Onbedoelde gevolgen
In een artikel over conservatisme in Nederland in het laatste nummer van Ons Erfdeel schrijft de Amsterdamse historicus prof. Piet de Rooy dat ik aandacht blijf vragen voor ‘de soms perverse effecten van idealisme’. Ik protesteer niet. Integendeel, in een reportage in Vrij Nederland van 20 november over de vroeger rode wijk Knutteldorp in Deventer - ‘Moskou aan de IJssel’ - vind ik bevestiging van deze observatie.
‘Ooit streden arbeiders uit de wijk Knutteldorp in Deventer voor een rechtvaardige wereld; nu hosselen ze voor een BMW of mooie keuken’, aldus vat het weekblad zelf de inhoud van het artikel samen. De naoorlogse verzorgingsstaat werd er als bevoogdend, ja betuttelend ervaren. De PVV scoorde goed bij de laatste verkiezingen. Dankbaarheid is geen politieke categorie.
Is de verzorgingsstaat - product overigens van niet alleen het sociaal-democratische, maar ook christen-democratische gedachtengoed - daarmee veroordeeld? Welnee, hier werkt alleen maar de wet van de onbedoelde, onvoorziene, ja vaak onvoorzienbare gevolgen, waaraan alle streven hier op aarde onderworpen is - ook dat van politieke partijen dus.
Daarom zijn stembusnederlagen een nuttig correctief op dat streven, een correctief dat evenwel veelal te laat komt. Dat de PvdA bij de laatste verkiezingen de eerste plaats aan de VVD heeft moeten afstaan, is natuurlijk een nederlaag voor haar, evenals de komst van een rechts kabinet (hoe wankel dan ook). Zo stond het niet in het boekje van het socialisme. Tijd voor bezinning dus.
Als een teken van bezinning kan het artikel van de filosofe Jola Jackson in het laatste nummer van Socialisme & Democratie beschouwd worden. Daarin vraagt zij om meer aandacht voor het conservatisme, een verschijnsel dat in vooruitstrevende kring - en niet alleen daar overigens - nauwelijks serieus genomen wordt.
‘Ontdaan van de retoriek en de apocalyptische toon van sommige conservatieve denkers, heeft het conservatisme een sterk punt’, zegt zij. Nu, wat die pathetiek betreft, valt het in Nederland nogal mee, dunkt me. Wijlen J.A.A. van Doorn, de belangrijkste conservatieve denker, muntte uit door nuchterheid.
Maar afgezien van die kanttekening, wat is volgens haar dat sterke punt van het conservatisme? Het is meer dan één punt. In de eerste plaats ‘de overtuiging dat de neiging tot het kwaad inherent is aan de mens’. Inderdaad, na Auschwitz hebben we weinig socialisten meer horen zingen: ‘De mens is goed...’
Ander sterk punt: ‘Het conservatisme ziet het conflict als een natuurlijk aspect van de menselijke conditie. De rede is niet in staat het kwaad te bedwingen’, want ‘de mens is slechts in beperkte mate een rationeel wezen’. Wat het kwaad nog enigszins kan beheersen, zijn ‘traditionele morele systemen, religie, de continuïteit van gemeenschappen’. Daarom moeten we voorzichtig zijn met afbreken van die verbanden.
Niet dat die verbanden op zichzelf sacrosanct zijn, maar radicale veranderingen maken de mensen maar aan het schrikken. ‘De ervaringen met beleidsmaatregelen die zijn mislukt doordat zij vastliepen op de taaie en weerbarstige menselijke natuur, zou de PvdA ertoe moeten bewegen de conservatieve visie op de mens serieus te nemen.’ Zou Job Cohen dit tegenspreken?
‘In sociale systemen is autoriteit nodig’, is een andere les die Jackson de PvdA voorhoudt. Hier richt haar kritiek zich vooral op ‘de verwoede pogingen (van de PvdA) het onderwijs te hervormen’. Daarmee heeft die partij ‘veel bijgedragen tot het verval en verlies van autoriteit van het beroep van leraar’. Is dat overigens niet al begonnen met de Mammoetwet, die het werk was van de katholiek Cals?
Nog een les die van het conservatisme geleerd kan worden: ‘Wetenschappelijke argumenten alleen volstaan niet.’ ‘Langdurige tradities, ervaringskennis, morele intuïtie’ moesten buigen voor de ‘superioriteit van de wetenschappelijke argumenten’. ‘Voor minder goed opgeleide burgers betekende dit dat hun oordeel er niet meer toe deed.’ De taal van de doctorandussen is niet meer die van ‘de mensen in de wijk’ - hoe vaak ook, na elke nederlaag, beloofd wordt daarnaar te gaan luisteren.
Welke les kan daar in het algemeen uit getrokken worden? Dat de - vaak door henzelf in gang gezette - maatschappelijke ontwikkeling de reden van ontstaan (en misschien van bestaan) van sommige partijen heeft ondergraven. Sommige partijen, want het CDA nadert ook het uur van zijn waarheid.
In 1978 schreef de verleden jaar overleden filosoof Leszek Kolakowski al dat het gedachtengoed van de verschillende partijen ‘geen tegenstrijdigheden oplevert. In dat geval behoort het tot de mogelijkheden een conservatief-liberaal socialist te zijn, of - wat op hetzelfde neerkomt - vormen deze drie woorden geen levensvatbare en elkaar uitsluitende opties meer’ (vertaling T. Minkiewicz).
Maar dan treedt een andere wet in werking, die wil dat, naarmate de verschillen, objectief gezien, kleiner worden, zij zich des te hardnekkiger handhaven, omdat zij zaken als traditie, cultuur, identiteit raken, waaraan mensen, vaak tegen alle rede in, gehecht zijn.