Een ander Europa, maar ook een beter?
In een vergelijking tussen de financiële crisis van vandaag en die van 1929-1931 schreef de economisch-historicus J.L. van Zanten op 20 oktober op deze pagina: ‘Het grote verschil is dat nu wel krachtig ingegrepen wordt om het bankwezen overeind te houden en dat dit in toenemende mate internationaal wordt gecoördineerd.’
Dat is hoopgevend, maar of het ook een reden voor hoop is voor de toekomst van de Europese Unie, is de vraag. Het kenmerkende van de onder Sarkozy en Brown gecoördineerde Europese reddingsoperaties is dat het de nationale staten zijn die ze uitvoeren. De EU, in de persoon van commissievoorzitter Barroso, staat erbij en kijkt ernaar.
Dit is ook staatssecretaris Timmermans opgevallen. Op zijn weblog schreef hij op 15 oktober: ‘De communautaire methode blijft essentieel voor onze wet- en regelgeving, maar er is ook behoefte aan duidelijk en goed onderling afgestemd leiderschap vanuit de hoofdsteden.’ Deze intergouvernementele samenwerking is, zegt Timmermans, ‘ook “Europa”’. Het is onjuist om ‘“Europa” te versmallen tot de Brusselse instellingen, de Europese Commissie voorop’.
Deze zienswijze is pragmatisch en meer in overeenstemming met de methode van de ‘vader’ van de EU, Jean Monnet, dan met die van vele van zijn epigonen die wel zijn visie erfden, maar minder zijn politieke vakmanschap. Trouwens, een van de instellingen van de EU heeft een essentiële rol in de huidige crisis gespeeld: de Europese Raad, die de lidstaten vertegenwoordigt, of liever: zijn tegenwoordige voorzitter: president Sarkozy van Frankrijk.
Wat dat betreft, heeft althans één instelling van de EU zich onmisbaar getoond, maar het toeval heeft ook een rol gespeeld: het toeval dat juist op een ogenblik dat de crisis uitbarstte, de president van een groot Europees land, Frankrijk, het voorzitterschap van de Europese Raad bekleedde. Zou de minister-president van Slovenië, dat de eerste zes maanden van dit jaar het voorzitterschap van de EU heeft bekleed, hetzelfde resultaat hebben bereikt als Sarkozy? Waarschijnlijk niet.
Er is alle reden om, zoals Timmermans doet, Sarkozy te complimenteren met de snelheid en vastberadenheid waarmee is gehandeld: ‘een politiek en diplomatiek huzarenstukje’. Daarmee heeft hij sceptici (onder wie ik) die zijn optreden tot dusver niet veel meer dan veel lawaai en weinig wol vonden, voorlopig gelogenstraft. Maar het blijft een zwak punt dat zo'n reddingsoperatie zo afhankelijk is van het toeval dat één groot land, vertegenwoordigd door één dynamisch man, haar leidt (zijn voorganger Chirac zou het niet gelukt zijn). Bovendien mogen we een andere overweging evenmin negeren: als het resultaat van de reddingsoperatie beklijft, is de kans groot dat de man die algemeen gezien wordt als de initiator ervan, aangemoedigd door dit succes de EU nog meer naar zijn hand zal pogen te zetten. Sarkozy zijn de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank en het Stabiliteitspact, dat de euro beschermt, al lang doornen in het oog. Hij hoeft niet, zoals nu, president van de EU te zijn om daarop een openlijk aanval te ondernemen.
Zo zou zelfs een geslaagde financiële operatie grote politieke onzekerheden kunnen scheppen. Maar ook afgezien van het onvoorspelbare gedrag van de Franse president, is het vrijwel zeker dat de crisis van vandaag in ieder land politieke repercussies zal hebben. Want het lijkt uitgesloten dat zelfs na een geslaagde operatie ieder zijn eigen welvarend leventje, gevrijwaard van schokken, zal kunnen hervatten.
Wat die repercussies dan zullen zijn, is evenzeer onvoorspelbaar. Terecht wijst prof. Van Zanten op een verschil met de crisis van de jaren dertig: de Eerste Wereldoorlog was nog vers in ieders herinnering, ja was nog niet verwerkt. In Italië had het fascisme hierin al een rijke voedingsbodem gevonden, en Hitlers nationaal-socialisme zou spoedig volgen, nu nog gesteund door de crisis met haar massale werkloosheid. Dit is nu niet het geval (met uitzondering wellicht van een om machtsverlies mokkend Rusland).
Maar ook zonder zo'n voorgeschiedenis zullen de politieke onzekerheden die ons te wachten staan, al erg genoeg zijn. Nederland, dat in de Tweede Wereldoorlog neutraal was geweest, had in de jaren dertig geen last van nationale frustraties, zoals Duitsland en Italië die wél hadden. Maar er was toen wél grote behoefte aan een sterke man, en in die behoefte voorzag Colijn. Zijn partij steeg in de crisisjaren van 11,6 tot 16,4 procent van de uitgebrachte stemmen, de sociaal-democraten daalden van 23,8 op 21,9.
Ogenschijnlijk profiteert de sociaal-democraat Wouter Bos, die tot dusver de crisis bekwaam wist te beheersen, meer van de onzekerheden dan minister-president Balkenende, Colijns geestelijke nazaat. Bos' statuur is in een maand tijds aanzienlijk vergroot, maar of dit voldoende zal zijn om een sociaal-democratie, die haar missie verloren heeft omdat die vrijwel voltooid is, uit het slop te halen?
Hetzelfde kan gevraagd worden van Gordon Brown. Ook zijn prestige, dat een dieptepunt had bereikt, is door de crisis aanzienlijk gestegen. Het was een meesterzet van Sarkozy om hem bij het beraad van de eurolanden te halen, hoewel zijn land daar niet toe behoort (dankzij vooral het verzet van Brown zelf). Maar of hem dit zal helpen bij de volgende verkiezingen?
Het Verenigd Koninkrijk is in elk geval voorlopig hechter aan Europa geklonken dan het ooit was. Maar het is een ander Europa dan het Europa dat in 1950 in de steigers werd gezet. Of het ook een beter Europa is zal de toekomst uitwijzen. Er zijn nog te veel onzekerheden om hierover iets met stelligheid te zeggen. Behalve dit: het zijn de grote landen die beslissen. Nederland behoort niet tot de grote spelers. Het moet het van het persoonlijke gezag van zijn vertegenwoordigers hebben. Dat kan. Luxemburgs Jean-Claude Juncker is daar een bewijs van.
NRC Handelsblad van 23-10-2008, pagina 7