Het loopt toch altijd anders
Voor het eerst sinds jaren weer eens aan een symposium meegedaan. Het was, om zo te zeggen, bij mij om de hoek. Dus: waarom niet eens een kijkje nemen? Het thema was ‘de nieuwe wereld en de rol van Europa’, en degene die de aftrap voor de discussie gaf, was minister van Buitenlandse Zaken Verhagen. Zijn Belgische collega, Yves Leterme, was erbij.
Nog iets van opgestoken? Ach ja, je hoort nog wel eens iets wat je op ideeën brengt. Zo ook van minister Verhagen, die - in aanwezigheid van Leterme! - zei ‘dat de haven van Antwerpen voor Nederland net zo belangrijk is. West-Brabant heeft zich zo voorspoedig kunnen ontwikkelen vanwege zijn strategische ligging tussen Antwerpen en Rotterdam’.
‘Het is dus niet zo dat de haven van Rotterdam een Nederlands belang dient, en de haven van Antwerpen een Vlaams belang.’ Ik moet toegeven: dat was een voor mij nieuw aspect van de Westerscheldekwestie - afgezien daarvan natuurlijk dat (Verhagen benadrukte dit), ‘als landen zich niet houden aan verdragen waar ze zelf voor getekend hebben, dat niet goed is voor het vertrouwen’.
Ik moest denken aan een vorige crisis tussen Nederland en België. In 1925 sloot minister Van Karnebeek, een verre voorganger van Verhagen, een traktaat met België, waarbij Nederland zich verplichtte tot het graven van een kanaal tussen Antwerpen en Moerdijk. Grote consternatie in Nederland, vooral in de havensteden Rotterdam en Amsterdam. Twee jaar later verwierp de Eerste Kamer het traktaat. Van Karnebeek trad af.
Wat had Van Karnebeek bewogen? In een studie over ‘Van Karnebeeks breuk met de traditie’ (1979) schrijft de historicus C.B. Wels dat het verdrag voor hem in de eerste plaats een politiek karakter had. Zijn denken zou zelfs sterk door geopolitieke factoren zijn bepaald. Het verdrag had voor hem een functie in het geheel van pogingen om tot een blijvende ontspanning in het Europa van na de Eerste Wereldoorlog te komen. Daarvoor moest ook Nederland een offer brengen.
Van Karnebeek was zijn tijd - althans zijn land - vooruit. Want zo zag het land, gewend aan strikte onthouding van alle internationale politiek, het helemaal niet. De Belgen hadden ons bovendien geprikkeld met hun (overigens niet ingewilligde) claims op Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. Waarom hun dus concessies gegund, die daarenboven schadelijk waren voor Rotterdam en Amsterdam? Gaan we na 82 jaar een reprise beleven? Is Nederland, ondanks een oorlog waar het dit keer niet buiten bleef en ondanks zijn aanvankelijk beleden supranationalisme, even provinciaals gebleven als in 1927? Zullen opnieuw regionale belangen prevaleren boven grotere? Minister Verhagens woorden scheppen in elk geval verplichtingen, al mompelde hij ook iets over de eisen van een ‘stabiele omgeving’, waar men van alles in kan lezen.
Verhagen kwam natuurlijk ook terug op zijn stokpaardje: de mensenrechten. Niemand kan daartegen zijn, maar we moeten wél weten welke plaats die innemen in het geheel van zijn beleid. Zijn de mensenrechten in Syrië bijvoorbeeld belangrijker dan de pogingen om dit land tot een coöperatievere rol in het Midden-Oosten te bewegen? Moeten zulke pogingen stranden op een veto van het eens zo supranationale Nederland?
De EU is ‘het natuurlijke verlengstuk van de Nederlandse belangen in de wereld’, zei Verhagen. Prachtig, maar als de EU nu eens niet wil dienen als verlengstuk van die belangen en inzichten? Dan maar een veto, het ultieme wapen van het nationalisme dat, dachten we, Nederland afgezworen had? Wat is dan het verschil met Wilders en Verdonk?
De toekomst van de NAVO kwam ook ter sprake. Oud-minister Veerman noemde het een groot probleem dat de NAVO geen vijand meer had. Bondgenootschappen hebben immers voor hun interne cohesie een gemeenschappelijke vijand nodig? Maar zien de nieuwe leden van de NAVO, bijna alle pas bevrijd van het Sovjetjuk, Rusland niet als de potentiële vijand? Ja, maar de oude leden zijn eerder geneigd er zoete broodjes mee te bakken. Er loopt dus een ondergrondse kloof onder de NAVO. Minister Leterme meende dat het grote probleem van de komende jaren het isolementsgevoel van de Russen is. Het moet je ook als grote mogendheid overkomen dat vele landen die vroeger tot je imperium behoorden, nu naar het andere kamp zijn overgelopen, terwijl andere, zoals Oekraïne en Georgië, niets liever willen dan dit voorbeeld te volgen.
Grotendeels is dit het resultaat van Ruslands eigen Grossmannssucht, maar met deze constatering zijn we niet af van het feit dat Rusland, regering en volk, beheerst wordt door een gevoel van frustratie, vernedering en isolement. Is het daarmee een nieuw gevaar geworden? Voor zijn directe buren misschien wel, maar voor een verdere machtsontplooiing mist het de macht, die voornamelijk berust op zijn grondstoffenrijkdom. Het is geen modern land, wél een blijvend onzekere factor.
China is een ander geval. Het heeft geen grondstoffen, maar wél een moderne industrie. Het is dus een gelijkwaardige gesprekspartner, maar lees het artikel van Bettine Vriesekoop in NRC Weekblad van 5 september. Na drie jaar correspondentschap in dit land (en na er voordien sinds 1980 vele malen te zijn geweest) concludeert zij:
‘De groei van China als wereldmacht wordt belemmerd door immense binnenlandse problemen: overbevolking, vergrijzing, milieu en de uiterst breekbare relaties tussen allerlei groepen in de Chinese samenleving. Dat zal de komende jaren niet veranderen.’ Dus ook, op langere termijn, een onzekere factor.
Zo tasten wij, wat de ontwikkeling van Rusland, China, en per slot van rekening, ook Europa betreft, in het duister. Scenario's helpen weinig. In een artikel dat nog verschijnen moet, schrijft de oud-directeur van De Nederlandsche Bank André Szász dat Jelle Zijlstra na gesprekken over zulke scenario's placht te zeggen: ‘Het loopt toch altijd anders!’ Met dit gevoel ging ik ook na het symposium naar huis.
NRC Handelsblad van 10-09-2009, pagina 9