over” is nu eenmaal een essentiële voorwaarde voor vrede en zeker voor een vredesverdrag.’
Zou hetzelfde niet net zo goed kunnen gelden voor interne vrede? Al in 1978 schreef de Nederlandse historicus H.W. von der Dunk: ‘De kritiek van buitenlandse zijde op de personele continuïteit’ - tussen het Duitsland van vóór 1945 en het West-Duitsland van na dat jaar - ‘en de vrees dat bij velen het vroegere bruine hemd onder het democratische vest te voorschijn zou kunnen komen, is begrijpelijk. Toch zou een radicale zuivering veel eerder tot een ressentimentsbeweging hebben geleid dan Adenauers pragmatische struisvogelhouding.’ (Adenauer was de eerste Duitse bondskanselier, van 1949 tot 1963.)
Deze politiek heeft, zo schreef Von der Dunk in 1989 uitvoeriger, ‘bij alle, met name voor de antifascisten, grievende en onrechtvaardige aspecten, de herleving van een revanchistische, antidemocratische oppositie, die de republiek van Weimar (1918-1933) zo fataal was geworden, verhinderd. Door de wijde mantel der vergetelheid gedekt, konden tallozen in de nieuwe staat carrière maken, hetgeen uiteraard het innerlijke verzet tegen die staat heeft weggenomen.’
En hij besluit: ‘Op lange zicht gezien was Adenauers beleid wellicht het kleinere euvel, vergeleken bij een - moreel gesproken rechtvaardiger en zuiverder - beginselvaste denazificatie, die naar alle waarschijnlijkheid al die miljoenen buiten de nieuwe staat had gehouden en in een verbitterde oppositie had gedreven.’
Maar wat de West-Duitsers zichzelf na 1945 hebben gegund - een zwijgen over het verleden - hebben zij de Oost-Duitsers na 1989, toen beide Duitslanden herenigd werden, niet gegund. De Oost-Duitsers heeft men, zo schrijft Franziska Augstein in de Frankfurter Allgemeine, ‘rigoureus en met morele verontwaardiging ter verantwoording geroepen. Men heeft de Oost-Duitse elites uit de macht ontzet en de ddr tot een misdadige organisatie verklaard.’ Geen wonder dat de grote meerderheid van de Oost-Duitse bevolking zich ‘stelselmatig vernederd’ voelt.
‘Niet de jeugdwerkloosheid is de bron van het rechtse radicalisme in Oost-Duitsland, maar de declassering en werkloosheid van de ouders, hun gebrek aan oriëntatie, hun ressenti-