Opgeruimd staat netjes
Voor dit artikel - het laatste van dit jaar in deze rubriek - heb ik enkele uitspraken bijeengeveegd die ik over het afgelopen jaar verzameld had, maar om de een of andere reden niet in mijn wekelijkse artikelen had kunnen verwerken. Onder het motto ‘opgeruimd staat netjes’ citeer ik ze vandaag alsnog, zonder enig verband. De eerste is van Helmut Schmidt, bondskanselier van 1974 tot 1982, thans Duitslands meest geraadpleegde elder statesman. Uit een interview in de Frankfurter Allgemeine van 8 december:
‘De Duitse uitvoerquote ligt rond de 46 à 47 procent, de Amerikaanse onder de 10 procent. Dat betekent dat een keynesiaans recept vandaag in Amerika veel meer uitzicht op succes biedt dan in Duitsland. Wanneer wij in Duitsland van staatswege vraag scheppen, dan profiteren daar voor de helft buitenlanders van, die daarvan hun invoer betalen. De Duitse staat kan dus geen conjunctuurpolitiek in z'n eentje met uitzicht op succes voeren.’ (Ter vergelijking:Nederlands uitvoerquote bedroeg in 2007 59,1 procent.)
Schmidt brengt in het interview zijdelings ook Nederland ter sprake. De interviewers vragen hem: ‘U bepleit een radicale zelfbeperking van de Duitse buitenlandse politiek op Europa. Hebben de Duitsers dan geen roeping voor wereldpolitiek?’ Schmidt: ‘Waarom zouden zij die moeten hebben?’ ‘Bijvoorbeeld omdat wij handelsbelangen over de hele wereld hebben.’ Schmidt: ‘Die heeft Holland ook.’ ‘Maar Holland is een beetje kleiner dan Duitsland.’ Schmidt: ‘Dat is zo, maar het is net zo present in de hele wereld.’
Hieruit kan worden gelezen dat, als Duitsland volgens Schmidt al geen pretenties op het gebied van de wereldpolitiek moet hebben, dan het kleinere Nederland helemaal niet. Of Balkenende, Verhagen en Koenders het daarmee eens zijn? Een gevolg zou zijn dat er aanzienlijk op de begroting van Buitenlandse Zaken bezuinigd zou kunnen worden.
Overigens zou Schmidt zelf, zegt hij, het woord ‘zelfbeperking’ niet hebben gebruikt, maar ‘ik heb er weinig begrip voor wanneer Duitse politici zich uiten over problemen binnen andere staten ver weg van hier. Ik heb grote sympathie voor de mensenrechten, maar ben zeer bezorgd wanneer in naam daarvan in werkelijkheid politieke, laat staan strategische, doelen nagestreefd worden.’ Daar kunnen Nederlandse politici natuurlijk nooit van verdacht worden!
Enigszins teleurstellend is Schmidts uitspraak, die ook als kop boven het interview staat: ‘Es fehlt an persönlicher Führungskraft.’ Dit is de klacht die sinds mensenheugenis aan elke borreltafel gehoord wordt. Als het waar is dat persoonlijk leiderschap tegenwoordig ontbreekt, waar ligt dat dan aan? Daarover laat Schmidt zich helaas niet uit.
Het antwoord op die vraag is misschien te vinden in een boekje van Alfred van Staden, Leids hoogleraar Internationale Betrekkingen, dat net verschenen is: De roep om leiderschap in de internationale politiek. Zijn de grote staatslieden verdwenen? (Van Gorcum, Assen). Het is geschreven uit verbazing ‘over het gemak en de stelligheid’ waarmee ‘het voortbestaan van hardnekkige problemen’ doorgaans ‘toegeschreven (wordt) aan een gebrek aan leiderschap’. Alsof het vroeger allemaal zo veel beter ging!
Een andere elder statesman, in dit geval Henry Kissinger (interview in Der Spiegel van 18 februari): ‘De grote gebeurtenissen in de Europese geschiedenis voltrokken zich onder het dak van sterke nationale staten. Voor de Europese volken was het nooit een vraag of de natie ook offers van hen verlangen mocht. Nu zijn die oude nationale staten in de Europese Unie opgegaan. De kracht van de nationale regeringen om enig offer van hun burgers te verlangen is daardoor enorm afgenomen. De EU roept immers niet dezelfde loyaliteiten op als de nationale staten vroeger deden. Er is een vacuüm ontstaan tussen Europa's verleden en Europa's toekomst.’
In dezelfde zin de politicoloog Jos de Beus in de Internationale Spectator (januari 2008): ‘De doorsnee burger is een plaatselijke patriot, die Europese eenwording en inmenging ervaart als een heerschappij door vreemden. De gewone burgers in de natiestaten vertrouwen slechts op de vaardigheid en toezichthoudende instanties in een nationale zichtbaarheid, nabijheid en beheersbaarheid’.
Een ‘scenario van verval en krimp van de EU, met in Nederland een neutraliteitsreflex, is aannemelijk, maar ook schadelijk, bezien vanuit het algemeen belang. De Nederlander is bezig de prudente progressiviteit uit het laatste kwart van de twintigste eeuw in de huidige moeizame start van de nieuwe eeuw te ruilen voor een behoedzame behoudzucht.’ (Blijkbaar heeft de samenstelling van de kabinetten daar weinig mee te maken, want tussen 1975 en 2000 maakte de PvdA veertien jaar deel van het kabinet uit en tussen 2000 en 2008 vier jaar.)
Ten slotte een uitspraak van Philip Stephens in The Financial Times van 28 november: ‘Er is iets wezenlijks aan de gang. Wat begon als een reeks pragmatische, ad-hocacties van regeringen en centrale banken is bezig de grens tussen staat en markt te verschuiven. Overheid is niet langer een vies woord.
De Amerikaanse en Britse regeringen hebben in feite hun bancaire stelsels genationaliseerd. De banken doen alsof ze hun aandeelhouders nog verantwoording verschuldigd zijn, maar dat is een charade. Ze kunnen alleen overleven met de uitgesproken financiële garantie van de staat.’ (Of het arrest van het Brusselse hof van beroep dat wil dat de verkoop van Fortis aan de Nederlandse staat en aan BNP Paribas alsnog ter goedkeuring aan de aandeelhouders voorgelegd wordt, dit ongedaan kan maken?)
‘De markt heeft haar magische uitstraling verloren, maar wij weten niet of Obama het gezag van de staat echt zal kunnen herstellen. De contouren van een nieuwe ordening zijn dus verre van helder. Wat zeker is, is dat de zaken niet zullen kunnen zijn als ze waren.’ Met deze boodschap gaan we het nieuwe jaar in. Tot over drie weken.
NRC Handelsblad van 18-12-2008, pagina 9