het Westen). Het was zijn praktijk, niet zijn oorspronkelijke theorie, die repressief was.’
Tegen deze visie komt dr. Assen Ignatow, medewerker aan het Oost-Europa-instituut te Keulen, in het geweer. Avineri, schrijft hij, haalt land en regime door elkaar. De verandering in het Oosten kwam inderdaad van binnenuit, maar van het land, de samenleving, de burgers, niet vanuit het regime.
Dat was vooral zo in de ddr, waar het regime moest wijken voor de massa's die riepen: ‘Wij zijn het volk.’ Maar in de andere landen van Oost-Europa was dat niet wezenlijk anders. In de Sovjet-Unie moest het regime in 1991 zelfs een staatsgreep als middel inroepen om, tevergeefs, aan de macht te proberen te blijven (op dezelfde manier waarop het, in oktober 1917, aan de macht was gekomen).
Zeker hebben de regimes, door de nood gedwongen, gepoogd zichzelf te veranderen, althans aan de veranderde omstandigheden aan te passen. Gorbatsjov is daar het grote voorbeeld van, al was Chroesjtsjov (1955-1964) hem daarin voorgegaan. Maar al die pogingen zijn mislukt. Avineri, aldus Ignatow, verwart de bedoeling te veranderen met het vermogen te veranderen. (Bovendien, zou je kunnen zeggen, wilden de hervormers, Gorbatsjov incluis, het systeem helemaal niet in die zin veranderen dat de partij er de macht door zou verliezen - en dat is juist de oorzaak van hun mislukkingen geweest.)
Wat nu de emancipatorische boodschap betreft die het communisme, als spruit van de Verlichting, zou hebben gehad - dat geldt, schrijft Ignatow, misschien voor het vroege marxisme, maar niet voor het leninisme. Bovendien was de Verlichting zeer heterogeen. Ook Robespierre was er een zoon van en meende, met zijn terreur, in haar geest te handelen.
Wie heeft er nu gelijk in dit debat? Ik hel over naar Ignatows interpretatie van het communisme, dat niet in staat bleek tot wezenlijke verandering. Maar ik breng mij daarmee zelf in een probleem, want ik heb altijd beweerd - zeker sinds de Praagse lente van 1968, zo niet al eerder - dat alle opstanden die er na de oorlog in Oost-Europa waren geweest - te beginnen met de Poolse en Hongaarse van 1956 tot en met die Praagse lente - voortgekomen waren uit rebellieën binnen de communistische partijen.