Het einde van een periode?
Wanneer zich binnen een organisatie schandalen voordoen, is de eerste reactie van die organisatie: zwijgen en de rijen sluiten! Dit was de reactie van het Nederlandse leger in Indonesië, toen geruchten over excessen tegen de burgerbevolking doordrongen tot de media. Het was de reactie van de studentencorpora wanneer in de groentijd de zaak uit de hand was gelopen.
's Werelds grootste organisatie is de Rooms-Katholieke Kerk. Tot zover dus is er niets abnormaals aan de hand wanneer haar reactie op de berichten over seksueel misbruik van haar toevertrouwde jongens door priesters was: eerst ontkennen, dan bagatelliseren en anderen de schuld geven, maar niet toegeven en om vergeving vragen.
Zo zag de paus, in zijn tot dusver enige uitspraak over de schandalige toestand, de oorzaak in de ‘secularisatie van de Ierse samenleving’. (Want hij had het alleen over Ierland en maakte geen gebruik van de gelegenheid om meteen zulke schandalen in de Duitse, Nederlandse, Amerikaanse en andere kerken te veroordelen.)
En in zijn aanwezigheid noemde kardinaal Sodano, deken van het college van kardinalen, de berichten over die schandalen ‘roddels’ en vergeleek zijn hofpredikant ze met ‘de donkerste periode van het antisemitisme’ (een uitspraak waarvoor hij zich later verontschuldigde). De kerk slaat terug vanuit haar ‘benauwde veste’. De organisatie moet tot elke prijs behouden blijven.
Dat is allemaal nog begrijpelijk bij organisaties met een werelds doel, maar hoe rijmen zulke reacties zich met de opdracht van een organisatie die ten doel heeft de boodschap van Christus te verspreiden, de man die gezegd heeft: ‘Ieder die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen’?
En hoe is de weigering schuld te belijden in overeenstemming te brengen met het ‘mea culpa, mea maxima culpa’, dat de gelovigen belijden in de mis, beginnend met het woord Confiteor (= ik belijd)? Het antwoord is dat wat voor de gelovigen geldt, niet voor de organisatie, de kerk zelf, geldt. De eerste neiging is de priester, niet zijn slachtoffer te beschermen.
Deze ontaarding van de oorspronkelijke roeping signaleerde Carry van Bruggen al in haar Prometheus, dat in 1919 verscheen: ‘Met het christelijk beginsel is het gedaan als de christelijke kerk zegeviert - in de christelijke organisatie gaat het christelijk individualisme, dat is de essentie, het wezen van het christendom, ten onder.’
Maar heeft de paus, het hoofd der kerk, dan geen invloed op deze gang van zaken? Hij komt zelf uit de organisatie voort. Zij is zijn wereld en denkwereld. Slechts enkelen is het gegeven de koers te veranderen, zoals paus Johannes XXIII, die in 1962 het Tweede Vaticaanse Concilie bijeenriep, waarvan de huidige paus al in 1983 zei: ‘Wat wij met het concilie bedoeld hebben, is in zijn tegendeel omgeslagen.’
In bijna al zijn beslissingen zien we dan ook pogingen om het aggiornamento (= bij de tijd brengen) terug te draaien: de mis in het Latijn wordt weer toegelaten; de joden worden op Goede Vrijdag weer tot bekering gemaand; kritisch bijbelonderzoek wordt ontmoedigd; de protestantse kerken zijn geen eigenlijke kerken.
Daarbij komt dat Benedictus XVI liever boeken schrijft dan het hoofd van een organisatie is. ‘Hij is de professor gebleven die denkt dat, als een vraagstuk goed omschreven is, het al half opgelost is’, zegt de aartsbisschop van Poitiers, Albert Rouet, in een opmerkelijk vrijmoedig gesprek met Le Monde (4/5 april).
De interne communicatie binnen het Vaticaan laat dan ook te wensen over. Niemand had de paus blijkbaar gewaarschuwd voordat hij in 2006 in Regensburg een rede hield die onbedoeld grote verontwaardiging bij de moslims wekte. En toen de paus toenadering zocht tot een geëxcommuniceerde sekte, onder wie een bisschop die ‘Auschwitz’ ontkende, moest de kardinaal die zich met deze zaken bemoeit, dit uit de pers vernemen. De paus is, kortom, een weltfremde man, zelfs geïsoleerd in de caves du Vatican.
Maar dit zijn bijkomstigheden, die de kwaal alleen maar verergeren. De kwaal is dat de kerk zich belaagd voelt in een wereld waar secularisatie en relativisme heersen. Vandaar dat, aldus monseigneur Rouet, ‘de geringste twijfel op het gebied van exegese of moraal als godslastering wordt gebrandmerkt en er een klimaat van ongezond wantrouwen heerst. Het zijn tekenen van een gesloten wereld, het is catastrofaal.’
Sterke woorden van een bisschop! Soortgelijke woorden hebben we nog niet van een Nederlandse prelaat vernomen. Van een Belgische daarentegen wel. In zijn eerste paashomilie zei de nieuwe aartsbisschop van Mechelen, André-Joseph Léonard (een Franstalige, die heel goed Nederlands spreekt):
‘Door een schuldig stilzwijgen heeft men vaak de voorkeur gegeven aan de reputatie van sommige kerkleiders in plaats van aan de misbruikte kinderen.’ Hun misdrijven in de doofpot stoppen ‘zou, vooral in de kerk, nooit, nooit, nooit mogen gebeuren. Dat gaat helemaal in tegen de diepste waarden van het christelijk geloof: eerbied voor de mensen, vooral als ze kwetsbaar zijn, wanneer ze klein zijn, wanneer ze zichzelf niet kunnen verdedigen.’
Zullen deze moedige woorden - moedig omdat ze Rome waarschijnlijk onwelkom zijn - het proces kunnen keren?
Zijn Franse broeder, aartsbisschop Rouet, is niet optimistisch: volgens hem maakt christendom-uit-traditie plaats voor christendom-uit-overtuiging. ‘Tegenover nieuwe religies en tegenover de secularisatie doen de mensen geen beroep meer op het heilige. De kerk dreigt een subcultuur te worden.’
Maar ook een subcultuur kan bedreigd worden. Persoonlijk zou monseigneur Rouet geen bezwaar hebben tegen getrouwde priesters, maar hij zou ze niet kunnen betalen.
Zo wordt de kerk ook nog door de platte materie belaagd. Volgens monseigneur Rouet heeft de kerk ‘het einde van een periode’ bereikt. Inderdaad hebben gebrek aan openheid en bankroet de val van eerdere wereldrijken veroorzaakt.
NRC Handelsblad van 15-04-2010, pagina 7