Keuzes en prioriteiten
‘De band met Amerika verwaarlozen is uitermate onverstandig.’ Aldus besluit Frits Bolkestein in de krant van 10 december zijn vernietigende kritiek (‘waardeloos’) op Aan het buitenland gehecht, het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), waarvan de hoofdauteur, dr. Ben Knapen, intussen staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (BZ) is geworden.
Eerlijk gezegd, ben ik in dat rapport nergens een pleidooi voor verwaarlozing van de band met Amerika tegengekomen. Wat het rapport wél vindt, is dat de NAVO, hoewel nog steeds ‘cruciale verzekeringspolis’, ‘niet langer de centrale pijler van het Nederlands buitenlandbeleid mag zijn’.
In de eerste plaats is de Koude Oorlog, die veertig jaar lang de ratio was voor de prioriteit die Nederland in feite aan zijn Atlantische boven zijn Europese banden gaf, voorbij. In de tweede plaats is het duidelijk dat Amerika zelf geen prioriteit meer aan zijn banden met Europa geeft. Wat dat betreft: geen verschil tussen Bush jr. en Obama.
Intussen is immers Amerika's aandacht verschoven naar andere tonelen. In plaats van de Sovjetdreiging is de snelle opkomst van China als economische, politieke en ook steeds meer militaire macht het centrum van Amerika's preoccupaties geworden, voor zover zijn zorgen om Irak, Afghanistan en het Midden-Oosten dat toelaten. Allemaal niet-Europese gebieden. Europa is voor Amerika een zorg van de tweede rang geworden.
Ook Nederland, geografisch onlosmakelijk aan Europa verbonden, moet met de gevolgen van deze bijna tektonische verschuivingen rekening houden. Tussen Nederland en Amerika ligt nu eenmaal een oceaan, tussen Nederland en de rest van Europa helemaal niets, zoals elke toerist weet.
Dat betekent dat Nederland teruggeworpen is op eigen continent - of dit nu prettig is of niet. Er zijn er die dat niet prettig vinden, niet zozeer omdat zij zo pro-Amerikaans zijn als wel omdat, volgens hen, Huizinga's woord uit 1935 nog geldt dat ‘in onze werkelijkheid onze kracht en de reden van ons bestaan’ ligt. ‘Wij horen aan de Atlantische kant. Ons zwaartepunt ligt op en over zee.’
Deze patronen werken nog lang na - ook als ze geen realiteit meer zijn. Intussen is Nederland zijn koloniën kwijt en is zijn koopvaardijvloot een fractie van wat ze eens was, en aan de reden van bestaan van onze marine wordt ook getwijfeld. Nederlands toekomst ligt in Europa - hoe dat er ook ten slotte uit gaat zien.
Het is hier dat Bolkesteins twijfel meer grond heeft. Maar ook de WRR is niet onverdeeld optimistisch. Weliswaar is Europa nu ‘de voor de hand liggende arena voor kleinere lidstaten om invloed uit te oefenen’, maar ‘dat is lastig genoeg, omdat Europa verdeeld is’. Daar slaat de WRR de spijker op de kop. Trouwens, zou de keus voor het woord ‘arena’ helemaal toevallig zijn? Dat betekent immers strijdperk.
Als Europa verdeeld is, zoals de WRR zelf constateert, dan is het zaak voor Nederland zijn doelen te bereiken via banden met speciale landen. Wie komen daarvoor in aanmerking? Het rapport doet een buiging naar de Benelux, maar ‘gezien de uiteenlopende politieke culturen in met name Nederland en België moet men er geen wonderen van verwachten’.
Wie dan wél? Duitsland vergt een gevarieerdere en intensievere aandacht dan thans het geval is’, maar ‘het ontbreekt hier aan beleidsvisie’. Het staat er niet met zoveel woorden, maar hier wordt bepleit dat aan onze bilaterale banden met Duitsland voorrang wordt gegeven boven die met andere landen. Frankrijk en Engeland worden zelfs niet genoemd. En blijkbaar is het verschil in politieke cultuur met Duitsland geen bezwaar.
Ook daar is een geopolitieke ratio voor te vinden. Duitsland is niet alleen Nederlands grootste buurland, waarvan het economisch grotendeels afhankelijk is, maar het is ook het grootste en economisch sterkste land van de Europese Unie. Daarbij komt dat beide landen het zakelijk meestal eens met elkaar zijn. Invloed proberen uit te oefenen via Duitsland lijkt dus plausibel.
Het is de vraag of Buitenlandse Zaken, waar Knapen nu de tweede man is geworden, daar al aan toe is. Voor de diplomaten gelden Londen en Parijs als aantrekkelijker posten dan Berlijn, en is Washington nog steeds het neusje van de zalm. Maar deze voorkeuren beantwoorden niet meer aan de machtsverschuivingen die zich in de wereld, en in Europa zelf, hebben voltrokken.
Als een wetenschappelijk orgaan als de WRR, dat aandringt op het ‘maken van keuzes en het aanbrengen van prioriteiten’, al moeite heeft om hier zijn prioriteitskeuze ronduit kenbaar te maken, wat kunnen we dan verwachten van een politiek orgaan als BZ? Maar, zoals ik vorige week al betoogde, prioriteiten hoeven niet van de daken geschreeuwd te worden om toch duidelijk te zijn - als je ze maar hebt.
En dat is nu juist het punt. De neiging bestaat, constateert het rapport, ‘om overal aan mee te doen’. Zo wordt het beleid een ‘lappendeken, een schier onafzienbare opstapeling van relatief kleine activiteiten’. Afschrikwekkend voorbeeld is de mensenrechtennota van 2007, die ‘vele tientallen prioriteiten’ opsomt, waaruit dan weer gekozen moet worden. Zo doen we ‘van alles een beetje’. Dat is natuurlijk geen beleid. Kortom, in der Beschränkung zeigt sich erst der Meister.
NRC Handelsblad van 16-12-2010, pagina 9