Beelden van het Tahrirplein
Wie de laatste weken naar de beelden uit Kairo heeft gekeken, krijgt onwillekeurig de indruk dat hier het volk van Egypte spreekt. Maar wat zijn honderdduizend protesteerders op het Tahrirplein op de 20 miljoen inwoners van de stad, laat staan de 80 miljoen van heel Egypte? Helaas, revoluties worden nooit door ‘het volk’ gemaakt. Dat blijft doorgaans passief, kijkt de kat uit de boom.
Niet dat die honderdduizenden in Kairo geen echte grieven hebben. In zoverre is hun protest gerechtvaardigd. Maar wat willen zij: meer vrijheid of meer werk en brood? De werkloosheid, vooral onder jongeren, is groot; en de voedselprijzen zijn met 17 procent gestegen. Als er gekozen moet worden tussen vrijheid en brood, kiezen overal de meesten voor het laatste.
Deze constatering is geen misprijzing van wat er op het ogenblik in Egypte aan de hand is, maar in het Westen bestaat de neiging om elke opstand in een ver land te romantiseren als een kreet om vrijheid. Ook bestaat er de neiging om elke opstand als een revolutie te zien. Revoluties worden gemaakt door radicale, goed georganiseerde minderheden, die precies weten wat ze willen, en dat lijkt in Egypte nog niet het geval te zijn.
Ook dat is geen reden om achterover te leunen en te denken dat het wel niet zo'n vaart zal lopen. Weliswaar zijn er tekenen van een zekere opstandmoeheid geweest, maar het zou een misvatting zijn te geloven dat de zaak weer onder controle is. De economische toestand is de laatste weken alleen maar slechter geworden, dus het smeulend vuur kan elk ogenblik weer oplaaien en ten slotte de val van Mubarak veroorzaken. Het heeft er al toe geleid dat de beoogde opvolger, zijn zoon Gamal, met zijn kliek, het veld heeft moeten ruimen.
Maar de arbiter is nog steeds het leger. Dat is al sinds 1952 aan de macht. Alle presidenten die het land sindsdien gekend heeft, waren officieren. Van hen was Nasser, die in 1970 overleed, de populairste. Dat alleen al is een teken dat een volk bereid is een dictatuur te dulden, zelfs te steunen. Wie weet of uit de troebelen van vandaag weer een officier oprijst die de macht grijpt.
Ook nu horen we weer aan de borreltafels, maar ook in de parlementen, geluiden dat het Westen de gematigde krachten in Egypte moet steunen. Ook dat is een misvatting. In revolutionaire situaties worden gematigde krachten meestal, zoals de girondijnen in de Franse Revolutie en de mensjewieken in de Russische, weggevaagd. Het is tekenend dat ElBaradei, de gematigde tegenkandidaat, niet is uitgenodigd voor de onderhandelingen die nu aan de gang zijn, maar de radicalere Moslimbroederschap wél. Het heeft geen zin met machtelozen te onderhandelen. Overigens is het interessant waar te nemen dat de sympathie voor opstanden die de intelligentsia in het Westen meestal heeft voor opstanden, afneemt wanneer die religieus geïnspireerd zijn. Dat was al in begin jaren 80 waarneembaar. De internationaal secretaris van de PvdA vond toen de opstand van de Poolse arbeidersbeweging Solidarnosc tegen het communistisch regime maar bedenkelijk, omdat die arbeiders gelovige katholieken waren. Nu, het Egyptische volk is gelovig moslim. Blijkbaar is de stem des volks alleen goed wanneer ze ons liedje zingt.
In diezelfde kringen hoor je ook dat het Westen Mubarak veel eerder had moeten laten vallen en op vrije verkiezingen had moeten aansturen. Welnu, vrije verkiezingen brengen niet altijd brave democraten voort, zoals we gezien hebben toen in Palestina Hamas als winnaar uit de bus kwam. Een zekere aarzeling om the devil you know te verruilen voor the devil you don't is dus wel begrijpelijk.
Zeker in Egypte, want dat land is niet alleen het meest bevolkte land in de Arabische wereld, maar ligt ook op een strategisch knooppunt. Als het Suezkanaal geblokkeerd zou worden, zouden de olieprijzen in Europa omhoogschieten. Bovendien heeft Mubarak de vrede met Israël gehandhaafd en is hij alleen al daarom een waarborg voor stabiliteit in het Midden-Oosten. Zal een opvolger, al dan niet uit vrije verkiezingen voortgekomen, dat ook zijn? Ook hier was aarzeling begrijpelijk.
Maar deze bespiegelingen vooronderstellen dat het Westen überhaupt enige invloed kan uitoefenen op de gang van zaken in een land als Egypte. In Iran heeft het dat ook niet kunnen doen. De Verenigde Staten geven jaarlijks voor miljarden steun aan Egypte, maar de invloed die zij op de gang der gebeurtenissen hebben, is miniem. En van Europese invloed is het maar beter helemaal niet te spreken.
Het beoordelen van een cultuur als die van de Egyptische samenleving naar westerse maatstaven, leidt tot grote misvattingen. Pogingen westerse normen en waarden, zoals democratie en mensenrechten, eraan op te leggen, lopen op niets uit in een cultuur waarvan onderwerping van de enkeling aan het (goddelijke of wereldlijke) gezag een wezenlijk element vormt.
Dat wil niet zeggen dat er van de westerse cultuur geen invloed uitgaat. De westerse technologie, en vooral de informatietechnologie, dringt overal door, maar werkt eerder ondermijnend op de stabiliteit die de westerse politiek nastreeft.
NRC Handelsblad van 10-02-2011, pagina 9