Herinneringen en dagboek (3 delen)
(1970)–Ernst Heldring– Auteursrechtelijk beschermd[1922]Lima, 29 Januari 1922.Uit Amsterdam ontving ik bericht, dat de ‘Brabantia’ en ‘Limburgia’ voor ƒ 12 millioen aan Harriman verkocht zijn en de ‘Hollandia’ en ‘Frisia’ voor ƒ 2 millioen aan de Hapag, hetgeen één geluk is in de ellende waarin Koninklijke Hollandsche Lloyd verkeert. Overigens blijft de positie slecht in patria. Onze voorloopige jaarcijfers, mij hierheen getelegrafeerd, doen mij voorzien dat wij geen dividend zullen uitkeeren en nauwelijks genoeg voor afschrijvingen zullen over hebben, terwijl de kaspositie weer begint te nijpen. Daar de meeste reizen verlies laten en ettelijke schepen opliggen, verwacht ik groote moeilijkheden voor dit jaar. Slechts een regeling der Europeesche moeilijkheden kan die voorkomen, en Frankrijk is steeds onwillig. Intusschen speelt het met Poincaré een zijner laatste kaarten uit. | |
Carácas, 13 Maart 1922.Maandag, 6 Maart op Curaçao, dat voor mij bekende grond is, al is het 26 jaar geleden, dat ik er den voet zette. Weinig verandering valt er te constateren, hetzelfde zuivere aanzicht met zijn witte en geel gepleisterde huizen en roode daken, het speelgoedfort en de ietwat slaperige toestanden, waarvan de commissaris van politie, er als een Hollandsche veldwachter met lange sabel uitziende, de typeerende uiting is. Nieuw zijn de tanks en de raffinaderijen der Curaçaosche Petroleum Maatschappij en het dubbele mouvement van de vloot van de Koninklijke West-Indische Maildienst, waarvan vroeger alleen de kleine mailscheepjes de haven aandeden. Een oude bekende blijkt Dr. Gerstl, de havendokter, te zijn, voorts Gorsira, destijds met Dranger in Suriname geassocieerd. | |
[pagina 429]
| |
7 Maart 1922.Bezocht den Gouverneur Brantjes, die geen prettigen indruk maakte. Eenige maanden geleden aangekomen, ligt hij reeds overhoop met Prakke, administrateur van financiën. - Voorts den ingenieur Molengraaff, zoon van den juristGa naar voetnoot1, aanwezig voor wateronderzoek, tijdelijk belast met Openbare Werken. Conferentie met den opzichter Barendsen in verband met de modernisatie der Westwerf, den Koninklijke West-Indische Maildienst toebehoorende. 's Avonds kennis gemaakt met Majoor van Roggen en zijn vrouw.Ga naar voetnoot2 | |
8 Maart 1922.Bezoek aan de Petroleum MaatschappijGa naar voetnoot3, administrateur Bierman, diverse zakenbesprekingen. De Gouverneur en de heer Prakke zijn gisteren per ‘Venezuela’ naar Trinidad vertrokken, om vandaar de Bovenwindsche eilanden te bereiken. | |
9 Maart 1922.Autorit om het Schottegat heen naar de Plantage St. Joris van Perret - mooi vee, oranjeboomen, nispero's en klappers - prachtig gezicht op de baai (Noordkust), vandaar naar Sta. Barbara, de fosfaatmijn van GoddenGa naar voetnoot4 (thans werkend met kapitaal van Hope & Co.Ga naar voetnoot5), waar ik de baai - Vuikbaai - bezichtigde (slechte haven), ontvangen door Mr. Veal. Ten slotte naar de Caracasbaai, waar het oude quarantaine station ligt. Ik herinnerde mij dat heerlijke punt van 30 jaar geleden. Mijn indruk van het Hollandsche bestuur van Curaçao na 26 jaar interruptie is, dat het onbekwaam is. De stad heeft nog geen waterleiding en de sanitaire toestand is er slecht. De wegen zijn beter dan vroeger. Bebossching heet onmogelijk. Toch zag ik op Sta. Barbara prachtige mahoni-boomen staan. Het onderwijs is beter dan op het vasteland, maar veel geld is aan de Roomschen verkwanseld, die er geen groote verlichting brengen. Misschien ook beter. Gelukkig is | |
[pagina 430]
| |
de Curaçaosche neger een flink slag werker, flinker dan zijn stamgenoot elders. De stemming is er in de laatste jaren wegens hooge belastingen, waarvoor weinig baat verkregen wordt, meer anti-Hollandsch geworden. Het wordt te een of andere tijd Amerikaansch - het Schottegat een mooie natuurlijke haven zijnde en de ligging van Curaçao ten opzichte van Venezuela en Colombia strategisch uniek. | |
Amsterdam, 20 April 1922.8 April te Plymouth aan de wal gestapt. Te Londen ontmoette ik Marie aan Paddington Station. Het was nog bitter koud, terwijl wij op zee tot Plymouth warm weer hadden gehad. We bleven twee dagen te Londen, logeerden in Claridge's, zagen veel van John en GuusjeGa naar voetnoot1 en aten met s'Jacob en Lex HolleGa naar voetnoot2 bij Berkeley's. Ik sprak ook Sir Peter MacClelland bij Duncan, Fox & Co. en Farrer bij Baring, vond de opinies in Engeland optimistischer dan vóór mijn vertrek. Van ReesGa naar voetnoot3 zocht ik bij BlijdensteinGa naar voetnoot4 op. Dinsdagmorgen den 11den kwamen wij thuis en werden met gejuich door de kinderen ingehaald. Vond AlexGa naar voetnoot5 veel veranderd, een pracht baby. Op kantoor depressie en een balans die slechts ruimte voor afschrijvingen laat, niet voor dividend.Ga naar voetnoot6 Ik geloof dat wij - internationaal gesproken - in het diepste van de put zitten en in den loop van dit jaar verbetering zullen zien. Toch is de toestand onzer Maatschappij door het stilliggen der groote, dure schepen zorgelijk, maar niet zoo erg als van sommige zusteren. De Holland-Amerika Lijn, die 30 millioen moet leenen om een groot aantal verlieslatende vrachtschepen af te bouwen, staat er o.a. slimmer voor. Ook de Hollandsche BootGa naar voetnoot7 moet in een miserabel parket zijn. Laat zich de wereldtoestand ondanks den warwinkel in Europa iets gunstiger aanzien, in ons land zijn we nog niet door den berg heen. | |
[pagina 431]
| |
Het loonpeil is hoog en de werkman wil nog van geen verlaging weten. In de industrie gaat het dientengevolge slecht, en men klaagt en steunt hevig met veel Jan-Salieuitingen. Men heeft te lang de teekenen des tijds miskend. In mijn afwezigheid heeft men mij tot Voorzitter der Kamer van Koophandel gebombardeerd.Ga naar voetnoot1 Ik heb dit nog in beraad. | |
21 April 1922.Van der Houven van Oordt bezocht mij heden. Klaagde over zijn positie als voorzitter der Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij, waarin de reeders hem alle mededeelingen van belang onthouden en hem niet meer dan Secretaris doen zijn. Ook vreest hij, dat de verliezen op een niet verwijderd tijdstip tot liquidatie zullen leiden, waartoe de Java-China-Japan Lijn reeds een voorstel deed, dat intusschen afgewimpeld werd. Ik zeide hem van meening te zijn, dat indien wij 1922 kunnen doorzingen, de kans groot is dat van 1923 de beterschap begint. Daar onder de geïnteresseerde reeders afgesproken is, dat men tot 50% op het aandeelenkapitaal zal storten en de Vereenigde met de resteerende 13% (37% is gestort) tot het einde des jaars zeker uitkomt, lijkt de kans op haar voortbestaan vrij goed. Ik woonde dezer dagen een vergadering der Java-China-Japan Lijn bij, die leelijk vastgeloopen is door haar overdadig bouwen en haar te groote deelneming in de Vereenigde, welke althans tot 50% in contanten gestort wordt, terwijl de Java-China-Japan Lijn oorspronkelijk verwachtte twee schepen te kunnen inbrengen, hetgeen volgens later genomen besluit niet geschiedt. Ik maakte de opmerking, dat men bij de Java-China-Japan Lijn nooit tijdig eenig denkbeeld bekomt van den gang van zaken in het Verre Oosten. De resultaten der reisrekeningen zijn de eerste inlichtingen, en die zijn zeer vertraagd. Ik heb zelf indertijd voorgesteld, dat de Vereenigde de dure schepen der aandeelhouders niet zou koopen, en daarbij niet beseft, dat daarmede de Java-China-Japan Lijn in moeilijkheden zou kunnen komen. Wij dachten, dat alles nog botertje aan den boom was, en in werkelijkheid begon het in het Oosten reeds mis te loopen.Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 432]
| |
27 April 1922.Ik bezocht Snouck, die mij van GenuaGa naar voetnoot1 niets wist te vertellen, en Van IJsselsteinGa naar voetnoot2, van wien ik zekerheid wilde hebben, dat hij er toe mede zal werken aan Moll SchnitzlerGa naar voetnoot3, dien ik als Secretaris der Kamer van Koophandel niet kan gebruiken, indien ik het Voorzitterschap aanvaard, een behoorlijke schadeloosstelling te bezorgen. Ik noemde ƒ 4000, - per jaar, wat hij hoog maar goed vond. Als salaris mag de nieuwe dignitaris niet meer dan ƒ 9000, - ontvangen, maar zoo noodig kan een persoonlijke bijslag toegestaan worden. IJsselstein, die van De LangeGa naar voetnoot4 (Wm. H. Müller & Co. te Durban) gehoord had, dat de Holland-Oost-Afrika Lijn en Holland-Zuid-Afrika Lijn met elkaar concurreeren en deze concurrentie wel scherper zal worden nu Valstar naar Zuid-Afrika gaat, vroeg mij wat de plannen van de Holland-Oost-Afrika Lijn waren, er bij voegende, dat hij de subsidie aan de Holland-Zuid-Afrika Lijn zou moeten intrekken, indien er een concurrentie à outrance ontstond. Hij had echter Van Aalst verzocht bij ons te intervenieeren. Ik zeide hem, dat die interventie nog niet plaats had gehad, doch dat het contract tusschen de beide lijnen, waarbij de Holland-Oost-Afrika Lijn zich verplichtte de andere Zuid-Afrikaansche havens (dan Durban) niet aan te loopen, met Augustus a.s. ten einde liep en, daar de Oost-Afrikaansche havens niet voldoende lading leveren, de Holland-Oost-Afrika Lijn het contract zeker niet zou verlengen, indien geen betere voorwaarden bedongen konden worden. Ik voegde er aan toe, dat ik betreuren zou, indien er een strijd uitbrak, doch dat de Holland-Zuid-Afrika Lijn tot nu toe alle pogingen tot toenadering onderzijds had afgewezen. Daarop antwoordde het Ministertje, dat hem het bestaan van een dergelijke overeenkomst onbekend was en dat onze actie in strijd tegen de tegenover hem indertijd afgelegde verklaring zou zijn. Het laatste bestreed ik, daar ik mij zeer goed herinnerde, dat die verkla- | |
[pagina 433]
| |
ring betrekking had op snelvarende passagiersschepen en afgegeven werd om de Holland-Zuid-Afrika Lijn niet de kans op subsidie te ontnemen. Van Aalst, die de voornaamste drijfkracht in de Holland-Zuid-Afrika Lijn was, had mij dringend verzocht mijn invloed bij de Vereenigde aan te wenden, opdat de Holland-Oost-Afrika Lijn, althans in den eersten tijd, niet als concurrent der Holland-Zuid-Afrika Lijn zou fungeeren en daarmede de subsidie voor zijn lijn onmogelijk zou maken. Ik heb daaraan ter wille van den vrede toegegeven, ofschoon ik daarmede de Vereenigde geen directen dienst bewees en ik geen vertrouwen in den opzet der Holland-Zuid-Afrika Lijn had. Het bevreemdde mij, dat IJsselstein niets van de overeenkomst af wist doch ik zeide hem dat wij zeker geen stappen zouden ondernemen voordat wij bericht van Valstar uit Zuid-Afrika hadden. | |
1 Mei 1922.Bezoek van Mann (Van Ommeren, Londen), die met goedkeuring van Rotterdam veranderingen in zijn firma aanbrengt, naar aanleiding waarvan hij beweert, dat JohnGa naar voetnoot1 teleurgesteld zal zijn, omdat deze een leidende positie begeert en die niet, of nog niet bekomt, aangezien hij hem er niet rijp voor acht. Het laatste acht ik juist, maar ik heb den indruk dat Mann, dien ik niet vertrouw, John er uit wil werken. De Heeren van den Hollandschen Lloyd houden mij zorgvuldig buiten hun zaken. Zij hebben een crediet van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, de Twentsche Bank, Wm. H. Müller en de ‘Nederland’ bekomen, doch volgens Walree gaat het nog slecht. Hoe kan het ook anders met geen andere wijziging dan Hissink in plaats van Wilmink? De laatste scharrelt dan eens te Genua, dan eens hier rond. Ook te Londen is hij geweest, fijn in het Carlton logeerende. Men zegt, dat hij eerlang failliet verklaard zal worden. Walree zeide mij, dat na zijn aftreden ontdekt is, dat de Zuid-Amerika BankGa naar voetnoot2, bij wie hij commissaris was, een rekening Koninklijke Hollandsche Lloyd had, die bij de Koninklijke Hollandsche Lloyd niet bekend was. Het bleek een vrijmoedigheid van den heer Wilmink te zijn. Commissarissen van den Koninklijken Hollandschen Lloyd hebben het debetsaldo uit eigen zak aangevuld. | |
[pagina 434]
| |
4 Mei 1922.Vergadering der Vereenigde, waarin Van der Houven van Oordt aantoont, dat IJsselstein zich leelijk vergist waar hij beweert de overeenkomst tusschen Holland-Zuid-Afrika Lijn en Holland-Oost-Afrika Lijn niet te kennen. Zij is eerst door de Holland-Zuid-Afrika Lijn geteekend toen de Minister haar medegedeeld had ermede accoord te gaan. Evenzoo blijkt, dat onze vrachtvaart op de Zuid-Afrikaansche havens niet in strijd met de afgelegde verklaring is. Ik heb de benoeming tot Voorzitter der Kamer van Koophandel gisteren aangenomen, nadat Moll Schnitzler, die van A. van Hall een zachten wenk ontvangen had, mij bericht had niet op de betrekking van Secretaris te reflecteeren en ik mij er van overtuigd had, dat mijn bedanken aanleiding zou zijn tot een onverkwikkelijken wedijver tusschen Du Mosch en Vattier Kraane, geen van beiden geheel de figuur die men aan het hoofd der Kamer zou wenschen. Het is jammer, dat Abram Muller zich niet in de nieuwe kamer heeft laten kiezen. Hij zou, ondanks zijn prikkelbaarheid, de aangewezen voorzitter geweest zijn, en die prikkelbaarheid zal nu wel wat verminderd zijn, nu hij niet langer directeur der Handel-Maatschappij is en de dagelijksche grillen en intriges van Van Aalst kan ontloopen. | |
8 Mei 1922.Balanscommissie bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, bestaande uit Kalff en den ouden Jan Hudig, de eerste eindelijk eens een belangstellend commissaris. Geen dividend, net genoeg winst om de afschrijvingen te dekken. De vloot staat voor ƒ 143, - per ton te boek, wat rijkelijk hoog is. De vooruitzichten voor 1922 zijn twijfelachtig, de uitgaven zullen zeker dalen, maar de vraag is of wij onze groote schepen eenigszins rendabel kunnen gebruiken. Veel hangt van het salpetervraagstuk af. Zal Duitschland weer chilisalpeter importeeren? Ik vrees voorloopig nog niet. Gelukkig is onze kaspositie vrij gunstig. Den Wethouder Ter Haar en den BurgemeesterGa naar voetnoot1 bezocht. Van hen tot mijn vreugde vernomen, dat het plan van een brug over het IJGa naar voetnoot2 | |
[pagina 435]
| |
dood is, dit in tegenstelling met hetgeen Wally BoissevainGa naar voetnoot1 mij onlangs zeide. Die noemde het trots ‘zijn’ plan en beweerde, dat de wethouders in den raad er voornamelijk met het oog op de kiezers aan de overzijde van het IJ warm voor waren, behalve Ter Haar zelf. | |
11 Mei 1922.De directeur der Handelsinrichtingen Roegholt berichtte mij gisterenmiddag per telefoon, dat het brugplanGa naar voetnoot2 in de zitting der commissie van bijstand gevallen is. Gelukkig. De stoomvaartmaatschappijen zullen een tunnelplan, gebaseerd op berekeningen van Duitsche ingenieurs, aanbieden.Ga naar voetnoot3 Eergisteren balanscommissie bij de Nederlandsche Bank, wier directie 15,7% wil uitdeelen, maar naar mijn meening meer behoort te reserveeren op de portefeuille van Marx en Co's BankGa naar voetnoot4, waarvan zij ƒ 39 millioen heeft. Voorts laat zij in de winstverdeeling het dividend en de tantièmes aan een bijzondere reserve voorafgaan, waardoor de tantième-bedragen gunstig beïnvloed worden. Van Gijn, een knap maar onaangenaam man, critiseert een en ander op zeer scherpe wijze. LudenGa naar voetnoot5, voorzitter, is een treurige figuur. Daar Vissering niet in het gebouw is, wordt de zaak tot de volgende bijeenkomst aangehouden. Gisteren balanscommissie bij de Koninklijke West-Indische Maildienst, bestaande uit Van Aalst en Abram Muller. Ofschoon de resultaten van de Koninklijke West-Indische Maildienst beter zijn dan die van het vorige jaar, keert hij geen dividend uit, doch wordt ƒ 1 millioen van zijn exploitatierekening in die van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij overgeschreven. De commissie vindt dat wel wat al te arbitrair, daar er nog ƒ 70.000 (van de ƒ 3½ | |
[pagina 436]
| |
millioen) aan aandeelen bij particulieren zitten, die op deze wijze benadeeld worden. Zij heeft daarin geen ongelijk, doch feitelijk zou de Koninklijke West-Indische Maildienst zonder hulp der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij die winst nooit hebben kunnen behalen. Daarna had ik het bezoek van Nijgh (van Van OmmerenGa naar voetnoot1), die eens kwam uitvisschen wat de stemming bij ons omtrent het voortzetten der Vereenigde was. Hij zegt, dat zijn maatschappij (de MaasGa naar voetnoot2) voldoende geld heeft, doch moet weten in hoeverre dat nog door de Vereenigde opgevraagd wordt. Hij beweert, dat er geen definitieve afspraak onder de aandeelhouders der Vereenigde bestaat en zou willen dat men 25% voor 10 jaren vast à deposito gaf, waardoor men zekerheid had, dat in de eerste 10 jaren niet meer dan 75% aan stortingen opgevraagd zou worden. Hij vindt, dat er een futlooze en stuurlooze stemming in de vergaderingen heerscht. Dit beaam ik ten volle, doch ik acht het oogenblik nog niet gekomen om de zaak bij de Vereenigde aan de orde te brengen. Ik moet eerst de balans van de Java-China, de Paketvaart en Goudriaan kennen en zou ook den gang van zaken bij ons nog eens willen aanzien. De maand April is gelukkig goed geweest, de eerste drie maanden daarentegen zeer slecht. Ook spreekt Nijgh over JohnGa naar voetnoot3 en Mann en zegt te vreezen, dat de eerste het Londen kantoor verlaten zal. Ik geef hem ongezouten mijn meening over de houding van Mann, die mij o.a. de leugen vertelde, dat John op de mogelijkheid van meer zaken van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, indien hij director van Van Ommeren Ltd. werd, gezinspeeld had, te kennen, en Van Hasselt dito over Mann als zakenman en leider van personeel. Nijgh gaat eerlang naar Londen, doch ik voorzie, dat de zaak voor John verloren is. Bezoek van DonkerGa naar voetnoot4 in zake het Amsterdam-Rijn-Waal Kanaal (verbetering van het Merwedekanaal), waarbij hij incidenteel ook de hoop uitspreekt, dat één onzer commissaris bij zijn maatschappij ‘Noordzee’ worden wil, concurrente der Hollandsche Boot. Dit kan natuurlijk niet. | |
[pagina 437]
| |
De balans der Hollandsche Boot is uit en bedroevend, exploitatieverlies en de schepen zoo hoog te boek, dat na aftrek der schulden de aandeelen niets waard zijn. Ter beurze zijn zij altijd nog 40 of 50% genoteerd. | |
13 Mei 1922.Ook het jaarverslag van den Koninklijke Hollandsche Lloyd is verschenen. Het is haast nog erger dan dat van de Hollandsche Boot. Het is tijd, dat Van Walree er commissaris wordt, maar of te voorkomen zal zijn, dat de maatschappij onder Rotterdamschen of Duitschen invloed geraakt, weet ik niet. Zij maakt bekend, dat zij met de Rotterdam-Zuid-Amerika lijn tot een regeling is gekomen - gemeenschappelijke dienst - het advies van WesselsGa naar voetnoot1 (Buenos Aires). Eergisteren bezoek van den Handelscommissaris van Zuid-Afrika, Karl Spilhaus, voorgesteld door Prof. Pont. Gisteren de Kamer van Koophandel voor het eerst gepresideerd en het ambt met een niet al te rooskleurige speech aanvaard.Ga naar voetnoot2 Vele leden blijken niet met het werken in en buiten vergaderingen bekend. Het lid Geisderver stelde zich bijzonder mal aan, doch alles verliep nogal goed. Ik krijg er veel werk aan. | |
15 Mei 1922.Commissarisvergadering Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, geen dividend, exploitatiewinst niet genoeg om afschrijvingen te dekken. Er moet voor ƒ 2.400.000 uit reserves geput worden, behalve dat de reserve voor afschrijvingen met ƒ 7½ millioen verminderd wordt. Ik geloof, dat ook 1922 voor ons slecht zal uitpakken, 1923 beter. Walree en Tegelberg worden commissaris bij ons. Daarna vergadering der Java-China-Japan Lijn. | |
[pagina 438]
| |
land moet uitwerken, een belangrijke stap vooruit. Zie notulen.Ga naar voetnoot1 Van Vlissingen was zeer goed. Hij is wel zeer bekwaam en constructief aangelegd. Colijn is voor goed uit Londen terug, maar was afwezig, zoo ook Patijn, die Loder als voorzitter opgevolgd is. Naderhand gedejeuneerd met Waller en Van Vlissingen, die met een plan tot economische opvoeding van ons volk rondloopen. De oude Cremer kwam een praatje met ons maken. Hij had in de iste Kamer de Regeering over haar verkwisting aangevallen.Ga naar voetnoot2 | |
25 Mei 1922.Maandag de 21ste Alg. verg. van de Hollandsche Lloyd, waar eenige verbitterde maar onbekende aandeelhouders het bestuur aangevallen hebben. Van Aalst antwoordde met zijn gebruikelijke clownerie, het verslag in de pers maakt een bedroevenden indruk. Het jaarverslag der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij maakt, ondanks het passeeren van het dividend, een vrij gunstigen indruk, maar Sternheim in De Telegraaf leest er uit, dat we ƒ 10 millioen verloren hebben. Dinsdag bezocht ik Croockewit, Voorzitter van de Rotterdamsche Kamer van Koophandel, en dejeuneerde met hem, den secretaris Van Lier en Jan Veder, den Voorzitter van de Afdeeling Grootbedrijf. Zij hebben veel last van de splitsing in Grootbedrijf en Kleinbedrijf, welke ik wil trachten te voorkomen, door de instelling van gemengde commissies.Ga naar voetnoot3 Overigens is Van Lier blijkbaar de bol van de Kamer te Rotterdam. Ik zocht ook Bernard Ruys op en vertelde hem wat ik op mijn reis | |
[pagina 439]
| |
alzoo over de corruptie bij den Hollandschen Lloyd gehoord had (te beginnen met Foudraine) en raadde hem aan er voor te zorgen, dat Hissink zoo spoedig mogelijk een inspectiereis naar Zuid-Amerika onderneemt. Verder sprak ik hem over de positie der VereenigdeGa naar voetnoot1 voornamelijk in verband met de slechte resultaten der Britsch-Indië lijn, beheerd door de Holland-Amerika LijnGa naar voetnoot2, die aan den leiband van Mann (Van Ommeren) loopt. Ruys is niet de man om de kat de bel aan te binden, maar hij kan het wellicht via Goudriaan doen, die er alle aanleiding toe heeft, daar diens zaken ook alles behalve fraai gaan. Zijn obligo bij de Vereenigde moet hem ook dwars zitten. Veel verder ben ik met Ruys niet gekomen, maar wellicht wordt het terrein geprepareerd voor verdere actie. Thans lijden wij verliezen zonder dat we weten, dat het beoogde doel bereikt zal worden. Gisteren hoorden we van S.P. van Eeghen, dat Treub als regeeringscommissaris der Holland-Zuid-Afrika Lijn bij hem geweest was om den wensch kenbaar te maken, dat de Holland Oost-Afrika Lijn zich van Durban terugtrekt. Van repliek gediend in den vorm van een korte nota, welke wij Van Eeghen inzonden. 's Avonds vergadering der AcademieGa naar voetnoot3, waar ik mijn besluit tot aftreden als Voorzitter en ontslagneming als lid der Commissie van Toezicht mededeelde. De vele besognes welke Kamer van Koophandel brengt, maken dit noodig, doch de royeering van den bouw der nieuwe academie - overigens met het oog op den stand der staatsfinanciën begrijpelijk - zoowel als de onkundige en nalatige behandeling welke de academiebelangen van de zijde van het Ministerie ondervinden, maken het mij gemakkelijker. Het spijt mij zeer, dezen nu eens niet aan commercie herinnerenden werkkring en het samenzijn met prettige menschen als Der Kinderen en de leden der commissie eraan te moeten geven. | |
[pagina 440]
| |
zorgelijker, en hoewel wij nog meer dan 5 millioen in kas hebben, zijn onze obligo's minstens even groot. Gaan wij flinke exploitatieverliezen lijden, dan moeten wij bij de bankiers aankloppen. Ter vergadering der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij op 31 Mei stelde een aandeelhouder, een zekere De VriesGa naar voetnoot1, ten aanzien van de kasmiddelen eenige vragen, welke uitgingen van de ongunstige critiek van onze balans in De Telegraaf.Ga naar voetnoot2 De man sprak van ‘misleidende cijfers’. Ik vermeld dit, omdat Bastiaans, onze effectenmakelaar, ons naderhand zeide, dat De Vries hem toevertrouwd had voor een lastgever op te treden, en het hieruit, zoowel als uit een uitlating van Van Aalst, volgens wie deze De Vries altijd gelijk met zijn opmerkingen heeft, duidelijk is, dat deze - onze commissaris - achter dien strooman schuilt. Merkwaardig is het ook, dat De Telegraaf vooral de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij aanvalt en vergoeilijkend tegenover de door wanbeheer ten gronde gerichte Hollandsche Boot en Hollandsche Lloyd, beide Van Aalst's troetelkinderen, is. Het is weer een staaltje van Van Aalst's intrigue-geest. Thans is klaarblijkelijk zijn doel de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij zooveel mogelijk te verzwakken, ten einde haar ervan te weerhouden, de Holland-Oost-Afrika Lijn krachtig tegenover zijn schepping, de Holland-Zuid-Afrika Lijn, op te treden, wanneer het contract tusschen beide afgeloopen zal zijn (1 Aug.). Ik ben van meening (doch laat dit nog niet doorschemeren, daar wij anders voor nog mallere eischen als die welke Treub overbracht, gesteld zullen worden) dat wij conciliant moeten zijn, 1e omdat de Holland-Zuid-Afrika Lijn zulke slechte zaken schijnt te maken, dat het voortzetten ondanks een millioen jaarlijksch subsidie twijfelachtig wordt genoemd en niet met grond beweerd moet kunnen worden, dat wij de oorzaken van haar ondergang zijn, hetgeen ons bij regeering en publiek, zij het ten deele ten onrechte, in dis- | |
[pagina 441]
| |
crediet zou brengen, 2e omdat wij over eenigen tijd de financieele hulp der Handel-MaatschappijGa naar voetnoot1 zouden kunnen wenschen. Ik verwacht geen dankbaarheid van Van Aalst, doch mag niet de verzenen tegen de prikkelen slaan. Intusschen moet ik hem als Voorzitter der Kamer van Koophandel onaangenaam zijn wegens het ongelukkige contract dat de Hollandsche Lloyd met de Rotterdam-Zuid-Amerika Lijn heeft afgesloten en waarbij de eerste ervan afziet zijn vrachtbooten voortaan goederen voor Argentinië te Amsterdam te laten laden, waardoor het grootste deel van het vervoer naar die allerbelangrijkste bestemming voortaan over Rotterdam geleid zal worden, en waarbij voorts bepaald is, dat de vrachtbooten die koffie van Brazilië aanvoeren, eerst te Rotterdam en daarna te Amsterdam zullen lossen, waardoor de koffiemarkt van Amsterdam een ernstigen slag ontvangt. Goudriaan heeft het van Hissink glansrijk gewonnen, doch voor ieder Amsterdammer is het een treurige zaak en voor mij in het bijzonder, die mij sedert jaren voor het behoud van den Lloyd ingespannen heb. Het Handelsblad van 9 Juni bevatte er een goed artikel overGa naar voetnoot2, en ik weet dat het onderwerp in de Kamer van Koophandel te berde gebracht zal worden. Dit komt alles op Van Aalst's hoofd neer. Eindelijk zal hij mij wel ten kwade duiden, dat de keus voor de benoeming van een nieuwen secretaris voor de Kamer van Koophandel niet op Van der Meulen, den op zich zelf zeer verdienstelijken chef van ‘Algemeene Zaken’ bij de Nederlandsche Handel-Maatschappij dien Van Aalst daar kwijt wil en wegrecommandeert, is gevallen. Wij stellen Mr. Dubois, Secretaris van de Algemeene Directie van Wm. H. Müller & Co., als No. 1 voor. Daar Van der Meulen nu zijn sollicitatie terugtrekt, wordt Mr. Gerbert Scholten No. 2 en Kees van Lennep No. 3, de laatste bij wijze van vriendelijkheid. Lang stond Van der Meulen bij ons (het Bureau) No. 1, vooral ook wegens de | |
[pagina 442]
| |
aanbeveling van Abram Muller, maar Dubois is jonger, levendiger en even knap, bovendien goed bekend aan ‘Landbouw’.Ga naar voetnoota | |
20 Juni 1922.Karel HeldringGa naar voetnoot1 is uit New York over en at gisteren bij mij. Men wordt volgens hem in de States weer tot een ‘boom’ opgekweekt - die gepaard aan den toestand in Europa en het weldra verwacht wordende tarief van prohibitieve invoerrechten, waardoor zij het geheel onmogelijk maken, dat Europa hen in producten afbetaalt, geen grond heeft en spoedig op een krach zal uitloopen. Van een kwijting der Europeesche schulden wil niemand weten, behalve enkele verlichte financiers, en zoo zal Frankrijk, dat insolvent is, dat blijven, maar steeds maar op de onmogelijke cijfers, door Duitschland op te brengen, aandringen en de onrust in Europa gaande houden. Er is werkelijk geen licht in dezen toestand te zien. Quo vadis? | |
2 Juli 1922.Gisteren van Minister De Visser afscheid genomen in mijn hoedanigheid van lid (en Voorzitter) der Commissie van Toezicht op de Rijksacademie. Ik had hem te danken voor zijn medewerking in de voorbereiding van den bouw eener nieuwe Academie, door Minister De Geer terecht geschrapt met het oog op de noodige bezuiniging, doch maakte hem mijn grief kenbaar over het feit, dat de Academie tegenover den aandrang van anderen (de voornaamste drijver is Pit) het onderwijs aan de Rijksnormaalschool voor teekenleeraren uit te breiden, ondermijnd wordt, terwijl zijn departement de adviezen van de Academie en de speciale commissie van 1913 veronachtzaamde. De Visser was eenigszins ontstemd, doch toen ik zeide, dat ik reeds geconsulteerd was ten aanzien van het aan den heer Huib Luns toe te kennen salaris voor zijn betrekking van directeur van voornoemde school (deze benoeming was zoolang opgeschort, omdat men met het academie-advies in de maag zat), zeide hij dat die benoeming nog niet geschied was en de Commissie alsnog geconsulteerd zou worden. Anderzijds merkte hij op, dat Der Kinderen hem zonder antwoord | |
[pagina 443]
| |
gelaten had op zijn vóór 3 jaren gedaan verzoek hem een voorstel te doen nopens toekenning van diploma's aan leerlingen der Academie - een zoo lang gevoelde eisch van het Academie-onderwijs. Dit is net iets voor Der Kinderen, die voortreffelijke ideeën naar voren brengt, maar in de uitwerking ervan blijft hokken (zie copie-brief aan KranenburgGa naar voetnoot1). Daarna Kröller gesproken over Durban, waar zijn firma de Holland-Oost-Afrika Lijn vertegenwoordigt en volgens bericht van Valstar deze agentuur op aandrang der Duitsche lijnen weldra zal moeten opgeven. Hij noemde dit bericht niet juist en in elk geval voorbarig. We spraken af de status quo voorlopig te handhaven. Daarna begon Kröller over West-Afrika. Hij had onlangs als nieuw gekozen commissaris de eerste bestuursvergadering van den Koninklijken Hollandschen Lloyd bijgewoond en er vernomen, dat zij tezamen met de Hollandsche Boot aan de Vereenigde bericht hadden hun contract in zake de West-Afrikavaart naar aanleiding van de onmogelijkheid voor Van der Eb & Dresselhuys - den 3den partner in de combinatie, die 50% in de vaart bezit (de Vereenigde heeft de andere 50%) - ontbonden wenschte te zien, en geen nieuwe overeenkomst wilden aangaan. Daar hij wist, dat de West-Afrikavaart vóór den oorlog zeer rendabel was, had hij zijn teleurstelling over dien stap uitgesproken. De Lloyd had er maar ƒ 170.000 aan verloren, en daar zijn totale verliezen toch zoo enorm waren in een naar zijn oordeel slechte vaart - die op Argentinië - zoo was dit besluit z.i. niet gewettigd. Dit verklaart waarom de heeren van den Lloyd en de Hollandsche Boot, toen zij met Van der Houven van Oordt, Van Hasselt en mij over de ontbinding van het contract confereerden, op dien brief terugkwamen en bleken wel een nieuwe overeenkomst te willen overwegen, ofschoon zij geen 50% aandurfden. In aanmerking nemende, dat de voornaamste verliezen in de vaart door de booten der wederpartij, welke of te groot of te klein zijn, veroorzaakt werden en dat het tweehoofdig bestuur der lijnen - Valstar en Arriëns doen dit samen - stroef werkt (ondanks de geschiktheid van Arriëns) en kostbaar is, heeft de Vereenigde geantwoord, dat zij geen nieuwe overeenkomst wenschte, m.a.w. de vaart geheel voor eigen rekening wilde drijven. Kröller verwonderde zich daarover, daar hij wist, dat de Vereenigde zwaar geld verloor. Ik maakte hem duidelijk, dat alle lijnen, met uitzondering van de Britsch-Indische, steeds klei- | |
[pagina 444]
| |
nere verliezen vertoonden en dus tot hoop stemden. De Br.-Indische lijn zie ik duister in. Ik geloof, dat Kröller overweegt in de plaats van Van der Eb & Dresselhuys op te treden. Hij vroeg of de ‘Marmcoo’, de boot die deze stellen, een geschikt schip was. Te bedenken is, dat zijn firma tevens agent der Duitsche lijnen op West-Afrika is (zie mijn verslag van het onderhoud).Ga naar voetnoot1 Kröller begint spoedig een rol bij den Koninklijke Hollandsche Lloyd te spelen. Walree is daar niet commissaris geworden, tot mijn verwondering. Men vond den ouden Roelvink zelve nog voldoende representant voor de Twentsche Bank. | |
5 Juli 1922.Gisteren vergadering van Commissarissen der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij. Van Aalst ontbrak, hetgeen jammer was, daar wij in ons verslag (van directeuren) duidelijk wezen op zijn stoken. Kalff (J.A.), die ook commissaris bij de Hollandsche Boot is, was hoogelijk verwonderd te vernemen, dat de directie van die onderneming wel met West-Afrika wil doorgaan, hetgeen lijnrecht tegen het besluit der laatste bestuursvergadering is. Over Van Aalst liet Kalff zich minachtend uit. Veel menschen zijn bang voor zijn brutaliteit, o.a.S.P.v. Eeghen, die den hemel dankte dat hij vandaag bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij afwezig bleef. Onze financieele positie is minder slecht dan ik vreesde. Volgens onzen kasstaat heeft de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij sedert 1 Januari geen exploitatie-verlies geleden, maar de opnieuw begonnen daling van de Mark maakt de Duitsche concurrentie steeds feller, dus kan het licht slechter worden. Van Eeghen zeide ons eergisteren, dat een der commissarissen van de Holland-Zuid-Afrika Lijn tegenover hem de wenschelijkheid van een overneming van die lijn door de Vereenigde uitgesproken heeft. Dit is een interessante mededeeling met het oog op de bespreking welke heden tusschen de directie dier lijn en ons zal plaats vinden.Ga naar voetnoota | |
[pagina 445]
| |
7 Juli 1922.De bespreking met de Holland-Zuid-Afrika Lijn had eergisteren plaats, er is een verkort stenografisch verslag van gemaakt. De heeren waren nogal mak, ofschoon zij beweerden, dat alle commissarissen achter hen stonden. Wij verklaarden ons tot onderhandelen bereid, maar wilden geen voorstel doen, 1e wegens de houding van Van Aalst, 2e wegens de afwezigheid van Valstar. Wij willen ook Durban niet opgeven en wenschen geen vrachtovereenkomst zonder garanties, die de naleving ervan verzekeren. Nu is er ook bericht, dat HAPAGGa naar voetnoot1 op Chili gaat varen. De heksenketel wordt nog levendiger. De verkiezingen voor de Tweede Kamer hebben, zooals de meesten verwachtten, een flinke rechtsche meerderheid gebracht.Ga naar voetnoot2 Dit brengt de kans op een krachtiger regeering en matiging der sociale uitgaven, maar allicht verwezenlijking van het dure vlootplan, dat ik waanzin acht. Ook de vrijhandel zal er nu wel aan gaan, al vecht ik tot het laatst. | |
15 Juli 1922.Voor eenige dagen met Vissering geluncht, die mij een omstandig verhaal van de bankiersconferentie te Parijs deed. Het eenige merkwaardige daarbij was, dat de circulatiebanken sedert GenuaGa naar voetnoot3 in voeling met elkaar zijn met Londen als middelpunt. Norman, de gouverneur van de Engelsche Bank, is reeds naar Amerika geweest en heeft de Amerikanen uitgenoodigd tot deelneming op basis van een programma dat zij zelve te ontwerpen hebben. Hieraan hebben zij gevolg gegeven, en in dat programma staat o.a. dat stabilisatie der wisselkoersen alleen mogelijk is, indien de schulden aan Amerika geroyeerd worden. Men gaat daar dus in officieele, financieele kringen verder dan het congres, dat afbetaling verlangt, doch na de verkiezingen in November zal er ook daar wellicht anders gepraat worden. Daar in Frankrijk de meening ook eindelijk begint te draaien en Poincaré duidelijk blijk geeft te beseffen, dat de tot nu gevolgde me- | |
[pagina 446]
| |
thode het onmogelijk maakt het geld dat zijn land zoo bitter noodig heeft, te bekomen, is er kans op een algemeene regeling, indien het na de torpedeering der bankiersconferentie daartoe niet te laat is. De mark is sedertdien weer bijna 50% gevallen. De benoeming van Everwijn tot directeur der Handel-Maatschappij verwekt algemeene verbazing en lachlust, maar men realiseert zich nog niet voldoende, dat met Van Aalst aan het hoofd nooit eenige verbetering te bekomen zal zijn. Aan Buitenlandsche Zaken zal men niet ontevreden zijn, dat hij uit de diplomatie verdwijnt, daar hij, zooals te voorzien was, te Washington niet voldeed.Ga naar voetnoot1 Een bekwaam man, maar ambtenaar, zelfingenomen en uiterst langzaam van afdoen. | |
25 Juli 1922.Ik hoor, dat Van EeghenGa naar voetnoot2 er zich op beroemt, de Handel-Maatschappij dezen nieuwen directeur bezorgd te hebben. In zake de Afrikavaart zijn eenige verdere besprekingen op til. 19 dezer sprak Van Aalst Van Eeghen over deze aangelegenheid aan en zeide hem, dat hij het verslag van de conferentie tusschen Holland-Zuid-Afrika Lijn en Holland-Oost-Afrika Lijn gelezen had, doch dat er van de zijde der Holland-Zuid-Afrika Lijn geen voorstellen te verwachten waren. De zaak moest nu maar ‘rondloopen’. Hij wilde alleen geen ruzie met mij hebben, zou hij er aan toegevoegd hebben, want hij vreesde dat ik ‘boos’ begon te worden. Clownerie! Van Eeghen heeft toen gevraagd of hij (Van Aalst) nooit over de mogelijkheid van een overneming van de Holland-Zuid-Afrika Lijn door de Vereenigde in den geest als de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij indertijd de Koninklijke West-Indische Maildienst overgenomen had, gedacht had. Hij antwoordde ontkennend, doch den volgenden dag (20/7) berichtte hij hem, dat hij de vraag met Van der Mandele (van de Rotterdamsche Bank) had besproken en zij begin Augustus een onderhoud met de Vereenigde wenschten. Ik zat juist in een vergadering ten kantore der Vereenigde toen dit bericht binnenkwam. Men besloot het voorstel van een bespreking te aanvaarden, hoewel men zich nog niet voorstelt hoe een dergelijke fusie tot stand moet komen. De schepen der Holland-Zuid-Afrika Lijn zijn zeer hoog ingebracht en weinig waard en het con- | |
[pagina 447]
| |
tract met de Regeering - na 5 jaar een 14-daagsche vaart met snelvarende passagiersschepen - is buitengewoon bezwarend. In de vergadering der Java-China-Japan Lijn werd weer de noodzakelijkheid van het stopzetten der Britsch-Indië Lijn betoogd, voornamelijk door Op ten Noort, MullerGa naar voetnoot1 en Zeeman, en dit met het oog op de uitgeputte kas der maatschappij, die voor ƒ 10 millioen in de Vereenigde geïnteresseerd is en zich zelf overbouwd heeft.Ga naar voetnoot2 Ook ik ben van meening, dat de Vereenigde door de steeds grootere verliezen op die lijn - op alle andere wordt de toestand beter - zich te zeer verzwakt, indien er geen vooruitzicht bestaat, dat de resultaten van die lijn binnenkort belangrijk beter worden. Dit hangt voornamelijk met den Duitschen koers samen, doch bij ons bestaat de indruk, dat de directie der Holland-Amerika Lijn, die de Britsch-Indiëlijn beheert, de zaken te veel aan Van Ommeren, Londen, overlaat. Deze heeft slechts belang, commissie te boeken en neemt lading aan, zonder naar de rendabiliteit te vragen. | |
26 Juli 1922.Gisteren bezocht Paul Nijgh mij in zake JohnGa naar voetnoot3, die als vijand van Mann gescheiden is. Ik zeide hem onbewimpeld, dat ik Mann (de managing director van Van Ommeren, Londen) als Urheber van de intrigue beschouw die John uit zijn betrekking dreef, waarbij ik erkende, dat deze door ongeduld naar een verbeterde positie en jongensachtig veel praten vat op zich gegeven had. Nijgh, dien ik verdenk aan de intrigue medeplichtig te zijn, was het niet geheel met mij eens. Hij vertelde mij voorts, dat de HansaGa naar voetnoot4, de Duitsche stoomvaartmaatschappij, die de voornaamste oorzaak van de verliezen der Britsch-Indië Lijn is, beweert voorstellen tot toenadering gedaan te hebben, welke voorstellen echter nòch de Holland-Amerika lijn, nòch de Engelsche lijnen ontvingen. Laat ons hopen, dat hieruit iets goeds voortvloeit, want zóó gaat het niet verder. Er wordt thans op die | |
[pagina 448]
| |
vaart ongeveer ƒ 185.000 per reis verloren, d.i. meer dan op alle andere lijnen der Vereenigde tezamen. In den namiddag vergadering van den Raad van Bijstand onder presidium van Patijn over een dwaas plan van IJsselstein ter bescherming van de visscherij te IJmuiden, dat nog zotter bleek te zijn dan wij aanvankelijk vermoedden, omdat de partij te wier baten het voorgesteld werd, het niet wenschte. Heringa, de opvolger van Everwijn aan de afdeeling Handel, was weinig gelukkig in de verdediging. Van Vlissingen is zeer pessimistisch over den toestand in Duitschland, met name over de gezindheid der groote heeren in de Schwerindustrie, op wie een internationale leening zou kunnen mislukken, indien Frankrijk - zooals men begint te gelooven - verstandig wordt. Patijn meent, dat de mislukking der Russen-conferentieGa naar voetnoot1 wel door een afzonderlijke overeenkomst van hen met de Engelschen gevolgd zal worden, waartegenover staat, dat Lloyd Greame meent te weten, dat de toestand in Rusland steeds sneller vervalt. De Roemenen vreezen het bolsjewistische leger niet meer, daar het zijn gevechtswaarde verloren heeft. Dit klopt in het geheel niet met een mededeeling die Kröller mij onlangs van den Duitschen militairen attaché te Moskou deed, die ze voor zeer goed uitgerust aanzag en een aanval op Polen en Roemenië verwachtte. Aangaande de Kabinetscrisis schijnt er tusschen de rechtsche partijen weinig eenheid te bestaan. De Roomschen willen hun premierschap niet abandoneerenGa naar voetnoot2 en zitten met Aalberse, die geen betrekking en geen fortuin heeft. Colijn wil boven alles bezuinigen, De Geer ook, doch het tegenwoordige Kabinet is daarin lauw. Indien dit aanblijft (met eenige wijzigingen), zal het waarschijnlijk in het najaar op den tegenstand van Colijn vallen, die dan zijn eigen ministerie zal vormen met de portefeuille van financiën voor zich zelf. | |
[pagina 449]
| |
5 Augustus 1922.Het jaarverslag der Zuid-Afrikalijn is uit. De vloot komt op circa ƒ 20 millioen in de boeken te staan en is naar onze schatting ongeveer ƒ 5 millioen waard. Een credietschuld van ƒ 5,3 millioen staat in het passief, deze is sedert 1 Januari tengevolge van betalingen op schepen natuurlijk nog belangrijk verhoogd. Een molensteen is het contract met de verplichting van 1925 af een veertiendaagschen dienst met snelvarende passagiersschepen te onderhouden. De Vereenigde, die eergisteren vergaderde, besloot dan ook niet op een eventueel fusievoorstel in te gaan, maar zich bereid te verklaren over een vrachtenpool van Durban te onderhandelen. De positie der Holland-Zuid-Afrika Lijn is hopeloos. De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij-Koninklijke West-Indische Maildienst heeft Londen in haar vaarplan naar de Westkust van Zuid-Amerika opgenomen, hetgeen de woede der Pacific Steam Navigation (onderdeel van de Royal MailGa naar voetnoot1) gaande maakt, ofschoon zij eenige jaren geleden Rotterdam in het hare opnam. Britannia rules the waves. Geruchten loopen van represailles op groote schaal en Mann, onze agent in Londen, maakt er zich ongerust over. Hij schrijft, dat de scherpe verlaging van de vrachten van de Conferencelijnen naar Afrika (Durban) er een uiting van is. Hierbij wordt echter over het hoofd gezien, dat die Conference (geleid door de Union Castle, ook een onderdeel der Royal Mail) de Holland-Oost-Afrika lijn reeds sedert eenige maanden aanvalt. Dit is dus tegen de Vereenigde gericht. Ofschoon het te betreuren is, dat we behalve tegen de Duitschers ook tegen de Engelschen vechten moeten, zie ik de ontwikkeling van zaken met kalmte aan. | |
16 Augustus 1922.Uit de brieven van Clark van de Royal Mail straalt een zekere welwillendheid door. We zullen wel t.z.t. tot een regeling geraken. Haar dochter de Pacific Steam is echter up in arms. De ‘Delft’, onze eerste boot in Londen, krijgt bijna geen lading - de vooruitzichten voor de ‘Jason’ zijn daarentegen goed. Heden vindt aan Landbouw op uitnoodiging van Treub een vergadering tusschen de Vereenigde en de Holland-Zuid-Afrika Lijn | |
[pagina 450]
| |
plaats. Eergisteren sprak ik IJsselstein, die mij zeide, dat hij er niet bij zal zijn. Hij bevestigt mij, dat hij weggaat. Ik regelde met hem de schadevergoeding bij Kon. Besluit aan Moll Schnitzler toe te kennen, waarin hij eenige tijd recalcitrant geweest is. De conferentie tusschen Poincaré en Lloyd mislukt zijnde, heb ik weinig hoop meer voor Europa. De houding van Frankrijk sedert den oorlog is betreurenswaardig en kortzichtig, die der Engelsche regeering afschuwelijk en die van Duitschland dom en onbetrouwbaar. Misschien zal een scherpe daling van de franc wijs inzicht te Parijs teweegbrengen. | |
17 Augustus 1922.Gisteren bezocht ik Ter Meulen aan zijn ziekbed (maagzweer). Hij zag er goed uit, maar moet nog een heele poos er in blijven. We waren het helaas eens over het onheil dat Europa te wachten staat, nu geen intergeallieerde schuldenregeling en een vermindering van de Duitsche oorlogsschuld tot stand gekomen is. De berichten welke hij uit Duitschland ontvangen had, zijn zeer zwart: hongersnood, gras op de straten der groote steden, revolutie enz. Ik ben er inderdaad bang voor. Wij hadden het ook over Van Aalst, waarbij Ter Meulen zich - evenals ik - met minachting over 's mans karakter uitliet. Daarna naar het Departement van Landbouw, waar ter vergadering aanwezig waren Treub, Van Eeghen, Van Aalst, Zimmerman (dien ik sedert mijn jonge jaren niet ontmoet had), Van der Mandele (Rotterdamsche Bank), de Dresselhuysen, de directie der Holland-Zuid-Afrika Lijn en de leden van de Vereenigde. Van Aalst deed zijn mond niet open, behalve op het laatst om de ‘Nederland’ er aan te herinneren, dat zij indertijd verklaard had, zich niet meer voor Zuid-Afrika te interesseeren (na zekere besprekingen met de Regeering, waarbij ook de Holland-Amerika Lijn, de Rotterdamsche Lloyd en Goudriaan betrokken waren), over het ondernemen van een passagiersvaart met werkelijk goede passagiersschepen, niet met de voor enkele passagiers ingerichte vrachtschepen (nog niet eens prima van hoedanigheid) plus een oude rammelkast als de ‘Bloemfontein’ zooals de Holland-Zuid-Afrika Lijn het doet - tegen de bedoeling der wet. Geen verstandig en fatsoenlijk reeder zou het aandurven op Zuid-Afrika met eerste klas passagiersschepen te gaan varen, tenzij met een subsidie zoo hoog, dat geen Nederlandsche Regeering er aan zou denken. Het millioen per jaar (voor 5 jaar) dat de Holland-Zuid-Afrika Lijn aangenomen heeft, zou geheel onvoldoende zijn. | |
[pagina 451]
| |
Ter vergadering bleek, dat zoowel Treub als alle Commissarissen der Holland-Zuid-Afrika Lijn vastgeroest zaten aan de meening, dat het de concurrentie der Vereenigde te Durban is die haar in den grond boort (dat de zaak op apegapen ligt, werd niet verbloemd, doch niemand hunner scheen in te zien, dat de oorzaak bij den voozen opzet der zaak ligt - vrachtschepen voor ƒ 450, - per ton ingebracht en het oude prul ‘Bloemfontein’ voor ƒ 380, - per ton en een regeeringscontract dat een molensteen aan den hals is). Zoowel Treub als de Dresselhuysen stelden het als de moreele verplichting der Vereenigde voor, de zaak voor den ondergang te behoeden en dreigden met de publieke opinie, die zich tegen ons zou keeren. Ons argument, dat het de Engelsche lijnen zijn die het rachitisch kind sloopen, hetgeen wij met cijfers bewezen, werd niet begrepen, zoodat het debat zeer onverkwikkelijk was, te meer daar de Dresselhuysen er op bleven staan, dat wij uit Durban verdwijnen, wat wij herhaaldelijk verklaard hadden niet te zullen doen. Loudon beweerde, dat de Holland-Zuid-Afrika Lijn het vervoer voor de Regeering der Unie niet gekregen had, omdat de concurrentie der Vereenigde de lijn in het oog der Unie te zwak deed schijnen om zich zoo'n vervoer toevertrouwd te zien. Onzin! Het oude spel der Zuid-Afrikaansche regeering is steeds geweest andere lijnen naar Zuid-Afrika te lokken om de Engelsche conferencelijnen in haar vrachten te drukken, maar zij zal het wel uit haar hoofd laten haar vervoer aan hen te onttrekken. Er zou zoo'n storm in Engeland en Afrika over opgaan, dat de Zuid-Afrikaansche regeering onmiddellijk omver zou buitelen. Bovendien verschaft de Engelsche conference een veel beteren dienst dan de Hollandsche lijn. Het onverkwikkelijke debat, waarin van onze zijde Goudriaan niet zeer gelukkig was, eindigde met de afspraak, dat een verdere bespreking in kleiner comité zal plaats hebben. De heeren Zimmerman en Van der Mandele zullen tezamen met de directie der Holland- Zuid-Afrika Lijn Maandag aan het Scheepvaarthuis komen. Mij schikt het zeer slecht, daar ik heden met vacantie naar Bergen aan Zee ga en die erg noodig heb. Ik zie slechts een oplossing in de overneming door de Vereenigde van de vaart der Holland-Zuid-Afrika Lijn met wijziging van haar verplichtingen tegenover de regeering, minder onereus en daartegenover minder subsidies, doch kwijtschelding van het reeds uitgekeerde. 's Avonds at ik met Everwijn op de Groote Club, die beweerde dat | |
[pagina 452]
| |
hij wel naar Washington had terug willen gaan, maar dat zijn vrouw het er niet zonder hun eenig kind uitgehouden zou hebben. Dat had hij, dunkt mij, van te voren moeten bedenken. Wij maken ons te Washington met onze kortblijvende gezanten belachelijk. Ook verheelde ik hem niet, dat Van Aalst door zijn stoken buiten mij om in de Holland-Zuid-Afrika Lijn-kwestie het terrein voor een vergelijk zoo slecht mogelijk voorbereid heeft. Hij kan dat zijn collega oververtellen. | |
10 September 1922.Gisteren hebben Voûte en ik tezamen de 40 voornaamste schilderijen uit de verzameling van den Groothertog van Oldenburg gekocht, door tusschenkomst van Mensing voor ƒ 600.000 met de bedoeling te trachten ze met steun van anderen ter gelegenheid van H.M. 25-jarig jubileum aan den Staat ter plaatsing in het Rijksmuseum aan te bieden. De clou der collectie is een wondermooi meisjesportret van Verspronck, waarvan Mensing als ‘blue girl’ een tegenhanger van Gainsborough's ‘blue boy’ zou willen maken en aldus een mooie prijs in Amerika maken, maar voor ons is de hoofdzaak, dat het een zeer goede kern voor een op te bouwen groote verzameling van Italiaansche schilderijen uit den quattro en cinque cento is, welke in Nederland ontbreekt. Ook de moeder van Rembrandt is een mooi jeugdstuk van den meester. Reeds voor eenige jaren hebben Voûte en ik het ‘Rembrandt syndicaat’ op touw gezet en daarvoor ƒ 1½ millioen bijeengebracht om in de naderende crisis buitenlandsche schilderijen te koopen. We zijn daarin maar ten deele geslaagd, want met de 15% die op dat bedrag gestort werd, hebben we maar 5 schilderijen kunnen koopen, waaronder echter een schitterenden Goya uit zijn laten tijd - een portret van Don Ramon Saute. Met veel kunst en vliegwerk is het gelukt, dat kunstwerk met 2 andere stukken aan het Rijk over te doen, dat daarvoor al zijn kunstbudgetten gedurende 4 of 5 jaar bij elkaar geschraapt heeft. De Vereeniging Rembrandt geeft een bijdrage van ƒ 50.000. De Nederlandsche Regeering is erg ‘mesquin’ op het gebied van kunst, ook in betere tijden dan de tegenwoordige. De bespreking met de heeren Zimmerman en Van der Mandele, gevolgd door een onder 4 oogen tusschen den laatste en mij, is vrij goed verloopen. Het blijkt, dat de Regeering de tegenwoordig voor de vaart gebruikte schepen der Holland-Zuid-Afrika Lijn acht aan | |
[pagina 453]
| |
de bedoeling van het contract te beantwoorden. Indertijd is aan de reeders steeds voorgehouden, dat men mailschepen eischt met snelle vaart. Daarop konden de ‘Nederland’, Holland-Amerika lijn, Goudriaan en Rotterdamsche Lloyd, die bij de bespreking betrokken waren (de Koninlijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij had aanstonds bedankt, omdat zij van meet af de zaak onuitvoerbaar achtte), niet ingaan. Nu echter heeft de Regeering haar steun verleend aan een verbinding met gewone vrachtschepen, 10 mijls vaart, voor 30 à 40 passagiers ingericht, terwijl wij, en zeker ook het publiek en de Kamer, onder den indruk verkeerden, dat de Regeeringsovereenkomst dezelfde verplichtingen ten aanzien van het type schepen opgelegd had als eertijds van de genoemde reederijen verlangd werd. Er bestaat dus geen grond voor het verwijt van de Regeering tegen die reederijen, dat zij, na geweigerd te hebben tot de lijn mede te werken, haar thans bestrijden en, volgens de voorstelling der Holland-Zuid-Afrika Lijn, dooden. Nog minder komt het Mr. Dresselhuys te pas te spreken van de moreele verplichting der Vereenigde uit dien hoofde de vaart op Durban te staken. De maatschappij van Van der Eb & Dresselhuys heeft haar schepen duur ingebracht, de firma heeft zich een voordeelig cargadoorscontract verzekerd, maar de door haar opgezette lijn kan ondanks de regeeringssteun niet leven. De geheele zaak is een schandaal, en het is voor de heeren te hopen, dat zij niet in het ware licht aan het publiek behoeft voorgelegd te worden. Ook in Zuid-Afrika heeft de lijn niet veel beteekenis, daar zij er slechts de sympathie van de economisch onbeduidende Hollanderpartij geniet. Afrikaner noch Engelschman zijn daar Hollandsch-gezind. Het is waar, dat Smuts en andere politieke mannen in Zuid-Afrika zich moeite gegeven hebben in Nederland voor de oprichting van een Nederlandsche passagierslijn op Zuid-Afrika belangstelling op te wekken en zelfs steun in het vooruitzicht gesteld hebben, doch men moet dat niet meer als uitspelen tegen de machtige Engelsche lijnen beschouwen. Nimmer zou een Zuid-Afrikaansche regeering zoo dom zijn daadwerkelijken steun aan een stoomvaartonderneming ten nadeele der niet alleen krachtige, maar ook aan Zuid-Afrika zeer groote diensten bewijzende Union Castle groep te verleenen. Dat zou zij tegenover de zeer sterke Engelsche partij in Zuid-Afrika en de imperiale regeering nooit kunnen doen. Loudon en andere pro-Afrikaners wiegen zich dan ook in naïeve verwachtingen als zij het anders gelooven. Dat in Zuid-Afrika het Nederlandsche element economisch niet | |
[pagina 454]
| |
telt, is treurig, maar waar; Valstar's berichten bevestigen het. Geen Nederlandsche onderneming, behalve indertijd de spoorweg, is er tot bloei geraakt, en in den handel is alles Engelsch. | |
16 September 1922.Nadat ik Woensdag Van HengelGa naar voetnoot1 (van de ‘Nederland’, die van zijn reis om de wereld teruggekeerd is) gesproken en de vergadering van de Java-China-Japan lijn bijgewoond had, begreep ik dat van een overneming der Holland-Zuid-Afrika Lijn door de ‘Vereenigde’ voorloopig niets zal komen, en in een op Donderdag gehouden vergadering der Vereenigde is het besluit aldus uitgevallen. Ik heb mij daarbij eenigszins bitter over de wankelende houding der ‘Nederland’ uitgelaten, welke tot nu toe meeging in de richting van overneming en samendoen der beide diensten op Zuid- en Oost-Afrika onder het beheer der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij. De heeren der Holland-Zuid-Afrika Lijn, en vooral de bankiers bij die lijn betrokken, zijn zeer begeerig naar een dergelijke oplossing, welke ik ook in het voordeel der Vereenigde zou achten, mits het vaarplan rond Afrika beurtelings in Oostelijke en Westelijke richting door de Regeering goedgekeurd wordt. De Java-China-Japan Lijn en de Paketvaart zijn echter bevreesd, dat de Vereenigde, die nog steeds met verlies werkt, nog meer risico's op zich neemt - wat ik met het oog op hun slechte kaspositie kan begrijpen - en de ‘Nederland’ en de Rotterdamsche Lloyd hebben zich bij de oppositie gevoegd. Kunnen de verliezen in de Britsch-Indië-vaart verminderd worden, dan wil men er anders over denken. De vooruitzichten van die vaart, waarin de Vereenigde haar zwaarste verliezen lijdt, zijn dan ook ter sprake gekomen, en ik heb zelfs de mogelijkheid van opheffing van die lijn ter sprake gebracht (zie notulen der geheime vergadering), hoezeer ik dien stap zou betreuren. Ik geloof, dat het beheer der lijn door de heeren der Holland-Amerika lijn aan activiteit te wenschen overlaat. Zij laten te veel aan Mann (Van Ommeren Londen) over. | |
[pagina 455]
| |
29 September 1922.Het slapjes gewijzigde KabinetGa naar voetnoot1 heeft een begrooting de wereld ingezonden die een aanfluiting van de eischen der omstandigheden is. Eenige luttele tientallen millioenen besparing, terwijl er ten minste honderd millioen minder uitgegeven moet worden. Ik hoop, dat deze begrooting verworpen zal worden en dan Colijn de moed zal hebben radicaal in te grijpen. De onderhandelingen tusschen Holland-Zuid-Afrika Lijn en Vereenigde schieten op, ondanks de kink die even door de weifelende houding der ‘Nederland’ en Lloyd in den kabel gebracht werd. De directie der ‘Nederland’ steunde mij in mijn streven naar een redelijke overeenkomst, maar eensklaps kwam Van Hengel, uit Oost-Azië met zeer pessimistische indrukken teruggekeerd, roet in het eten gooien. Hij werd later door zijn collega Oderwald gedesavoueerd, maar ik kan toch niet met zekerheid op dat college rekenen en evenmin op Ruys (Rotterdamsche Lloyd), die altijd met de meerderheid meegaat. Gelukkig is de onderhandelaar van de Holland-Zuid-Afrika Lijn, Van der Mandele, een schappelijk man. Van Aalst is gelukkig al dien tijd weg geweest, maar hij is thans terug en maakt mogelijk nog bezwaren op het laatste oogenblik. | |
9 October 1922.De Amsterdamsche bankiers hebben inderdaad enkele bezwaren gemaakt en verlangen een garantie, dat de Vereenigde de Holland-Zuid-Afrika Lijn, althans gedurende den tijd dat het regeeringscontract loopt, zal instandhouden, hetgeen beteekent dat zij voor eventueele meerdere verliezen opkomt. De Vereenigde wil haar risico beperkt zien. Hierover heb ik enkele verdere besprekingen met v.d. Mandele gehad, en ik wacht thans zijn bericht. Lloyd George heeft in de Levant loon naar werken gehad. Zijn geheele Turksche politiek is op een miserabele failure uitgeloopenGa naar voetnoot2, | |
[pagina 456]
| |
zooals ik destijds aan Akers Douglas, toen secretaris van Lord Curzon, voorspelde. Gelukkig krijgen ook de Franschen, wier Oostersche politiek veel verstandiger geweest is, doch nu geneigd schijnen te zijn de Turken op den Europeeschen oever hun gang te laten gaan, hetgeen op moorden van Grieken en Armeniërs zou uitloopen, geen vrij spel en zorgt Engeland nog voor de noodige remmen. Naar mijn meening had men dadelijk na den oorlog - in 1918 - de Turken zonder gevaar voor troebelen in de Mohammedaansche wereld uit Europa kunnen zetten. Nu moeten zij Oost-Thracië incluis Adrianopel terughebben.Ga naar voetnoot1 Ook behoort Bulgarije thans zijn haven in West-Thracië te krijgen (Cavalla) en Salonica geïnternationaliseerd te worden, daar de Grieken die plaats niet waardig zijn en zij ook niet Grieksch van bevolking is, doch Joodsch. Zij behoort de onbelemmerde poort voor Macedonië en Servië te zijn. Hiervan komt echter niets in. Slechts misschien indien Engeland Cyprus aan Griekenland wil afstaan.Ga naar voetnoota | |
30 October 1922.Heden teruggekomen.Ga naar voetnoot2 Te Parijs een paar prachtige Tiepolo's bij Guirand gezien, welke hij voor Frs. 440.000 wil verkoopen, voor welke prijs wij beter waar voor ons geld gekregen hadden dan op Schmidt Degener's advies geschiedde toen wij het veel minder typische en minder belangrijke stuk van Brunner kochten voor ca. ƒ 40.000, -. De schilderijen bij Guirand zijn mooie composities, Jezus met de overspelige vrouw en Jezus de kranken genezend voorstellende en komende uit de collectie van den Comte de Chambord uit Frohsdorf. Het is jammer, dat het Rijk het andere stuk met den Goya en den Tintoretto reeds geaccepteerd heeft. Bijgaanden brief ontving ik van Paul den Tex over de Holland-Zuid-Afrika Lijn-kwestie.Ga naar voetnoot3 Indien ik de vergadering in Den Haag | |
[pagina 457]
| |
had bijgewoond, zou ik te kennen gegeven hebben, mij rustig bij Van Aalst's retraite uit de scheepvaart neer te leggen. Hij sticht er geen nut meer en veel onrust. In Frankrijk is men nu wel overtuigd, uit Duitschland niets meer te zullen krijgen, dat is mijn indruk van gesprekken met lieden uit verschillende kringen, maar tevens meent men, dat men door Duitschland bedrogen werd, daar althans niets gedaan is om de winsten der industrieelen, handelaars enz. die in het buitenland belegd werden, ten bate der schuldeischers vast te houden. | |
21 November 1922.Op 6 November heb ik Van der Mandele in een uitvoerig schrijven uiteengezet, waarom de Vereenigde geen nieuwe voorstellen kan doen en welke zij wel kan overwegen. Daarop is tot dusverre geen antwoord gekomen.Ga naar voetnoot1 Eenige dagen geleden, den 15den meen ik, bezocht ik den Minister van Financiën De Geer, wien ik zeide, dat het inkomen der Koningin, waarvan de verhooging een slechten indruk in het land gemaakt heeft, verlaagd diende te worden, evenals dat der Tweede Kamerleden, waardoor het veel gemakkelijker zou zijn de ambtenaarssalarissen, die 300 millioen aan de Staat kosten, te verminderen. Hij was het daarmede roerend eens, ofschoon hij ƒ 1.200.000 aan het Koninklijk Huis niet te veel vond, wanneer men van de meening uitgaat, dat het met eenigen luister omgeven moet zijn, hetgeen hij niet noodig vond. Het is evenwel - zooals de remuneratie der kamerleden - in de Grondwet vastgelegd. Voorts hadden we het over verlaging der spoorwegtarieven en posttarieven, die den handel zeer drukken, en | |
[pagina 458]
| |
over de herziening van invoerrechten, ten aanzien waarvan ik het Engelsche stelsel van weinig maar flink belaste artikelen bepleitte. Zoo zouden m.i. thee en koffie voor belasting in aanmerking moeten komen - het eerste is reeds belast. Daarentegen alle halffabrikaten, behalve textielstoffen, zooveel mogelijk vrij. Gelukkig is De Geer geen protectionist ondanks het onlangs voorgestelde invoerrecht op sigaren. Van invoerverboden is hij een tegenstander, maar in het Kabinet zijn de meeningen daaromtrent verdeeld. Er is geen kans, dat zij voorloopig vastgesteld zullen worden. Ik heb den indruk, dat de vrijhandel in Nederland veiliger is dan hij langen tijd geweest is, nu ook Colijn zich voor behoud van het tegenwoordige handelsstelsel uitliet. Ik bezocht dien morgen ook Trip, den thesaurier-generaal, van wien ik vernam, dat er verschillende ontwerpen van herziening in technischen zin van het tarief van invoerrechten gereed liggen. Ik raadde een herziening in den Engelschen geest aan: vrijdom van de meeste artikelen, flinke belastingen van enkele, waaronder zoo mogelijk thee en koffie. Vroeger was ik voorstander van vrijdom van thee met het oog op marktbelangen, maar ons achterland is verloren, zoodat het artikel hier voornamelijk voor binnenlandsche consumptie komt. Omgerekend per kop drukt de belasting heelemaal niet op den verbruiker. Hetzelfde is ook het geval met koffie, doch Trip wees op den vrijdom van dit artikel in België, hetgeen de Antwerpsche markt boven de Hollandsche zou bevoorrechten, indien men het artikel ging belasten. Ook zou er maar ƒ 5 millioen uit beide genotmiddelen te halen zijn. Na mij over de Antwerpsche markt ingelicht te hebben, schreef ik Trip dezer dagen, dat ik ook van meening ben, koffie vrij te laten. Veel baat voor de schatkist zal dan de technische herziening van het tarief van invoerrechten niet opleveren. | |
Liverpool, 23 November 1922.Ik ben in gezelschap van Dubois, Secretaris der Kamer van Koophandel, op bezoek bij eenige Engelsche zuster-instellingen. Kwamen gisteren te Manchester, waar wij geen onderdak konden bekomen, zoodat wij in Liverpool afstapten, ¾ uur van Manchester per spoor gelegen. Bezochten te Manchester het neo-gothische stadhuis met interessante muurschilderingen van Ford Madox Brown - mooi van kleur, zwak van teekening. Ik vermeld nog, dat in de 20 dezer gehouden vergadering der Java- | |
[pagina 459]
| |
China-Japan Lijn voorlezing van mijn brief aan Van der Mandele gedaan werd.Ga naar voetnoot1 Vester, directeur der Nederlandsche Handel-Maatschappij, nieuw gekozen lid van den Raad van Bestuur, scheen mijn ontstemming niet goed te begrijpen, daar Van Aalst toch met waardeering van mijn voorstel tot overneming van de Holland-Zuid-Afrika Lijn gesproken had. Dat ik het voor de Vereenigde opneem, hoewel zij dat plan verwierp, en haar aanmoedig niet te wijken voor dreigementen van een zijde die zulk een povere figuur met de Holland-Zuid-Afrika Lijn geslagen heeft en eerder dan de Vereenigde de publicatie van de geschiedenis te vreezen heeft, is voor een man voor wien het persoonlijk succes alles is, onbegrijpelijk. De oude Op ten Noort, die geheel onder den invloed van Van Aalst staat, trachtte mij te bewegen mij tot een onderhoud met Van Aalst bereid te verklaren. Ik heb zijn gekonkel (hoewel al dien tijd commissaris der Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij zijnde) sedert 1912, toen de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij de Koninklijke West-Indische Maildienst overnam, tezamen met Wilmink om deze acquisitie in handen van de Koninklijke Hollandsche Lloyd te spelen, zijn onbetrouwbaarheid in den Koninklijke Hollandsche Lloyd, dien hij, achter mijn rug om, bijkans een fusie met de Holland-Amerika Lijn had laten aangaan, en zijn gestook tegen de Vereenigde te levendig in herinnering, waarbij hij steeds directe gesprekken met mij vermeed, dan dat ik eenig nut in een tête à tête zie. De oplossing van de Holland-Zuid-Afrika Lijn is trouwens alleen langs zakelijken weg te vinden. Wil Van Aalst bij mij komen, dan zal ik niet weigeren met hem te spreken, maar er is te veel gebeurd en ik vertrouw hem te weinig om eenigen stap te doen in een richting waarvan ik geen heil verwacht. Van Hengel, die sedert zijn terugkomst uit Oost-Azië eenige vergaderingen bij den Koninklijken Hollandschen Lloyd bijgewoond heeft, zeide mij, dat deze onderneming doorgaat met geld te verliezen, zoowel op de passagiers- als op de vrachtschepen.Ga naar voetnoota HijGa naar voetnootb heeft blijk gegeven - helaas ook in een contract met de Rotterdam Zuid-Amerika lijn - heelemaal niet te begrijpen, dat de lading even goed over Amsterdam als over Rotterdam geleid kan worden. | |
[pagina 460]
| |
Van Hengel en ik spraken af, dat de ‘Nederland’ en Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij de verbinding met de Oostkust van Zuid-Amerika zouden voortzetten, indien de Koninklijke Hollandsche Lloyd waarschijnlijk spoedig aan de paal moet komen, maar wij nemen van het tegenwoordig personeel en directie alleen zeer bruikbare elementen over - en die zijn er niet veel. Ook de commissarissen, die nooit eenig nut hebben gesticht en ondanks waarschuwingen Wilmink maar lieten begaan, zijn dan van de baan. Het is evenwel beter, dat Van Hasselt, die een heldere kop heeft, in mijn plaats bij de reconstructie optreedt, daar ik te openlijk de wreker zou schijnen. Mijn verhouding tot verschillende der commissarissen is daar te goed voor. Bij de Nederlandsche Bank beleeft een commissarisGa naar voetnoot1 ook onverwachte gewaarwordingen. Toen ik onlangs uit Parijs terugkeerde, vond ik een brief van Jan Luden, President-Commissaris, waarin hij mij berichtte, dat Vissering zich, met goedkeuring van den Minister van Financiën, beschikbaar heeft gesteld om gedurende een jaar de reconstructie van de Oostenrijksche bank te Weenen te leiden en zulks aan Luden eenvoudig medegedeeld had. In een vergadering van commissarissen op 7 November, welke ik niet kon bijwonen, is daarover een storm opgestoken, waarin vooral de oude PlateGa naar voetnoot2 heftig tegen Vissering uitgevaren is. Men werd het er ten slotte over een motie eens, waarin de verwachting uitgesproken wordt, dat de President in het vervolg commissarissen zal raadplegen, alvorens werk op zich te nemen dat een langdurige afwezigheid medebrengt. Of zijn af- of aanwezigheid te Amsterdam groot verschil in de leiding van zaken veroorzaakt, ben ik geneigd te betwijfelen, daar ik den indruk heb, dat Vissering voor de dagelijksche zaken sterk onder den invloed van Van VollenhovenGa naar voetnoot3 staat. Dit maakt de zaak niet beter, daar men geen onverdeeld vertrouwen in het beleid van de directie kan hebben. Zij heeft de bank voor ƒ 39 millioen bij Marx & Co. geïnteresseerd, waarbij Vollenhoven aan commissarissen verzekerde, dat er waarschijnlijk geen verlies op geleden zou worden en voor het geval dat wel zoo zou zijn, die verliezen uit de waarschijnlijk groote winsten van volgende jaren afgeschreven zouden kunnen worden. Op dien | |
[pagina 461]
| |
grond werd het betrekkelijk hooge dividend dat de directie voorstelde en de commissarissen critiseerden, verdedigd... Thans, zoo verhaalde mij MolengraaffGa naar voetnoot1, dien ik onlangs in Den Haag ontmoette, is op bovengenoemde vergadering door Vollenhoven erkend, dat de Bank reeds 15 millioen aan Marx verliest en bovendien in talrijke andere faillissementen in de provincie zit. Ik had in Mei sterk den indruk, dat Vollenhoven ons willens en wetens onwaarheid vertelde, toen hij zeide te gelooven dat er geen verliezen bij Marx te verwachten waren. Van EeghenGa naar voetnoot2, die blijkbaar het tegendeel wist, sprak toen reeds op opvallende wijze in de vergadering zijn twijfel over de juistheid van de voorstelling van zaken uit. Walree, die als directeur der Twentsche Bank de Nederlandsche Bank herhaaldelijk als crediteur in slechte zaken ontmoet, heeft mij vaak gezegd, dat zij op domme wijze crediet verleent. Ik zie daar voornamelijk de bemoeizucht, eerzucht als redder uit de nood op te treden en het onverstand van JoostGa naar voetnoot3 in. Het is intusschen een eenigszins bedenkelijke toestand. Onze bankiers schijnen maar met uitzondering hun vak te kennen, in den na-oorlogstijd hebben zij weinig koel verstand getoond. Of Oostenrijk, waaraan Vissering dus, evenals Zimmerman, zijn beste krachten gaat wijden, door den Volkenbond op de te Genève ontworpen en aangenomen wijze te helpen is, betwijfel ik. Wat Ter Meulen daaromtrent in de vergadering aan Buitenlandsche Zaken op 6 November zeide, was weinig hoopvol en juist. Afdoende hulp wordt niet verleend, het roode leger - of dit op zich zelf zoo heel erg rood is, weet ik niet - blijft bestaan en tienduizenden ambtenaren moeten ontslagen worden en zullen van socialist allicht bolsjewist worden, wat men juist vermijden wil. De vraag is of Oostenrijk een levensvatbaar land is of een romp zonder hoofd en ledematen. Naar mijn meening het laatste. Is dit zoo, dan helpt geen enkele reconstructie en hongert het dood, een schande en gevaar voor Europa. Eenstemmig was de Raad van Bijstand van oordeel, dat Nederland niet aan deze zoogenaamde reconstructie moest meedoen, te meer daar het reeds meer dan eenig ander neutraal land voor Oostenrijk deed. Ter zelfde vergadering werden exportcredieten door den Staat te | |
[pagina 462]
| |
verleenen, behandeld. Op de voorwaarden waarop zij thans verleend worden, heeft zich geen vraag naar die credieten voorgedaan, maar Joost, die Voorzitter van de Commissie ter beoordeeling van de aanvragen is, stelt zich daarmede niet tevreden en wil nu den Staat voor 50% in de verliezen laten deelen. Een nuchter denkend mensch zou zeggen dat, wanneer handel en industrie geen behoefte aan staatscrediet verraden en geen aandrang op betere voorwaarden uitoefenen, het gebruik ervan niet kunstmatig aangemoedigd moet worden. Maar Joost wil ook hier een rol spelen. Gelukkig is hij naar huis gezonden met het verzoek een ander plannetje voor te leggen en aan te toonen, dat belanghebbenden naar andere credieten dan die der banken verlangen. Den volgenden dag woonde ik voor het eerst een vergadering in Den Haag van de Nederlandsche leden der Nederlandsch-Duitsche commissie voor het Duitsche crediet bij, waar ik voor het eerst den Heer S. de Vries Czn, ex-Minister van Financiën, regeeringscommissaris, ontmoette. Overeenkomstig zijn onbezorgden aard bleek hij op zeer faciele wijze credieten verleend te hebben. De Duitschers maken gretig gebruik van de overeenkomst, nu zij crediet in eigen land niet bekomen kunnen, en te voorzien is, dat zij het weldra zullen uitgeput hebben. Er bestaat alle aanleiding om in deze tijden vast te houden aan de voorwaarden welke de overeenkomst voorschrijft, en o.a. geen crediet te geven voor goed dat niet voor re-export bestemd is, nòch aan anderen dan industrieelen. De Vries had o.a. te groot crediet aan Stinnes verleend, die volgens mededeelingen van 3 zijden - Van Aalst, Kröller en Van Vlissingen - vastzit. Hij zou den laatsten tijd à la hausse in de Mark geweest zijn.Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 463]
| |
bestuur zijn. Het verschil in constitutie van alle Britsche kamers met de Nederlandsche is, 1e dat zij vrijwillig gevormde, met vrijwillig gegeven bijdragen werkende lichamen zijn - bij ons door de wet geregelde instituten, welke hun inkomsten uit de bij wet verplichte heffingen trekken, 2e dat zij geen wettelijke contrôle kennen, wij wel, 3e dat hun leden de contribuanten zijn, die het bestuur (de board) van ca. 90 leden kiezen, waaruit een executive committee de dagelijksche leiding in handen heeft, terwijl bij ons de in het Handelsregister ingeschrevenen de leden der Kamer kiezen.Ga naar voetnoot1 De ontvangst was zoowel te Manchester als te Liverpool hartelijk, daar meer procinciaal, hier met ouderwetsche allure. Liverpool kijkt op Manchester neer, wiens burgers vooruitstrevender, moderner, wetenschappelijker, maar wellicht niet zeer bescheiden en niet elegant zijn. Manchester vindt Liverpool achterlijk. Te Manchester had men ons gezegd, dat Lord Derby, de President der Kamer van Koophandel te Liverpool, een vriendelijk leeghoofd is, te Liverpool ontving ons de Chairman Mr. Sandeman Allen, die de afwezigheid van den Chairman, thans Minister van Oorlog, verontschuldigde en hem prees als een hoogstaand man, die zich ter wille van zijn stad en zijn land uitsloofde. Zijn lordschap had de beleefdheid gehad een briefje te schrijven, waarin hij zijn spijt uitdrukte niet tegenwoordig te kunnen zijn. Te Manchester kregen we de lunch in de groote eetzaal van het hotel, te Liverpool in een afzonderlijke kamer van een oud hotel, besproeid door bourgogne en port. Manchester. Chairman Mr. Clare Lees, bestuurleden Mr. Thomson en Sir Edward Rhodes, Secretaris Mr. Street, Assistant Secretary Mr. Walters. Liverpool. President Lord Derby, Chairman Mr. Sandeman Allen, bestuursleden Mr. Dicky, Mr. Caro? Deensch consul. Secretaris Mr. Macarthy. Nederlandsch consul Mr. Verburgh. Heden, Zondag, geautood naar de Burnham Beeches met s'Jacob, daar gewandeld. Mooie oude dorpjes als Beaconsfield, Farnham, Burnham. Geluncht in Slough. | |
[pagina 464]
| |
zenuwachtigen secretaris Mr. Meesgrave ontving. Later geluncht in het Victoria Hotel, waar o.a. mede aanzat Sir William Joynson-Hicks, Minister for the Overseas Trade. Naast mij zat de Deputy Chairman van de Kamer van Koophandel, Robert Leatham Barclay van Barclay's Bank, een prettig en blijkbaar intelligent man. Ook de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Londen was vertegenwoordigd in de personen van StoopGa naar voetnoot1, BisschopGa naar voetnoot2 en den Secretaris Wijnand Wolff. Van Swinderen vond ik niet thuis. 's Avonds had ik Loder en s'Jacob ten eten. De eerste is geheel vervuld met het Internationaal Gerechtshof, dat, vrees ik, in werkelijkheid minder om het lijf heeft dan hij schijnt te meenen. Zaken zijn iets beter in Engeland en de werkloosheid neemt niet toe, doch duurzame verbetering kan niet verkregen worden dan door de regeling der schadevergoedingen, de intergeallieerde schulden en stabilisatie der koersen. Heden sprak ik bij Fred. Huth & Co. Huth Walters, die mij naar de positie der Hollandsche banken vroeg. De RotterdamscheGa naar voetnoot3 gaat nogal over de tong. De andere lijken mij safe - al hebben zij bijna alle na den oorlog aan slechte leiding geleden, roekeloos financieren en plotseling gedwongen stopzetten der faciliteiten. Wij hadden het ook over Wm. H. Müller & Co., wier positie moeilijk te overzien, doch naar allen aanschijn goed is. De schaduwzijde is, dat het een one man's business is. Kröller heeft geen behoorlijken opvolger. Ik bezocht heden Sir William Joynson-Hicks in zijn bureau. Spraken over den invloed van de Duitsche valuta op het Nederlandsche bedrijfsleven. Hij vroeg mij wat naar mijn meening gedaan moest worden om tot stabilisatie te komen. Ik zeide, dat geen stabilisatieplan doeltreffend kon zijn, indien niet de regeling van de intergeallieerde schulden en van de schadevergoeding voorafging en dat daarvoor noodig was, dat Engeland zijn vordering op Duitschland en zijn geallieerden opgaf. En moeten wij dan onze schuld aan Amerika kwijten? vroeg Sir William. Antwoord: ‘America is bound to come round when the inter-European part of the problem has been solved. It will be her interest to do so’. Hierover nog heen en weer gepraat, totdat hij en Sir William Clark, het permanente hoofd van het de- | |
[pagina 465]
| |
partement, die het gesprek bijwoonde, toegaven, dat wij dezelfde ideeën huldigden. Inderdaad vonden zij ook de Balfour-noteGa naar voetnoot1 zeer ongelukkig. Daarna had ik een gesprek met Clark alleen over de werking van zijn departement, een samensmelting van de afdeeling van handelszaken van het Foreign Office en van het intelligence department van de Board of Trade, juist hetzelfde als waartoe wij (Raad van Bijstand) voor 3 jaren onze Regeering adviseerden, natuurlijk zonder effect. | |
6 December 1922.Hierbij copie van een brief van mij aan Valstar, die nog in Britsch Oost-Afrika zit, waaruit de positie in zake Holland-Zuid-Afrika Lijn blijkt.Ga naar voetnoot2 Sedert mijn terugkeer uit Londen, veel drukte naar aanleiding van het bezoek van den heer Lucien Dior, Minister van Handel, aan de Fransche tentoonstelling. Hem vergezelde ook een oud-Minister - Fernand David - die den Europeeschen toestand helderder inzag dan de andere, die Poincarist is. Ik sprak Schnell, chef van Blohm in Venezuela, een van de oprechtste en prettigste Duitschers die ik ken, die vrijwel hopeloos ten aanzien van Duitschland was en een communistische revolutie vreesde. De jeugd is communistisch - studenten moeten sneeuw vegen om hun brood te verdienen. Ik schreef aan Sir William naar aanleiding van dit onderhoud. |
|