filosoof A. Kinneging aan de publicatie Liberal Thought and Practice (uitgave van de vvd en de Teldersstichting). In die bijdrage de Romantiek besprekend, schrijft hij: ‘Zij (de Romantiek) neemt aan dat de mensen van nature goed zijn, wat natuurlijk belachelijk naïef is. De mens is in wezen een woeste barbaar, die zonder wroeging moordt en rooft. Men hoeft slechts Homerus te herlezen om dat in te zien.’ De ‘goedheid’ van de mens is, volgens Kinneging, het resultaat van een lang beschavingsproces.
De illusieloze Van het Reve zou het daar waarschijnlijk wel eens mee zijn geweest. Ik ben dat trouwens ook. Vreemder is het de goedheid van de mens juist in een liberale bundel een ‘belachelijk naïef’ geloof genoemd te zien. Dat geloof is immers kenmerkend voor de achttiende-eeuwse Verlichting, waarvan het liberalisme, evenals het socialisme, een vrucht is?
‘De oorspronkelijke liberale doctrines (...) verwijzen naar een optimistische politieke grondhouding. Als antropologische voorwaarde gold dat het individu in zijn eigenlijke wezen goed is en geroepen tot voortdurende emancipatie’, schrijft de Brockhaus Enzyklopädie van 1970 onder het trefwoord ‘liberalisme’.
Maar dat pure geloof is in de loop der jaren wat getemperd. ‘De meeste liberalen leggen de nadruk op de beperkingen van de mens, de menselijke zwakheden. Conflicten, machtsstrijd, frustraties, angsten - die zijn alle, in de liberale visie, inherent aan het menselijk bestaan’, schrijven twee andere auteurs in de bundel: P. Cliteur en G. van der List.
Als dat zo is, wat is dan het verschil tussen (hedendaags) liberalisme en conservatisme? Dat zou ik nog wel eens uitgelegd willen zien, want conservatieven hebben nooit in de goedheid van de mens geloofd. Heeft het liberalisme ten slotte meer de invloed van de pragmatischer Britse denkers als Jeremy Bentham, Adam Smith en David Hume ondergaan dan die van de Franse zoals Rousseau? Of is hedendaags liberalisme ook slechts een vlag, die in dit geval conservatieve modder dekt?
Mr. H. van Riel (1907-1980), die in de naoorlogse tijd een van de voormannen van de vvd was, heeft het eens zo uitgedrukt: ‘Een bepaald optimisme, geloof in de vervolmaakbaarheid van de mens, was het duidelijke kenmerk van de negen-