‘Als het maar geen politici zijn’
Welkom terug in Europa - aldus ongeveer verwelkomden PvdA, D66 en GroenLinks het voorstel van premier Rutte en minister De Jager (Financiën, CDA) voor de aanstelling van een aparte eurocommissaris die, vrij van politieke overwegingen, Europese zondaars zoals Griekenland onder curatele kan stellen en tot grotere begrotingsdiscipline dwingen - een soort IJzeren Neelie dus. Het kabinet incasseerde deze bijval uit de oppositie dankbaar, want op steun van de PVV kan het hier niet rekenen.
Toch heeft die parlementaire lof iets merkwaardigs. Hoe zit het immers met de democratische controle op het reilen en zeilen van die gedroomde commissaris? Die controle oefent, volgens het voorstel, het Europees Parlement uit. Dat is logisch, want het gaat om iemand die lid is van de Europese Commissie, maar het betekent wél dat het nationale parlement hier niets meer te zeggen heeft. Het bezingt dus zijn eigen terzijdestelling.
Wat betekent het Europees Parlement eigenlijk? In de woorden van professor Frank Ankersmit, in Trouw van 10 september: ‘736 volksvertegenwoordigers, die bijna geen enkele Europeaan kent.’ Inderdaad, het EP is wel een wettig gekozen lichaam, maar mist legitimiteit. (De opkomstpercentages bij de laatste nationale en Europese verkiezingen waren in Nederland respectievelijk 75,3 in 2010 en 36,8 in 2009.) Die begrotingscommissaris zou dus verantwoording verschuldigd zijn aan een orgaan zonder legitimiteit.
Misschien is dit onvermijdelijk, maar niet iets waarvoor je per se onverdeelde toejuiching van parlementaire kant verwacht, te minder wanneer we ons herinneren dat minister De Jager twee weken geleden in een interview met Der Spiegel sprak van een gremium - hij had het nog niet over een commissaris - waarin wetenschappers en deskundigen de beslissingen zouden nemen, ‘als het maar geen politici zijn’. Juichen politici dat toe? Of erkennen zij dat de democratie deze crisis niet aankan?
In zekere zin is het voorstel van Rutte en De Jager typisch Nederlands: zakelijk en rechtlijnig, wars van andere overwegingen. Op een begroting moet de politiek daarom zo min mogelijk invloed hebben. Maar zo redeneert buiten ons land niet iedereen. De meeste sympathie vindt dit soort denken nog bij de noordelijke landen, Duitsland in de eerste plaats. Maar elders wordt vreemd aangekeken tegen een sectorbeleid dat niet onderworpen is aan hogere, in elk geval grotere, belangen.
Interessant is hoe de correspondent in Brussel van Het Financieele Dagblad (9 september) de zaak ziet: ‘Inhoudelijk zal Merkel het grotendeels eens zijn met de ideeën van Nederland. Naar verluidt was de Duitse minister van Financiën, Wolfgang Schäuble, in overleg met De Jager enthousiast. Maar durven de Duitsers het aan om deze lijn te kiezen? Breekt Merkel daarmee met Sarkozy? Het zijn immers de Fransen die grote moeite hebben met onafhankelijk begrotingstoezicht. De Duitse bondskanselier moet nu kiezen. Rutte heeft haar op een slimme manier voor het blok gezet.’
Zou Rutte zich werkelijk als een soort Talleyrand hebben ontpopt? Vast staat in elk geval dat Merkel, mocht zij inderdaad ooit met Frankrijk durven breken - en de bittere uitval van voorzitter Jean-Claude Trichet van de Europese Centrale Bank tegen zijn orthodoxe Duitse critici is, wat dit betreft, omineus - dan doet ze dit niet onder Ruttes dwang (nog afgezien daarvan dat politici niet graag voor het blok gezet worden).
Als Duitsland zich tot een breuk met Frankrijk gedwongen zou voelen, dan zou dit misschien wel onder Nederlands applaus, maar niet op Nederlandse instigatie gebeuren. Merkel zou om eigen beweegredenen handelen, vooral van binnenlands-politieke aard. Het binnenlands verzet tegen voortdurende steun aan Europese klaplopers wordt steeds groter, vooral in haar eigen coalitie.
Weliswaar heeft Duitsland in vroegere jaren Nederland weleens het spits laten afbijten in het verzet tegen Franse plannen, omdat het huiverde dit zelf te doen. Maar dit is vijftig jaar geleden. En nu gaat het om de overleving van een structuur van internationale samenwerking waarvan de welvaart van alle deelnemende landen afhankelijk is geworden en Frans-Duitse samenwerking de motor is. Hier zijn vragen van grote politiek in het geding, en daarin zijn kleine landen zelden leidinggevend.
Het is overigens heel wel mogelijk dat er over een paar weken niets meer gehoord wordt van het plan van Rutte en De Jager. Overleg daarover, als het er ooit toe komt, zal veel tijd in beslag nemen, terwijl intussen de ene crisis na de andere alle aandacht opeist. Maar ja, politici hebben nauwelijks tijd om over belangrijke zaken te praten, alleen over urgente, heeft president Eisenhower al eens geconstateerd.
Dat neemt niet weg dat Rutte in de Tweede Kamer wel weer wat aan krediet gewonnen heeft. Dat kan hij goed gebruiken, nadat hij zich eerder deze zomer geen meester in de Europese rekenkunde had betoond. Op het Haagse marktplein is dat al een aardig succesje.
NRC Handelsblad van 15-09-2011, pagina 16