denking meer en meer komt te liggen op de bevrijding van het gezamenlijk doorstane kwaad’.
Hier is een interruptie geboden: er is en was geen sprake van ‘gezamenlijk doorstaan kwaad’. De meeste Duitsers hebben Hitler niet doorstaan als een kwaad. Als zij aan een kwaad dachten - en velen nog denken - dat Duitsland doorstaan moest, dan is het dat van de vlucht of verdrijving van miljoenen hunner uit de thans Poolse en Russische gebieden, in de barre winter van 1944/45, gepaard gaande met massale verkrachtingen. De meeste Duitsers van nu denken aan Hitler als een erkend kwaad. Laten we daar blij om zijn, maar geen nieuwe mythen scheppen. Einde van interruptie.
En dan eindigt Van Mierlo: ‘Vooral jongeren zullen in hun eigen belang moeten ontdekken dat Duitsland niet in de eerste plaats een achterland is met een vaag boosaardig verleden, maar een land van nu, dat zich met grote kracht op de toekomst wil richten.’
Dit is niet alleen een kwestie van opportuun beleid of zelfs van rechtvaardigheid. Het is ook een kwestie van zindelijkheid. Al sinds 1950 weten, zo zei ook Van Mierlo, Duitsers en Nederlanders, ‘het op politiek, economisch, cultureel en op zoveel meer terreinen meer dan goed met elkaar te vinden’.
Inderdaad: in het genoemde jaar - vijf jaar na de oorlog! - secondeerde Nederland als eerste Europese staat een Amerikaans voorstel West-Duitsland te herbewapenen, en dat berustte op een consensus waarvan alleen de communisten uitgesloten waren. Bovendien is Nederland steeds geestdriftig voorstander geweest van een verenigd Europa waarvan Duitsland vol en gelijkgerechtigd lid zou zijn.
Instemming met zo'n beleid - en, zoals gezegd, die instemming was en is bijna algemeen - schept verplichtingen en is in elk geval logisch niet verenigbaar met daden, of zelfs met een gezindheid die - bewust of onbewust, direct of indirect - voedsel blijven geven aan een mythologie omtrent het Duitsland van vandaag.
Herdenken is trouwens een intens persoonlijke en dus onoverdraagbare daad. Zoals een joodse die de scholieren op hun bezoek aan Auschwitz had begeleid zei: ‘Het geeft mij een be-