Keerpunten
Onlangs las ik - ik weet niet meer waar - een verhaal over een Vlaamse man en zijn Bulgaarse vrouw, die hevige ruzie kregen. Waarover? Over de vraag wat hét keerpunt in de Tweede Wereldoorlog was geweest: de landing van de geallieerde troepen op de Normandische kust in 1944 of de capitulatie van het Duitse leger in Stalingrad in 1943. De man beweerde het eerste; de vrouw, opgegroeid onder communistisch regime, het tweede.
Wat kunnen wij uit zo'n ruzie opmaken? Dat de persoonlijke en collectieve herinnering gekleurd wordt door de omgeving waar men is opgegroeid. Voor de West-Europeanen was de nabije invasie in 1944 het teken dat de bevrijding nabij was; voor Oost-Europa was Stalingrad het keerpunt: daarna zouden de Russen in ruim twee jaar westwaarts, tot in Berlijn, doorstoten.
Zelf ben ik geneigd ook aan Stalingrad grotere betekenis te geven, maar ieder keerpunt heeft zijn voorgeschiedenis. Er zijn vele keerpunten - spectaculaire en weinig opgemerkte - in de geschiedenis. De intrede van de Verenigde Staten in de oorlog, december 1941, was er een. Tegen de onuitputtelijke kracht van dit land zou zelfs Hitler op den duur niet op kunnen.
De 65ste verjaardag van de invasie in Normandië is onlangs gevierd. Prominentste aanwezigen waren de presidenten Obama en Sarkozy en de Britse kroonprins. Sarkozy had de herdenking graag tot een Frans-Amerikaanse aangelegenheid beperkt willen houden, maar de Amerikanen wilden - terecht - de Britten erbij hebben. Zo maakte Obama al vroeg kennis met de diversiteit, dus met de geschiedenis, van Europa.
De Britse aanwezigheid was, zoals gezegd, terecht. De Britten hebben immers ook grote offers gebracht in die invasie. De Normandische kuststrook is dus een van hun lieux de mémoire. Maar ook hier is de herinnering anders dan de werkelijkheid. Het laatste boek van de Britse historicus Anthony Beevor, dat over D-Day gaat, leert hun dit. De Britse soldaat ‘zet vaak liever een kop thee’ dan dat hij een extra aanvalspoging waagt, zo lees ik in de recensie van Bart Funnekotter in de Boekenbijlage van 5 juni.
Maar ja, de Britten, zelfs hun leiders, herinnerden zich nog de massale slachtpartijen van de Eerste Wereldoorlog, waar de bloem der natie aan de Somme en in Vlaanderen was gesneuveld, en waren dus voorzichtig. Daartegenover de Duitsers, die ‘hun geallieerde tegenstanders in de krijgskunst volledig de baas zijn’. Het zelfbeeld is meestal geflatteerder dan de werkelijkheid.
Ook de herinnering aan het einde van de Koude Oorlog, nu twintig jaar geleden, levert stof voor controverses. De Polen ergeren zich eraan dat de val van de Berlijnse Muur in november 1989, het icoon is geworden van die bevrijding. Zijzelf zijn eerder begonnen, zeggen ze niet zonder reden. Al op 4 juni 1989 waren de eerste vrije verkiezingen in Polen. En vergeet niet de rol van de Poolse priester Karol Woytila, die in 1978 paus werd. De Duitsers zijn eerder geneigd Gorbatsjov de eer te geven. De cruciale rol van president Reagan raakt daardoor enigszins in vergetelheid.
Overigens viel onlangs ook de twintigste verjaardag van de opstand op het Plein van de Hemelse Vrede in Peking. In de herinnering van het Westen was dit een opstand van de studenten voor meer vrijheid en democratie, maar in werkelijkheid was ook voor de studenten democratie een vreemd begrip. Wat zij wilden was minder corruptie, minder verraad aan de socialistische idealen door het regime, zoals de Polen en Hongaren in 1956 hadden gewild en de Tsjechen in 1968.
Dat maakt hun verzet niet minder heroïsch en het neerslaan van hun opstand niet vergeeflijker. Maar is die opstand wel op dat plein zelf neergeslagen? In de dagen erna schreef de journalist Frénk van der Linden, die erbij was geweest, herhaaldelijk dat de meeste slachtoffers niet op het plein, maar in de straten die daarnaartoe leiden, waren gevallen. Ook mij heeft hij daarom eens op de vingers getikt. Ook hier kent de geschiedenis verscheidene versies.
Hoe zal de geschiedenis oordelen over 4 juni 2009, de dag dat de partij van Geert Wilders tot de tweede van Nederland werd gekatapulteerd? Mark Bovens heeft, o.a. in een interview in onze krant (2 juni), opgemerkt dat de oude politieke scheidslijn en tussen confessioneel en niet-confessioneel en tussen rechts en links vervangen zijn door die tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden. De laatsten zijn niet langer de ‘verworpenen der aarde’ die de ‘Internationale’ bezingt. De arbeiders zijn consumenten geworden, met de hebbelijkheden van de burgerman die daarbij horen. Maar zij voelen zich wél geminacht en genegeerd door de hoogopgeleiden, wier jargon zij niet kunnen volgen (ik trouwens ook vaak niet).
Welke partij wordt het zwaarst door die opstand getroffen? Natuurlijk de partij die zegt altijd op te komen voor de ‘onderlaag’ in de samenleving, de partij wier naam nog vaag herinnert aan haar verleden als arbeiderspartij, maar wier leiding en kader bestaat uit hoogopgeleiden. Het is bijna van een tragische symboliek dat de leider van deze partij tweemaal cum laude is afgestudeerd. De PvdA verkeert dus niet in een conjuncturele, maar in een existentiële crisis - meer dan CDA en VVD, die nog herkenbare doelgroepen hebben en dus minder zware verliezen geleden hebben.
Was 4 juni 2009 daarmee een keerpunt? Nee, het was een schakel in een ontwikkeling die al lang aan de gang is. Nadat hele massa's zich geëmancipeerd hadden van hun kerken, zijn ze dit nu aan het doen van hun traditionele partijen. Met andere woorden: 4 juni betekende een verdere stap in het emancipatieproces.
Natuurlijk zijn de historische gangmakers van de emancipatie - in de eerste plaats de liberalen en sociaal-democraten - niet blij met dit paradoxale resultaat. Maar een proces slaat wel eens vaker in zijn tegendeel om. Zo mondden de Franse revoluties van 1789 en 1848 uit in resp. Napoleon I en Napoleon III. Wilders de Nederlandse Napoleon (alle proporties in acht genomen)?
NRC Handelsblad van 11-06-2009, pagina 7