Geen spelletjes
Een gewild onderwerp voor krijgsspelen die in de jaren zeventig op militaire academies en denktanks gehouden werden was: wat gebeurt er wanneer Tito sterft en Joegoslavië uiteenvalt? Zal de Sovjet-Unie ingrijpen om het verlies van 1948, toen Tito met Stalin brak, proberen goed te maken? En wat staat de NAVO dan te doen (want Joegoslavië was geen bondgenoot)?
De werkelijkheid blijkt altijd anders dan de verbeelding. Tito stierf inderdaad in 1980, maar Joegoslavië viel pas in 1991 uiteen, en toen stond de Sovjet-Unie zelf op het punt het te begeven. Haar satellieten in Oost- en Midden-Europa was zij al kwijt. Het hele strategische toneel was dus veranderd. En ook het tempo waarin een en ander zich afspeelde, was anders dan voorzien kon worden.
Waren die krijgsspelen dus nutteloos geweest? Niet helemaal. Zij hadden leidende politici, ambtenaren en militairen althans bewust gemaakt van een mogelijke crisis en hen er min of meer op voorbereid. Hetzelfde was het geval met de Sovjet-Unie zelf: al jaren vóór haar implosie werd er nagedacht over how to manage the demise of the Soviet Union? Hoe te voorkomen dat haar onvermijdelijke neergang uit de hand loopt?
Het zou me verbazen als dergelijke spelen sindsdien niet gehouden zouden zijn, maar nu met het thema: hoe te handelen wanneer het regime in Noord-Korea implodeert of, integendeel, in een laatste wanhoopspoging zichzelf te redden, naar de wapens grijpt? Ook Noord-Korea ligt op een strategisch gevoelig punt: daar waar de Chinese en Amerikaanse machtssferen elkaar raken.
Nu heeft Noord-Korea vorige week naar de wapens gegrepen. Gedurende ruim een uur heeft het plotseling een Zuid-Koreaans eiland beschoten. Vier doden zijn er gevallen en talloze huizen vernield. Zoiets gebeurt niet per ongeluk. Het moet een moedwillige, lang voorbereide daad zijn geweest - wat van de torpedering van een Zuid-Koreaans korvet, eerder dit jaar, niet met volle zekerheid gezegd kan worden.
Volgens Zbigniew Brzezinski, veiligheidsadviseur - de Kissinger dus - van de ongelukkige president Carter (1977-1981), was die beschieting een teken dat het Noord-Koreaans regime het ‘punt van krankzinnigheid’ heeft bereikt. Dat is nog de vraag. De stelling kan ook verdedigd worden dat het, integendeel, op meesterlijke wijze gebruikt heeft gemaakt van de impasse waarin anderen zich bevinden.
Amerika, dat als bondgenoot van Zuid-Korea er ook troepen gestationeerd heeft, zal zeker willen vermijden in een derde landoorlog in Azië verzeild te raken - na Irak en Afghanistan. Zuid-Korea zelf heeft de beschieting wel beantwoord, maar zwakjes. Zijn minister van Defensie, die een havik was, is naar huis gestuurd.
Die reactie zou zeker anders zijn geweest als Noord-Korea niet over kernwapens had beschikt. Onder de bescherming van die wapens meende het regime dus vrij straffeloos te kunnen demonstreren dat er nog rekening met Noord-Korea moest worden gehouden. Het is zeker niet toevallig dat het kort tevoren Amerikaanse deskundigen had toegelaten tot een nieuwe (en door de inlichtingendiensten nog niet ontdekte) uraniumverrijkingsinstallatie.
Met dit nucleaire vermogen achter zich weet Noord-Korea de buitenwereld ook te dwingen telkens opnieuw hulp te geven om het te redden uit de hopeloze economische situatie - grenzend aan hongersnood - waarin het zijn eigen bevolking heeft gebracht. Zelfs president Bush, die Noord-Korea had beschuldigd te behoren tot de ‘as van het kwaad’, ging na de eerste atoomtest met het gehate regime aan tafel zitten.
Nu roept iedereen dat China Noord-Korea tot de orde moet roepen. Het is inderdaad het enige land dat dit zou kunnen doen, maar het kijkt wel uit. Implosie van het regime zou wellicht tot gevolg hebben dat miljoenen Noord-Koreanen zouden uitwijken naar het welvarender China. Het zou ook kunnen leiden tot een verenigd Korea, Amerika's bondgenoot, dat China's grenzen zou bereiken. Dit wil het vóór alles vermijden, en daarom - en niet uit communistische solidariteit - steunt het Noord-Korea, al vindt het Kim Jong-il nog zo'n luis in de pels.
En waarom zou China Amerika uit de brand helpen? Het voelt zich voortdurend gekapitteld om zijn monetaire beleid en moet ook telkens horen dat het op het gebied van de mensenrechten niet beantwoordt aan de maatstaven van het Westen, dat tegelijkertijd wél graag van China's rijkdom wil profiteren. Waarom zou het dus het Westen, in de eerste plaats Amerika, extra ter wille zijn? Zolang het conflict beperkt blijft, heeft China geen bezwaar.
Kortom, Noord-Korea heeft uitstekend de zwakke plekken in zijn omgeving aangevoeld en daarnaar gehandeld. Dat mag men chantage noemen, maar waar ligt de grens tussen pressie en chantage? Als er, zoals Brzezinski wil, sprake is van krankzinnigheid, dan kunnen we met Shakespeare zeggen: ‘Though this be madness, yet there is system in it’.
Wat wél verbaast is dat een regime dat zich zo van de buitenwereld geïsoleerd heeft, in staat is tot zo'n evaluatie van de krachten en zwakheden in die buitenwereld. Blijkbaar is dit mogelijk zonder denktanks, dikke rapporten, ja vrijwel zonder internationale contacten. Dit geeft te denken. Intussen zal de wereld zich op meer verrassingen uit die hoek moeten voorbereiden. En of ze altijd in de hand gehouden zullen kunnen worden, is nog de vraag.
NRC Handelsblad van 02-12-2010, pagina 9