Cuperus vindt dit gebrek aan reactie op een verschijnsel dat onze cultuur ten diepste raakt, ‘op zijn minst cultureel armoedig’. Het wordt ‘allemaal tamelijk gelaten geobserveerd’. Dat is juist. Het zal wel weer worden toegeschreven aan een typisch Nederlandse deugd: de tolerantie, waar we prat op gaan, maar die in feite vaak niet meer is dan onverschilligheid of oppervlakkigheid.
Je zou verwachten dat het verdwijnen van de christelijke component, die eeuwenlang zijn stempel op onze cultuur - ten goede of ten kwade (daar gaat het niet om) - heeft gedrukt, tenminste bij ongelovigen een jubelstemming zou hebben veroorzaakt, zo van ‘dit is nu wat we altijd hebben gewild’. Maar nee, hoor. Die totale onverschilligheid is misschien nog zorgwekkender dan het verschijnsel zelf.
Ook in PvdA-kring, zegt Cuperus, moet je niet komen aanzetten met de culturele gevolgen van dit fenomeen: ‘Je raakt dan al gauw een open zenuw van traditionele weerzin tegen hypocriete confessionele kritiek.’ Die weerzin mag nog zo begrijpelijk, ja gerechtvaardigd zijn - daar gaat het niet om. Het gaat erom dat, met het wegvallen van de christelijke component, de vraag rijst naar wat dàn de fundering en legitimering van onze moraal, ons recht, onze samenleving, kortom onze cultuur is.
Of zoals de sociaal-democraat Cuperus het zegt: hoe zal ‘de publieke moraal zich ontwikkelen bij verdergaande secularisering, wanneer een belangrijke fundering van onze waarden en normen weggevallen zal zijn?’ Solidariteit, mensenrechten, hoe vergaat het dergelijke concepties wanneer zij volledig los komen te staan van de christelijke traditie waaraan zij schatplichtig zijn?
Dat zijn toch vragen die ook niet-christelijke leden van onze samenleving zouden moeten bezighouden - al was het slechts omdat daarmee direct de vraag verbonden is: wat komt er in de plaats van de verloren zingeving? Komt nu het veld vrij voor andere heilsboodschappers, zoals communisme en nationaalsocialisme dat geweest zijn of zoals nationalisme, dat - waarschijnlijk niet voor niets - de laatste tijd weer aan aantrekkingskracht wint?
Tot dusver blijken, aldus Cuperus, mensen ‘zonder helder zingevende levensbeschouwing niet gedesoriënteerd te raken’.