Van emancipatie tot expansie
Een Vlaamse collega vertelde mij eens dat ik doorga voor de enige Nederlander die zich interesseert voor België. Waarom? Omdat ik zo nu en dan in deze rubriek De Standaard citeer. Het eerste is sterk overdreven, maar het is waar dat ik al jaren die in Brussel gemaakte, Nederlandstalige krant lees.
Waarom ben ik daarmee begonnen? Omdat ik vond dat ik iets moest weten van ons buurland. Als dat ooit zou uiteenvallen - en over die mogelijkheid had een Franse diplomaat mij al dertig jaar geleden eens onderhouden - dan zou dat gevolgen hebben voor het interne evenwicht in Europa, dus ook voor Nederland. Maar over België dachten (en denken) de Nederlanders zelden. (Een uitzondering: in 1993 stuurde minister Kooijmans een interessante notitie naar de Tweede Kamer over de Nederlands-Belgische betrekkingen. Nooit meer iets van gehoord.)
Als heel in het begin bij mij, onder invloed van de historicus Geyl, ook iets van een Groot-Nederlandse illusie mocht hebben meegespeeld, dan ben ik van die romantiek gauw genezen. Ik heb gemerkt dat eenheid van taal niet hetzelfde is als eenheid van cultuur, en zelfs in de taal lijken Vlamingen en Nederlanders de laatste tijd gescheiden wegen te gaan. Hun zenders ondertitelen over en weer hun teksten.
De laatste halve eeuw heeft Vlaanderen zich geëmancipeerd van een bigot, achterlijk en in eigen land achteruitgesteld volk tot een van de meest welvarende en dynamische regio's van Europa, die de wet stelt in België, en Nederland steeds minder als voorbeeld neemt. Deze success story is grotendeels aan het Nederlandse bewustzijn voorbijgegaan, dat zich meer druk maakte over de emancipatie van verre volken.
Nu de Vlaamse dynamiek Vlaamse expansie blijkt te worden - de Volkskrant, Trouw, Algemeen Dagblad en Het Parool zijn sinds 2009 in handen van de Vlaamse Persgroep van Van Thillo - en nu de Vlaming Peter Vandermeersch hoofdredacteur van NRC Handelsblad wordt, kun je je zelfs afvragen of hier niet de wet van de remmende voorsprong aan het werk is.
Volgens die door de marxistische historicus Jan Romein bedachte wet gaat een land dat als eerste een nieuwe uitvinding toepast, er niet gemakkelijk toe over later op nieuwe uitvindingen over te schakelen. Voorbeeld: Londen, dat als eerste gaslicht had geïntroduceerd, bleef er lang aan vasthouden, terwijl andere wereldsteden al op elektriciteit waren overgegaan.
Met andere woorden: zou Nederland, dat jarenlang vóór liep op Vlaanderen, hebben zitten slapen, althans niet gemerkt hebben wat er vlak over de grens, en nog wel bij taalgenoten, aan de hand was, totdat het zich plotseling gedwongen zag grote delen van zijn kwakkelende pers aan Vlamingen toe te vertrouwen? Het is mogelijk. Ook voor mij kwam dit als een grote verrassing.
Gemakkelijk zal die overgang niet gaan. Het voordeel is dat de nieuwe meesters taalgenoten zijn. Maar, zoals gezegd, taal is niet hetzelfde als cultuur. ‘Die Nederlanders hebben een heel andere bedrijfscultuur dan wij. Die laten zich niet zomaar de mond snoeren. Met die Hollanders is Vandermeersch nog niet klaar’, zegt een collega van hem in De Standaard van 3 juli, en een andere noemt ‘de Nederlandse redacteurs erg eigenwijs’.
Ben van der Velden, oud-redacteur van NRC Handelsblad, heeft in Het Financieele Dagblad van 2 juli de tegenaanval geopend: ‘De benoeming van Vandermeersch maakt een definitief einde aan een prachtig journalistiek product.’ ('t Is dat Van der Velden oud-redacteur is, anders zou ik zeggen: laat die lofprijzing aan een ander over.) Maar zijn eigenlijke vrees gaat dieper.
Hij ziet Vandermeersch' benoeming als een verdere stap in een proces dat al jaren aan de gang is: de geleidelijke slechting van de muur tussen commercie en redactie. Vandermeersch is er trots op dat hij bij De Standaard die muur heeft gesloopt: ‘Ik heb ervoor gezorgd dat de marketeers in het hart van de redactie zaten.’ Het zijn zij die de krant moeten verkopen.
Einde dus van de redactionele onafhankelijkheid? De overgrote meerderheid van de redactie in Rotterdam is daar blijkbaar niet bang voor, want zij heeft voor Vandermeersch gestemd. Je kunt daarin dan ook iets anders zien dan een capitulatie, namelijk een einde aan een soms aan dedain grenzende onverschilligheid jegens de lezer, die per slot van rekening de krant moet kopen.
Dat tijdperk heb ik nog in volle bloei meegemaakt. Ik heb een hoofdredacteur gekend die lezersbrieven stelselmatig onbeantwoord liet. Misschien lag er nog iets van die arrogantie besloten in het hoofdartikel waarin NRC Handelsblad op 1 oktober 1970 zichzelf en zijn beginselen aan de lezer presenteerde: ‘Wie dit niet zint, neme een andere krant.’ (Dit hoofdartikel wordt, zo heb ik me laten vertellen, nog steeds aan iedere nieuwe redacteur ter hand gesteld.)
Intussen is de lucht nog niet helemaal opgeklaard. De hoofdredacteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de krant, ook voor haar politieke lijn. Zal een Vlaming beslissen over de standpunten die de krant in de Nederlandse politiek zal innemen? En bij Nederlands-Belgische (c.q. -Vlaamse) controversiële kwesties, zoals de IJzeren Rijn, zal de krant meer dan normale voorzichtigheid moeten betrachten om niet van vooropgesteldheid verdacht te worden. Maar misschien zijn hierover afspraken gemaakt.
Hoe het ook zij - Vandermeersch' benoeming is een teken te meer dat wij in een tijd leven van snelle verschuivingen - transnationaal en transcultureel. Wie wil overleven, is gedwongen tot aanpassing. Heroïek moet voor nog belangrijkere zaken bewaard worden. En ten slotte: de bloei van de Republiek van de Zeven Provinciën was grotendeels te danken aan een massale immigratie van Vlaams talent. Hebben wij daar spijt van gehad?
NRC Handelsblad van 08-07-2010, pagina 7