De onmisbare erfzonde
5 maart 1993
‘Ik heb een groot vertrouwen in de mensheid. Jullie niet?’ Dat zegt de Amerikaanse historicus Daniel Boorstin tegen zijn interviewers, Paul Brill en Janny Groen, aan het eind van een lang gesprek, waarvan zij verslag doen in hun krant (de Volkskrant, 20 februari). Maar ja, zo schrijven ze, ‘hij is per slot van rekening Amerikaan, een onverbeterlijke optimist.’
Als je groot vertrouwen in de mensheid hebt, moet je wel een onverbeterlijke optimist zijn, maar bij Boorstin - bij alle Amerikanen? - blijkt juist pessimisme de reddende genade te zijn. Pessimisten immers kunnen niet teleurgesteld worden door de mislukkingen die de mens onvermijdelijk op zijn weg ontmoet, en gaan dus gestaag door. Daarom: ‘Utopisten moeten wel pessimistisch zijn. De puriteinen kwamen naar New England en waren nooit teleurgesteld, omdat ze geen illusies koesterden. Ze accepteerden de beperkingen van de mens. Ik beschouw de erfzonde als een belangrijke metafoor.’ Een diepzinnige opmerking - die je overigens niet zo gauw verwacht in een krant die zo gelooft, of althans heeft geloofd, in de maakbaarheid van de samenleving.
De erfzonde is, zelfs als metafoor, lange tijd uit geweest, op z'n hoogst geduld als een curieus relikwie van uitstervende sekten. Zelfs de officiële kerken leken het woord, zo niet het begrip, liever te mijden. Maar nu komt een onverbeterlijke optimist uit Amerika, en nog niet eens een christen (Boorstin is jood), er een goed woord voor doen; sterker: er een centrale plaats aan geven in de geschiedenis.
Maar Boorstin is niet de eerste die, uit niet-christelijke hoek, voor eerherstel van de erfzonde pleit. De Poolse filosoof Leszek Kolakowski heeft dat al twintig jaar eerder gedaan, maar van hem is het niet zo verrassend: hij is immers rooms-katholiek