen kanonnen in plaats van nota's wil gebruiken. Hoe wij met die lieden - Segers is voorzitter van de Commissie van Rapporteurs voor Buitenlandsche Aangelegenheden en zijn laatste met leugens doorspekte rapportGa naar voetnoot2 werd door Hijmans met gelukwenschen begroet - in den eersten tijd weer kunnen gaan onderhandelen, begrijp ik niet. In elk geval staan onze kansen thans slechter dan voorheen. Op 20 Maart waren wij (Verschure, Dubois en ik van de Kamer) met Ter Haar, Abrahams, wethouders en Roovers, gemeente-secretaris, bij den Minister van Waterstaat, met het resultaat dat beide partijen het over de Geldersche Vallei eens werden en B. & W. de betrekkelijke voordracht eenige dagen later bij den Raad indienden.Ga naar voetnoot3 Van harte ging het intusschen van de zijde van B. & W. niet, daar zij | |||||||||||
[pagina 791]
| |||||||||||
nog den vorigen dag (19 Mrt) een nota aan den Raad gereed hadden waarin zij voorstelden de besprekingen met den Minister af te breken. Ik heb hun toen duidelijk gemaakt, dat zij zeker niet het uiterste beproefd hadden om met de Regeering tot een vergelijk te komen en o.a. de correspondentie tusschen hen en Waterstaat voor hen eerder bezwarend was dan voor den Minister - altijd afgezien van diens onbehoorlijke houding op het tijdstip dat zijn ingenieurs in het geding tusschen Vreeswijk en Wijk hun pleit voor Vreeswijk verloren hadden. Toen kwam hij met de Geldersche Vallei in plaats van met Wijk - op zich zelf een even goed kanaal. Ik wist hen voorts over te halen de bemiddeling der Kamer van Koophandel voor een verder onderhoud te accepteeren - eigener beweging te gaan, zoo meenden zij, gedoogde de waardigheid van Amsterdam niet meer, welk onderhoud, zooals gezegd, den volgenden dag plaats had. Daarmede is de zaak, vrees ik, echter geenszins gered. De Raad staat tegenover het Geldersche Vallei plan niet sympathiek, en naar ik hoor, hebben Köhler en de zijnen bij de raadslieden de voorstelling ingang doen vinden, dat B. & W. voor hetgeen men mijn ‘drijven’ noemt, zijn gezwicht. Zeker is het dat B. & W. in deze zaak buitengewoon stuurloos geweest zijn en ik inzonderheid den indruk heb, dat Abrahams het plan eerder tegenwerkt dan bevordert. Te elfder ure is Utrecht, dat het geheel ten onrechte voorstelt of het Rijnkanaal een groot belang voor die stad beteekent, gekomen met een denkbeeld van den ingenieur Mussert, die door verschillende waterschapsveranderingen in het boezemgebied van den Vaartschen Rijn de sluis bij Utrecht in het Kanaal Wijk meent te kunnen laten vervallen. Deze coup de théâtre, zooals Eduard Polak het noemt, maakt op de weifelaars indruk, en Ter Haar, die nooit voor den post van waarnemend burgemeester in de wieg gelegd is, is angstiger dan ooit. Hij vroeg mij, of ik tegenargumenten kende. Ik antwoordde hem, dat wat Utrecht nu voorstelt, ook eenige jaren eerder had voorgesteld kunnen worden en dat dit opwerpen van een niet nader bekeken plan op een oogenblik waarop het de vraag is of het nog wel tijdig de Tweede Kamer (voor het reces) bereiken kan, kennelijk de bedoeling heeft aan de behandeling door Amsterdam een spaak in het wiel te steken. Voorts dat ik nog minder ernstig zou zijn dan Utrecht het air heeft te zijn, indien ik ging trachten het plan in de paar dagen tijd die vóór de bespreking in den Raad (op morgen) resten, te bestrijden. Het is geheel nieuw, gegevens zijn niet bekend, uitgewerkt is het zelfs door den ontwerper niet. | |||||||||||
[pagina 792]
| |||||||||||
Hoe het ook zij, de kans dat de Raad zich met de Geldersche Vallei vereenigt, is gering.Ga naar voetnoot1 Weliswaar is De Vlugt sedert 3 dagen uit Indië terug, maar ik heb van hem nog niets gehoord, en ik denk niet dat hij de zaak in een andere richting zal sturen. Daarvoor komt hij te versch er in en is hij te veel opportunist.
Voor 10 dagen was ik wederom te Parijs bij de Internationale Kamer van Koophandel, waar ook StoppaniGa naar voetnoot2, secretaris van het Economisch Comité, aanwezig was. België en Nederland waren tegen het concept-rapport in zake de verlaging van tarieven opgekomen, omdat het deed voorkomen alsof de zaak vordert, terwijl het tegenovergestelde het geval is - zij is vrijwel hopeloos. Stoppani redeneerde in onze richting, en zoo viel het rapport wat manhaftiger uit, zonder dat aan den toestand iets verandert. De universeele tariefsverlaging is mislukt, ware het alleen maar omdat Amerika er niet van wil weten. Misschien kan er tenslotte iets van een Europeesche toenadering op dit gebied komen, waarvan de bekwame Oostenrijker Riedel de kampioen is. | |||||||||||
4 April 1929.Proeftocht Statendam, een mooi schip. 350 gasten aan boord. Uitstekend onthaal. Allerlei menschen gesproken, die men gewoonlijk haastig ziet. Lang gesprek met De Geer (financiën) over de manier om de Koningin te bewegen een avondfeest in het Paleis aan het Internationale Congres te geven, hetgeen zij weigert te doen. Het schijnt een dure geschiedenis te zijn - ƒ 20.000, - hoor ik. Tot nu toe biedt zij een tuinfeest aan, dat in het geheel niet in het kader past. Hij zal nog een poging bij haar wagen. Generaal Snijders, mijn tafelbuurman, gelooft nog vast aan de echtheid van de ‘documenten’Ga naar voetnoot3, die hij gezien heeft, d.w.z. aan de echtheid van de origineelen. Snouck zegt het tegenovergestelde en zegt dat Buitenlandsche Zaken de stukken aan Lambooy ter beoordeeling door den staf gegeven had en van dezen vernomen had, dat ze echt waren. Later bleek het, dat hij ze niet aan den staf doorgegeven had, en eerst toen deze ze onderzocht heeft, de onechtheid apert ge- | |||||||||||
[pagina 793]
| |||||||||||
worden is. Intusschen had Buitenlandsche Zaken zijn houding op hun echtheid gebaseerd. Echt of niet echt, Buitenlandsche Zaken heeft de zaak al heel nonchalant behandeld, Oorlog vermoedelijk niet minder. Met Snouck en AsscherGa naar voetnoot1 over de stemming in Frankrijk gesproken die door het incident te onzen ongunste omgeslagen is. We moeten haar laten betijen en later kalm aan door de pers ageeren. Een groot verlies is het afscheid van Menten, thans Raad van Legatie te Parijs, uit den diplomatieken dienst. (Hij gaat naar Heldring & Pierson.) Hij wordt door Karsten vervangen, dien ik niet ken, maar Snouck ongeschikt noemt. Hij geeft toe dat het met ons diplomatiek corps wanhopig gesteld is. Nergens een behoorlijke gezant - behoorlijk in den zin van bekwaam en werkzaam - en geen verschot onder het jongere personeel, behalve enkele uitzonderingen, die ook niet phenomenaal zijn. Nispen te Brussel schijnt geheel misplaatst te zijn. In de ‘Vereenigde’Ga naar voetnoot2 veel inwendige strubbelingen, waarover aan boord van de ‘Statendam’ met Wierdsma, Ruys en Van Ommeren gesproken, zonder eenig resultaat. | |||||||||||
5 April 1929.Met één stem meerderheid heeft de Raad de Geldersche Vallei aanvaard.Ga naar voetnoot3 De verdediging door De Vlugt heeft mijn verwachting overtroffen en zeker tot het succes bijgedragen, evenals het werken van Verschure bij zijn Roomsche geloofsgenooten in den Raad. Nu de Tweede Kamer! Evenmin zeker! Everwijn verlaat de Handel-Maatschappij, die hem nooit had moeten nemen, gewichtig doend, hoewel niet onintelligent, bureaucraat, die reeds in zijn ambtelijken tijd voor de opeenstapeling van af te wikkelen zaken onder het loodje berucht was. Hij wordt door niemand betreurd. Men zegt, dat de opvolger een man uit Indië zal zijn.Ga naar voetnoot4 Daar geen flinke kerel onder Van Aalst wil werken - Crena de Iongh is de beste van de directeuren, maar jong en zacht van aard - en Van Aalst ook meer uitziet naar kruiers dan naar leiders, zal het wel geen goede keus zijn die men gaat doen of vermoedelijk reeds gedaan heeft. Vester is een andere directeur die weg wil. Zijn ge- | |||||||||||
[pagina 794]
| |||||||||||
zondheid is slecht en hij zucht onder het régime-Van Aalst, die maar 3 à 4 dagen in de week aanwezig is, doch zijn collega's geen vrijheid laat. In Europeesche zaken loopt van Aalst geheel in het gareel van Mannheimer, hetgeen men te Berlijn openlijk vertelt. | |||||||||||
13 April 1929.Eergisteren en gisteren vergadering van de Internationale Kamer van Koophandel te Parijs bijgewoond, o.m. om het rapport voor de Economische Consultatieve Commissie te Genève vast te stellen, die in Mei a.s. ten 2den male bijeenkomt. De oorspronkelijke redactie was t.a.v. den toestand in zake de vorderingen die de aanbevelingen der Economische Conferentie van 1927 maken, geheel en couleur de rose gesteld. De Belgische en Nederlandsche groepen, bien étonnés de se trouver ensemble, kregen echter gedaan, dat men den teleurstellenden loop van zaken erkent. Ten aanzien van de gemeenschappelijke actie ter verlaging van invoertarieven is de neiging van vele protectionistische landen die maar te begraven, hetgeen de Internationale Kamer van Koophandel na haar initiatief en haar resoluties van Stockholm belachelijk zou maken, om niet te spreken van de ontzaglijke schade die aan de zaak van vrijer handel gedaan zou worden. Thans is, mede op mijn advies, besloten Genève mede te deelen, dat er ernstige meeningsverschillen in den boezem der Kamer bestaan, doch dat men nog geen tijd gehad heeft, die uit te vechten. Men neemt zich echter voor, die in den loop van het jaar 1929/30 ernstig te behandelen. Het streven van sommigen, o.a. de Italianen, om diplomatiek te doen en de bestaande verschillen te bemantelen, is daarmede mislukt. Na de vergadering sprak ik met Eastman, den Amerikaan, en later met Theunis, die Pirelli als Voorzitter zal opvolgen, en vond beiden gezind om die kwestie zonder blad voor den mond binnenskamers te behandelen. Amerika gaat lijnrecht tegen den draad in; de vraag wordt of Europa zal pogen zelf iets op touw te gaan zetten wat op grootere eenheid lijkt. Geschiedt dat niet, dan gaat het oude werelddeel ten gronde. Voorwaarde van zulk een toenadering moet het medegaan van Frankrijk en Duitschland zijn, opdat een economische groepeering niet een politiek karakter bekome. Wat zal Engelands houding zijn? Wij déjeuneerden eergisteren met het Comité van Experts voor de Herstelbetalingen. Ik zat naast Sir Charles Addis, een zeer innemend man, en begreep van hem, dat Amerika geen zier toegeeft en elke cent uit Europa wil hebben die het krijgen kan, terwijl het | |||||||||||
[pagina 795]
| |||||||||||
anderzijds de betaling in goederen nog veel moeilijker gaat maken dan zij thans reeds is. Het wordt op den duur een onmogelijkheid en Amerika zal zelf zijn politiek zwaar te betalen hebben. Ik reisde met Theunis terug (ex-premier uit België) - een goede keus als opvolger van Pirelli, naar het mij voorkomt. Hij vertelde mij dat de Amerikanen in de Commissie van Deskundigen (voor de Herstelbetalingen) de lastigsten zijn. Zij doen geen enkele concessie en maken overeenstemming tusschen de Europeesche partijen, die elkaar anders wel zouden vinden, zeer moeilijk. | |||||||||||
3 Mei 1929.De Koningin is halsstarrig in het weigeren om aan het a.s. congres der Internationale Kamer van Koophandel, waarvoor 800 à 1000 vreemdelingen overkomen, en daaronder de eerste menschen, de noodige attentie te besteden. De Geer zal het nu nog eens voor mij probeeren, maar ik heb geen bericht over den uitslag van zijn bemoeiingen, en intusschen is zij naar Zwitserland vertrokken. Ook Beelaerts heb ik er tweemaal over gesproken, gisteren voor het laatst. Ons antwoord aan België gaat eerlang uitGa naar voetnoot1, in elk geval vóór de Belgische verkiezingen (26 Mei). Het standpunt dat de Regeering daarin inneemt, is, te oordeelen naar Beelaerts' mededeelingen, juist. | |||||||||||
21 Mei 1929.Van 5 tot 12 Mei te Genève doorgebracht voor de tweede zitting van het Comité Consultatif Economique, die geen vooruitgang in de zaak der handelsbelemmeringen constateerde.Ga naar voetnoot2 Men schijnt vrijwel vastgeloopen te zijn op den onwil der Regeeringen en der industrieelen. Scherpe critiek werd gehoord, o.a. door Serruys, die, nu hij geen regeeringsambtenaar meer is, op schitterende wijze vrijhandelstheorieën verdedigde. Amerika trekt zich niets van de aanbevelingen der Economische Conferentie van 1927 aan en verhoogt zijn tarieven. Zal men zich Europeesch vereenigen? Ik vrees dat er niets zal gebeuren en men in het moeras loopen zal. De Koningin heeft, dank zij de bemoeiingen van De Geer, besloten een avondpartij voor het congres ten Paleize te Amsterdam te geven. | |||||||||||
[pagina 796]
| |||||||||||
Men verzocht mij, een candidatuur voor de Eerste Kamer te aanvaarden, voor Noord-Holland, No.2 op de lijst na den zittenden heer Van den Bergh.Ga naar voetnoot1 De nota aan België is eenige dagen na mijn gesprek met Beelaerts verzonden. Ik kreeg een afschrift van Buitenlandsche Zaken. Zij is voortreffelijk. Jammer genoeg werd zij nog niet gepubliceerd.Ga naar voetnoot2 De Tweede Kamer is sedert 17 Mei uitéén, zonder dat de Minister het wetsontwerp betreffende de Amsterdam-Rijnverbinding ingediend heeft. Utrecht, dat het doet voorkomen of het zelf een groot Rijnvervoer heeft en dus het plan-Wijk hebben wil, is te elfder ure met een plan-Mussert gekomen, dat door afscheiding van den Vaartschen Rijnboezem van het Kanaal beoogt van het traject Amsterdam-Wijk één pand te maken. Daarmede is het Utrecht gelukt een spaak in het wiel te steken, want de Raad van State, waarin Limburg, de Voorzitter van de Staatscommissie, die tot het plan-Wijk adviseerde, zitting heeft, passeerde het wetsontwerp niet dadelijk, doch gaf den Minister in overweging dit plan-Mussert te onderzoeken, alvorens dit wetsontwerp bij de Kamer in te dienen. De Minister wendde zich tot den Burgemeester, deze tot mij en de Kamer adviseerde sterk om geen langer oponthoud te aanvaarden.Ga naar voetnoot3 B. & W. zullen dit standpunt tegenover den Gemeenteraad innemen, waarvan de meerderheid au fond voor Wijk geporteerd is en dus wellicht anders zal beslissen. Holland op zijn smalst! - | |||||||||||
25 Mei 1929.De kleine AlexGa naar voetnoot4 heeft roodvonk en wordt naar de barakken van het Wilhelminagasthuis gebracht. Hij heeft de ziekte gelukkig slechts in lichten graad. | |||||||||||
[pagina 797]
| |||||||||||
30 Mei 1929.De Belgische verkiezingen hebben een versterking der liberalen opgeleverd, zoodat men eerder een verscherping van het Belgische standpunt tegenover Nederland moet verwachten. De socialisten, die gematigder zijn, ofschoon, naar het schijnt, ook in de militaire politiek min of meer tegenover Frankrijk gecompromitteerd, zijn vrij sterk achteruit gegaan. De frontisten, de heftige Vlaamsche partij, sterk Nederlandsch getint (een partij die ons met haar gezindheid maar half welkom is, omdat zij bij onze groot-Nederlanders weerklank vindt en ons onder de verdenking brengt het op den Belgischen staat gemunt te hebben (hetgeen een zelfmoordpolitiek voor ons zou zijn)), zijn weliswaar sterk vooruit gegaan, maar hun aantal in de Kamer is toch nog maar slechts 6. Wellicht zal men ter wille van de Vlamingen iets gematigder tegenover Nederland moeten zijn, doch ik betwijfel dit, want ook te Antwerpen is men heftig t.a.v. het Moerdijkkanaal gestemd. Opvolger van Everwijn wordt bij de Nederlandsche Handel-Maatschappij de heer Taudin Chabot, agent te Rotterdam, mij onbekend. De wenschelijkheid een eerste-klas Indische bankspecialiteit in de directie op te nemen, schijnt dus niet gevoeld te zijn. B. & W. hebben, in tegenspraak met de mondelinge mededeeling van De Vlugt aan mij, den Raad geadviseerd den Minister te verzoeken het plan-Mussert te onderzoeken, alvorens een wetsontwerp Amsterdam-Rijn in te dienen. Dit beteekent opnieuw vertraging en toont tevens hoe weinig staat men op den burgervader kan maken.Ga naar voetnoot1 Intusschen heeft de Minister wel een plan tot verbetering van het Merwedekanaal in de richting van Rotterdam ingediend, waardoor de Lek door een nieuwe sluis ten Westen van Vreeswijk met een éénpandig kanaal met Amsterdam verbonden zou worden. Het plan op zichzelf is uitstekend, en verbetering tusschen Amsterdam en Rotterdam is noodig, maar het houdt het gevaar in dat, indien het gegraven wordt zonder dat de beslissing t.a.v. de Amsterdam-Rijn-verbinding gevallen is, men deze ten slotte ook via Vreeswijk zal leiden, dus overeenkomstig de oude voorkeur van Waterstaat en tegen den uitgesproken wensch van Amsterdam. De Koningin heeft ten leste toegestemd in een soirée ten paleize voor het congres der Internationale Kamer van Koophandel, waar | |||||||||||
[pagina 798]
| |||||||||||
zij den Prins echter de honneurs wil laten waarnemen. Via De Geer wend ik nog een poging aan om haar hiervan terug te brengen; andere monarchen hebben meer belangstelling in het congres getoond (Brussel, Stockholm). De Engelsche verkiezingen hebben tijdelijk een einde aan den voortgang van het protectionisme gemaakt, maar de arbeidersmeerderheid is geen absolute (gelukkig niet ten opzichte van vraagstukken van socialen aard), zoodat haar wel geen lang leven voorbestemd zal zijn. Komen de conservatieven terug, dan zal het hek wel van den dam zijn - tot onheil van geheel de wereld.Ga naar voetnoot1 Hirst, die als liberaal niet gekozen is, schrijft mij, dat men nu wel een einde zal maken aan het onbillijke verkiezingsstelsel, ten gevolge waarvan de liberalen ⅓ van het aantal zetels verkregen waarop zij volgens de uitgebrachte stemmen recht hadden. Ik geloof niet aan dusdanige gezindheid der beide groote partijen, die elk op haar beurt van het tegenwoordige stelsel profiteeren. | |||||||||||
15 Juli 1929.Het congres der Internationale Kamer van KoophandelGa naar voetnoot2 is achter den rug. Over de ontvangst was men algemeen tevreden. De organisatie was goed. Dubois heeft wonderen gedaan. Van Tijen met eenige hulpkrachten dito voor het diner. De dames o.l.v. juffr. RahusenGa naar voetnoot3 hebben de buitenlandsche dames op uitstekende wijze beziggehouden en veel laten zien. De Koningin kwam niet over, zich achter de ministerieele crisis verschuilende. De vreemdelingen betreurden dit, ofschoon wij haar terdege verontschuldigden. De Prins, die bij mij kwam déjeuneeren om met de kopstukken der Kamer kennis te maken, en later voor de Koningin ten Paleize ontving, gaf zich zeer veel moeite. Men kan hem een groote goedigheid niet ontzeggen. Aan humor ontbreekt het hem evenmin, maar hij is als een jongen van 18 jaar wat zijn gedrag betreft. Wat de zaken van het congres aangaat, het onderwerp dat mij het meest interesseert: de tariefkwestie. De groote vraag is geworden: Europa contra Amerika? In geheime besprekingen is deze conse- | |||||||||||
[pagina 799]
| |||||||||||
quentie van de Amerikaansche houding den Amerikaanschen gedelegeerden, die o.l.v. den zeer sympathieken Lamont stonden, voorgehouden. Zij waren hier met zeer onverschillige noties aangekomen. De groote vrees en ontstemming in geheel Europa bestaande, heeft ten slotte wel eenigen indruk gemaakt, en zij hebben de belofte afgelegd in Amerika op matiging te zullen aandringen. Ik ben daaromtrent echter sceptisch en geloof, dat Europa onderling te rade moet gaan om in zich zelf te rationaliseeren door afbraak van de tolmuren tusschen de Europeesche staten, echter niet te vergezellen van een algemeenen muur tegen Amerika, zooals velen, die zich ook in economische zaken door sentiment laten leiden, willen. Velen van de voornaamste mannen in de Internationale Kamer van Koophandel heb ik in deze week beter leeren kennen, zoo den afgetreden voorzitter Pirelli, een hoogst intelligent en levendig man, zijn opvolger, Theunis, een sympathieken Belg met gezond verstand. Clémentel, die het eerst voorzitter was, is een politieke figuur die als opvolger van Doumergue gedoodverfd wordt. Geen al te groote intelligentie, ofschoon elf maal minister. Sir Alan Anderson, de tweede ex-voorzitter, is een begaafd Engelschman van diplomatieken aanleg. Zijn landgenoot Sir Arthur Balfour is ronder. Een zeer fijne figuur is de Franschman De Peyerimhoff, prachtig redenaar. Serruys ontbrak evenmin, noch ook Trendelburg. Ik heb den indruk van zulke congressen, dat zij wel veel nut opleveren, doch nooit tastbaar nut. De samenwerking is te intermittent. En in de tariefkwestie ziet het er heel ernstig uit.
De verkiezingen hebben geen verandering in den politieken toestand gebracht.Ga naar voetnoot1 De Vrijheidsbond heeft, ondanks den genoten steun, geen voortgang gemaakt. De organisatie der partij is heel slecht, en het feit, dat een voornaam lid - Kamerlid - Bierema zich aan het suikerwetjeGa naar voetnoot2 vergrepen heeft, deed ook veel kwaad. Thans heeft men | |||||||||||
[pagina 800]
| |||||||||||
mij candidaat voor de Eerste Kamer gesteld, maar naar ik hoor is de kans op verkiezing twijfelachtig. Ik houd mij evenwel geheel buiten de voorbereiding. Onlangs kwam Dr. M. de Hartogh, lid van Provinciale Staten, een geruchtmakend, weinig gezien man, naar mij toe en zeide mij dat het hem hinderde, dat ik mij zoo afkeurend over hem uitliet. Hij zeide o.m. dat mijn verkiezing in de Eerste Kamer in zijn hand lag, maar dat hij zonder twijfel op mij zou stemmen, waarop ik hem zeide dat ik deze opmerking geheel misplaatst vond en het hem geheel vrijstond tegen mij te stemmen, als hij zulks wenschte te doen. Het is een buitengemeen brutaal individu. Ik hoor dat hij ook bij Fock tracht zijn stem tegen een concessie te verkoopen. Hij is thans buiten de partij en verlangt er weer in opgenomen te worden. Ik heb Fock gewaarschuwd. Liever mijn verkiezing in de waagschaal stellen dan dien vent te paaien. B. & W. hebben zich een loonsverhooging der gemeentewerklieden laten afdwingen, naar aanleiding waarvan de liberale wethouders BoissevainGa naar voetnoot1 en RutgersGa naar voetnoot2 m.i. hadden moeten aftreden. Dat zij zulks niet deden, zal de partij sterk schaden. Bij de volgende verkiezingen zal het wel blijken. Zij hadden zelfs nooit wethouder in de tegenwoordige constellatie moeten worden, hetgeen ik hun destijds gezegd heb. | |||||||||||
28 Juli 1929.Ik ben ten gevolge van een vergissing van Dr. de Hartogh (die zijn biljet verkeerd ingevuld had) niet gekozen, dolblij dat ik er niet dank zij hem gekomen ben. Ik wist niet, dat het van hem afhing, evenmin dat de liberale fractie in de Provinciale Staten met hem samenwerkte, hetgeen ik sterk afkeur. Guépin is over de mislukking in zak en asch, maar ik beschouw het voor de liberale partij veel beter zoo. Alex heeft na de roodvonk mazelen gehad, in het Wilhelmina Gasthuis opgedaan. Hij is eindelijk weer vooruitgaande en naar het schijnt niet erg verzwakt. Jan deed in Juni zijn eindexamen - beter dan wij verwachtten. Op 1 Sept. komt hij bij Plate & Van Heusden op kantoor. De andere kinderen zijn met Lucienne Bonnard te Macolin boven Biel in Zwitserland, tegelijk met hun grootouders en de Chaponnières. Het is volgens de beschrijving een heerlijk oord. | |||||||||||
[pagina 801]
| |||||||||||
31 Juli 1929.De liberalen te Amsterdam schijnen niet te kunnen rekenen. David van Lennep heeft in het Handelsblad aangetoond, dat ook indien De Hartogh's stem geldig was verklaard, ik er niet gekomen zou zijn. Twee oude vrienden overleden Zaterdag jl.: Van Gulik, een makker uit mijn onbezorgden Londenschen tijd van 1893/5, later getrouwd met een juffrouw Moltzer. Ik zag hem weinig meer: hij interesseerde zich niet voor zaken van algemeen belang en woonde stil te Hilversum. Op zijn begrafenis ontmoette ik ons beider ouden vriend Hoeufft, die hem nog geregeld zag. De ander is Oderwald, oud-directeur der ‘Nederland’Ga naar voetnoot1, met wien ik in de laatste 20 jaren in het zakenleven veel aanraking had. Hij was een selfmade man, met een goed verstand en prettig in den omgang. Men kon echter niet op hem bouwen, want hij praatte steeds met den laatste mede. Het was altijd: ja, ja, ja! Voor de ‘Nederland’ heeft hij groote verdienste verworven, en ik kan heden op Westerveld met volle overtuiging goeds van hem zeggen. | |||||||||||
2 Augustus 1929.De Burgemeester beloofde mij gisteren steun in zake de herberging van de Aziatische Kunst, waarvoor wij ƒ 150.000 bijeengebracht hebben, in het Stedelijk Museum. De zaaltjes waarin thans een oude apotheek enz. geborgen zijn, moeten daarvoor ontruimd en de inhoud naar het Burgerweeshuis overgebracht worden. Hij vertelde mij bij die gelegenheid, dat er een crisis in het college heerscht, omdat 5 van de 6 wethouders niet met Ter Haar's voorstel tot verlaging van den electriciteitsprijs voor kleinere verbruikers meegaan; een offer van 4½ ton op een begrooting welke geen speling meer laat. Volgens den Burgemeester heeft Ter Haar de 1% pensioenaftrek - die eveneens ½ millioen kost - mogelijk gemaakt, een uiterst zwakke houding voor een wethouder van een partij die voor conservatief doorgaat. Het geheele college schijnt den burgervader trouwens maar matig te bevallen - zwak en verdeeld onder elkaar en den tegenstand van de machtige Sociaal Democratische Arbeiders Partij in den raad. Het zal niet lang duren, of het college valt uit elkaar, na nog meer dan de socialisten tot verhooging der uitgaven meegewerkt te hebben: het resultaat dat ik indertijd Wally Boissevain voor- | |||||||||||
[pagina 802]
| |||||||||||
spelde (zie aanteekening 8 Sept. '27). Vooral den liberalen, die den mond vol van bezuiniging hebben, zal dit stemmen kosten. De ministerieele crisis is nog steeds niet opgelost, vermoedelijk wordt daarin de conferentie te 's HageGa naar voetnoot1 ontvangen, maar ik heb den indruk, dat, hoe dan ook, Beelaerts blijftGa naar voetnoot2, al zegt hij weg te willen gaan, hetgeen na het spektakel over de ‘Publicatie’Ga naar voetnoot3 geen wonder is. Dat heeft hem kwaad gedaan en de Belgen onhandelbaar gemaakt, maar alles te zamen genomen, is hij toch de aangewezen man. Wij hebben helaas onder de diplomaten geen verschot. Van Nispen, die wel eens genoemd wordt, schijnt in Brussel in het geheel niet aan te slaan. Ik ga morgenochtend naar de kinderen in Zwitserland. | |||||||||||
24 Augustus 1929.Gisteren teruggekeerd. Na 4 of 5 dagen te Macolin doorgebracht te hebben, waar Jet, Miek, Jerome en Frederik (Jan is te Adelboden met Theo Gleichman en Piet van EeghenGa naar voetnoot4 en Alex moest wegens roodvonk en mazelen thuis blijven) met Lucienne en TatoGa naar voetnoot5 en haar kinderen samen waren, ging ik met Jet den Elzas in, daarna naar Luxemburg en België. Achtereenvolgens bezochten we Colmar, Straatsburg, Schlestadt, Obenrai (de geboorteplaats van Ste Odile, wier klooster niet ver er vandaan ligt), Metz, Luxemburg, Trier, Brussel, Leuven en Mechelen, Bergen, Doornik, Oudenaarde, Gent, Brugge, Middelburg en Veere. Het besluit van deze reis met een bezoek aan Schouwen moest wegens de gebrekkige verbinding achterwege blijven. Met veel genoegen zag ik Straatsburg, Luxemburg, Leuven, Gent, Brugge, Middelburg en misschien vooral Veere, dat een groote charme voor mij heeft, terug. Trier met zijn Romeinsche overblijfselen, zijn basiliek, zijn dom en zijn Lieve Vrouwe Kerk was een revelatie. Wij bezochten het op één namiddag van Luxemburg uit. Ik neem mij voor er een tweede, rustiger bezoek aan te wijden. (Het meest aantrekkelijke hotel schijnt mij het Hotel Porta Nigra te zijn.) Metz viel niet mee, alleen een interessante Gothische Kathedraal en | |||||||||||
[pagina 803]
| |||||||||||
een goed portret uit Rembrandt's jonge jaren in het Museum. De oude Elzassische stadjes zijn aardig - vooral Schlestadt. Colmar heeft bovenal dat aangrijpende altaarstuk van Mathias Grünewald, een van de meest indrukwekkende schilderstukken die ik ken. Luxemburg, dat ik sedert 1890 niet gezien had, is bekoorlijk gelegen. Brussel is bekend terrein, doch voor de beide meisjes (Isa van EeghenGa naar voetnoot1 had zich te Straatsburg bij ons gevoegd) wel aardig. Van Bergen (Mons) had ik niet veel verwachting, die niet overtroffen werd. St. Wanden is echter van binnen een mooie kathedraal, en de belfort, die ik zoo dikwijls, voorbij sporende, bewonderd had, is een sierlijke toren. Mechelen en Doornik vielen zeer in den smaak, vooral Doornik. Wat een mooie kathedraal en welk een aantrekkelijk stadje. (Ook een goed hotel: de la Cathédrale.) Gent viel mij zeer mede, ik was er plm. 25 jaar niet geweest. Veel mooie gevels, vooral op de kade, veel mooie gezichten op de kerken en het stadhuis, en dan de sublieme aanbidding van het Lam, thans geheel vereenigd. Brugge onvolprezen als steeds, maar de oude boomen van het begijnhof waren gekapt en daarmede zijn bekoren verdwenen. Van Eyck overtreft toch Memlinck, grooter conceptie, grooter talent, minder miniaturist.
Op reis had ik eenige correspondentie met Du Mosch over ons beider aftreden.Ga naar voetnoot2 Op 1 Jan. '28 deelde hij mij mede, dat hij per ultimo '29 zou aftreden, waarop ik hem zeide, dat ik gelijke voornemens koesterde. Thans zegt hij, dat ik het eerst mijn plan mededeelde, waarop hij gezegd zou hebben dit voorbeeld te zullen volgen. In onze briefwisseling had ik hem er aan herinnerd. Klaarblijkelijk wil hij het liefst mijn opvolger worden, doch dit moet niet gebeuren: hij heeft daartoe niet de eigenschappen en is veel te serviel tegenover autoriteiten. Zijn officieel standpunt is: ik ga weg, als U weggaat; onder een nieuwen voorzitter wil ik niet dienen, maar zeer duidelijk geeft hij blijk niet veel aanmoediging noodig te hebben om zijn candidatuur te poneeren. Ik zou gaarne een minder gebonden leven willen hebben, doch vrees, dat ik aan het einde van dit jaar bezwaarlijk eigener beweging mijn ontslag kan nemen, nu het Amsterdam- | |||||||||||
[pagina 804]
| |||||||||||
Rijnkanaal nog steeds zweeft en ik niet veel vertrouwen in de doortastendheid van den nieuwen Minister van Waterstaat - Reymer - koester. Ook het verdrag met België is nog in hetzelfde stadium. Beelaerts en De Geer blijven gelukkig, doch overigens heeft Ruys met zijn nieuwe Ministerie - voor zoover ik het kan beoordeelen - geen blijk gegeven op de medewerking van krachtige mannen gesteld te zijn, hetgeen hij zelf ook niet is. Colijn krijgt zijn zin, door de benoeming van zijn knechtje De Graaff - een weinig sympathieke figuur, maar alles is bij Koloniën beter dan de slappe Koningsberger, die den zeer gevaarlijken Gouverneur-Generaal (De Graeff) ongestoord zijn gang laat gaan. | |||||||||||
27 Augustus 1929.Heden vergadering aan Buitenlandsche Zaken van de delegatie die aan het einde der week naar Genève voor de 10de Volkenbondsvergadering zal vertrekken. De samenstelling is evenals die van verleden jaarGa naar voetnoot1, behalve dat Stirum, die er heelemaal niet op zijn plaats was, door Colijn vervangen wordt. Had ik zulks geweten, dan had ik voor de eer bedankt, want twee afgevaardigden voor de economische aangelegenheden is één te veel, of eigenlijk anderhalf te veel. Ik had verleden jaar zeer weinig te doen en zal dit jaar niets te doen hebben. Ter vergadering vroeg Colijn, wat het standpunt der Regeering in zake handelspolitiek was. Bevordering van den vrijhandel, antwoordde Beelaerts. In overeenstemming daarmede werd afgesproken, dat Beelaerts namens de Nederlandsche Regeering zijn ernstige teleurstelling over den loop van zaken en volkomen negatie der aanbevelingen van de 1927 Conferentie in zake tarieven zal uitspreken. Evenwel, toen Beelaerts aan het einde der vergadering de vraag stelde, of hij te Genève zal spreken en het bleek, dat de andere onderwerpen zulks niet bepaald noodig maakten, voor zoover dit thans te overzien is, en ik opmerkte, dat hij toch, wat er ook gebeure, over de tarieven zal spreken, vond hij dat vervallen van alle voorbehoud wel wat kras, zoodat hij een zekeren slag om den arm hield, hoewel, naar het mij voorkwam, zonder bijbedoeling. Na de vergadering reed ik met Colijn in zijn auto. Hij vertelde mij toen, dat Ruys in onderhandelingen over de samenstelling van een rechtsch parlementair Kabinet o.m. op zijn program had staan: een | |||||||||||
[pagina 805]
| |||||||||||
onderhandelingstarief en verhooging van invoerrechten ter bescherming van sommige industrieën. Hij, Colijn, die de portefeuille van Buitenlandsche Zaken zou krijgen, had daartegen bezwaar gemaakt, doch Ruys was hem op dat punt niet tegemoet gekomen, wel op het gebied van Financiën en Koloniën. De onderhandelingen zijn op de houding der Christelijk Historischen, die aan geen program gebonden willen zijn, afgesprongen en Colijn wist niet of dit extra-parlementaire Kabinet protectie beoogt, maar hij vermoedt zulks, gezien de weerstand dien Ruys hem op dit punt bood.Ga naar voetnoot1 Ook ik acht het mogelijk, want De Geer en Beelaerts hebben het aardewerkwetjeGa naar voetnoot2 ook gelanceerd, al noemen zij zich vrijhandelaars, en ik acht het best mogelijk, dat Beelaerts in liberalen geest te Genève optreedt, misschien ook zwijgt, en de troonrede op 17 September protectie aankondigt.Ga naar voetnoot3 Ik zorg dus dan in het land terug te zijn. Een bezoek aan den nieuwen Minister van WaterstaatGa naar voetnoot4, op 2 uur bepaald, liep op niets uit, daar ik na 20 minuten vergeefsch antichambreeren vertrok. Het was weinig gemanierd van den man. Later telefoneerde hij aan mijn kantoor, om zijn verontschuldigingen aan te bieden. Een dringend gesprek had hem verhinderd, mij op tijd te ontvangen. Die boodschap had hij den kamerbewaarder behooren te geven. Van Beelaerts kreeg ik een brief over de Belgische kwestie, waaruit ik afleid dat hij het fiere en juiste standpunt, in de laatste notawisseling (Mei) ingenomenGa naar voetnoot5, wil verlaten. Iemand heeft hem nu een kanaal van Gorkum naar Turnhout ingeblazen, dat daar aansluit op het Kanaal van Antwerpen naar de Kempensche mijnen. Zoodoende zou Antwerpen een verbinding binnendoor met de Waal en den Rijn krijgen en onze havens (Amsterdam nauwelijks, want het Zederikkanaal is nagenoeg onbruikbaar) als compensatie voor deze concessie een mooie verbinding met de Kempensche en Luiksche gebieden! | |||||||||||
[pagina 806]
| |||||||||||
Hij vraagt advies - klaarblijkelijk ook aan de andere 5 raadgevers, waaronder Van Hasselt, die maar steeds pro-Moerdijk blijft. Buitenlandsche Zaken kan nooit lang een logische houding innemen. Dan wordt het opeens bevreesd, ditmaal zeker onder den invloed van de 4 Roomsche MinistersGa naar voetnoot1, en gaat overstag. | |||||||||||
29 Augustus 1929.Gisteren Beelaerts apart gesproken en hem mijn bezorgdheid erover uitgesproken dat hij nu opeens weer een kanalenplan dat geheel buiten de scheidingsregeling van 1839 ligt, wil onderzoeken, nadat het laatste standpunt der Regeering tegenover België is: Wij wenschen met U een vriendschappelijke regeling van alle kwesties binnen de grenzen van die regeling, maar indien en zoolang gij beweert zaken als het Moerdijkkanaal te kunnen eischen en beweert dat Nederland zijn verplichtingen van 1839 niet is nagekomen, wenschen wij dat eerst de rechtsvraag door het Internationale Gerechtshof wordt uitgemaakt. Dit was ons laatste woord vóór de verkiezingen, waarop België na zijn verkiezingen voorloopig geantwoord heeft, zonder dat dit de zaak verder bracht. Beelaerts zeide natuurlijk, dat het standpunt der Regeering onveranderd was. Dit plan was echter voor 1½ jaar door particuliere zijde geopperd, en hij acht het gewenscht het oordeel van deskundigen erover te bezitten, teneinde niet aan het verwijt bloot te staan er geen aandacht aan besteed te hebben. Ik ben niet zeker, dat het plan niet van Belgische zijde komt, daar Beelaerts in de loop van het gesprek zeide: ‘Als het eens van Belgische kant voorgesteld werd.’ Ik zeide, dat ik het plan op zichzelf ondeugdelijk vond en hem overeenkomstig mijn meening schriftelijk zou meedeelen. Wat de handelspolitiek der Regeering betreft, hij zeide dat geenerlei protectionistische plannen bestonden, alleen wil men doorgaan met het onderzoek naar de wenschelijkheid van een onderhandelingstarief, waarvan hij, Beelaerts, zelf het ongewenschte inziet. Het is mij trouwens bekend, dat de Commissie, die van het vorige Kabinet de opdracht verkreeg een dergelijk tarief te ontwerpen, zich daarvan kweet en de mededeeling eraan toevoegde, dat zij de invoering ervan niet bepleitte. Nederbragt is er o.a. zeer sterk tegen. Ik wees Beelaerts er op, dat mijn positie te Genève moeilijk wordt, indien, zooals ik | |||||||||||
[pagina 807]
| |||||||||||
noodig acht, ik den vrijhandel verdedig en de Regeering min of meer zwevende plannen aangaande een vechttarief heeft.Ga naar voetnoot1 Daarna hadden we een lunch van Bruins, waaraan aanzaten Beelaerts, de Duitsche gezant, Schacht, Vissering, Melchior, Tetrode, Snouck en een Geheimrat, wiens naam ik niet opving. Vissering begon met Schacht over de vestigingsplaats der internationale bank, die de commissie-Young ontworpen heeftGa naar voetnoot2, te spreken. Schacht wil Berlijn niet, evenmin Parijs of Brussel, wel Londen, maar acht het waarschijnlijk, dat men ten slotte tot Amsterdam besluit. Ook zijn er stemmen voor Den Haag, wat geheel onzinnig zou zijn. Ik meen, dat wij in deze zaak niets geen empressement moeten toonen. Er bestaat groote verdeeldheid onder de directe belanghebbenden, en eenig aandringen onzerzijds zou ons eerder schaden dan baten. Het is trouwens meer een kwestie van aanzien dan van materieel belang. Ik geloof nl. niet, dat voor die bank een groote activiteit weggelegd is. Zij moet er toe bijdragen de regeling der schulden van het terrein van de politiek geheel naar dat der zaken over te brengen en zal met moeite haar rente verdienen, gevoed door gedwongen deposito's en klein gehouden door de controleerende circulatiebanken. Ook zie ik nog niet, hoe haar positie veilig gemaakt wordt tusschen haar tegoed in Marken en haar verplichtingen in dollars, ponden enz.Ga naar voetnoot3
In den namiddag had ik een gesprek met Minister Reymer, van wien ik een excuusbriefje ontvangen had. Wij bespraken Amsterdam-Rijn, de doorvaart bij Maastricht en de rivierovergangen naar het Zuiden. Hij beloofde veel en nam de allures van groote activiteit aan. Ik zeide hem, dat de Amsterdamsche Kamer van Koophandel zoowel een kanaal door de Geldersche Vallei als een via Wijk goed vindt, maar geen verdere vertraging, daar de toestand geheel onhoudbaar is. Om echter de grootst mogelijke medewerking in Amsterdam, waar de Gemeenteraad onder den invloed van Köhler voor Wijk geporteerd is, te verkrijgen, is een snelle beslissing ten gunste van laatstgenoemd tracé gewenscht, waarbij hij echter - zoo zeide ik hem - op den tegenstand in zijn departement te rekenen heeft. Hij blijkt ook voor | |||||||||||
[pagina 808]
| |||||||||||
Wijk te gevoelen - omdat hij ook den steun van Utrecht wil hebben. Mijn uitlating over de stroomingen bij zijn departement bracht het gesprek op de wenschelijkheid van de aanstelling van een krachtigen directeur-genraal. Reymer vroeg mij, of ik iemand wist. Ik noemde hem Ringers, van wiens bekwaamheid, voortvarendheid en eerlijkheid ik een gunstigen indruk heb. Het bleek mij, dat hij hem juist den vorigen dag gepolst had. De moeilijkheid is van financieelen aard, want Ringers verdient als directeur der maatschappij ter uitvoering der Zuiderzeewerken veel meer dan hij als directeur-generaal kan krijgen, maar ik vermoed, dat Mevrouw Ringers liever in Den Haag dan op Wieringen woont. Wat Limburg betreft, Reymer wil er ten spoedigste zelf heen, om achter de zaak spoed te zetten. Als nieuwtje deelde hij mij mede, dat gelden voor een hooge vaste brug over het kanaal door Zuid-Beveland en voor de verbetering van de vaart door de Zeeuwsche wateren (Hellegat) op de begrooting komen. Hij critiseerde overigens de besluiteloosheid van zijn voorganger en was hoogelijk gecoiffeerd met zijn eerste onderhoud met de Koningin, die zeer goed op de hoogte was. Summa summarum heb ik een matig vertrouwen in dezen bewindsman, die bovendien, naar ik hoor, criblé de dettes is en door zijn crediteuren achtervolgd wordt. | |||||||||||
30 Augustus 1929.Aan De Vlugt verslag van mijn gesprek met Reymer over Amsterdam-Rijn gedaan. De Vlugt heeft geen hoogen dunk van Reymer, maar zegt invloed op hem te hebben. Hij vindt het heele ministerie uiterst zwak, maar of hij bij een rechtsch parlementair Kabinet erin gekomen was, zeide hij mij niet. Woltjer schijnt zeer onbehoorlijk behandeld te zijn. Hij zegt voorts naar het oogenblik te verlangen waarop hij weer socialisten als wethouders krijgt: alles is beter dan het tegenwoordige stelletje, waarvan hij de vrijzinnig-democraten de ergste vindt, omdat die louter voor de galerij optreden en tegenover den kiezer (arbeider) niet eens ‘néén’ durven zeggen waar de socialist het wel doet. Gezien de moeilijkheden die ik nog met de Amsterdam-Rijn-verbinding en de Belgische kwestie verwacht, heb ik aan Du Mosch en Dubois meegedeeld, dat ik mijn termijn als kamerlid, vervallende einde 1931, hoop uit te dienen. De herstelconferentie heeft na vinnige debatten, door Snowden | |||||||||||
[pagina 809]
| |||||||||||
ingeluid (hij had overigens gelijk, maar zijn optreden is zoodanig geweest, dat de atmosfeer in Europa een andere is geworden), het verwachte resultaat opgeleverd.Ga naar voetnoot1 Het tegenovergestelde resultaat ware de chaos geweest en was daarom niet denkbaar. | |||||||||||
Genève, 8 September 1929.Sedert 2 Sept. hier. De Engelsche arbeidsministers brengen leven in de brouwerij, die stil geworden was en dreigde te verstijven. Engeland teekent de zg. facultatieve clausule, waarbij het zich tot onvoorwaardelijke onderwerping aan de vastgestelde internationale rechtsspraak onderwerpt en stelt voor, het pact van den Volkenbond op die punten opnieuw te onderzoeken waarin de mogelijkheid van oorlog nog opengelaten wordt, met het doel die te wijzigen en aan te passen aan het Kellogg-pact, dat oorlog geheel uitsluit. MacDonald liet zich blijkbaar al te optimistisch over den stand der onderhandelingen met Amerika over de maritieme ontwapening uit, want den volgenden dag stond in de pers iets wat op een douche van het State Departement te Washington leek. Zoowel MacDonald als Henderson spraken in de vergadering min of meer zooals zij voor een arbeidersvergadering zouden spreken en maken niet den indruk van de realiteit der dingen goed te zien. Zij zijn een welkome steun voor verdere toepassing der Volkenbondsgedachte, maar moeten niet te hard van stapel loopen, daar zij reeds nu op sterken tegenstand van de conservatieven in hun land te rekenen hebben, die zich bij al te onvoorzichtig optreden tot de liberalen zou kunnen uitstrekken. Briand sprak magistraal en ditmaal geheel in den goeden toon. Bevreemdend was hem te hooren toelichten, dat hij met zijn Europeesche toenadering ook een politiek doel heeft, waarschijnlijk tegen Rusland. Hijmans, die een zeer goede rede hield, kwam met het voorstel een Europeeschen wapenstilstand op het gebied van invoerrechten te sluiten, hetzelfde dat ik in April 1928 in het rapport der Internationale Kamer van Koophandel aan de Consultatieve Commissie inlaschte, maar niet verder kon verdedigen, omdat de Engelschen, met name BalfourGa naar voetnoot2, in den boezem der Kamer er fel tegen waren. Het is het systeem ‘plafond’, dat ook het Economisch Comité verworpen heeft, vermoedelijk omdat de regeeringen de hand vrij willen houden om te | |||||||||||
[pagina 810]
| |||||||||||
verhoogen. De zaak is voorloopig op een déjeuner bij SalterGa naar voetnoot1 besproken, waar Colijn, Loucher, Graham, (Board of Trade), Imhoff (Duitschland), Langenhove (Belgë) aanwezig waren en voorts in onze delegatie. Men schijnt wel aan dien wapenstilstand te willen, Duitschland zelfs voor 5 of 6 jaar. Colijn beweert daar niets tegen te hebben, maar zeide dat hij tegenover de vreemdelingen verklaard had, dat onze Regeering zich wel niet voor meer dan twee jaar zou willen binden, waarin Beelaerts hem bijviel. Klaarblijkelijk wil men in dien hoek de handen vrij hebben, om bij ons van handelspolitiek te veranderen. Ik verzet mij. Onze delegatie is dezelfde als verleden jaar, behalve dat Colijn Stirum vervangt en Djajadiningrat eraan toegevoegd is. De laatste, die, wat zijn voornemens betreft, door het Binnenlandsch Bestuur van Indië algemeen gewantrouwd wordt, zwijgt steeds in de delegatie. Ik vroeg hem ten lunch en daar kwam hij los. Ik had met een zeer helder denkend man te doen, wiens uitlatingen sober en vertrouwenwekkend waren. Het is echter een fout hem in deze delegatie op te nemen. Hij vertegenwoordigt er geen belang en blijft noodzakelijk op den achtergrond, ook gedeeltelijk daardoor dat de andere leden weinig notitie van hem nemen. Toen MacDonald zijn naïeve en gevaarlijke uitlating deed omtrent de bevrijding der Aziatische naties, applaudiseerde Djajadiningrat levendig. | |||||||||||
11 September 1929.Meer dan twee jaar wapenstilstand wil de regeering in geen geval, klaarblijkelijk om de Roomschen, die de sterkste regeeringspartij vormen, niet te ontstemmen. Wat Duitschland zal doen, is geheel onzeker, want Breitscheid heeft aan Colijn gezegd, dat daar een nieuw tarief gereed ligt, dat men na afloop van het tegenwoordige provisorische (einde 1930?) wil invoeren. Hij, Breitscheid, zou een wapenstilstand willen, maar de Rijksdag niet. Loucheur zal zich zeker verzetten, hij is protectionist en komt nu met het voorstel van een nieuwe wereldconferentie, ditmaal van regeeringsgedelegeerden. Voorts wil hij conferenties voor de regeling van de productie van suiker en kool, die niets zullen opleveren. Intusschen duren ten gevolge van de slechte leiding van Guerrero en het onbeteekenend geklets van tallooze sprekers de plenaire vergaderingen van den Bond steeds door en kunnen de Commissies niet met hun werk be- | |||||||||||
[pagina 811]
| |||||||||||
ginnen, waardoor ik tot mijn groot ongerief waarschijnlijk mijn vertrek zal moeten uitstellen. Het Secretariaat van den Volkenbond (Salter) wil de op te richten B.I.S. (Bank for International Settlements) onder controle van den Volkenbond brengen, omdat zij enorme bevoegdheden krijgt, geweldigen invloed op de financieele toestanden in de wereld kan uitoefenen en, in tegenstelling met hetgeen met de circulatiebanken, met wier kapitaal zij werken zal, het geval is, geen staatstoezicht kent. Zij wordt dus geheel autonoom, hetgeen aan Salter gevaarlijk voorkomt. Colijn heeft deze inzichten in den boezem van onze delegatie verdedigd. Ik kan mij niet bij deze zienswijze aansluiten. De Bank for International Settlements wordt in de eerste plaats opgericht om de herstelbetalingen uit de politieke sfeer te brengen en krijgt voorts deposito's van verschillende landen, om daarmede internationale bankzaken te doen, waaronder die welke moeten strekken om de stabiliteit van wisselkoersen te bevorderen en de goudbeweging te rationaliseeren. Zij staat onder een Raad van Bestuur, waarvan de overwegende meerderheid door de circulatiebanken in de zes landen die direct bij de herstelbetalingen betrokken zijn, wordt aangewezen (Amerika zal, naar het schijnt, zich onthouden). Deze banken zullen er op uit zijn aan de Bank for International Settlements niet meer macht en invloed te verleenen dan met hun eigen belang strookt, waarbij de opzet voorzit het gehele instituut een zeer zakelijk karakter te doen hebben. Voor de vrees dat de bank wereldschokkende dingen zal gaan doen, bestaat m.i. niet veel grond, en dus ook niet voor een controle als bedoeld, allerminst voor een initiatief van den Volkenbond om die controle te verkrijgen. Er bestaat wel aanleiding om de bank verplichting tot publiciteit op te leggen en haar niet autonoom te laten in de wijziging van haar statuten. Men zou met controle wellicht juist de politieke invloeden naar binnen halen, die men zorgvuldig heeft willen uitsluiten, want al zal Salter wel verstandig willen, hij heeft niet het laatste woord bij den Volkenbond en niet het eeuwige leven. Ook Amerika zal bij een streven naar machtsuitoefening door den Bond kopschuw worden. Contact en overleg tusschen beide instituten zijn, zooals vanzelf spreekt, gewenscht, en willen de Regeeringen, wier gedelegeerden a.s. Maandag het statuut van de Bank for International Settlements gaan uitwerken, daaromtrent iets bepalen, dan is daartegen niets te zeggen.Ga naar voetnoot1 Beelaerts is van | |||||||||||
[pagina 812]
| |||||||||||
meening: voorzichtig zijn. Heden draaide Colijn in onze gewone delegatie-bespreking ook half bij. De aangelegenheid zal zeker in de 2de commissie besproken worden, daar zij in de Assemblée door Noorwegen gemoveerd werd en Polen (dat zich gaarne een zetel in het bestuur verzekert) er in die Commissie op terug zal komen. In het Journal de Genève staat te lezen, dat de Koninklijke Hollandsche Lloyd met oogenschijnlijk succes met den Norddeutschen Lloyd over overneming door dezen onderhandelt, vermoedelijk een repetitie van een eenige weken oud bericht, dat destijds in scheepvaartkringen geloochend werd. Ik had echter toch geen gelegenheid (ik ben maar een week te Amsterdam geweest) den president-commissaris RehbockGa naar voetnoot1 te ontmoeten. Nu het bericht ook naar de buitenlandsche pers zijn weg vindt, heb ik Rehbock van hier uit bericht dat ik hoopte, dat dergelijke onderhandelingen niet geëntameerd zullen worden, zonder dat hij contact met mij zoekt, hem eraan herinnerende dat mede door mijn toedoen 23 of 24 jaar geleden, de Zuid-Amerika lijn, waaruit de Koninklijke Hollandsche Lloyd voortgekomen is, voor overneming door de Hamburg-Amerika lijn behoed werd.Ga naar voetnoot2 Hoe we thans den Koninklijke Hollandsche Lloyd, wiens toestand zeer ernstig zoo niet hopeloos is, behouden kunnen, weet ik zelf voorshands niet. In de eerste plaats moet de vrachtlijn voor Amsterdam bewaard blijven. Met het instandhouden der maillijn zou zeker 30 millioen gemoeid zijn. Hoe droevig ook voor ons prestige in Zuid-Amerika, zou zij in vredesnaam moeten verdwijnen, aangezien zulk een bedrag zeker niet gevonden kan worden en het zakelijke belang bij een maillijn niet overgroot is. Het vervoer van passagiers is met de tegenwoordige verouderde, deels weinig geschikte schepen der maatschappij niet groot en bestaat slechts voor een klein deel uit Nederlanders. Maar ook het behoud der vrachtlijn zal allicht meer geld vereischen dan bijeen gebracht kan worden. Allicht 10 of 15 millioen.Ga naar voetnoot3 Gisteren heeft Beelaerts bij Hijmans gedéjeuneerd. Volgens Beelaerts zeer vrienschappelijk. Hijmans weet nu heel goed, dat hij niet verder met de oude eischen behoeft terug te komen. Het plan is dat gedelegeerden van beide kanten in kleine besprekingen bij elkaar komen om over een oplossing te beraadslagen (Van Kleffens van | |||||||||||
[pagina 813]
| |||||||||||
onzen kant). De Belgen zoeken volgens Beelaerts geen internationale oplossing (door den Volkenbond) en zullen het rechtsstandpunt niet vasthouden, daar ze geen lust in een uitspraak van het Hof hebben. Ik zie de oplossing nog niet (het plannetje van een kanaal naar Turnhout is er geen). François zegt mij dat Hijmans werkelijk den indruk maakt aan de hangende kwestie een eind te willen maken. Beelaerts zou hem verweten hebben dat prikkels, zooals de onlangs door België ingestelde subsidieering van het Rijnvervoer naar en van Antwerpen, voor het bereiken van dat doel ondienstig zijn. Hijmans had daarop niet veel kunnen antwoorden. | |||||||||||
14 September 1929.De Franschen en Engelschen zijn het over een gezamenlijke motie eens geworden, waarin tot een conferentie van regeeringsgedelegeerden over de economische vraagstukken en een wapenstilstand gedurende twee jaar besloten wordt. De houding van Colijn is eenigszins verdacht. Zonder eenig voorgesprek bepleitte hij in de 2de Commissie één jaar wapenstilstand. Hij maakt steeds den indruk van, ofschoon hier liberaal doende, het de Nederlandsche regeering gemakkelijk te willen maken spoedig met maatregelen te komen die een wijziging van onze handelspolitiek beteekenen. | |||||||||||
Amsterdam, 16 September 1929.Gisteren uit Genève teruggekeerd. De economische besprekingen zijn twee dagen onderbroken en ik heb Beelaerts toegezegd, daarna op ontvangst van zijn telegram te zullen terugkeeren, onder voorbehoud, dat de troonrede geen vechttarief of protectie aankondigt. Colijn verklaarde daarop zijnerzijds ook te zullen overwegen, of hij nog wel in de delegatie op zijn plaats was, indien de Regeering dien weg opging, die geheel tegen den geest van onze besprekingen met Beelaerts en tegen het optreden van Colijn in de commissie zou zijn. Beelaerts heeft niets omtrent den inhoud der troonrede losgelaten, en hij is zeker tegen een verandering der handelspolitiek op dit oogenblik, die hem bovendien een allergekst figuur tegenover de andere te Genève vertegenwoordigde landen zou doen slaan, maar daar Ruys het vechttarief en protectie tegenover Colijn niet heeft willen laten vallen, moet men aannemen, dat hij dat tegenover zwakkere broeders als Beelaerts en De Geer ook niet heeft gedaan. Overigens is het niet zeker dat de Fransch-Engelsche resolutie effect zal hebben; landen als Polen en Italië gaan wel mede, maar | |||||||||||
[pagina 814]
| |||||||||||
zullen ter conferentie alle mogelijke bezwaren maken, waarmede zij nu reeds beginnen. Ook Frankrijk is zelf geenszins warm, het zal de voorgestelde conferentie eerder gebruiken om aan den wensch der Engelschen een nette begrafenis te bezorgen. | |||||||||||
18 September 1929.Beelaerts verzocht mij per telegram te Genève terug te komen, daar morgen de relatie tusschen den Volkenbond en de Internationale Bank (Young-plan) besproken wordt. De troonrede bevat t.a.v. de handelspolitiek de mededeeling dat het onderzoek naar de wenschelijkheid van een onderhandelingstarief voortgezet wordt: iets wat we wisten. Ik ga dus terug. | |||||||||||
Genève, 21 September 1929.Het is vervelend en voor de kinderen erg teleurstellend, dat ik mijn verjaardag niet thuis kan doorbrengen. Hier wordt alles anders en met meer uitstel behandeld dan men zich in den aanvang voorneemt. De internationale bank zou eerst Zaterdag den 14den aan de orde komen, toen den 18den, en ten slotte werd zij gisteren op het tapijt gebracht, maar wegens gebrek aan tijd werd de bespreking na mijn speech afgebroken om morgenmiddag voortgezet te worden. De Noorsch-Deensch-Poolsche motie gaat sterk in de richting van invloed van den Volkenbond op de bank. In een lang onderhoud tusschen Salter, De BordesGa naar voetnoot1, Beelaerts en mij bleek anderzijds sterk de vrees van de heeren van het Secretariaat, dat de bank zich tot een wereldinstituut ontwikkelen zou, dat een aan de Volkenbondspolitiek tegenovergestelde politiek zou kunnen volgen. Wij verklaarden hun, dat wij de ingediende motie slechts in zoover konden beamen, als er de wensch naar een zeker contact tusschen de beide instituten in wordt uitgesproken, omdat wij het verwekken van eenigen indruk dat de Volkenbond naar invloed op de bank streeft, afkeuren en ons inderdaad met zulk een streven niet zouden kunnen vereenigen, daar de bank overeenkomstig den opzet geheel vrij van politieken invloed moet blijven. Anderzijds valt te bedenken, dat er twee phasen in het bestaan der bank kunnen en waarschijnlijk zullen zijn: 1. haar functie als reparatiebank; 2. het betreden van een uitgebreid terrein waarop zij den Volkenbond kan ontmoeten. Als reparatiebank laat zij den | |||||||||||
[pagina 815]
| |||||||||||
Volkenbond koud, als wereldbank niet, want dan worden alle andere naties er door beïnvloed. Dan is een zekere mate van contact gewenscht, en dan is het ook noodig dat publiciteit van haar toestand en werken gewaarborgd zij, de distributie der bestuurzetels, die nu voorwaardelijk in handen zijn van de zeven mogendheden, bij reparaties direct betrokken, een andere worde en de statutenwijziging niet langer uitsluitend bij het directorium berust. Ik had voor mijn vertrek met Ter Meulen gesproken, die als lid van het financieele comité van den Volkenbond en als intimus der buitenlandsche bankiers, de kwestie zoowel van den kant van het Secretariaat als van dien van de leden van de Young-commissie kent. Hij waarschuwde zeer tegen wat hij noemt de intriges van Salter, die de financieele taak van den Volkenbond haar einde ziet naderen en de nieuwe bank gaarne onder zich zou hebben. Overigens gelooft hij niet aan een sterke ontwikkeling der bank. Evenals ik, gelooft hij, dat de centrale banken die er de leiding van zullen hebben, haar klein zullen houden. Of Salter inderdaad machtswellust heeft, kan ik niet beoordeelen. Tegenover Beelaerts en mij erkende hij, dat de Volkenbond geen invloed op de gestie moet hebben, anders dan door overleg, ofschoon hij wel wenscht, dat zij jaarlijksche verantwoording aan den Bond aflegt. Ik stelde ten slotte een korte redeGa naar voetnoot1 op, die de goedkeuring der deletie kreeg. De bijval was matig, waaruit ik afleid dat de zeven mogendheden tegen elke discussie zijn. De Noren en Polen kwamen mij verzekeren, dat zij mijn critiek aanvaardden en de bedenkelijk geachte passages uit hun resolutie zouden laten vervallen. We moeten nu afwachten wat de dag van heden oplevert. De motie betreffende een conferentie ter sluiting van een wapenstilstand op tariefgebied van 2 à 3 jaar en onderhandeling over tariefverlaging is gisteren aangenomen. Afgewacht moet nu worden, welke staten daaraan meedoen. | |||||||||||
Amsterdam, 23 September 1929.Gistermiddag terug. De Noren c.s. nemen mijn amendementen over, maar de vijf mogendheden bij de bank betrokken, verzetten zich tegen elke motie, omdat zij het heele bankplan in gevaar zou kunnen brengen, zoo althans Loucheur. Hij sprak namens deze 5 en erkende de juistheid van sommige ‘préoccupations’ der sprekers | |||||||||||
[pagina 816]
| |||||||||||
(Polen, Denemarken en Oostenrijk hadden ook gesproken). Hij beloofde namens de 5, dat de opmerkingen in extenso aan het comité dat eerlang het statuut van de bank in elkaar zal zetten, zouden worden overgelegd. Breitscheid veroordeelde namens Duitschland alle inmenging van den Bond in de regelen der Bank op dit oogenblik. De mogendheden der motie plus Finland en Estland vergaderden na de openbare bespreking. Besloten werd de resolutie in te trekken en de woorden van Loucheur in een verklaring vast te nagelen. Ik vertrok daarop van Genève, de verdere behandeling aan Van Eysinga overlatende. Ik acht het zelf beter, dat er geen motie komt en vind voldoende, dat deze zaak openlijk besproken is. | |||||||||||
24 September 1929.Volgens de courant heeft Van Eysinga voorgesteld het proces-verbaal door het Volkenbonds-secretariaat aan het bankcomité te laten zenden, waarop Loucheur geprikkeld antwoordde, dat men vertrouwen in de mogendheden moest stellen en de toezending door den Volkenbond eerder kwaad zou kunnen doen. Het is een ongelooflijke onhandigheid van Eysinga, waartoe ik hem niet in staat achtte en die de neiging om de bank te Amsterdam te vestigen (toch al niet groot) verminderen zal. De zaak was prachtig geloopen, en op het laatste oogenblik wordt zij aldus bedorven. Wat een stoethaspel! Overigens een zeer bekwame en te Genève zeer geziene persoonlijkheid. Alvorens van Genève af te stappen, wil ik nog even de persoon van Djajadiningrat, lid van onze delegatie, memoreeren.Ga naar voetnoot1 Ik heb sedert mijn verblijf in Indië, 31 jaar geleden, weinig Javanen meer gesproken en destijds sprak ik met hen over koetjes en kalfjes in het slechte Maleisch dat ik mij meester gemaakt had. Slechts de regenten van Semarang, Djapara en Dewak spraken Nederlandsch. Djaja behoort tot het sedert dien opgegroeide geslacht, al zal hij ook wel reeds naar de 60 loopen. Hij beheerscht het Nederlandsch als een Nederlander en is ongetwijfeld een zeer bekwaam man, zeer rustig en onafhankelijk in zijn oordeel over de Indische problemen, ofschoon nationalist, zooals bleek uit zijn toejuiching van de passage in de rede van MacDonald over de bevrijding der Aziatische rassen. Hij wordt algemeen door het Europeesch bestuur gewantrouwd | |||||||||||
[pagina 817]
| |||||||||||
(misschien niet door den Gouverneur-Generaal), maar ik heb niets in hem kunnen ontdekken wat op gevaarlijke neigingen leek. Toch zou ik hem ook in de gaten houden, indien ik voor den gang van zaken verantwoordelijk was. Tusschen de Belgische en onze delegaties was de verhouding aangenaam. Ik maakte o.a. met genoegen kennis met Rolin-Jacquemyns en Van Langenhove. Carton de Wiart, die ook tot de Belgische delegatie behoorde, wordt door onze diplomaten gewantrouwd. Inderdaad heeft hij een valsche tronie. | |||||||||||
29 September 1929.Gisteren maakte ik mijn 2de tocht naar de Zuiderzeewerken, ditmaal uitgenoodigd door Bruins, die de excursie voor de leden van het transfer-committee (Dawes-plan) op touw gezet had. Den vorigen avond dineerden enkele hunner bij ons, o.a. AddisGa naar voetnoot1, Bachmann (Zürich) en Sergent van de Union Parisienne, en van de Hollanders Bruins, Snouck, Vissering en s'Jacob. 's Avonds kwam ook Stirum opdagen. Snouck vertelde mij dat oorspronkelijk in de troonrede een passage gestaan had, een vechttarief aankondigende. Het verzet van Beelaerts heeft dit belet. Snouck noemde het een streek van KanGa naar voetnoot2, die inderdaad een dolleman op dit gebied is. Bruins beweert, dat Den Haag de meeste kans als zetel van de Bank for International Settlements heeft, daar men geen plaats wil hebben die tevens zetel van een nationale circulatiebank is. Ik begrijp niet goed, waarom niet. Na den Haag komt ook Bazel in aanmerking.Ga naar voetnoot3 Hij zegt verder, dat Salter op een betrekking bij die bank reflecteert, doch dat niemand hem wil hebben. Aan De Bordes zou men wel een baantje willen geven, en waarschijnlijk wordt hij secretaris van de organisatiecommissie. Ik herinner mij, dat De Bordes zeer verontwaardigd was over het praatje dat, naar hij vernomen had, te Genève verspreid werd en dat aan Salter dergelijke wenschen toeschreef. Ik zie De Bordes voor uiterst fatsoenlijk, bekwaam, maar soms wat heet gebakerd aan. Salter kan de hem toegedichte wens bezitten, zonder daarom de intrigant te zijn die Ter Meulen en Bruins van | |||||||||||
[pagina 818]
| |||||||||||
hem maken. Bruins schijnt hem niet te kunnen zetten: hij is volgens hem zijn concurrent naar het baantje bij de Reichsbank geweest dat Bruins kreeg. De brave Bruins is zelf in het geheel niet vrij van Streberei. Ik zou hem niet gaarne aan het hoofd van een groote zaak hebben: hij houdt geen voet bij stuk. Zoo moet niet hij, maar Trip aan de Nederlandsche Bank komen, wanneer Vissering aftreedt, waartoe deze echter geenerlei plan schijnt te koesteren.Ga naar voetnoot1 Het interesseerde mij van Addis (Sir Charles) te hooren, dat hij aan de Bank for International Settlements mettertijd wel degelijk een groote rol toeschrijft, vooral voor de vaststelling van een stabiele verhouding van prijzen tot den standaard, wanneer goud eens niet meer voor zijn taak berekend blijkt: het groote vraagstuk van de toekomst. Bruins wist ook te vertellen, dat Colijn, daartoe aangezet door Van Aalst, getracht heeft op het Young-Committee in Parijs invloed uit te oefenen, door het oude gebouw van de Handel-Maatschappij gratis aan te bieden en op voorwaarde dat de Nederlandsche Handel-Maatschappij de plaatselijke zaken voor de Internationale Bank zou doen. Dit zou een zeer ongunstigen indruk gemaakt hebben. Als het verhaal waar is, geen wonder. Colijn heeft mij wel verteld te Parijs geweest te zijn en de candidatuur van Amsterdam geponeerd te hebben, hetgeen m.i. reeds te veel begeerte betoond was. De Zwitsers zijn gelukkig nog veel opdringeriger. Zelf heb ik er geen der bevoegde buitenlanders over gesproken, behalve toen Schacht (einde Augustus in Den Haag) er over begon. Ik heb hem toen gezegd, dat ik het verkeerd vond de heeren na te rijden en er mij van onthield. Toen hij van Den Haag sprak als door sommigen genoemd, noemde ik dat belachelijk. Komt de bank in Nederland, dan in een financieel centrum, d.w.z. Amsterdam. Schacht was van dezelfde meening. Misschien dwingen de Amsterdamsche bankiers den buitenlandschen collega's geen bewondering af en wil men uit hun nabijheid blijven. | |||||||||||
[pagina 819]
| |||||||||||
de ontvangst hier te lande van hem en zijn burgemeesters. Zeer royale ontvangst in tal van steden, maar een overladen program, waardoor men steeds te laat kwam en niets goed zag. Enorm veel eten en drinken, waartusschen ik met moeite heenzeilde, aan een darmcatarrh lijdende. De Regierungspräsident Bergmann is een Socialist, een knappe vent, en een paus van het eerste water. Andere interessante mannen die ik ontmoette waren Oberbürgermeister Bracht van Essen (R.K.), Direktor van het Siedlungsverband van het Roerdistrict (een model van gewestelijke uitbreidingsorganisatie) Schmidt, de directeur-generaal van de Demag, Reuter, den burgemeester van Krefeld, Johannssen, den voorzitter der Handelskammer aldaar, Willemsen, den secretaris der Düsseldorfer Kamer, Most. Ten slotte hadden wij Donderdagavond een eindelooze afscheidsfuif te Kleef bij den Landrat Eich, een zeer vroolijken oerduitscher. Nauwelijks teruggekomen ontving ik het bezoek van Raestadt, den Noorschen gedelegeerde die te Genève de motie in zake de Internationale Bank had voorgesteld.Ga naar voetnoot1 Hij dineerde met zijn vrouw bij ons, het zijn aardige mensen. Zij heeft Poolsch bloed, dat haar levendig van aard doet zijn. Op onze Duitsche reis overviel ons het bericht van den dood van Stresemann, een zware slag voor Duitschland en Europa, want er is geen man in gansch Duitschland zichtbaar die den slag heeft, zooals hij, moeilijkheden in binnen- en buitenland te overwinnen. In den steeds verworden staat der binnenlandsche politiek in Duitschland kan zijn heengaan zeer ernstige gevolgen hebben. Ik zag hem 3 of 4 weken geleden te Genève: hij zag er als een opgeschreven man uit. | |||||||||||
12 October 1929.Ga naar voetnoot2Eergisteren met mijn medeleden van het Bureau der Kamer van Koophandel op bezoek bij den nieuwen Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, Verschuur geweest, die een slecht op de hoogte | |||||||||||
[pagina 820]
| |||||||||||
van de handelspolitiek zijnd, protectionistisch aangelegd, pedant en ambtenaarsachtig man bleek te zijn.Ga naar voetnoot1 Gisteren bezocht ik Vissering in zake de Bank for International Settlements. Hij bleek een heiligen schrik voor een samengaan met de Noren te hebben, die hun financiën alles behalve fraai gemanaged hebben. Hij ontraadt elken verderen stap bij de mogendheden t.a.v. de Bank en gelooft, dat wanneer de organisatiecommissie, die thans te Baden Baden vergadert, haar plan aan de circulatiebanken zal voorgelegd hebben, deze allicht het oordeel van Nederland zullen vragen. Dan staat men veel sterker om eventueele wenschen er door te krijgen. Ik ben het vrijwel met hem eens. Hij gelooft, dat de Internationale Bank een groote ontwikkeling zal nemen, mits zij in een neutraal land gevestigd wordt. Komt zij te Londen, dan zal de City haar klein houden, komt zij te Brussel of Parijs dan werkt Duitschland sterk tegen.Ga naar voetnoot2 | |||||||||||
15 October 1929.Ik heb verzuimd te vermelden, dat HeyningGa naar voetnoot3, de ingenieur van de sluis te IJmuiden, eenigen tijd geleden aan Dubois medegedeeld heeft, dat hij in December opdracht van Waterstaat ontving zich gereed te houden om zich met de uitvoering van het kanaal door de Geldersche Vallei te belasten. Kort daarop kwam de dwaze brief van begin Januari van B. & W. van Amsterdam, waaruit Van der Vegte afleidde, dat zij het kanaal niet wilden en Heyning te IJmuiden bleef. Hij heeft ook aan Dubois gezegd, dat Waterstaat de kruising boven Vreeswijk zonder stuw nog steeds niet aandurfde. Dit klopt echter niet met de order die hij ontving, tenzij men aanneemt dat men eerst het kanaal door de Geldersche Vallei zou willen aanleggen, | |||||||||||
[pagina 821]
| |||||||||||
erop speculeerende dat de Centrale Rijnvaartcommissie later de vergunning tot bouw van den stuw zou geven (en Nederland die vergunning zou vragen). Dan zou Waterstaat in het geheel niet met de internationale moeilijkheden rekening houden die daaruit zouden voortvloeien. De Burgemeester was de vorige week nog steeds niet bij Reymer geweest, die, naar verluidt, weer een nieuwe commissie wil instellen, omdat hij met het plan-Mussert zit. Algemeen wordt beweerd, dat hij financieel in de put is. Zijn minister-president ontkent zulks echter. Algemeen hoort men ook schamper over dit ministerie spreken, dat een zoo groote proportie aan nullen rijk is. | |||||||||||
16 October 1929.Gisteren bezoek van den heer Von Balluseck, den nieuwen hoofdredacteur van het Handelsblad. Van Langenhove, een der Belgische gedelegeerden te Genève, had hem als zijn meening gezegd, dat, nu de diplomaten tusschen de beide landen niet opschoten, geprobeerd moest worden overeenkomst door middel der zakenlieden te verkrijgen. Langenhove had hem daarop introducties aan ettelijke vooraanstaande personen in België verschaft, o.a. Francqui, Franck, DelmerGa naar voetnoot1, Van Cauwelaert. Van Balluseck had een goed onthaal gevonden, behalve bij laatstgenoemde, die dreigde naar den Franschen kant te zullen overloopen, indien de Hollanders nu niet eindelijk redelijk worden. De anderen lieten voorkomen, dat ze een regeling wel zeer gewenscht vonden. Delmer vond dat Van Konijnenburg maar weer eens moest komen praten, maar dan behoorlijk geautoriseerd. Von Balluseck had den indruk dat men in België het kanaal van Van Konijnenburg wel zou aanvaarden. Beelaerts wil echter niet van een aanbod weten, doch redelijk zijn wanneer België vraagt. Dit standpunt is juist. Ik zeide dan ook aan Von Balluseck, dat onze zakenlieden niet het initiatief moesten nemen, maar de Belgische, vooral nu Von Cauwelaert nog recalcitrant is. Er bestaat genoeg gelegenheid voor Francqui, Franck en Theunis, om maar eenige menschen te noemen, om een hun bekenden Nederlander onder den arm te nemen. Klaarblijkelijk bestaat in België het verlangen te praten, maar het gevaar is dat onder den invloed van zekere elementen achter dit verlangen het zoet gefluit van den vogelaar gezien moet worden, | |||||||||||
[pagina 822]
| |||||||||||
m.a.w. bieden wij den vinger, zoo wordt de arm gegrepen. De positie is in beide landen moeilijk, maar vooral in België, waar men veel te ver in zijn eischen is gegaan. Voor iemand als Van Cauwelaert is het zich neerleggen bij een volkomen redelijke oplossing als het Eendrachtkanaal na zijn heftige en onbillijke uitlatingen tegenover Nederland, uitermate bezwaarlijk. | |||||||||||
21 October 1929.Twee dagen te Parijs geweest voor de Internationale Kamer van Koophandel waar de Europeesche toenadering de hoofdschotel was. Er zal daar een hevige stijd gestreden worden, omdat de industrieelen der groote landen, voornamelijk Frankrijk, Duitschland en Italië, au fond vijandig tegenover tariefsverlaging staan en doen voorkomen alsof het heil voor Europa in cartellisatie te zoeken is.Ga naar voetnoot1 Loucheur verdedigt deze stelling telkens weer te Genève, en in de Internationale Kamer van Koophandel was het Duchemin die sterk waarschuwde tegen overijlde tariefsverlaging, alsof daarvan kwestie was. Pirelli zal ook wel tot die partij behooren, maar bemantelt zijn meening en wil een onderzoek bij de industrieën, deze hooren enz., alles geschikt om de tariefsverlaging op de lange baan te schuiven. Een organisatiecommissie is benoemd om de groote lijnen van een Europeesche entente te bespreken. Pirelli voorzitter, verder 6 of 7 leden, Peyerimhoff, Mendelssohn, Nugrat (Engeland), Eastman (Amerika), Gérard (België), Riedl (Oostenrijk) en ik.Ga naar voetnoot2 Duidelijk is gebleken dat de angst voor Amerika in de Internationale Kamer van Koophandel in zake een Europeesche entente ongegrond was. Eastman verklaarde, dat Amerika het tot stand komen van zoo'n entente zelfs gaarne zou zien, omdat de bloei van Europa voor den bloei van Amerika noodig is. Wat zal echter Engeland doen? De Engelschman zweeg in alle talen. Intusschen hebben de gedelegeerden der kleine landen op instigatie van Riedl afzonderlijk overleg gepleegd. Zij zijn tegen de industrieele strooming en zullen trachten een gezamenlijke gedragslijn vast te stellen. Zij vergaderden aan de Zweedsche Kamer van Koophandel te Parijs, onder presidium van Egnell. Zweden, Zwitserland, Oostenrijk, Noorwegen, Denemarken en Nederland waren vertegenwoor- | |||||||||||
[pagina 823]
| |||||||||||
digd. Men werd het eens. België zal ook uitgenoodigd worden. Daarna bleef ik gisteren, tusschen 2 treinen, te Brussel, maar vond Gérard niet, zoodat ik hem schrijven moet. Veel zal bij hem van het inzicht van Theunis afhangen, die tot voor kort tegenover mij zich anti-Loucheur uitliet, maar, naar mij schijnt, sterk onder den invloed van Pirelli staat. | |||||||||||
27 October 1929.Eergisteren Raad van Bijstand over de internationale bank.Ga naar voetnoot1 Het deed mij genoegen Trip weer terug te zien, frisch en helder als altijd. Na afloop sprak Beelaerts met Vissering, Bruins en mij over een idee van La Gro (den promotor) om Duitschland 150 millioen te leenen en daarvoor de WasserumschlagstarifeGa naar voetnoot2 (die het vervoer naar den Rijn bevorderen) te herstellen. Afgecaveerd. Gisteren schelde de Burgemeester mij op om mij te zeggen, dat hij met Reymer en Ringers geconfereerd heeft. Er komt geen nieuwe commissie. Ringers neemt de Rijnverbinding zelf in handen, zal Mussert laten komen, alsook een man van Utrecht, dat c.q. meebetalen moet, en zal de zaak buiten de tot nu toe erbij betrokken ingenieurs, die niet meer objectief zijn, houden.Ga naar voetnoot3 | |||||||||||
30 October 1929.Gisteren liep Van Konijnenburg bij mij op. Hij is tot technisch adviseur van de Roemeensche regeering benoemd en zal voor haar in Donaukwesties optreden. Hij gaat eerlang voor 3 weken naar Roemenië en daarna voor langeren tijd. Het doel van zijn bezoek was mij te zeggen, dat de Belgen hun kanaal ‘direct’ van Luik naar Antwerpen niet zonder onze medewerking kunnen aanleggen, daar dan ter hoogte van Lanaye een verlegging van de Maas noodig is, welke wij kunnen beletten. Van Konijnenburg acht het van het meeste belang, | |||||||||||
[pagina 824]
| |||||||||||
dat wij op dit punt niets concedeeren, zonder dat alle hangende kwesties geregeld worden. Ik zou zeggen, dit spreekt haast van zelf, doch zal er dezer dagen met Beelaerts over spreken. Het tweede punt waarmede Van Konijnenburg kwam, was mij minder duidelijk. Hij heeft nl. gehoord, dat men in de aannemerswereld het ‘Canal direct’ niet aandurft en de aanbesteding wel uitgesteld zal moeten worden. Dit acht hij het oogenblik om de Belgen te kennen te geven, dat men wel wil praten. Van Kleffens (Buitenlandsche Zaken) heeft hem reeds gevraagd of hij niet weer eens naar Brussel wilde gaan, doch na de opgedane ervaring weigert hij zulks te doen zonder schriftelijke regeeringsopdracht. Ik kan niet inzien, dat de eerste stap van ons moet komen, zoolang België prikkelende maatregelen neemt als de ingestelde subsidie op de Rijnvracht en zoolang men te Antwerpen niet concilianter gestemd is. Ook is mij niet geheel duidelijk, waarom wij niet het tijdstip zouden afwachten waarop gebleken is, hoe men in practische kringen tegenover het ‘Canal direct’ staat. Van Konijnenburg is bang, dat Waterstaat eigenmachtig gaat optreden, maar ik zie Ringers voor te verstandig aan. Ook hier zal ik eens poolshoogte gaan nemen. | |||||||||||
3 November 1929.Gisteren Beelaerts bezocht. Hij kende de mededeelingen van Van Konijnenburg en verzekerde mij dat het thans uitgesloten is, dat Waterstaat afzonderlijke politiek tegenover België voert. Hij heeft met Ruys afgesproken, dat zij samen Reymer, over wien hij zich gunstig uitlaat, min of meer controleeren zullen. Over Ringers, met wien hij reeds verschillende conferenties gehad heeft, is hij zeer te spreken. Wij waren het erover eens, dat voor het geval de Belgen inderdaad moeilijkheden hebben, om hun ‘grand canal direct’ uitgevoerd te krijgen, er voor ons aanleiding is, een afwachtende houding aan te nemen. Het is ongewenscht ze met voorstellen te benaderen, ook omdat ze, door een toeslag op de Rijnvracht naar en van Antwerpen te geven, een maatregel tot nu toe zonder schadelijke uitwerking voor de Nederlandsche havens, hebben gepoogd, pressie op ons uit te oefenen. Eenige meerdere geneigdheid tot redelijkheid zou men uit enkele Vlaamsche persstemmen afleiden, maar menschen als Van Cauwelaert en CasteleynGa naar voetnoot1 in Antwerpen zijn nog zeer heftig. Bee- | |||||||||||
[pagina 825]
| |||||||||||
laerts vertelde mij ook, dat Ringers allen mogelijken spoed bij de werken bij Maastricht zal betrachten. Intusschen is er volgens hem vriendschappelijk contact tusschen de Regeeringen, dat voor tijd en wijle uit niet veel meer dan vriendelijke gebaartjes kan bestaan. | |||||||||||
12 November 1929.Gisteren uit Parijs teruggekomen, alwaar ik met Pirelli e.a. vergaderde.Ga naar voetnoot1 Salter en Stoppani kwamen ook ten tooneele. Pirelli was flink en de Commissie besloot omtrent den wapenstilstand de meeningen der nationale comités te vragen. | |||||||||||
19 November 1929.De statutenGa naar voetnoot2 zijn door de commissie te Baden Baden vastgesteld zonder dat met de wenschen der neutrale mogendheden rekening is gehouden. De regeling van de stemgerechtigheid en verkiesbaarheid is voor hen zeer onbevredigend en met name voor Nederland, dat een grootere financieele beteekenis bezit dan sommige der reparatiemogendheden. Toch zullen we goed doen er deel aan te nemen, omdat de bank de plaats van geregelde bijeenkomst der presidenten van circulatiebanken zal zijn. La Gro (Banque de Paris) kwam bij mij om mij te zeggen, dat indien Nederland Van Walree wilde candideeren, de Banque de Paris te Parijs zich sterk maakte, dat hij aanvaard zou worden. Ik antwoordde, dat Vissering wel candidaat zal zijn. De bepaling dat de neutrale mogendheden hun vertegenwoordigers niet mogen aanwijzen, doch slechts aanbieden, is kwetsend. | |||||||||||
5 December 1929.Gisteren heeft Ringers ruim 2 uur bij mij zitten praten. Nooit heb ik zoo'n aangenaam onderhoud over waterstaatsaangelegenheden gevoerd. Het staat voor mij vast, dat deze man nu reeds een heilzamen invloed op de behandeling van zaken bij het Departement uitoefent en het land uitnemende diensten zal bewijzen. Hij is zeer bekwaam, neemt alle mogelijke factoren in aanmerking, die een ingenieur gewoonlijk minacht - financiën en buitenlandsche politiek o.a. - | |||||||||||
[pagina 826]
| |||||||||||
vindingrijk in oplossingen, volkomen oprecht, naar ik geloof, en zeer prettig in den omgang. Hij is van de Zuiderzee nog niet vrij en brengt, zoolang hij nog niet officieel directeur-generaal is, slechts twee dagen in de week aan het Departement door, doch heeft nu reeds de leiding van de voornaamste aangelegenheden. Wij bespraken:
| |||||||||||
[pagina 827]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 828]
| |||||||||||
| |||||||||||
7 December 1929.Gisteren bespreking aan de Nederlandsche Handel-Maatschappij met Anton Jurgens over moeilijkheden die de West-Afrika Lijn met zijn concern heeft.Ga naar voetnoot1 Op het oogenblik zijn de onderhandelingen welke | |||||||||||
[pagina 829]
| |||||||||||
de Conference (waartoe de West-Afrika Lijn behoort) opende, officieel afgebroken. Na interventie van Van Aalst, die bankrelaties met de Jurgensgroep onderhoudt, heeft Jurgens, die zich tot nu toe min of meer op den achtergrond hield, zich geneigd getoond weer met de Hollandsche leden van de Conference aan te binden. De breuk is in de eerste plaats door de insolente houding van Sir Robert Waley Cohen, die de stoomvaartmaatschappijen geheel van zijn onderneming (United Africa Co), waarin Jurgens 50% heeft, afhankelijk wilde maken, veroorzaakt; ten deele schijnt echter ook het Engelsche lid der Conference, Elder, Dempster & Co., schuld te hebben. Jurgens, dien ik nauwelijks kende, scheen wel ernstig te wenschen tot een accoord te komen. Hij heeft echter den naam van onscrupuleus en rücksichtslos te zijn, is echter in zijn optreden aangenaam. Dat het de Royal Mail misgaat (waartoe Elder, Dempster & Co behooren) staat bij hem evenzeer vast als bij mij. Hij vreest slechts, dat zij in handen van Sir John Ellerman komen, met wien zij niet willen samenwerken, ik geloof terecht. | |||||||||||
12 December 1929.Gisteren De Geer opgezocht en, wijzende op een komenden omslag in het economische leven, aangedrongen op zuinigheid en weerstand tegen alle belastingverhooging.Ga naar voetnoot1 Zijn collega Verschuur ontwikkelt een sociaal program, dat zeer in den smaak der uiterst linkschen valt, maar veel geld kost. De Geer zegt niet voornemens te zijn te verhoogen - kan anderzijds de gewone belastingen niet meer verlagen (de laatste verlaging betrof trouwens heffingen ten bate van het leeningsfonds). Hij schijnt er wel over te denken den vleeschaccijns af te schaffen en de tabaksbelasting evenredig te verhoogen, een verschuiving van 12 millioen. De agrariërs willen echter handhaving van het invoerrecht op vleesch, zoodat de maatregel op protectie der veeboeren zou uitkomen. Over die moeilijkheid schijnt hij nog niet heen te zijn. Daarna Beelaerts gesproken over de Internationale Bank.Ga naar voetnoot2 Hij zal een vergadering van den Raad van Bijstand bijeenroepen gedurende de dagen dat de Haagsche conferentieGa naar voetnoot3 bijeen is. Veel zullen we | |||||||||||
[pagina 830]
| |||||||||||
niet bereiken. Het statuut zal wel door de mogendheden zonder wijziging geaccepteerd worden, en over de plaats der bank spraken we niet meer. Mogelijk krijgen we eenige zekerheid, dat men ons niet op den voet van een Balkan-natie zal behandelen en ons een permanenten zetel in het bestuur geeft. Wij zijn toch na Engeland, Amerika en Frankrijk de eerste crediteurstaat der wereld. Ook bij de Nederlandsche Bank bespraken we haar deelneming aan de Internationale Bank. De directie wil, natuurlijk, meedoen en Vissering in het bestuur hebben. (Hierbij herinner ik mij, dat La Gro van de Banque de Paris mij onlangs namens zijn hoofddirectie kwam zeggen, dat indien Nederland Van Walree voorstelde, zij zich sterk maakte, hem in de Internationale Bank te doen verkiezen. Zeker denken de Franschen, dat zij in hem een gewillig instrument zouden hebben, hetgeen hun allicht zou tegenvallen.) Met Beelaerts besprak ik ook de missie van Ringers naar België, dien wij beiden den aangewezen persoon achten. Nieuws had hij niet in de zaak. Voorts over den gezantschapspost te Carácas gesproken, waar Brill weg moest wegens de gedragingen van zijn vrouw, die zich o.m. niet van politieke kuiperijen weet vrij te houden. Plaatsvervanger is Schuller tot Peursum, een raar mannetje, naar mijn meening geheel ongeschikt voor elken post. Hij vroeg mij naar een geschikten man om te zien, daar hij in de beide corps - diplomatiek en consulair - geen materiaal heeft. In het laatste nog wel, doch niet speciaal voor Zuid-Amerika geschikt (o.a. Teppema uit Sydney, die mij onlangs bezocht, dien hij echter het liefst voor Singapore reserveert). Ik noemde hem eerst weer Majoor Roozendaal, die echter geen fortuin bezit, wat wel noodig is, aangezien het honorarium en de toelage niet voldoende zijn (te zamen ƒ 27.000). Beelaerts wil hem ook om andere redenen niet. Schriftelijk zal ik nu zijn aandacht op Dijckmeester en Co den Tex vestigenGa naar voetnoot1, beiden allicht beter dan de gemiddelde diplomaat. Dijckmeester is zeker geknipt voor het vak en spreekt bovendien uitmuntend Spaansch. | |||||||||||
[pagina 831]
| |||||||||||
de wederinvoering der Binnenwasserumschlagtarife (die vóór den oorlog bestonden en het vervoer per spoor naar en van de Rijnhavens bevorderden, een groot belang voor het verkeer over onze havensGa naar voetnoot1.) La Gro, de promotor, die goede entrées in hooge ambtelijke kringen in Duitschland schijnt te bezitten, houdt echter niet op. Nu kan volgens hem ook de afschaffing der voor onze havens ongunstige uitzonderingstarieven naar de Duitsche havens als inzet gebruikt worden. Patijn is er warm op geloopen en heeft een plannetje op touw gezet, waardoor de Staat niet het geld zou opbrengen, doch de belanghebbenden, t.w. de gemeenten Amsterdam en Rotterdam, de Spoorwegen en de Steenkolenhandelsvereeniging. Het blijkt nu echter, dat de geneigdheid niet van Duitschland komt, doch dat wij een dergelijk voorstel zouden moeten maken, waarvan La Gro, gegeven de hevige credietnood van den Duitschen Staat en de spoorwegen, een gunstige ontvangst voorspelt. Als onderpand zouden Vorzugsaktien der Rijksspoorwegen of Deutsche Schatzscheine moeten dienen. FortuynGa naar voetnoot2, de Burgemeester van Rotterdam, Van Beuningen en Kalff, zoo ook Beelaerts, zouden er enthousiast voor zijn en ook Vissering zou bekeerd zijn. Ik deel dat enthousiasme niet, op de gronden in een schrijven aan PatijnGa naar voetnoot3 ontwikkeld, en bevond met Kalff telefoneerende dat hij eveneens aarzelend tegenover het denkbeeld stond. Ik zou het doen van een dergelijken stap een groote fout achten.Ga naar voetnoot4 | |||||||||||
31 December 1929.Patijn tracht met zijn plan door te gaan, maar betrekt mij er niet langer in. Kalff en Van HasseltGa naar voetnoot5, door mij geraadpleegd, zijn er even afkeurend over als ik. Van Hasselt vermoedt, dat er een kluifje voor Patijn, die voor geldzuchtig doorgaat, aanzit. Het zal wel mislukken. Ik ga over eenige dagen met vacantie. |
|