Pivot snedig zei: ‘Maar u bent praatgraag!’, wat zeker waar is.)
Maar deze keer was ik het op één punt eens met Steiner. Pivot las een passage uit Steiners laatste boek, Errata, een autobiografie, voor. Daarin gaat Steiner te keer tegen de ‘simplificering, de nivellering, de verwatering’ van het onderwijs dat het de kinderen zo gemakkelijk mogelijk wil maken. Hij noemt deze ‘vulgaire neerbuigendheid’, ingegeven door vrees voor een ‘zogenaamd elitisme’, ‘misdadig’.
In het gesprek verdedigde Steiner deze opvatting hartstochtelijk: ‘Het is beledigend jegens het kind te zeggen: je hebt geen toegang tot wat je niet begrijpt.’ Het is heel goed voor een kind het te laten kennismaken met wat boven zijn pet gaat. Het kind zal het niet altijd begrijpen, maar soms, misschien zelfs vaak, zal het hem aan het denken zetten. En daar gaat het om. Een atleet staalt voortdurend zijn spieren. Waarom zouden wij de spieren van onze hersens niet mogen stalen?
Een methode daartoe is het uit het hoofd leren van teksten, en hier ligt het verband met wat Michael Zeeman schreef over Vasalis' gedichten, die in ontelbare geheugens gegrift zouden staan. Of dit laatste nu waar is of niet - in elk geval is het uit het hoofd leren van teksten een manier om de hersens te trainen, ook wanneer die teksten niet helemaal begrijpelijk zijn.
In vroegere generaties was dat heel gebruikelijk. Mijn vader, geboren in 1871, kende Schillers Das Lied der Glocke en Goethes Erlkönig uit het hoofd (of passages eruit). Die had hij op de Openbare Handelsschool geleerd, en wanneer ik nog de beginregels ‘Festgemauert in der Erde steht die Form in Lehm gebrannt...’ en ‘Wer reitet so spät durch Nacht und Wind?’ ken, dan heb ik dat van hem, niet van mijn eigen middelbare school, want in mijn tijd was het al geen gewoonte meer teksten uit je hoofd te leren.
Op mijn gymnasium was er slechts één leraar die dit aanmoedigde (niet voorschreef). Zo ken ik, behalve de beginregels van de Ilias en de Aeneis (die iedere gymnasiast kent), alleen nog maar het begin van een van Ovidius' Metamorfoses: ‘Iamque deus posita fallacis imagine tauri...’ (ik hoop dat ik de regel goed citeer) - niet omdat ik zijn aanmoediging volgde, maar omdat ik die regel uitentreuren hoorde opzeggen door