is een vraag waarmee we ons hier niet willen bezighouden. Hier zijn de gevolgen voor de Derde Wereld aan de orde.
Die Derde Wereld is natuurlijk een verzamelnaam, die talloze interne tegenstellingen toedekt. De Derde Wereld heeft als zodanig nooit bestaan, is althans nooit een eenheid geweest. Ze was op z'n hoogst een eenheid in haar antagonisme tegen de Eerste Wereld en in haar pogingen de Eerste en de Tweede Wereld tegen elkaar uit te spelen. Die laatste mogelijkheid heeft zij niet meer.
Pronk sluit de ogen voor de veranderde werkelijkheid niet: ‘Het einde van de Tweede Wereld luidt ook het einde van de Derde Wereld in’, en vooruitlopend op ook het einde van de Eerste Wereld, zegt hij: ‘Het verdwijnen van de Eerste, Tweede en Derde Wereld biedt een unieke kans op het éénmaken van de wereld, op het verkrijgen van één wereld in plaats van drie of zelfs meer.’
We kunnen wel zeggen dat dit de nieuwe rechtvaardiging is van de ontwikkelingssamenwerking, een radicaal andere rechtvaardiging dan hij achttien jaar geleden aan zijn beleid gaf, toen hij een ‘polariserend beleid van de ontwikkelingslanden’ ‘juist en rechtvaardig’ noemde (rede van 22 januari 1974).
Wat kunnen we nu van die nieuwe rechtvaardiging zeggen? Het zou flauw zijn te volstaan met het uiten van scepsis over de verwezenlijkbaarheid van het ideaal van één wereld, ‘een wereld waarin geen grote, ongerechtvaardigde ongelijkheid bestaat’, maar daarom is die scepsis op zichzelf nog niet ongerechtvaardigd.
Is het werkelijk realistisch te streven naar een globale gelijkheid tussen, bijvoorbeeld, Nederland en Mali of zelfs India? Is het realistisch te verwachten dat de kiezers in de Eerste Wereld ooit bereid zullen zijn tot de enorme inkomensoverdrachten die daartoe nodig zouden zijn? Als de Westduitsers nu al morren over de inkomensoverdrachten die nodig zijn om de Oostduitsers op hun niveau te brengen, mogen we dan verwachten dat wij wèl de nodige solidariteit ten opzichte van Afrikanen en Aziaten zullen opbrengen?
Nee, dan is Pronk realistischer wanneer hij zegt dat ‘armoedebestrijding het hoofddoel van de Nederlandse ontwikkelings-