De toekomst op hoop gebouwd
Wie was de eregast op het diner dat Barack Obama maandag gaf aan de vooravond van zijn inauguratie tot 44ste president van de Verenigde Staten? En wiens gast was hij de avond tevoren? Zijn eregast was John McCain, zijn Republikeinse tegenkandidaat, die hij in november overtuigend had verslagen.
Het is alsof Joop den Uyl, kort na zijn klinkende overwinning van 1977 (tien zetels winst voor de PvdA), zijn grote tegenstander Hans Wiegel voor een dineetje had uitgenodigd in hetzelfde Haagse restaurant als waar, zes maanden later, Wiegel en Van Agt de grondslag legden voor het kabinet-Van Agt, daarmee verhinderend dat er, ondanks tien zetels winst, een tweede kabinet-Den Uyl kwam. Zo'n gezellig dineetje tussen Den Uyl en Wiegel (als Den Uyls gast) zou niet goed gevallen zijn bij de achterban van de eerste. Zo zou die achterban ook wel de wenkbrauwen gefronst hebben als Den Uyl omstreeks dezelfde tijd gast zou zijn geweest bij de redactie van De Telegraaf. En toch deed zich in Washington het equivalent daarvan voor, toen Obama gast was bij een diner dat de conservatieve columnist George Will voor hem gaf.
Nu is George Will een alom, ook bij de Democraten, gerespecteerd columnist. Bekend is een column van hem waarin hij president Reagan kapittelde omdat deze vrij baan gaf aan een kapitalisme dat zich niet ontzag, ter wille van de winst, allerlei normen en waarden te veronachtzamen, zo niet te vernietigen, die de ware conservatief hooghoudt. Conservatisme en kapitalisme zijn geen synoniemen. Maar Will had ook enkele neoconservatieven, zoals Bill Kristol, uitgenodigd, die veel polemischer over Obama hadden geschreven dan de bezadigde gastheer. Deze heeft dan ook nooit tot de neoconservatieven behoord, die trouwens geen conservatieven zijn, want zij achten de wereld maakbaar (of althans achtten dat, want Irak heeft hun ideeën tot een bespotting gemaakt).
Met deze gebaren heeft Obama willen bewijzen dat hij een ‘vereniger en geen verdeler’ wil zijn - om de woorden te gebruiken die president Bush bij zijn aantreden in 2001 bezigde en die hij vervolgens in zijn later beleid, onder invloed van mannen als Cheney, Rumsfeld en Karl Rove (zijn spin doctor), volkomen heeft gelogenstraft.
Voor deze intentie van Obama, een verzoener te willen zijn in plaats van een partijman, zijn vooral irenisch-gezinden - en dat zijn we allemaal weleens - gevoelig. Zij is een van de oorzaken van zijn aantrekkingskracht, maar zij is tegelijkertijd politiek verstandig. Immers, de nood waarin Amerika verkeert vraagt om eenheid, niet verdeeldheid.
Niettemin stelt Obama met deze grootmoedigheid jegens zijn tegenstanders de liberals onder zijn aanhang teleur, zoals ook sommige van zijn benoemingen, bijvoorbeeld het aanhouden van Bush' minister van Defensie Gates, hen teleurstelden. En dat hij dominee Rick Warren, een bekende homohater, heeft gevraagd bij zijn inauguratie het gebed uit te spreken, begrijpen ze helemaal niet.
Een van die liberals, het Democratische Congreslid Barney Frank, schrijft Obama's vredelievendheid toe aan zijn wens geliefd te worden. Als dat waar is, dan verraadt hij daarmee een typisch Amerikaanse karaktertrek. In tegenstelling tot andere imperiumbouwers, zoals de Engelsen of de Russen, die zich nooit iets aangetrokken hebben van wat anderen over hen dachten, willen de Amerikanen geliefd zijn. Dat is sympathiek, maar kan ook een zwakte zijn.
Barney Frank stelt daar president Roosevelt tegenover, die zei de haat die de Republikeinen jegens hem koesterden te verwelkomen. Inderdaad kon Roosevelt, anders dan het beeld dat velen, vooral in Europa, van hem hebben, keihard zijn. Zo liet hij de Amerikaanse staatsburgers van Japanse afkomst in 1941, toen Amerika met Japan in oorlog was geraakt, opsluiten in concentratiekampen. Een mildere versie van Guantánamo.
Ook president Obama zal misschien niet die hardheid, maar toch hardheid moeten tonen, als dat nodig is. In de binnen- en in de buitenlandse politiek. Anders zal hij, net als zijn voorganger Jimmy Carter (1977-1981), na één ambtstermijn al van het toneel verdwijnen. Want de wereld wordt niet door apostelen geregeerd, maar eerder door mensen als Poetin, die naar eigen goeddunken de gaskraan open- of dichtdraait. Of anderen in de kou komen te zitten kan hun niets schelen.
Maar voorlopig laven we ons aan Obama's woorden. Ja, als redenaar heeft hij zich al een groot en inspirerend man getoond. Maar wat is van die woorden eigenlijk beklijfd dan ‘Yes, we can’ - onmiddellijk in een rede nagebootst door de fractievoorzitter van de PvdA? Ongetwijfeld zullen ook uit zijn inauguratierede van dinsdag passages in de collectieve herinnering blijven. Maar op de daden komt het aan.
Daarover valt niets te zeggen. Dat kan Obama niet verweten worden, want de toestand van het land waarvan hij nu de leiding op zich heeft genomen, is vol van onzekerheden, evenals de wereld dat is. Die onzekerheden zijn groter dan enige president na Franklin Roosevelt onder ogen heeft moeten zien. De wereld kan slechts hopen dat hij slaagt, en hoop heeft hij ons volop weten te geven. Hij geeft ons niet in de laatste plaats hoop omdat hij, naar eigen zeggen, een bewonderaar is van de theoloog en filosoof Reinhold Niebuhr, de man die in zijn Moral Man and Immoral Society ons heeft geleerd dat de mens goed kan zijn, maar dat hij, in al zijn goedheid, een maatschappij kan maken die het tegendeel van goed is. Obama moet zich dus bewust zijn van het tragische in het menselijk bestaan. Daarin is hij dan een uitzonderlijke Amerikaan.
NRC Handelsblad van 22-01-2009, pagina 9