Het ondenkbare denken
Nog niet zo lang geleden werd een economische wereldcrisis, zoals die waarvan wij nu de beginfase beleven, algemeen tot de ondenkbaarheden gerekend. Zo ook een grote oorlog, althans sinds het einde van de Koude Oorlog. Maar het lijkt alsof ook die nu weer bespreekbaar is geworden. (Let wel: ik spreek over grote oorlogen; ‘kleine’, zoals in Irak of Afghanistan, zijn er altijd geweest.) Joseph O'Neill, wiens boek Netherland (vertaald: Laagland) onlangs de PEN/Faulkner Award kreeg, legt in een interview in de Boekenbijlage van 13 maart een verband tussen beide verschijnselen: ‘We krijgen wereldwijde massaontslagen, miljoenen jonge mannen die niets meer te doen hebben, en dat is op den duur het recept voor oorlog.’ Ondenkbaar?
Een week eerder liet de de Volkskrant de Israëlische strategische denker Martin van Creveld (een geboortige Rotterdammer) aan het woord: oorlog ‘is het product van heftige menselijke emoties. Schakel die emoties uit, en daarmee zal ook het geweld verdwijnen’.
Wat dan? ‘Van mensen zullen we veranderen in robots.’ De middelen daartoe bestaan al, maar de werkelijkheid zal ‘duizend keer erger’ zijn dan de combinatie van Aldous Huxleys Brave New World en George Orwells 1984.
Een week later herhaalt hij, nader ondervraagd in dezelfde krant, dit thema: ‘Een wereld zonder oorlog is onmogelijk, omdat dan ook menselijke emoties als agressie, haat en wraak zouden moeten worden afgeschaft. Als Europeaan kun je je in het paradijs wanen. Maar intussen gaat het leven, dat vaak rauw en gewelddadig is, gewoon door. Vroeg of laat kom je vijanden tegen die wél van geweld houden.’
Volgens Mient Jan Faber, de man die, als voorman van het Interkerkelijk Vredesberaad, in het begin van de jaren tachtig honderdduizenden de straat wist op te krijgen in protest tegen kernwapens en nu hoogleraar is aan de VU, slaat Van Creveld ‘de spijker op de kop’. Het is ook zijn indruk dat ‘oorlog van alle tijden is’.
Zijn bezwaar is echter dat bij Van Creveld de burgerslachtoffers die in oorlogen bij bosjes vallen, slechts als randverschijnsel de revue passeren. Nergens krijgen ze bij hem een gezicht. Dat is zo, maar het is een weinig wetenschappelijk argument. Geconstateerd moet worden dat de gedachte aan die onschuldige slachtoffers blijkbaar de aanvaller niet weerhoudt, wél soms de aangevallene (voorbeeld: het bombardement op Rotterdam, dat in mei 1940 Nederland tot capitulatie dwong).
Faber kan het overigens niet laten even te herinneren aan zijn gloriedagen, toen de bevolking ‘massaal de straat op ging en godzijdank in president Reagan een bondgenoot vond’. Dat laatste zal voor die protesterende ‘bevolking’ van ruim 25 jaar geleden als een verrassing komen, maar ja het is waar dat Mient Jan Faber altijd realistischer dacht dan zijn aanhangers (hij was ook voor de oorlog in Irak, zij het om verkeerde redenen).
Maar terug naar het nu blijkbaar weer bespreekbaar geworden oorlogsverschijnsel. Sinds de mensheid kon schrijven, is erover gedacht en geschreven, te beginnen met de vroege Chinese denker Sun Zi (De kunst van het oorlogvoeren). Dan natuurlijk Clausewitz (Vom Kriege); in moderner tijden Raymond Aron (Penser la guerre), Herman Kahn (Thinking about the Unthinkable) en Henry Kissinger.
Ook Nederland heeft er zijn steentje toe bijgedragen; B.V.A. Röling stichtte in Groningen het Polemologisch Instituut (polemos = oorlog), dat evenwel, niet lang na zijn dood in 1985, te gronde ging aan interne oorlogjes en ook wel gebrek aan wetenschappelijk niveau.
Maar nu is er weer belangstelling voor, al dan niet gewekt door de economische crisis (per slot van rekening mondde de vorige in de Tweede Wereldoorlog uit). Laten we hopen dat die belangstelling minder gevoed zal worden door voorwetenschappelijke (hoewel overigens begrijpelijke) verontrusting als bij Röling het geval was.
Ook ik heb me in vroeger jaren veel met dit verschijnsel beziggehouden. Toen woedde de Koude Oorlog nog en was er geen sprake van een economische wereldcrisis. Het is een slechte gewoonte jezelf te citeren, maar laat ik het deze keer doen - deels uit gemakzucht, deels omdat ik zo gauw geen beknoptere vorm kan vinden voor wat ik in 1975 schreef:
‘De natie kent slechts één behoefte: als herkenbare eenheid te blijven bestaan. Daarom moet zij zich onderscheiden van andere naties, moet zij anders zijn dan andere naties. In deze wil zich te onderscheiden, dus gescheiden te zijn, van andere naties ligt, meer dan in de menselijke agressiedrift, de kiem van oorlog.’
Maar is oorlog dan helemaal niet te voorkomen? Jawel, oorlogen zijn even vaak voorkomen als ze uitgebroken zijn. Alleen halen niet-uitgebroken oorlogen de geschiedenisboeken niet of blijven ze in ons collectieve geheugen nauwelijks hangen. Grote - en ik herhaal: grote - oorlogen zijn waarschijnlijk alleen te voorkomen door het afschrikwekkend bestaan van kernwapens. Zo is het ook tussen 1945 en 1989 gegaan. Dat is soms op het nippertje gebeurd. Daarom is het geen waarborg voor de toekomst.
NRC Handelsblad van 19-03-2009, pagina 7