Een natuurlijk proces
In het debat dat de Tweede Kamer op 30 maart over de Griekse crisis en haar voorlopige ‘oplossing’ hield, citeerde de spreker namens de Socialistische Partij het Latijnse gezegde: Graeca fides nulla fides (Griekse trouw, waardeloze trouw). Merkwaardig, zo'n uitspraak uit socialistische mond. Ik dacht dat socialisten alleen onderscheid tussen klassen erkenden, maar niet tussen volken. Maar dat was naïef van mij. Karl Marx had immers al in 1849 de Slavische volken (behalve, om de een of andere reden, de Polen) eens Lumpengesindel (boevenpak) genoemd, waaruit blijkt dat ook bij de aartsvader van het socialisme het leven sterker was dan de leer. (Er zijn trouwens ook antisemitische uitspraken van de Joodse Marx bekend.)
Als we naar ons eigen continent kijken, is vertrouwen tussen de volken eerder uitzondering dan regel. Vertrouwen Hongaren en Slowaken elkaar, Hongaren en Roemenen, Polen en Russen? En zo kunnen we wel een tijd doorgaan. Wij Nederlanders gaan graag naar het zuiden met vakantie, maar vertrouwen we die volken daar echt? Maar al dat wantrouwen hoeft samenwerking niet uit te sluiten. Ja, de Europese integratie, het streven naar Europese eenheid, is in feite uit wantrouwen geboren. Het was wantrouwen jegens een uit de ruïnes herrijzend Duitsland (alleen nog maar West-Duitsland!) dat Frankrijk er in 1950 - vijf jaar na de Tweede Wereldoorlog - toe bracht de weg van de Europese integratie in te slaan: in plaats van Duitsland te onderdrukken, het door innige omhelzing klein te houden.
Zestig jaar later begint hier en daar de vraag op te komen: is dit doel wel bereikt? Dreigt Duitsland - nu herenigd - niet, nu langs vreedzame weg, toch weer de hegemoon van Europa te worden? In de Griekse crisis heeft het vorige maand zijn voorwaarde aan zijn partners van de eurozone gedicteerd: straffe monetaire discipline.
Vooral voor Frankrijk, dat zestig jaar gewend was de eerste viool te spelen in Europa, was dit bitter. Maar de Franse reacties op dit keerpunt in de naoorlogse geschiedenis bleven nog gematigd, als sprak daaruit het besef dat er geen andere mogelijkheid was dan zich te schikken naar de realiteit. ‘Duitsland werkt op onze zenuwen omdat het deugdzaam is’, stond er in Le Monde.
Merkwaardig genoeg kwamen de felste reacties uit Engeland (geen lid van de eurozone). Zelfs in de nuchtere Financial Times, waarin columnist Martin Wolf schreef: ‘Duitsland zegt “nein”. Wat de Duitse regering in feite zegt, is dat de eurozone een groter Duitsland moet zijn.’ En de kop boven een ander artikel in die krant beschuldigde Angela Merkel van ‘bijziendheid’.
De Duitse bondskanselier wordt de laatste tijd wel vaker vergeleken met haar voorganger Helmut Kohl, die het offer van de D-mark bracht om Frankrijks instemming met de Duitse hereniging te krijgen - al zette hij door dat er een stevig Stabiliteitspact kwam, dat de euro, die in de plaats van de D-mark zou komen, onder sterke discipline zou stellen (waar een latere bondskanselier, Gerhard Schröder, spoedig tegen zou zondigen).
Ook alweer in de Financial Times werd betoogd dat Kohl handelde uit een diep historisch besef, terwijl Merkel een technocraat is. Er zou aan toegevoegd kunnen worden dat Kohl, die geschiedenis had gestudeerd, niet ver van de Franse grens is opgegroeid en de natuurwetenschapper Merkel in de DDR, die elke verantwoordelijkheid voor de misdaden van het Derde Rijk afwees - in een heel andere sfeer dus.
Ook wordt Merkel wel verweten dat zij zich zou laten leiden door de overweging dat in mei deelstaatverkiezingen in Rijnland-Westfalen worden gehouden. Als haar partij, de CDU, verliest, verliest zij tevens de meerderheid in de Bondsraad, wat haar het regeren nog moeilijker zou maken. Een overweging die iedere politicus zal kunnen begrijpen, maar die bij Merkel blijkbaar geen rol mag spelen.
Deze factoren van persoonlijke en binnenlands-politieke aard zijn belangrijk, maar niet doorslaggevend. Doorslaggevend is dat Duitsland na 65 jaar eindelijk een normale medespeler geworden is, van wie geen speciaal gedrag meer verwacht kan worden. Een natuurlijk proces, en zolang het niet, zoals Nederland en Frankrijk in 2005, een Europese ontwikkeling met zijn ‘nee’ blokkeert, kan het niets kwalijk genomen worden.
Dit wil echter niet zeggen dat er niets aan de hand is. Andere landen, decennialang gewend aan Duitse meegaandheid en vrijgevigheid, zullen wellicht moeite hebben met Duitslands normalisering, vooral als die inhoudt dat zij, als zij de euro willen behouden, zich zullen moeten onderwerpen aan een straffe monetaire discipline, waaraan zij niet gewend zijn.
Maarten Schinkel ziet in deze krant (30 maart) zich al een scheidslijn in Europa aftekenen: de noordelijke landen - Finland, Duitsland, Nederland, misschien Oostenrijk - ‘houden er overschotten op na, terwijl de zuidelijke landen tekorten hebben’. Zou dit leiden tot een uiteenvallen van de eurozone? Bart Sturtewagen vraagt in De Standaard (23 maart): ‘De euro heeft Duitsland nodig, maar heeft Duitsland de euro wel nodig?’
Dát is de vraag. Om politieke redenen zal Duitsland waarschijnlijk wel zo lang mogelijk aan de euro willen vasthouden. Het zal zeker niet de verantwoordelijkheid op zich willen nemen een breuk met zijn partners te forceren. De vraag is of het Duitse volk, dat niet meer of minder deugdzaam is dan andere volken, bereid zal blijven voor het behoud van de euro zwaardere offers te brengen dan de andere. Via de stembus zal het zich daarover te eniger tijd uitspreken. Democratie werkt niet altijd ten voordele van de Europese integratie.
NRC Handelsblad van 08-04-2010, pagina 7