Zijn Plato en Cicero nog actueel?
Op het gymnasium moeten wij ook Plato behandeld hebben, maar ik herinner mij er niets meer van - behalve de bekende grotscène in zijn Politeia (De staat), die een blijvende indruk op mij maakte. Maar wat ik verder van Plato en zijn werk weet, weet ik van wat anderen over hem geschreven hebben.
Zo ook deze passage, die ik in de Financial Times van 14 maart las in een column van Harry Eyes, getiteld ‘Echoes of Plato today’ en die ik hier in de vertaling van Gerard Koolschijn weergeef. Plato beschrijft hier de kenmerken van een oligarchie (regering van weinigen):
‘Omdat de mensen die in een oligarchie aan de macht zijn, hun macht te danken hebben aan hun grote vermogen, zijn zij niet bereid overmatige bestedingen met wettelijke bepalingen tegen te gaan om de jonge mensen voor een financiële ramp te behoeden. Zij kopen liever hun eigendom op en verstrekken leningen en kredieten om zelf nog rijker te worden en hun maatschappelijke positie te versterken.
Hieruit blijkt dat in een maatschappij waarin alles draait om rijkdom, de bevolking onmogelijk voldoende matiging kan opbrengen. Door die onverschilligheid en doordat men zich ongestraft te buiten kan gaan, worden vaak mensen die voor een heel ander leven zijn geboren, tot de bedelstaf gebracht. Verbitterd en met agressieve bedoelingen jegens de mensen die hun eigendom hebben overgenomen en jegens alle anderen, verlangen zij hartstochtelijk naar revolutie.
Maar die kapitalisten (in een andere vertaling: woekeraars) lijken in hun kortzichtigheid wel niets van die ontwikkeling op te merken. Zij gaan verder en verwonden met hun financiële injecties alle mensen die voor hen bezwijken. Doordat zij aan rente een veelvoud innen van het geleende kapitaal, groeit in die maatschappij het aantal profiteurs en paupers.’
Plato's schets doet denken aan de huidige toestand in Amerika. Maar ook aan die in Rusland, waar een ongebreideld kapitalisme heerst (hoewel - teken dat ook daar de crisis heeft toegeslagen - het aantal miljardairs in één jaar van 87 naar 32 is teruggevallen). Maar ook Europa kan zich er zonder veel moeite in herkennen. Heeft de mensheid dan in de ruim tweeduizend jaren die tussen ons en Plato liggen, niets geleerd?
Toch wel, want volgens Plato ontstaat uit de geschetste oligarchie onvermijdelijk de democratie. Maar die heeft weer het nadeel dat, wanneer daar de heersers ‘een politiek op lange termijn willen voeren waarvoor de consumptie moet worden beperkt, zij meteen door de meerderheid, met haar gedrochtelijke behoefte aan consumptie, worden weggestemd’ (ik citeer hier uit een artikel van Koolschijn in de De Gids van november 2006). En zo ontstaat de tirannie, eerst die van het populisme.
Nu hoeven we de klassieke oudheid niet te verheerlijken om toch, met de socioloog J.A.A. van Doorn (die zelf een hbs-opleiding had gehad), vast te stellen dat zij ‘een hele wereld van argumenten, stijlfiguren en gedragsmodellen’ heeft overgeleverd (die overigens nu ‘in de afgrond van de geschiedenis is verdwenen’). Een van die gedragsmodellen is Plato's Staat.
Maar is de ontwikkeling die daarin beschreven wordt, dan fataal? Is er geen ontsnappen aan? Komt er geen ogenblik van inkeer? Zal de bekentenis van Floris Deckers, topman van Van Lanschot Bankiers, die zijn verontschuldiging aanbood omdat hij de ramp had zien aankomen, maar zijn mond gehouden had, voor een doorbraak zorgen? Nederland gidsland, ook in de bankwereld?
Ook hier levert de klassieke oudheid een ‘gedragsmodel’ aan. Cicero, zo lees ik in een artikel in de Frankfurter Allgemeine van 18 maart, ried Romeinse magistraten bij een dreigende veroordeling aan, ongekapt en met smerige kledij op het forum te verschijnen en in alle openbaarheid te wenen (al waren het slechts krokodillentranen).
Weliswaar zou zo'n emotionele uitbarsting in strijd zijn met de regels van de Romeinse gravitas en met de magistratelijke waardigheid, maar zij beloofde toch wel succes, al was het slechts doordat zij bij het publiek het ongemakkelijke gevoel zou geven zelf ook niet zonder boter op het hoofd te zijn. (Helaas vermeldt de schrijver van dit artikel niet waar deze passage bij Cicero te vinden is.)
Of Cicero's raad ook in onze wereld gehoor zou vinden, mag betwijfeld worden. Trouwens: speculeren op de emoties van de massa geeft sowieso een vieze smaak in de mond. Maar dit behoort allemaal tot het domein van het imago, van het ‘hoe kom ik over’? Kortom, de schijnwereld waarin publicrelationsmensen en spindoctors onze raadslieden zijn. Het wezen van de zaak is hun onverschillig. Het wezen wordt door Plato onder woorden gebracht: ‘Als onze financiële positie in de samenleving het criterium wordt bij de beoordeling van onze waarde als mens, raken morele waarden op de achtergrond en zal het morele peil van de bevolking dalen.’ Maar welke morele waarden raken een bevolking die, volgens J.A.A. van Doorn, een ‘bont consumentenpubliek’ is geworden?
Met dank aan dr. J.F.M. Arends te Leiden, die mij veel gezoek heeft bespaard door mij te zeggen waar ik de desbetreffende passages in Plato's ‘Politeia’ kon vinden.
NRC Handelsblad van 26-03-2009, pagina 9