Eigen land eerst
In beleidsstukken wordt het woord prioriteit vaak gebruikt: deze kwestie heeft hoge, soms zelfs de hoogste prioriteit. Dat klinkt allemaal heel kordaat en zakelijk, maar in feite zegt het niets zolang niet gezegd wordt of zaak A een hogere of lagere prioriteit heeft dan zaak B of C.
En dat mag verwacht worden, want het woord is afgeleid van het Latijnse prior, dat eerste, voorste betekent. Ja, eigenlijk zouden kwalificaties als hoge en hoogste niet gebruikt mogen worden, omdat, letterlijk, slechts één zaak de eerste of voorste kan zijn, dus prioriteit kan hebben.
In de memorie van toelichting van Buitenlandse Zaken staat een lijst van tien ‘doelstellingen beleidsprogramma kabinet-Balkenende IV 2007-2011’, waarin weliswaar het woord prioriteit niet valt, maar die door de nummers die doelstellingen krijgen, wel de suggestie wekt dat hier van prioriteiten gesproken wordt.
Zo hebben doelstellingen 1 en 2 met Europa te maken, nr. 3 met het Midden-Oosten, nr. 4 met de krijgsmacht, nr. 7 met de mensenrechten en nr. 8 met klimaatsverandering. Slaan we echter de Staat van de (Europese) Unie 2008-2009 op, die tegelijkertijd is vrij gekomen, dan staat daar ‘het boeken van concrete vooruitgang in het klimaat- en energiebeleid’ als nr. 1 op een lijstje van doelen die de regering in het kader van Europa wil bereiken. Welke doelstelling heeft nu voorrang?
Kort tevoren was het rapport van de Deltacommissie over de gevolgen voor Nederland van de klimaatsverandering verschenen, waaruit de conclusie zou kunnen worden getrokken dat deze zaak een heel wat hogere prioriteit zou verdienen dan zij in de stukken die op Prinsjesdag zijn vrijgekomen, krijgt. Het gaat om niet minder dan de overleving van ons land, althans ‘het hele laaggelegen deel’ ervan (zonder dat zal de rest nauwelijks levensvatbaar zijn en kan zij zich beter bij Duitsland aansluiten).
De Deltacommissie houdt immers rekening met ‘een zeespiegelstijging van 0,65 tot 1,30 meter in 2100 en van 2 tot 4 meter in 2200’. ‘Als ergens in het land een catastrofale doorbraak (van de dijken) plaatsvindt, heeft dit ontwrichtende gevolgen voor heel Nederland.’ ‘De kans op grote aantallen slachtoffers in één keer door een overstroming is nu veel groter dan voor andere veiligheidsterreinen bij elkaar opgeteld.’ De zaak is ‘nu al urgent’, want nu al voldoet ‘circa een kwart van de waterkeringen niet aan wettelijke normen, en van nog eens ca. 30 procent is onbekend of ze voldoen.’
In het licht van deze vrij alarmerende conclusies is de ‘fundamentele vraag’ die de commissie stelt nogal tam: ‘hoe kunnen we ervoor zorgen dat ons land nog vele toekomstige generaties een aantrekkelijke plaats blijft om te wonen en te werken, te investeren en te recreëren?’
Moet die vraag niet veeleer luiden: hoe kunnen we ervoor zorgen dat ons land blijft bestaan? En wanneer we over ‘land’ spreken, bedoelen we tevens ‘natie’ en ‘staat’ (die drie betekenissen worden trouwens in het spraakgebruik door elkaar gebruikt). Kort gezegd: zonder land (grondgebied) geen staat, dus geen beleid. Voorrang boven alle andere doelstellingen heeft dus: het behoud van het land.
Nu zijn de constateringen van de Deltacommissie niet onbetwist gebleven. Zo schreef een hoogleraar Aquatische Microbiologie in deze krant op 8 september dat de zeespiegel weliswaar stijgt, maar niet zo hard als de commissie aanneemt, en in de Internationale Spectator (september 2008) noemt Hans Labohm, nog vóór de verschijning van het rapport, al die zorg om de klimaatsverandering zorg om ‘een niet-bestaand probleem’.
Bij gebrek aan deskundigheid zal in deze rubriek niet uitgemaakt worden wie gelijk heeft. Maar als we de gegevens van de Deltacommissie als uitgangspunt nemen, kan de conclusie geen andere zijn dan dat het behoud van het land (in de betekenis van grondgebied én in die van natie) voorrang moet hebben boven alle andere doelstellingen, ja dat zonder dit behoud die andere doelstellingen geen zin hebben.
Deze prioriteit heeft overigens altijd, zij het zelden uitgesproken, bestaan: elk beleid vooronderstelt het bestaan van een land en een volk. Wat dat betreft, is de verontwaardiging over de leus van Vlaams Belang ‘Eigen volk eerst’ in wezen schijnheilig: elke democratisch gekozen regering moet, al was het slechts om redenen van zelfbehoud, in de eerste plaats rekening houden met de noden en wensen van het eigen land.
Als bescherming van het land tegen de gevolgen van de klimaatverandering inderdaad prioriteit boven andere doelstellingen verdient, dan heeft dat natuurlijk gevolgen voor die andere doelstellingen. De miljarden die die bescherming vergt - de Deltacommissie spreekt van 1,2 tot 1,6 per jaar tot 2050 - moeten aan die andere doelstellingen worden onttrokken. Defensie en Ontwikkelingssamenwerking lijken daar in de eerste plaats voor in aanmerking te komen. Wat voor zin heeft het om in Uruzgan of Darfur te vechten als het eigen land bedreigd wordt en kosten voor zulke operaties niet meer kan opbrengen? First things first. Oftewel: eigen land eerst.
Toegegeven: dit verhaal is een theoretische exercitie - theoretisch in de eerste plaats omdat zij uitgaat van vooralsnog betwiste uitgangspunten, en in de tweede plaats omdat de weerstand van alle belangen die zich door een heldere prioriteitskeuze bedreigd voelen, groot zal zijn en in de praktijk zal dwingen tot talloze compromissen. Niettemin kan het geen kwaad een probleem, alvorens het aan te pakken, tot zijn kern terug te brengen. Dan wint het beleid ook aan overtuigingskracht.
NRC Handelsblad van 25-09-2008, pagina 9